Case C-188/03, Junk - Arrest

Case C-188/03, Junk

Casus

Hier gaat het om een verzoek van het Arbeitsgericht Berlin om een prejudiciële beslissing in de zaak van Irmtraud Junk tegen Wolfgang Kühnel. Hierin ging het om de vraag op welk moment er sprake is van ontslag in de zin van de richtlijn richtlijn 98/59/EG.

De zaak heeft betrekking op het Duitse recht. In het Duitse recht wordt een zeer ruime omschrijving van de voor collectief ontslag van belang zijnde wijzen van beëindiging van de arbeidsovereenkomst gehanteerd. In het Duitse recht valt alleen het ontslag op staande voet niet onder de wetgeving inzake collectief ontslag. In deze zaak ging het dan ook niet om de vraag of het Duitse ontslagbegrip in overeenstemming is met de richtlijn.

Hof van Justitie

De artikelen 2 tot en met 4 van richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag, moeten zo worden uitgelegd dat de uiting van de wil van de werkgever om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, de als ontslag geldende gebeurtenis is. Met andere woorden, het Hof overweegt dat er sprake is van ontslag in de zin van de richtlijn op het moment dat de werkgever de wil uit om de arbeidsovereenkomst op te zeggen.

De werkgever mag na afloop van de raadplegingsprocedure bedoeld in artikel 2 van richtlijn 98/59 en na kennisgeving van het plan voor collectief ontslag bedoeld in de artikelen 3 en 4 van deze richtlijn, overgaan tot collectief ontslag.

Bij een voorgenomen collectief ontslag moet duidelijk zijn dat een informatie- en raadplegingsfase ernstig en voldoende inhoudelijk heeft plaatsgevonden. Het Hof van Justitie stelt hierover: “Uit artikel 2, lid 1, van de richtlijn blijkt dat de raadplegingsprocedure als doel heeft „tot een akkoord te komen”. Volgens het tweede lid van dit artikel moet zij „ten minste betrekking hebben op de mogelijkheden om collectief ontslag te voorkomen of om de omvang ervan te verminderen alsook op de mogelijkheid de gevolgen ervan te verzachten door het nemen van sociale begeleidingsmaatregelen”.