Boekhouden Geboekstaafd Deel 2

Hoofdstuk 1: wat wordt bedoeld met de bedrijfsadministratie van een onderneming?

1.1 Op welke manier biedt administratie informatie?

Informatie kan ontleend worden aan de administratie. Het heeft een belangrijke functie wanneer het dient als middel bij het nemen van een beslissing, het afleggen van verantwoording en bij het beheersen van de uitvoering van de diverse activiteiten.

Informatie kan dus een hulpmiddel zijn bij het voorbereiden en het nemen van bepaalde beslissingen in een organisatie. Dit kan zowel intern als extern. Om het besluitvormingsproces goed te laten verlopen in een organisatie, is het belangrijk dat de personen over juiste en voldoende informatie beschikken. Het is nodig dat het informatiesysteem van de organisatie de informatie verschaft aan de juiste persoon. Met informatie as ‘a tool of management’ wordt het informatiesysteem bedoeld dat gebruikt wordt door het management als een instrument om de organisatie te sturen. Belangrijk binnen een organisatie is de financiële administratie en de boekhouding. Informatie wordt verzameld over het resultaat dat de organisatie behaald heeft in een specifieke periode. Daarnaast is de grootte en de samenstelling van het vermogen van een organisatie hierbij belangrijk. Het behaalde resultaat vormt nuttige informatie voor het beleid dat een organisatie in de toekomst kan of gaat voeren. De boekhouding geeft retrospectieve informatie: kijkt naar het verleden. Het is daarnaast prospectief: de informatie kan gebruikt worden voor de toekomst.

Informatie kan ook voor externe gebruikers belangrijk zijn bij het voorbereiden en het nemen van bepaalde beslissingen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld banken, leveranciers, potentiële werknemers of vermogensverschaffers.

Wanneer de beslissingen genomen zijn, is het belangrijk dat er informatie beschikbaar is over de uitvoering van diverse activiteiten. Hierbij wordt de PDCA-cyclus (Plan, Do, Check, Act) gebruikt. Dit is het hele proces van het plannen, uitvoeren vergelijken en bijsturen wordt de planning en control cyclus van de PDCA-cyclus genoemd. Er wordt een vergelijking gemaakt of de verwachte uitgevoerde activiteiten en resultaten overeenkomen met de werkelijke uitgevoerde activiteiten en resultaten van een organisatie.

Informatie over het afleggen van verantwoording is zowel intern als extern belangrijk. Binnen een onderneming moeten functionarissen verantwoording afleggen aan hun managers. Buiten de onderneming moet de organisatie verantwoording afleggen aan bijvoorbeeld de belastingdienst.

1.2 Wat wordt bedoeld met administratie als ‘a tool of management’?

Informatie dat verzameld is uit administratie is belangrijk om te voorzien in de informatiebehoeften van functionarissen binnen een bepaalde organisatie en de personen en of instellingen buiten de organisatie.

Een informatiesysteem moet voldoen aan diverse eisen. Informatie bevat de volgende eigenschappen:

  • het is betrouwbaar
  • het is beschikbaar voor een bepaalde periode
  • het is gedetailleerd
  • het is van toepassing op een korte periode.

Er bestaan drie niveaus van informatiebehoeften. Deze drie niveaus kunnen beschreven worden van een hoge mate van detaillering naar een lage mate van detaillering:

  • Hoge mate van detaillering: Operationeel niveau
  • Middel mate van detaillering: Tactisch niveau
  • Lage mate van detaillering: Strategisch niveau

Binnen een industriële onderneming wordt het fabricageproces ook wel het transformatieproces of het omvormingsproces genoemd. Er worden materialen en grondstoffen ingekocht, geproduceerd tot een product en vervolgens verkocht.

Bedrijfsadministratie is het gedeelte van de administratie dat hoofdzakelijk gericht is op het verzorgen van informatie van het interne bedrijfsproces.

Er wordt een planning gemaakt voor de aankomende periode door een bepaalde manager of functionaris van een afdeling. Er wordt zowel een kort termijn plan opgesteld als een budget voor de komende periode. Over het algemeen is deze periode een jaar. De opbrengsten en de toegestane kosten worden gebudgetteerd. Deze gebudgetteerde cijfers worden gebruikt voor de berekening van allerlei normen. De standaard hoeveelheden en standaardprijzen van grond- en hulpstoffen, arbeidsuurtarieven, tarieven voor machine uren enzovoorts worden aangeduid als grootheden met een normatief karakter.

Er wordt een analytisch resultatenoverzicht gemaakt. Dit is een overzicht waarin het totaal behaalde resultaat binnen een bepaalde periode is gesplitst naar oorzaken. Een andere benaming is een analytische winst- en verliesrekening.  Het totale resultaat van een onderneming wordt gesplitst in het verkoopresultaat en het kostenresultaat. Op deze manier worden de werkelijke kosten vergeleken met de standaard kosten van een onderneming. 

1.3 Wat wordt bedoeld met fabrieksboekhouding?

Dit boek richt zich voornamelijk op de fabrieksboekhouding. Hiermee wordt bedoeld de bedrijfsadministratie van verschillende industriële ondernemingen. In een industriële onderneming worden grondstoffen en verschillende materialen omgezet in eindproducten. Dit wordt gedaan met behulp van bijvoorbeeld hulpstoffen en machines. 

Het management van een onderneming heeft altijd inzicht in het resultaat van de betreffende onderneming. Het resultaat over een bepaalde periode (het perioderesultaat) kan de directie zien op de winst- en de verliesrekening. De omvang en de samenstelling van het vermogen van de organisatie wordt duidelijk vanuit de balans. 

De rubrieken zijn vrijwel hetzelfde als bij een handelsonderneming. 

  • Rubriek 0: dit zijn de grootboekrekeningen van het eigen vermogen, de vaste activa, de voorzieningen en de lang lopende schulden.
  • Rubriek 1: dit zijn de financiële rekeningen.
  • Rubriek 2:dit zijn de controlerende tussenrekeningen.
  • Rubriek 3: dit zijn de grootboekrekeningen van de voorraden, de hulpstoffen en de verschillende onderdelen.
  • Rubriek 4: dit zijn de grootboekrekeningen van de periodekosten. Hier gaat het om de categoriale indeling. De kosten worden verdeeld in een categorie.
  • Rubriek 5: dit zijn de grootboekrekeningen van de indirecte kosten en de verbijzondering van deze kosten. Een voorbeeld is de opslagmethode of de kostenplaatsenmethode.
  • Rubriek 6: dit zijn de grootboekrekeningen van alle fabricagekosten. Een voorbeeld hiervan is de afschrijving op de machines die gebruikt zijn voor de productie van een bepaald product.
  • Rubriek 7: dit zijn de grootboekrekeningen van de gereedgekomen eindproducten. Eindproducten geldt voor massaproductie. Een gereedgekomen order wordt gebruikt bij stukproductie.
  • Rubriek 8: dit zijn de grootboekrekeningen voor de vaststelling van het verkoopresultaat. Voorbeelden hiervan zijn de opbrengst van de verkochte producten, de kostprijs van de verkochte producten en overige verkoopkosten die een onderneming kan hebben.
  • Rubriek 9: dit zijn de grootboekrekeningen die de analytische winst- en de verliesrekening vormen per specifieke periode. 

De volgende rubrieken bevatten rekeningen die op de balans staan: 0, 1, 2, 3, en rubriek 7.
De volgende rubrieken bevatten rekeningen die op de winst- en de verliesrekening staan (resulaatrekening): 4, 5, 6, 8 en 9. 

Het eindsaldo van rubriek 9 vormt de nettowinst van een onderneming. Deze nettowinst wordt wordt toegevoegd aan het eigen vermogen. Het eigen vermogen staat onder rubriek 0. 

1.4 Wordt en op welke manier wordt de administratie in een industriële onderneming geautomatiseerd? 

De waarden kringloop van een industriële onderneming is complexer dan van bijvoorbeeld een handelsonderneming. Een waardenkringloopschema is een schematische weergave van de verschillende relaties tussen de goederen- en geldstromen binnen een organisatie. Bij een industriële onderneming worden grondstoffen en materialen ingekocht en geproduceerd tot eindproducten. Deze eindproducten worden verkocht waardoor er een vordering ontstaat op een klant. Deze vorderingen kan een onderneming innen bij de klant met het gevolg dat er geld in de kas komt of op een bankrekening komt te staan. Met dit geld kunnen schulden betaald worden. Op deze manier is de cirkel weer rond en kunnen er opnieuw materialen en grondstoffen ingekocht worden. 

Er vindt controle technische functiescheiding plaats. Bepaalde functies worden gescheiden om op deze manier een betrouwbaar informatiesysteem te creëren. Er worden vier functies gescheiden. Dit zijn beschikken, bewaren, registreren en controleren. Deze controletechnische functiescheiding is een instrument in de administratieve organisatie. Het doel is dus om ervoor te zorgen dat de financiële registratie en informatie betrouwbaar is. De controle functie wordt uitgevoerd door het management. 

Voor veel ondernemingen kan de automatisering geïntegreerd gebeuren. Er kan een geiïntegreerd informatiesysteem worden gemaakt voor een organisatie. De informatie over mutaties van bijvoorbeeld de verkoopafdeling wordt meteen zichtbaar voor bijvoorbeeld de afdeling administratie en de afdeling inkoop. De afdeling administratie kan controleren en de afdeling inkoop kan opnieuw materialen en grondstoffen bestellen. Een computer kan de controle technische functiescheiding bewaken. Een gebruiker kan toegang krijgen tot een systeem (of een deel van het systeem waartoe de gebruiker bevoegd is) door gebruik te maken van een user ID en een wachtwoord. 

Het geïntegreerde informatiesysteem van een onderneming bestaat uit verschillende deelsystemen. Voorbeelden van deze deelsystemen zijn:

  • Een informatiesysteem voor de inkopen
  • Een informatiesysteem voor de verkopen
  • Een besturingssysteem voor de productie
  • Een besturingssysteem voor de logistiek
  • Een financieel informatiesysteem

Een ERP systeem is een automatiseringsprogramma waarmee verschillende productiemiddelen gepland en beheerst kunnen worden door een onderneming. Steeds meer orders worden geplaatst via het internet. Dit wordt E-commerce genoemd. Daarnaast wordt steeds meer gebruik gemaakt van een computer aided design of een computer aided manufacturing. Dit is een manier van werken waarbij het productontwerp of de besturing van een product vervaardigd / plaatsvindt met behulp van een computer programma. 

Hoofdstuk 2: wat wordt bedoeld met fabrieksboekhouding?

2.1 Wat is de definitie van eenvoudige fabrieksboekhouding?

Zoals eerder vermeld vindt er bij een industriële onderneming een transformatieproces plaats. Input zoals materialen, grondstoffen, arbeid en machines worden omgezet in output. Output vormt een eindproduct of een gereedgekomen order. 

Het transformatieproces wordt verwerkt in de fabrieksboekhouding. Om dit juist te kunnen verwerken zijn er minimaal drie grootboekrekeningen nodig. Deze drie rekeningen zijn: 1) 300 voorraad grondstoffen, 2) 400 verbruik grondstoffen en 3) 700 voorraad gereed product. Vergeleken met een handelsonderneming is er een extra grootboekrekening nodig. Deze extra rekening is de tweede grootboekrekening, 400 verbruik grondstoffen.  

Voorbeeld:

Piet begint op 1 januari 2017 een industriële onderneming in Groningen. De winst- en de verliesrekening wordt door Piet een keer per jaar opgesteld. De kosten en de opbrengsten staan volgens Piet op zijn saldi balans. De bedragen worden op de volgende manier geboekt per 31 december 2017:

400 Verbruik grondstoffen       300.000
410 Kosten voor het personeel 200.000
430 Afschrijvingskosten           100.000
470 Interest kosten .               40.000
490 Overige kosten .                160.000
840 Opbrengst Verkopen .                 1.000.000

De winst over 2017 wordt berekend door de opbrengsten (840 Opbrengst verkopen) aan de creditzijde te verminderen met de kosten (rubriek 4) aan de debetzijde. De winst bedraagt: 1.000.000 - 300.000 - 200.000 - 100.000 - 40.000 - 160.000 = 200.000 behaalde winst over 2017.

Wanneer niet alle producten in een bepaald jaar verkocht worden, worden niet alle kosten in dat jaar ten laste van het resultaat over dat boekjaar gelegd. De kosten moeten overgeboekt worden naar een ander boekjaar. 

Naast het feit dat producten niet verkocht worden, kan het ook zijn dat een product nog in bewerking is. Er is dan nog geen voorraad gereed product. 

De journaalposten zijn dan als volgt:

700 Voorraad gereed product
Aan 499 Verbruik grondstoffen
Aan 410 Kosten voor het personeel
Aan 430 Afschrijvingskosten
Aan 470 Interest kosten
Aan 490 Overige kosten

700 Voorraad product in bewerking
Aan 400 Verbruik grondstoffen
Aan 410 Kosten voor het personeel
Aan 430 Afschrijvingskosten
Aan 470 Interest kosten
Aan 490 Overige kosten

Naast de opbrengst wordt ook de kostprijs gejournaliseerd. De kostprijs van de verkopen valt onder rubriek 8. 
De journaalposten zijn hiervan als volgt:
800 Kostprijs verkopen
Aan 400 Verbruik grondstoffen
Aan 410 Kosten voor het personeel
Aan 430 Afschrijvingskosten
Aan 470 Interest kosten
Aan 490 Overige kosten

De journaalposten voor een verkoop op rekening exclusief OB zijn de volgende:
130 Debiteuren
Aan 840 Opbrengst verkopen
+
800 Kostprijs verkopen
Aan 700 Voorraad gereed product

2.2 Op welke manier wordt het rekenstelsel opgesteld bij de fabrieksboekhouding?

Er kan gebruik gemaakt worden van het decimale stelsel waarbij gebruik gemaakt wordt van tien rubrieken. 

  • Rubriek 0: dit zijn de grootboekrekeningen van het eigen vermogen, de vaste activa, de voorzieningen en de lang lopende schulden.
  • Rubriek 1: dit zijn de financiële rekeningen.
  • Rubriek 2:dit zijn de controlerende tussenrekeningen.
  • Rubriek 3: dit zijn de grootboekrekeningen van de voorraden, de hulpstoffen en de verschillende onderdelen.
  • Rubriek 4: dit zijn de grootboekrekeningen kosten per specifieke periode. 
  • Rubriek 5: dit zijn de grootboekrekeningen van de indirecte kosten en de verbijzondering van deze kosten. 
  • Rubriek 6: dit zijn de grootboekrekeningen van alle fabricagekosten. 
  • Rubriek 7: dit zijn de grootboekrekeningen van de gereedgekomen eindproducten. Eindproducten geldt voor massaproductie. Een gereedgekomen order wordt gebruikt bij stukproductie.
  • Rubriek 8: dit zijn de grootboekrekeningen voor de vaststelling van het verkoopresultaat. 
  • Rubriek 9: dit zijn de grootboekrekeningen die de analytische winst- en de verliesrekening vormen per specifieke periode. 

Bij een industriële onderneming is er sprake van kosten verbijzondering en kostenbeheersing. Er wordt gebruik gemaakt van zowel diverse soorten kosten als van kosten indeling. 

De kosten kunnen op vier verschillende manieren worden ingedeeld:

  1. Directe en indirecte kosten
  2. Fabricagekosten en verkoopkosten
  3. Variabele en constante kosten
  4. Werkelijke en toegestane kosten 

Directe kosten zijn de kosten die rechtstreeks toegekend kunnen worden aan een product. Bijvoorbeeld de kosten voor het verbruik van grondstoffen of materialen of directe personeelskosten. Indirecte kosten zijn de kosten die niet direct toegekend kunnen worden aan een product. Er is niet rechtstreeks vast te stellen door welk product de kosten zijn gemaakt. Een voorbeeld van indirecte kosten zijn de kosten voor het personeel van de afdeling administratie, afschrijvingskosten of interestkosten. 

De kosten van het fabricageproces worden de fabricagekosten genoemd. Deze fabricagekosten bestaan uit de directe loonkosten, de kosten voor de grondstoffen en materialen en een bedrag dat de indirecte kosten dekt. In andere woorden: de fabricagekosten zijn de kosten tot en met rubriek 7. De verkoopkosten zijn niet inbegrepen. 

De commerciële kosten zijn de totale kosten in rubriek 8. Het verkoopresultaat is de rekening 840 opbrengst verkopen aan de creditzijde plus de commerciële kosten aan de debetzijde. 

De functionele kostenindeling is een indeling van de kosten op basis van de functie binnen een bepaalde onderneming. Zo zijn er bijvoorbeeld ook inkoopkosten, personeelskosten, kosten voor het onderhoud, kosten voor de opslag enzovoorts. 

De variabele kosten zijn de kosten waarvan de totale omvang reageert op een wijziging in de bedrijfsdrukte. Dit houdt in dat wanneer er meer geproduceerd wordt, de variabele kosten ook zullen toenemen. De constante kosten zijn de kosten die in een bepaalde periode niet veranderen. De constante kosten zullen ook niet veranderen wanneer de bedrijfsdrukte verandert. Een ander woord voor constante kosten is vaste kosten. 

De werkelijke kosten binnen een onderneming worden ook wel nagecalculeerde kosten genoemd. De werkelijke kosten worden berekend door het werkelijke aantal geproduceerde producten of eenheden te vermenigvuldigen met de werkelijke inkoopprijzen. De standaardkosten worden ook wel de voorgecalculeerde kosten genoemd. De standaard kosten worden berekend door het toegestane aantal geproduceerde producten of eenheden te vermenigvuldigen met de toegestande inkoopprijzen. De toegestane inkoopprijzen worden ook wel standaardprijzen genoemd. 

Een industriële onderneming kan kiezen voor massaproductie of stukproductie. Stukproductie is een manier van produceren waarbij het bedrijf uitgaat van de specifieke wensen van een individuele klant. Een product wordt gemaakt aan de hand van de specifieke wensen die een afnemer heeft. Denk bijvoorbeeld aan een huis, een bepaald kledingstuk of een boot. Bij massaproductie wordt er geen rekening gehouden met de specifieke wensen van een bepaalde afnemer, maar met de algemene wensen van een groep afnemers. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de productie van een standaard auto, een televisie, laptops, kleding van grote ketens enzovoorts. 

2.3 Op welke manier wordt rubriek 9 gebruikt als winst- en verliesrekening?

Na afloop van een boekjaar of een bepaalde periode is het belangrijk dat de winst- en de verliesrekening snel beschikbaar is. Het gaat meestal over een korte periode zoals een maand. Daarom wordt er ook wel gesproken over een winst- en verliesrekening op korte termijn. Deze overzichten zijn klaar na afloop van de betrokken periode en bevatten de informatie die door het management en of de directie gewenst is. Rubriek 9 wordt gebruikt voor bijzondere resultaten. De nettowinst over een bepaald boekjaar kan berekend worden door de omzet te verminderen met de inkoopprijs van de verkopen. Het resultaat is de brutowinst op de verkopen. De totale bedrijfskosten en de overige resultaten worden afgetrokken van de brutowinst op de verkopen om zo tot de nettowinst te komen. W staat voor winst en V staat voor verlies in de overzichten.

De volgende journaalposten worden gebruikt voor het overboeken van de resultaten uit rubriek 4 en 8 naar rubriek 9 en van de nettowinst naar rubriek 0. 
990 Bedrijfskosten
Aan 499 Overboekingsrekening

899 Overboekingsrekening
Aan 940 Brutowinst op verkopen

De brutowinst op de verkopen wordt gezien als een winst en de bedrijfskosten gezien als verlies.

Het saldo van de nettowinst in rubriek 9 wordt overgeboekt naar de rekening eigen vermogen in rubriek 0. De journaalpost die hiervoor gemaakt moet worden:
999 Overboekingsrekening
Aan 040 Eigen vermogen

In bovenstaande journaalposten is gebruik gemaakt van de collectieve overboekingsrekeningen. Dit zijn de rekeningen 499, 899 en 999 overboekingsrekening. Deze overboekingsrekeningen worden gebruikt om het journaliseren iets gemakkelijker te maken voor een onderneming. Niet alle betrokken grootboekrekeningen hoeven meer gebruikt te worden. 

Hoofdstuk 3: hoe ziet de categoriale kostenindeling in rubriek 4 eruit?

3.1 Wat zijn kosten? En welke verschillende soorten kosten bestaan er? 

Kosten zijn een geldwaarde van de productiemiddelen die worden opgeofferd omeindproducten op de markt aan te kunnen bieden. Dit is de definitie van kosten die gehanteerd wordt bij een industriële onderneming. De werkelijke kosten worden berekend door de werkelijke hoeveelheid die gebruikt is te vermenigvuldigen met de werkelijke inkoopprijzen: Hw x Pw. De toegestane kosten worden berekend door de toegestane hoeveelheid van de opgeofferde productiemiddelen te vermenigvuldigen met de toegestane inkoopprijzen: Hs x Ps.

Met de toegestane hoeveelheid wordt de hoeveelheid bedoeld die nodig is bij de meest efficiënte fabricagemethode. De standaard prijs is hetzelfde als de verwachte gemiddelde inkoopprijs voor het productiemiddel in de toekomstige periode (meestal het aankomende jaar). 

Een kostensoort houdt verband met het aanwenden van een bepaald productiemiddel. De indeling in verschillende soorten kosten wordt de categoriale kostenindeling genoemd. Een paar voorbeelden: de kosten van de grond- en hulpstoffen, de kosten van het personeel, de kosten voor de vaste activa die slijt (afschrijvingskosten), de kosten van belasting, interest kosten, kosten van de grond, kosten voor voorzieningen, kosten in verband met diensten van derden enzovoorts. 

3.2 Wat wordt bedoeld met grondstofkosten tegen de vaste verreken prijs (VVP)?

De vaste verrekenprijs is een oplossing voor het feit dat er vaak grondstoffen en materialen ingekocht worden voor verschillende prijzen. De vvp is een administratieve prijs die gebruikt wordt om grondstoffen en materialen te registreren. Deze wordt berekend door te kijken naar de geschatte gemiddelde inkoopprijs voor de komende periode. In deze vvp zitten de geschatte directe inkoopprijs en de opslag voor bijvoorbeeld de magazijnkosten en de opslag voor de indirecte inkoopkosten. De vvp is een standaard prijs. In rubriek 3 worden 300 voorraad grondstoffen en 320 prijsverschillen bij inkoop grondstoffen opgenomen. 

Om de verbruikte hoeveelheden grondstoffen vast te stellen wordt zowel gekeken naar de directe verbruiksmeting als de indirecte verbruiksmeting. De directe verbruiksmeting kijkt naar de bonnen in de voorraad administratie. De werkelijke voorraad wordt vergeleken met de verwachte voorraad. 
Positief verschil in de voorraad:
300 Voorraad grondstoffen
Aan 481 Verschillen in de voorraad

Nadeling verschil in de voorraad:
481 Verschillen in de voorraad
Aan 300 Voorraad grondstoffen

Bij een indirecte verbruiksmeting wordt gekeken hoeveel er verbruikt is over een bepaalde periode. Dit wordt gedaan aan de hand van de volgende formule: de voorraad aan het begin van de periode + ontvangen voorraad gedurende de periode - de voorraad aan het einde van de periode = het verbruik.
Een nadeel van de indirecte verbruiksmeting is dat het moeilijk vast te stellen is welke voorraad aanwezig zou moeten zijn. Hierdoor kunnen er voorraadverschillen ontstaan door diefstal of breuk, maar in het grootboek geboekt zijn als verbruik.

Wanneer kosten geactiveerd worden, wordt bedoeld dat de kosten geboekt worden op een balansrekening. 

De VVP bestaat uit: de verwachte gemiddelde inkoopprijs plus de verwachte gemiddelde directe inkoopkosten. 

Directe inkoopkosten zijn inkoopkosten zoals vrachtkosten of invoerrechten die rechtstreeks betrekking hebben op een bepaalde ingekochte partij grondstoffen. Bij inkoopkosten is er voor een groot deel sprake van indirecte kosten en magazijnkosten.

Directe grondstofkosten kosten zijn kosten waarvan nauwkeurig en eenvoudig kan worden vastgesteld voor welk soort grondstof ze zijn gemaakt. En het tegenovergestelde geldt voor indirecte grondstofkosten.

Met behulp van opslagpercentages kunnen de indirecte kosten doorberekend worden naar de diverse soorten grondstof.

  • Werkelijke indirecte kosten: dit zijn de indirecte kosten die in een bepaalde periode werkelijk zijn gemaakt.

  • Berekende indirecte kosten: dit zijn de kosten die met behulp van een opslagpercentage zijn doorberekend aan de verschillende soorten ontvangen grondstoffen.

Er kan een vergelijking worden gemaakt tussen de werkelijke en de berekende indirecte kosten. Dit wordt weergegeven in rubriek 5. Voor de indirecte inkoopkosten zijn dat: 510 Indirecte inkoopkosten en 515 Opslag indirecte inkoopkosten.
Voor de magazijnkosten zijn dat: 520 Magazijnkosten en 525 Opslag magazijnkosten.

Het verschil tussen de saldi op rekening 510 en 520 enerzijds en 515 en 525 anderzijds wordt het resultaat op de indirecte kosten ofwel kostenresultaat genoemd. Dit is het verschil tussen de werkelijke en berekende indirecte kosten. Er is sprake van een negatief (positief) kostenresultaat wanneer de werkelijke indirecte kosten hoger (lager) zijn de berekende indirecte kosten. 

3.3 Op welke manier worden de loonkosten voor het personeel berekend?

In deze paragraaf wordt gekeken naar de boekingen van lonen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen brutolonen en nettolonen. Het brutoloon is het bedrag dat de werkgever als kosten boekt in rubriek 4. Dit is het loon voor aftrek van diverse aftrekposten en inhoudingen. Het nettoloon vormt het bedrag dat de werkgever op de rekeningen stort van de werknemers van een onderneming. Dit is het loon na aftrek van inhoudingen.

De formule voor het vaststellen van het loon: Nettoloon = Brutoloon – diverse inhoudingen.

Naast bruto en netto lonen bestaan er directe en indirecte lonen. Dit onderscheidt is vooral belangrijk bij de fabricagelonen in een industriële onderneming. Bij het vaststellen van de directe lonen kan makkelijk en nauwkeurig aangeven worden voor welke producten de loonkosten zijn gemaakt. Dit wordt geboekt in rubriek 4 op rekening 410 Directe lonen of directe personeelskosten. Bij de indirecte lonen wordt dit echter moeilijker. Het is niet mogelijk dit aan te geven. Een voorbeeld hiervan zijn de kosten voor de afdeling administratie of het management. Dit wordt geboekt in rubriek 4 op rekening 411 Indirecte lonen. Of indirecte personeelskosten

De loonlijst is de herleiding van brutoloon naar nettoloon per werknemer. De loonlijst wordt ook wel de loonbetalingsstaat genoemd. De loonverdeelstaat is een dagboek waarin de verdeling van de brutolonen in directe en indirecte lonen plaats vindt. Brutoloon = brutoloon direct + brutoloon indirect. 

Naast de kosten voor het brutoloon zijn er ook andere kosten voor de arbeid van personeel. Voorbeelden hiervan zijn de sociale lasten (onder andere de kosten voor de zorgverzekeringswet), vakantietoeslag, pensioenpremies en kosten in verband met speciale voorzieningen voor het personeel (zoals bedrijfskleding en bedrijfsuitjes).

Het brutoloon + bijdragen zorgverzekeringswet wordt geboekt in rubriek 2 op rekening 280 tussenrekening lonen. Rekening 280 kan echter ook Tussenrekening personeelskosten zijn, dan geldt brutoloon + overige kosten van menselijke arbeid. Aan het eind van de periode dient deze nul te zijn. Het is weer een controlerende tussenrekening.

De volgende journaalposten worden gemaakt voor de loonlijst:
280 Tussenrekening lonen
Aan 150 Af te dragen loonheffingen
Aan 154 Te betalen pensioen premies
Aan 155 Te betalen nettolonen

De volgende journaalposten worden gemaakt voor de loonverdeelstaat:
410 Directe lonen
411 Indirecte lonen
Aan 280 Tussenrekening lonen

De volgende journaalposten worden gemaakt voor de lijst overige kosten voor menselijk arbeid:
412 Sociale lasten
Aan 150 Af te dragen loonheffingen
+
413 Kosten toeslag voor vakantie
Aan 153 Te betalen toeslag vakantie
+
414 Kosten voor pensioen
Aan 154 Te betalen kosten pensioen premie

De volgende journaalposten worden gemaakt voor het bankboek:
155 Te betalen nettolonen
150 Af te dragen loonheffingen
Aan 110 Bank

3.4 Op welke manier worden de kosten voor het gebruik van machines vastgesteld?

Machines zijn een vast actief: ze gaan langer dan een jaar mee. Het zijn non current assets en worden ook wel duurzame productiemiddelen genoemd. Een machine is een slijtende vaste activa. De machines verliezen hun waarde / slijten door gebruik en door het verstrijken van de tijd. In een bepaalde periode worden er afschrijvinskosten gemaakt voor een machine. Dit zijn de kosten voor de waardevermindering van de betreffende machine. Een onderneming kan kiezen voor verschillende methoden om af te schrijven: 1) afschrijven volgens een vast percentage van de aanschafprijs of 2) afschrijven volgens een vast percentage van de boekwaarde van de machine. 

De journaalpost voor de aanschaf van een machine:
004 Machines
Aan 110 Bank

De journaalpost voor de afschrijvingskosten van een machine:
434 Afschrijvingskosten voor de machine(s)
Aan 014 Afschrijving machine

De boekwaarde van de machine is het verschil tussen het debet saldo van 004 Machines en het credit saldo van rekening 014 afschrijving machines. 

De volgende formule wordt gehanteerd om het resultaat te berekenen van een vast actief wanneer het verkocht wordt:
(Opbrengst bij verkoop - speciale verkoopkosten) - de boekwaarde = het resultaat

3.5 Op welke manier worden de kosten voor het gebruik van grond vastgesteld?

Op de grond hoeft niet afgeschreven te worden. Het is eigendom van een industriële onderneming. Het kan wel andere kosten met zich meebrengen zoals onroerendezaak belasting. Wanneer de industriële onderneming geen eigenaar is van de grond waarop de onderneming gevestigd is, zijn er pachtkosten voor de onderneming.

De journaalpost voor de pachtkosten wordt als volgt gemaakt:
443 Pachtkosten
Aan 190 Vooruitbetaalde bedragen

3.6 Welke overige soorten kosten bestaan er?

Er zijn verschillende overige kostensoorten te bedenken. Een paar voorbeelden zijn:

  • Kosten van diensten van derden. Dit zijn kosten die gemaakt worden wanneer een dienst verleend wordt (dienstverlenend verband). Denk hierbij aan kosten voor transport, opslag, verzekering, een bedrijf dat een grafisch ontwerp maakt enzovoorts. 
  • Kosten van belastingen zoals zakelijke belastingen, winstbelastingen, loonbelasting, dividendbelasting enzovoorts.
  • Interest kosten op leningen o / g
  • Kosten in verband met het vormen van een voorziening. Veel ondernemingen hebben een voorziening voor het onderhoud of een voorziening voor oninbare debiteuren.

Hoofdstuk 4: Op welke manier worden de boekingen gemaakt voor zowel de directe kosten als de indirecte kosten?

4.1 Welke boekingen worden gemaakt in rubriek 4?

Alle kosten over een bepaalde periode worden meestal geboekt op rubriek 4. Dit is hetzelfde voor een handelsonderneming en een industriële onderneming. 

In het voorbeeld hieronder worden diverse journaalposten gemaakt die regelmatig voorkomen bij de kostenboekingen voor een industriële onderneming.

De journaalpost voor het verbruiksregister van de grondstoffen
400 Verbruik grondstoffen
Aan 300 Voorraad grondstoffen

De volgende journaalpost die gemaakt wordt is voor het bankboek aan de credit kant (de gemaakte kosten). De personeelskosten bestaan uit directe personeelskosten fabricage en indirecte kosten voor het personeel. Deze journaalpost kan als volgt gemaakt worden:
280 Tussenrekening personeelskosten
442 Kosten voor het onderhoud
450 Directe verkoopkosten
455 Indirecte verkoopkosten
490 Algemene kosten
180 Te vorden OB
Aan 110 Bank

De journaalpost voor de verdeelstaat van de kosten voor het personeel kan als volgt gemaakt worden:
410 Directe kosten voor het personeel
411 Indirecte kosten voor het personeel
Aan 280 Tussenrekening personeelskosten

De journaalpost voor de afschrijvingskosten voor het gebouw kan als volgt gemaakt worden:
431 Afschrijvingskosten voor het gebouw
Aan 011 Afschrijving gebouw

4.2 Op welke manier worden de directe kosten toegerekend aan een order?

De kostendragers kunnen zowel interne als externe orders zijn. Interne orders zijn voor de eigen onderneming zoals een half product. De externe orders zijn voor derde partijen. De directe kosten worden overgeboekt van rubriek 4 naar rubriek 6 op de grootboekrekening 600 fabricagerekening.
De journaalpost uit het overboekingsregister directe fabricagekosten ziet er als volgt uit:
600 Fabricagerekening
Aan 499 overboekingsrekening.

Voor de directe verkoopkosten geldt hetzelfde. In het grootboek wordt het vanuit rubriek 4 rechtstreeks naar rubriek 8 geboekt op de grootboekrekening 800 verkooprekening. 
De journaalpost uit het overboekingsregister directe verkoopkosten ziet er als volgt uit:
800 Verkooprekening
Aan 499 overboekingsrekening

In sommige gevallen worden de directe fabricagekosten niet eerst naar rubriek 4 gedebiteerd en vervolgens naar rubriek 6, maar in een keer naar rubriek 6. Wanneer dit het geval is, vervallen de grootboekrekeningen 400 verbruik grondstoffen en 410 directe personeelskosten. Hetzelfde geldt voor de verkoopkosten. De rekening 450 directe verkoopkosten komt in dit geval te vervallen.

4.3 Op welke manier worden de indirecte kosten aan de orders toegerekend? 

De indirecte kosten zijn de kosten die niet direct gelinkt kunnen worden aan een product. De indirecte kosten kunnen dus niet meteen aan een order worden toegerekend. Dit wordt daarom gedaan aan de hand van de opslagmethode of de kostenplaatsen methode. In dit boek wordt de opslagmethode gebruikt. De opslagmethode is een methode waarbij de indirecte kosten met behulp van opslagpercentages toegerekend kunnen worden aan de orders. 

Het resultaat op de indirecte kosten is het verschil tussen de in een bepaalde periode geboekte werkelijke indirecte kosten en opslag indirecte kosten. 

De journaalpost uit het overboekingsregister indirecte kosten ziet er als volgt uit:
540 Indirecte fabricagekosten
550 Indirecte verkoopkosten
Aan 499 overboekingsrekening

De journaalpost uit het opslagregister indirecte kosten ziet er als volgt uit:
600 Fabricagerekening
Aan 545 opslag indirecte fabricage kosten

De journaalpost uit het opslagregister indirecte kosten ziet er als volgt uit:
800 Verkooprekening
Aan 545 opslag indirecte fabricage kosten

Hoofdstuk 5: wat zijn de boekingen van fabricagekosten en de verkoopkosten op basis van de nagecalculeerde kosten?

5.1 Op welke manier kunnen de kosten toegerekend worden?

De kosten worden toegerekend aan de kostendragers, ook wel cost objects genoemd. De kostendragers zijn de producten of de orders. Kostenverbijzondering (cost allocation) is het toerekenen of het alloceren van de kosten. 

De kosten die een onderneming maakt kunnen verdeeld worden in: 1) directe kosten, 2) indirecte kosten en 3) de kosten die niet worden verbijzonderd. De kosten die niet verbijzonderd kunnen worden zijn vaak kosten die een onderneming heeft wanneer een machine buiten gebruik is. Deze kosten worden niet vermeld in de rubrieken 7 en 8, maar worden direct ten laste van het resultaat gebracht. De indirecte kosten worden berekend aan de hand van een opslagpercentage. Het opslagpercentage is een percentage van de directe kosten van een onderneming. De directe kosten worden dan gebruikt als opslagbasis. De kosten zijn 'gealloceerd' wanneer de kosten toegerekend zijn aan de producten die de kosten veroorzaken. 

Extracomptabel houdt in dat de berekeningen en analyses plaatsvinden buiten de boekhouding. Er wordt dus geen gebruik gemaakt van het grootboek. Hier tegenover staat intracomptabel. Dit houdt in dat de berekeningen en analyses plaatsvinden binnen de boekhouding. Er wordt dus gebruik gemaakt van het grootboek. In de fabrieksboekhouding (dus wanneer het gaat om industriële ondernemingen) worden de kostenverbijzondering intracomptabel verwerkt.

5.2 Op welke manier worden de fabricagekosten geboekt?

Rekening 600 fabrieksrekening wordt opgenomen in de fabrieksboekhouding. De verschillende kosten voor de fabricage van diverse orders in totaalbedragen worden op deze rekening geboekt. Wanneer wordt uitgegaan van stukproductie worden de fabricagekosten ook per order op de verschillende kostprijskaarten genoteerd. Een kostprijskaart is een kaart in een subadministratie. Op deze kaart worden de kosten van een individuele order vastgelegd.

Hoe dit verloopt verschilt voor de directe fabricagekosten en de indirecte fabricagekosten. De directe fabricagekosten kunnen rechtstreeks toegekend worden aan de orders in een bepaalde periode. Daarom worden deze kosten meteen overgeboekt van rubriek 4 naar rubriek 6 naar rekening 600 Fabricagerekening. 

De volgende journaalpost kan gemaakt worden voor de overboeking van de directe fabricagekosten naar rubriek 6. De journaalpost uit het overboekingsregister is de volgende:
600 Fabricagerekening
Aan 499 Overboekingsrekening
Uit deze journaapost blijkt dat niet alle kostenrekeningen afzonderlijk gecrediteerd worden, maar alleen de laatste rekening in deze rubriek namelijk 499 Overboekingsrekening. 
De directe fabricagekosten kunnen voor een totaal bedrag worden vastgelegd in het grootboek op rekening 600 Fabricagerekening. De directe kosten kunnen echter ook per order op de diverse kostprijskaarten genoteerd worden aan de hand van bijvoorbeeld afgiftebonnen voor het gebruik van grondstoffen of een werkbrief voor de directe personeelskosten. 

De indirecte fabricagekosten worden ook genoteerd op rekening 600 fabricagekosten. Daarnaast wordt het ook genoteerd op de kostprijskaarten uitgeplitst per order. Er wordt gebruik gemaakt van de opslagmethode. Er wordt op rekening 600 fabricagerekening een bedrag voor de indirecte fabricagekosten opgenomen. Dit wordt berekend via een opslagpercentage om de aansluiting te behouden tussen de kostprijskaarten en rekening 600 Fabricagerekening. 

Soms bestaan er verschillen tussen de werkelijke en de doorberekende directe (of indirecte) fabricagekosten. Deze verschillen worden geboekt in rubriek 5 aan de hand van de grootboekrekeningen 540 Indirecte fabricagekosten en 545 Opslag indirecte fabricagekosten.

De volgende journaalpost kan gemaakt worden voor de overboeking van de werkelijke indirecte fabricagekosten van rubriek 4 naar rubriek 5. De journaalpost uit het overboekingsregister is de volgende:
540 Indirecte fabricagekosten
Aan 499 Overboekingsrekening

Het verschil tussen de werkelijke en de doorberekende indirecte kosten is het resultaat op de indirecte kosten. Het resultaat op de indirecte kosten bestaat uit twee delen: het resultaat op de indirecte fabricagekosten en het resultaat op de indirecte verkoopkosten. 

Er moet elke periode ook boekingen gemaakt worden op de rekening 600 Fabricagerekening voor de fabricagekosten die besteed zijn aan de orders die zijn gereedgekomen in de betreffende periode. Daarnaast gaat het om de orders die aan het einde nog in bewerking zijn in een bepaalde periode. Tot slot heeft het betrekking op de orders die aan het begin van een specifieke periode nog in bewerking waren. 

Voorbeeld:
Een industriële onderneming Konijn BV in Assen stelt de volgende financiële feiten vast over het jaar 2019:

  1. De directe fabricagekosten bedragen: €150.000 bestaande uit €66.000 verbruik grondstoffen en €84.000 directe personeelskosten.
  2. De werkelijke indirecte fabricagekosten bedragen op 1 januari 2019 volgens het overzicht €63.000. De indirecte kosten worden doorberekend met behulp van een opslagpercentage van 40 procent van de directe fabricagekosten aan de diverse orders.
  3. De fabricagekosten die besteed zijn aan de gereedgekomen orders volgens de kostprijskaarten bedragen: €196.000
  4. De fabricagekosten die besteed zijn aan de orders die op 31 januari 2019 in bewerking zijn bedragen volgens de kostprijskaarten: €35.000
  5. De fabricagekosten die besteed zijn aan de orders die op 1 januari 2019 in bewerking waren bedragen volgens de kostprijskaarten: €21.000

De volgende journaalpost kan gemaakt worden voor de overboeking van de directe fabricagekosten naar rubriek 6. De journaalpost uit het overboekingsregister is de volgende:
600 Fabricagerekening    150.000
Aan 499 Overboekingsrekening    150.000

De volgende journaalpost kan gemaakt worden voor de overboeking van de werkelijke indirecte fabricagekosten. De journaalpost uit het overboekingsregister is de volgende:
540 Indirecte fabricagekosten  63.000
Aan 499 Overboekingsrekening .      63.000

De volgende journaalpost kan gemaakt worden van de doorberekende indirecte fabricagekosten van rubriek 5 naar rubriek 6. De journaalpost uit het opslag register indirecte kosten is de volgende:
600 Fabricagerekening  60.000 (berekend door: 40 procent x 150.000 directe fabricagekosten) 
Aan 545 Opslag indirecte fabricagekosten .      60.000

Er bestaat een nadelig resultaat op de indirecte fabricagekosten aan de hand van de rekeningen 540 indirecte fabricagekosten en de rekening 545 opslag indirecte fabricagekosten. Het nadelige resultaat is 60.000 - 63.000 = - 3.000

De journaalpost van de fabricagekosten besteed aan de in januari 2019 gereedgekomen orders uit het register orders in bewerking kan als volgt gemaakt worden:
700 Voorraad gereed product 196.000
Aan 600 Fabricagerekening             196.000

De journaalpost van de fabricagekosten besteed aan de orders die op 31 januari 2019 nog in bewerking zijn uit het register gereedgekomen orders kan als volgt gemaakt worden:
710 Voorraad orders in bewerking 35.000
Aan 600 Fabricagerekening                35.000

De journaalpost van de fabricagekosten besteed aan de orders die op 1 januari 2019 nog in bewerking waren uit het register gereedgekomen orders kan als volgt gemaakt worden:
600 Fabricagerekening             21.000
Aan 710 Voorraad orders in bewerking 21.000

De rekening 600 Fabricagerekening loopt aan het einde van de periode glad. Hij is dus in evenwicht. 

Rekening 600 Fabricagerekening bestaat namelijk uit:
Debet:
Aan 710 -----> Fabricageorders besteed aan orders in bewerking 1/1 €21.000
Aan 499 -----> Directe fabricagekosten in januari €150.000
Aan 545 -----> Opslag indirecte fabricagekosten in januari €60.000
Totaal = €231.000

Cedit:
Fabricagekosten besteed aan orders die in januari zijn gereedgekomen: €196.000 -----> 700
Fabricagekosten besteed aan orders in bewerking 31/1 €35.000 -----> 710.
Totaal = €231.000

De volgende orders zijn bij de industriële onderneming Konijn BV in Assen in januari 2019 afgeleverd en gefactureerd:
De opbrengst van de verkoop is €240.000. Hierover wordt 21% OB geheven. Dit is een totaal bedrag van 50.400. Het resultaat is 240.000 - 50.400 = €290.400
De fabricagekostprijs die besteed is aan deze groep orders volgens de kostprijskaarten is 170.000.
De directe verkoopkosten voor deze onderneming uit Assen bedragen in januari 2019 €9.000 volgens het financiële overzicht.

De volgende journaalposten kunnen gemaakt worden van de bovenstaande gegevens. De journaalposten kunnen gemaakt worden uit het register verzonden facturen. Deze ziet er als volgt uit:
130 Debiteuren 290.400
Aan 840 Opbrengst verkopen 290.400
Aan 181 Te betalen OB 50.400
+
800 Kostprijs van de verkopen 170.000
Aan 700 Voorraad gereed product .     170.000

De volgende journaalpost kan gemaakt worden voor de overboeking van de directe verkoopkosten van rubriek 4 naar rubriek 8. De journaalpost uit het overboekingsregister is de volgende:
800 Verkooprekening .       9.000
Aan 499 Overboekingsrekening .   9.000

5.3 Op welke manier worden de verkoopkosten geboekt?

Rekening 800 verkooprekening wordt opgenomen in de fabrieksboekhouding. De directe verkoopkosten kunnen rechtstreeks toegekend worden aan de orders in een bepaalde periode. Daarom worden deze kosten meteen overgeboekt van rubriek 4 naar rubriek 8. Er is duidelijk te zien welke orders zijn gefactureerd aan afnemers in een bepaalde periode. De rekening 810 Directe verkoopkosten is hiervoor opgenomen. 

De volgende journaalpost kan gemaakt worden voor de overboeking van de directe verkoopkosten van rubriek 4 naar rubriek 8. De journaalpost uit het overboekingsregister is de volgende:
800 Verkooprekening
Aan 499 Overboekingsrekening

Soms bestaan er verschillen tussen de werkelijke en de doorberekende directe (of indirecte) verkoopkosten. Deze verschillen worden geboekt in rubriek 5 aan de hand van de grootboekrekeningen 550 Indirecte verkoopkosten en 555 Opslag indirecte verkoopkosten.

De volgende journaalpost kan gemaakt worden voor de overboeking van de werkelijke indirecte verkoopkosten van rubriek 4 naar rubriek 5. De journaalpost uit het overboekingsregister is de volgende:
550 Indirecte verkoopkosten
Aan 499 Overboekingsrekening

Voorbeelden journaalposten op een rijtje

Journaalpost voor het overboekingsregister directe kosten of memoriaal
600 Fabricgerekening
810 Directe verkoopkosten
Aan 499 Overboekingsrekening

Journaalpost voor het verdeelboek indirecte kosten
540 Indirecte fabricagekosten
550 Indirecte verkoopkosten
Aan 499 Overboekingsrekening

Journaalpost voor het opslagregister indirecte kosten
600 Fabricagerekening
Aan 545 Opslag indirecte fabricagekosten
+
815 Toeslag indirecte verkoopkosten
Aan 555 Opslag indirecte verkoopkosten

Journaalpost voor het register gereedgekomen producten. Deze kosten worden berekend aan de hand van de kostprijs.
700 Voorraad gereed product
Aan 600 Fabricagerekening

Journaalpost voor het register orders in bewerking. Ook hier worden de totale fabricagekosten berekend aan de hand van de kostprijs.
600 Fabricagerekening
Aan 710 Voorraad orders in bewerking
+
710 Voorraad orders in bewerking
Aan 600 Fabricagerekening

De journaalposten voor het verkoopboek zijn de volgende:
130 Debiteuren
Aan 840 Opbrengst verkopen
Aan 181 Te betalen OB

800 Kostprijs van de verkopen
Aan 700 Voorraad gereed product

De winst van een organisatie kan berekend worden door de som te nemen van het verkoopresultaat en het resultaat van de indirecte kosten. 

Het verkoopresultaat is de opbrengst van de verkopen minus de kostprijs van de verkopen, de directe verkoopkosten en de toeslag op de indirecte verkoopkosten. 

Hoofdstuk 6: Op welke manier worden de boekingen gedaan bij zowel stukproductie als massaproductie op basis van de voorgecalculeerde kosten en de nagecalculeerde kosten?

6.1 Op welke manier worden de boekingen in rubriek 6 gedaan bij stukproductie?

In dit hoofdstuk wordt onderscheid gemaakt tussen kostencalculaties voor de orders die in een bepaalde periode zijn gereedgekomen en de kostencalculaties voor de orders die gereproduceerd zijn in een bepaalde periode. 

De voorcalculaties zijn gebaseerd op de toegestane kosten, ook wel de standaardkosten genoemd. De voorcalculaties worden ook genoteerd op de kostprijskaarten om per order een vergelijking te kunnen maken tussen de voorcalculatie en de nacalculatie.

De journaalpost uit het register gereedgekomen orders tegen voorgecalculeerde fabricagekosten kan als volgt gemaakt worden:
700 Voorraad gereed producten
Aan 610 Gecalculeerde fabricagekosten

Door deze journaalpost komen de grootboekrekeningen 600 en 610 tegenover elkaar te staan. 
Debet: rekening 600 met de nacalculatorische kosten. 
Credit: rekening 610 met de voorgecalculeerde kosten.
Er ontstaat een fabricageresultaat als het saldo op grootboekrekening 600 afwijkt van het saldo op de grootboekrekening 610. 

Wanneer er sprake is van een debetsaldo komen de volgende grootboekrekeningen voor:

  • 600 Verbruik grondstoffen
  • 601 Directe personeelskosten
  • 602 Toeslag indirecte fabricagekosten

Wanneer er sprake is van een creditsaldo komen de volgende grootboekrekeningen voor:

  • 610 Gecalculeerde of toegestane verbruik grondstoffen
  • 611 Gecalculeerde of toegestane directe personeelskosten
  • 612 Gecalculeerde of toegestane toeslag indirecte fabricagekosten

Een partiële debitering is een boekingsmethode waarbij in rubriek 6 meer dan één rekening gebruikt wordt voor het debiteren van de nacalculatorische kosten in. Een partiële creditering is een boekingsmethode waarbij in rubriek 6 meer dan één rekening gebruikt wordt voor het debiteren van de nacalculatorische kosten in. 

Er kan sprake zijn van een positief of een negatief fabricageresultaat. Wanneer er sprake is van een nadelig fabricageresultaat wordt de volgende journaalpost gemaakt uit het resultatenregister:
910 Fabricageresultaat
Aan 699 Overboekingsrekening
Wanneer er sprake is van een positief fabricageresultaat wordt de journaalpost als volgt:
699 Overboekingsrekening
Aan 910 Fabricageresultaat
Het is belangrijk dat na dit resultaat rubriek 6 volledig glad loopt. 

Het saldo van rubriek 6 is het fabricageresultaat van de productie van een bepaalde maand:
De gereedgekomen producten (de afleveringen) in die specifieke maand + de orders die in bewerking zijn aan het einde van de maand - de orders in bewerking aan het begin van de maand.

6.2 Op welke manier worden de boekingen in rubriek 6 gedaan bij massaproductie?

Bij massaproductie worden de kosten verbijzonderd over een groep verschillende producten. De voorcalculatie wordt gezien als het berekenen van de kostprijs bij massaproductie. De standaard kostprijs blijft vaak voor langere tijd gelden bijvoorbeeld een jaar. De standaard kostprijs is een berekening van de toegestane kosten voor een bepaald massaproduct. Bij de nacalculatie worden de totale toegestane kosten van de productie in een bepaalde periode vergeleken met het totaal van de nacalculatorische kosten van die maand. 

Ook bij massaproductie staan de grootboekrekeningen tegenover elkaar.
Debet: de nacalculatorische fabricagekosten. 
Credit: de standaard fabricagekosten.

Wanneer er sprake is van een debetsaldo komen de volgende grootboekrekeningen voor:

  • 600 Verbruik grondstoffen
  • 601 Directe personeelskosten
  • 602 Toeslag indirecte fabricagekosten

Wanneer er sprake is van een creditsaldo komen de volgende grootboekrekeningen voor:

  • 610 Gecalculeerde of toegestane verbruik grondstoffen
  • 611 Gecalculeerde of toegestane directe personeelskosten
  • 612 Gecalculeerde of toegestane toeslag indirecte fabricagekosten

De standaardkosten worden berekend door:

  • Standaard hoeveelheid grondstof (Hs) x standaard prijs (Ps)
  • Standaard aantal arbeidsuren x standaard tarieven voor een arbeidsuur
  • Standaard toeslag voor indirecte fabricagekosten

Verbruik grondstoffen: 5 kg x 5 euro = 25 euro
Directe personeelskosten: 3 arbeidsuren x 20 euro = 60 euro
Toeslag indirecte fabricagekosten = 40 euro
Standaard fabricagekostprijs is 25 + 60 + 40 = 125 euro

Het fabricageresultaat wordt net als bij stukproductie overgeboekt van rubriek 6 naar rubriek 9. Er kan sprake zijn van een positief of een negatief fabricageresultaat. Wanneer er sprake is van een nadelig fabricageresultaat wordt de volgende journaalpost gemaakt uit het resultatenregister:
910 Fabricageresultaat
Aan 699 Overboekingsrekening
Het is belangrijk dat na dit resultaat rubriek 6 volledig glad loopt. 

Hoofdstuk 7: Op welke manier wordt de kostenplaatsenmethode toegepast?

7.1 Op welke manier worden de indirecte kosten toegerekend volgens de kostenplaatsenmethode?

In dit hoofdstuk wordt de kostenplaatsenmethode (KPM) besproken. Het voordeel van deze methode ten opzichte van de opslagmethode (besproken in het vorige hoofdstuk) is dat deze methode veel nauwkeuriger is. De KPM wordt ook wel de productiecentramethode genoemd. Het is een toerekeningsmethode voor indirecte kosten waarbij het bedrijf administratief wordt gesplitst in een aantal kostenplaatsen. De indirecte kosten worden vervolgens verdeeld over deze verschillende kostenplaatsen. Daarnaast worden de kosten via de verschillende kostenplaatsen toegerekend aan de kostendragers (orders).

Schema voor de verbijzondering van de indirecte kosten met behulp van de KPM.
Soorten kosten ----- kostenplaatsen ----- kostendragers

In het boek wordt er vanuit gegaan dat de afdelingen en de kostenplaatsen samenvallen. Het belangrijkste kenmerk voor kostenplaatsen is dat deze homogene prestaties verrichten. Voorbeelden hiervan zijn vierkante meters wanneer het gaat om een bepaald oppervlakte, de verreden kilometers, de onderhoudsuren of de machine uren.

Er kunnen diverse indelingen gemaakt worden voor de kostenplaatsen. De onderstaande indeling is het meest van belang:

  • Hulpkostenplaatsen. Dit zijn afdelingen die hun prestaties verrichten voor andere afdelingen. Bijvoorbeeld de afdeling huisvesting of de afdeling transport.

  • Hoofdkostenplaatsen. Dit zijn afdelingen die hun prestaties verrichten voor orders. Bijvoorbeeld de afdeling fabricage en de afdeling verkoop.

Er dient nog een ander onderscheid gemaakt te worden tussen:

  • De eerstverdeelde kosten. Dit zijn de indirecte kosten die vanuit rubriek 4 worden toegerekend aan de verschillende afdelingen en kostenplaatsen. De indirecte kosten zijn rechtstreeks door deze specifieke afdeling veroorzaakt.

  • De doorbelaste kosten. Dit zijn de indirecte kosten die door een kostenplaats aan andere kostenplaatsen of aan kostendragers worden doorberekend. Dit kan doorberekend worden omdat er gebruikt wordt gemaakt van de prestaties van een andere afdeling.

Het tarief is de vooraf gecalculeerde bedrag van de toegestane kosten per prestatie-eenheid van een kostenplaats. Bij het berekenen van het tarief wordt gebruik gemaakt van de delingscalculatie:

Tarief = Cb / N + Vb / Hb of anders geschreven: Tt = Tc + Tv

Hierbij geldt:

Cb = Begrote totale toegestane constante kosten per periode
Vb = Begrote totale toegestane proportioneel variabele kosten in de komende periode
N = Normale hoeveelheid prestaties per periode
Hb = Begrote hoeveelheid prestaties in de komende periode
Tt = tarief (per prestatie) totaal
Tc = Tariefdeel (per prestatie) voor de constante kosten
Tv = Tariefdeel (per prestatie) voor de variabele kosten

Elke kostenplaats berekent de voorcalculatorisch door naar andere kostenplaatsen en door de hoofdkostenplaatsen naar de orders. Het begrote aantal te verrichten prestaties vermenigvuldigd met het tarief per verrichte prestatie. Het doel van de KPM is het doorberekenen van de indirecte kosten van de hulpkostenplaatsen naar de hoofdkostenplaatsen. Deze berekenen de indirecte kosten door naar de orders.

Soms komt het voor dat de normale hoeveelheid prestaties per periode gelijk is aan de begrote hoeveelheid prestaties per periode. De formule wordt dan: het tarief per uur = (Cb + Vb) / N 

7.2 Wat wordt bedoeld met een voorcalculatorische kostenverdeel- en dekkingsstaat?

Voorcalculatorische dekking van een kostenplaats is het totaal van de voorcalculatorisch doorberekende kosten. Dit wordt begroot door het aantal prestaties te vermenigvuldigen met het tarief.

De kosten kunnen ingedeeld worden in een schema met daarin de kostensoorten, de hulpkostenplaatsen en de hoofdkostenplaatsen. Dit kan er als volgt uit zien:

KostensoortenTotaalHulpkostenplaatsenHulpkostenplaatsenHoofdkostenplaatsenHoofdkostenplaatsenKostendragersKostendragers
  Afdeling huisvesting Afdeling Energiefdeling fabricageAfdeling VerkoopGefabriceerde productenVerkochte producten
Verbruik hulpstoffen€ ...€ ...€ ...€ ...€ ...  
Indirecte kosten voor personeel€ ...€ ...€ ...€ ...€ ...  
Afschrijvingskosten gebouw€ ...€ ...€ ...€ ...€ ...  
Totaal eerstverdeelde kosten€ ...€ ...€ ...€ ...€ ...  

Voorcalculatorische kostenverdeelstaat is het overzicht waarin wordt aangegeven op welke manier de begrote eerstverdeelde indirecte kosten via de kostenplaatsen worden doorberekend aan de kostendragers.

Voorcalculatorische dekkingsstaat is het overzicht waarin de indirecte kosten worden doorbelast door de hulpkostenplaatsen naar de overige kostenplaatsen en door de hoofdkostenplaatsen naar de orders.

Het doel van het opstellen van de voorcalculatorische kostenverdeel- en dekkingsstaat is het berekenen van de tarieven van de diverse kostenplaatsen. 

7.3 Wat zijn extra bijzonderheden over het berekenen van tarieven in kostenplaatsen?

Voorcalculatorische bezettingsresultaat geeft het verschil weer tussen de begrote en de normale bezetting. De formule hiervan is:

Voorcalculatorisch bezettingsresultaat = (Hb – N) x Tc

Hierbij geldt:
N = Normale hoeveelheid prestaties per periode
Hb = Begrote hoeveelheid prestaties in de komende periode
Tc = Tariefdeel (per prestatie) voor de constante kosten

Wanneer Hb > N bestaat er een overbezettingswinst.
Wanneer Hb < N bestaat er een onderbezettingsverlies.

Om een efficiencycontrole uit te kunnen voeren wordt er aan het einde van een bepaalde periode per afdeling een vergelijking gemaakt tussen en werkelijke kosten en de toegestane kosten (werkelijke hoeveelheid prestaties x voorgecalculeerd tarief per prestatie). De werkelijke kosten en de toegestane kosten kunnen opgesplitst worden naar kostensoorten om op deze manier te bepalen wat het verschil in de werkelijke en toegestane kosten veroorzaakt. De deeltarieven kunnen berekend worden wanneer de kosten verdeeld zijn. Bij het rekenen met de verschillende kosten is de regel dat constante begrote kosten worden gedeeld door N (normale hoeveelheid) en begrote variabele kosten worden gedeeld door Hb (begrote hoeveelheid).

Voorbeeld:
De begroting van de kosten voor de afdeling onderhoudswerkplaats geeft voor het jaar 2019 de volgende gegevens weer in een overzicht:
De eerst verdeelde kosten zijn de volgende:

  • De kosten voor het personeel: 278.000
  • De kosten voor het gebruik van gereedschap: 55.000
  • De kosten voor het gebruik van diverse hulpstoffen: 22.000
  • De kosten voor de afschrijving en de intestkosten van machines: 145.000
  • Totaal van de eerst verdeelde kosten bedraagt 500.000

De doorbelaste kosten zijn de d​​​​​oor de afdeling huisvesting 500 m2 a €200 is 100.000
Dit komt op een totaal uit van €600.000. Dit zijn is het totaal van de begrote kosten van een onderneming. 

Het begrote aantal uren voor onderhoud in het jaar 2019 is gelijk aan het normale aantal uur. Het normale aantal uur bedraagt 10.000 uur in het jaar 2019. Deze uren worden vervolgens doorbelast naar de afdeling magazijn, de afdeling fabricage en tot slot de afdeling verkoop. 
Afdeling Magazijn: 1.200 uur
Afdeling Fabricage: 8.000 uur
Afdeling Verkoop: 800 uur

Het tarief per uur voor het onderhoud voor de afdeling onderhoudswerkplaats in het jaar 2019 kan als volgt berekend worden:
Het tarief per uur voor het onderhoud wordt berekend aan de hand van de formule: Cb / N + Vb / Hb
Aangezien in dit geval Hb gelijk is aan N, wordt de formule als volgt: Cb + Vb / N
Het tarief per uur voor het onderhoud = 600.000 / 10.000 = €60 per uur voor het onderhoud.

De doorbelastingen in het jaar 2019 door de afdeling onderhoudswerkplaats naar de afdelingen Magazijn, Fabricage en Verkoop kunnen als volgt worden berekend:
Naar afdeling Magazijn = 1200 uur voor 60 euro per uur = 72.000
Naar afdeling Fabricage = 8000 uur voor 60 euro per uur = 480.000
Naar afdeling Verkoop = 800 uur voor 60 euro per uur = 48.000
Het totaal van de doorbelastingen = 600.000 = de dekking voor de afdeling onderhoudswerkplaats.

Hoofdstuk 8: welke boekingen zijn belangrijk bij het toepassen van de KPM?

8.1 Wat houdt de nacalculatorische kostenverdeel- en dekkingsstaat in?

In dit hoofdstuk wordt nogmaals gekeken naar kostenplaatsenmethode. In dit hoofdstuk ligt de focus echter op de nacalculatorische kostenplaatsenverdeling en dekkingsstaat. Dit lijkt erg op de voorcalculatorische kostenverdeel- en dekkingsstaat uit het vorige hoofdstuk.

Op de nacalculatorische staat wordt het volgende vermeld:

  • De werkelijke indirecte kosten volgens rubriek 4. Deze worden uitgesplitst per afdeling: de eerstverdeelde kosten.

  • De doorbelastingen van afdeling naar afdeling en uiteindelijk naar de kostendragers. Dit zijn de afdeling fabricage en de afdeling verkoop. Dit wordt gedaan op basis van de berekening: het werkelijk aantal geleverde prestaties vermenigvuldigd met het voorgecalculeerde tarief per prestatie.

Door de toepassing van de KPM kan aan het einde van een periode per afdeling vastgesteld worden wat het verschil is tussen de werkelijke en de gedekte kosten. Als ervanuit gaan wordt dat het voorgecalculeerde tarief op de juiste manier berekend is kunnen de verschillen verklaard worden aan de hand van de volgende redenen:

  • Efficiencyverschillen

  • Prijsresultaten

  • Bezettingsresultaten

In dit hoofdstuk wordt alleen gekeken naar het nacalculatorische bezettingsresultaat. De andere verschillen worden besproken later in het boek. 

Het nacalculatorische bezettingsresultaat is het resultaat als gevolg van ongelijkheid tussen de normale en werkelijke bezetting. De formule om dit resultaat te berekenen is als volgt: Nacalculatorisch bezettingsresultaat = (Hw – N) x Tc

Hierbij geldt:
N = Normale hoeveelheid prestaties per periode
Hw = Werkelijke hoeveelheid prestaties in de afgelopen periode
Tc = Tariefdeel (per prestatie) voor de constante kosten

Er is sprake van overbezettingswinst wanneer de werkelijke hoeveelheid prestaties (de werkelijke bezetting) groter is dan de normale bezetting --> Hw > N = overbezettingswinst. 

Wanneer er sprake is van een afdelingsresultaat van + €10.000 en een voordeling bezettingsresultaat van + €13.000, moet er een resultaat verlies zijn van - €3.000. Dit verlies wordt veroorzaakt door een prijs en of een efficiency verschil. 

8.2 Op welke manier worden de boekingen gemaakt van de indirecte kosten wanneer de KPM wordt toegepast?

Bij de KPM worden de werkelijke kosten vergeleken met de gedekte kosten. Daarom worden er twee rekeningen geopend in het grootboek voor bijvoorbeeld huisvesting. Dit zijn de rekeningen 500 kosten afdeling huisvesting en 505 dekking afdeling huisvesting. 

De journaalpost voor de boeking van de verdeling van de indirecte kosten over de diverse kostenplaatsen (eerstverdeelde kosten) uit de kostenverdeelstaat wordt als volgt gemaakt:
500 Kosten afdeling huisvesting
520 Kosten afdeling Krachtcentrale
540 Kosten afdeling Fabricage
550 Kosten afdeling Verkoop
Aan 499 Overboekingsrekening

De journaalpost voor de boeking van de doorbelastingen door de hulpkostenplaatsen naar andere kostenplaatsen uit de kostenverdeelstaat wordt als volgt gemaakt:
520 Kosten afdeling Krachtcentrale
540 Kosten afdeling Fabricage
550 Kosten afdeling Verkoop
Aan 505 Dekking afdeling huisvesting

De journaalpost voor de boeking van de doorbelastingen door de krachtcentrale wordt als volgt gemaakt:
540 Kosten afdeling Fabricage
550 Kosten afdeling Verkoop
Aan 525 Dekking afdeling krachtcentrale

De journaalpost voor de boeking van de doorbelastingen door de hoofdkostenplaatsen naar de kostendragers (afdeling fabricage) wordt als volgt gemaakt:
600 Fabricagerekening
Aan 545 Dekking afdeling Fabricage

De journaalpost voor de boeking van de doorbelastingen door de hoofdkostenplaatsen naar de kostendragers (afdeling verkoop) wordt als volgt gemaakt:
800 Verkooprekening
Aan 555 Dekking afdeling Verkoop

8.3 Welke schema's kunnen gemaakt worden om de indirecte kosten overzichtelijk toe te kunnen rekenen aan de kostendragers met behulp van de KPM?

Het eerste schema dat besproken wordt is het overzicht van de boekingsgang bij de KPM. 
In rubriek 4 worden alle kosten overgeboekt naar de rubrieken 5, 6 of 8. 
In rubriek 5 worden de kosten overgeboekt naar de rubrieken 6 of 8. 
De interne verrekeningen binnen rubriek 5 vormen de spil van de KPM, maar worden niet opgenomen in dit overzicht van de boekingsgang. 
De directe kosten omtrent de fabricage worden overgeboekt naar rubriek 6.
De directe kosten omtrent de verkoop worden overgeboekt naar rubriek 8.

Bij de indirecte kosten wordt de eerste verdeling gemaakt van de indirecte kosten. Er vindt in een interne verrekening plaats: een deel wordt doorbelast door de afdeling fabricage naar rubriek 6. Het andere deel wordt doorbelast door de afdeling verkoop naar rubriek 8.

Daarnaast kan een overzicht gemaakt worden van de boekingen die gedaan worden. Dit kan weergegeven worden in diverse stappen: 
Stap 1: dit is de overboeking van de directe fabricagekosten. Dit wordt gedaan door de volgende boeking: rekening 499 overboekingsrekening in rubriek 4 naar de rekening 600 fabricagerekening in rubriek 6.
Stap 2: dit is de overboeking van de directe verkoopkosten. Dit wordt gedaan door de volgende boeking: rekening 499 overboekingsrekening in rubriek 4 naar de rekening 800 verkooprekening in rubriek 8.
Stap 3: dit is de overboeking van de eerstverdeelde indirecte kosten. Dit wordt gedaan door de volgende boekingen:
rekening 499 overboekingsrekening in rubriek 4 naar de rekening 500 kosten afdeling huisvesting in rubriek 5.
rekening 499 overboekingsrekening in rubriek 4 naar de rekening 520 kosten afdeling krachtcentrale in rubriek 5.
rekening 499 overboekingsrekening in rubriek 4 naar de rekening 530 kosten afdeling fabricage in rubriek 5.
rekening 499 overboekingsrekening in rubriek 4 naar de rekening 550 kosten afdeling verkoop in rubriek 5.
Stap 4: dit is de doorbelasting door de hulpkostenplaatsen naar de andere kostenplaatsen. Dit wordt gedaan door de volgende boekingen:
rekening 505 Dekking afdeling huisvesting in rubriek 5 naar rekening 520 kosten afdeling krachtcentrale, rekening 530 kosten afdeling fabricage en de rekening 550 kosten afdeling verkoop in rubriek 5.
rekening 525 Dekking afdeling krachtcentrale in rubriek 5 naar rekening 530 kosten afdeling fabricage en de rekening 550 kosten afdeling verkoop in rubriek 5.
Stap 5: dit is de doorbelasting door de afdeling fabricage naar de fabricage orders. Dit wordt gedaan door de volgende boeking:
rekening 545 Dekking afdeling fabricage in rubriek 5 naar rekening 600 Fabricagerekening in rubriek 6.
Stap 6: dit is de doorbelasting door de afdeling verkoop naar de verkoop orders. Dit wordt gedaan door de volgende boeking:
rekening 555 Dekking afdeling verkoop in rubriek 5 naar rekening 800 Verkooprekening in rubriek 8.

Voorbeeld:
De onderneming Janssen BV uit Leeuwarden beschikt over de volgende nacalculatorische kostenverdeel- en dekkingsstaat over augustus 2019. Er zijn diverse kostensoorten zoals rekening 405 verbruik van diverse hulpstoffen en rekening 411 indirecte kosten voor het personeel. In rubriek 4 vormen de eerstverdeelde kosten een totaal bedrag van 358.200 euro. De hulp afdelingen worden onderverdeeld in huisvesting, directie & administratie en het magazijn. De kosten hiervoor bedragen in euro's respectievelijk 14.400, 43.200 en 21.600.
De hoofdafdelingen kunnen onderverdeeld worden in de afdeling fabricage (216.000 euro) en de afdeling verkoop (60.000 euro). De kostendragers bestaan uit de orders voor de fabricage en de orders voor de verkoop. 

De doorbelasting van de afdeling huisvesting wordt als volgt gedaan:
Afdeling administratie: 450 m2 x 4 euro per maand = 1.800 euro
Afdeling magazijn: 900 m2 x 4 euro per maand = 3.600 euro
Afdeling fabricage: 2.850 m2 x 4 euro per maand = 11.400 euro
Afdeling verkoop: 300 m2 x 4 euro per maand = 1.200 euro
Dit komt op een totaal uit van 18.000 euro.

De doorbelasting van de afdeling directie & administratie  wordt als volgt gedaan:
Afdeling magazijn = 3.000 euro
Afdeling fabricage = 30.000 euro
Afdeling verkoop = 12.000 euro
Dit komt op een totaal uit van 45.000 euro.

De doorbelasting van de afdeling magazijn wordt als volgt gedaan:
Afdeling fabricage: 57.000 kg grondstof van 24 euro per 100 kg
Afdeling verkoop: 30.000 kg product van 48 euro per 100 kg

De doorbelasting van de afdeling fabricage naar de fabricage orders wordt als volgt gedaan:
Afdeling fabricage: 3.000 machine uren x  88 euro per uur.

De doorbelasting van de afdeling verkoop naar de verkoop orders wordt als volgt gedaan:
Afdeling verkoop: 12 % van de omzet, groot 600.000 euro.

Vraag 1: stel de volledige nacalculatorische kostenverdeel- en dekkingsstaat op over de maand augustus 2019 voor de onderneming Janssen BV uit Leeuwarden. Alle bedragen in de tabel vormen bedragen in euro's.

Soorten kostenTotaalHulp: huisvestingHulp: directie & AdministratieHulp: MagazijnHoofd: fabricageHoofd: verkoopKostendragers (fabricage orders)Kostendragers (verkoop orders)
405 Verbruik hulpstoffen25.5002.400 1.50021.600   
411 Indirecte kosten personeel43.800 18.0003.00015.0007.800  
En meer..        
Totaal eerstverdeelde kosten358.20017.40043.20021.600216.00060.000  
Doorbelastingen door de afdelingen:        
Huisvesting 18.0001.8003.60011.4001.200  
Directie & Administratie  45.0003.00030.00012.000  
Magazijn   28.08013.68014.400  
Fabricage    264.000 264.000 
Verkoop     72.000 72.000
V = verlies
W = winst
 W: 6000V: 120V: 7080V: 15.600  

Vraag 2: stel de journaalposten op die gemaakt kunnen worden naar aanleiding van de gegevens op de nacalculatorische kostenverdeel- en dekkingsstaat die hierboven opgesteld is.

600 Fabricagerekening 264.000
800 verkoop rekening 72.000
510 resultaat afdeling directie & administratie 0 (hierdoor mag deze rekening ook weggelaten worden)
520 resultaat afdeling magazijn 120
530 resultaat afdeling fabricage 7.080
540 resultaat afdeling verkoop 15.600
Aan 499 overboekingsrekening 358.200
Aan 500 resultaat afdeling huisvesting 600
+
900 resultaat afdelingen 22.200
Aan 599 overboekingsrekening 22.200

Vraag 3: de normale bezetting is 3.100 machine uren per maand in de afdeling fabricage. Bereken het bezettingsresultaat van deze afdeling in augustus 2019. Het tarief per machine uur bestaat voor 75 % uit constante kosten en voor 25 % uit variabele kosten. Geef daarnaast aan of dit verschil voordelig of nadelig is (winst of verlies). 
De formule voor het bezettingsresultaat = werkelijke bezetting - normale bezetting x de constante kosten per uur. 
Dit wordt berekend door: (3.000 machine uren - 3.100 machine uren) x 75 % x 88 euro per uur = - 6.600. 
Dit is dus een nadelig resultaat, ook wel verlies genoemd.

Vraag 4: bereken het verschil tussen het afdelingsresultaat en het bezettingsresultaat voor de afdeling fabricage. Geef daarnaast aan of dit verschil voordelig of nadelig is. 
Het resultaat van de afdeling = 7.080
Het bezettingsresultaat = - 6.600
Hierdoor het verschil: 7.080 - 6.600 = + 480.
Dit is dus een voordelig resultaat, ook wel winst genoemd.

Vraag 5: noem twee oorzaken die kunnen leiden tot het verschil tussen het afdelingsresultaat en het bezettingsresultaat voor de afdeling fabricage.
Er kan een verschil ontstaan tussen het resultaat op de afdeling en het bezettingsresultaat door bijvoorbeeld een prijs resultaat en of een efficiency resultaat.

Hoofdstuk 9: op welke manier worden de indirecte kosten gebudgetteerd?

9.1 Wat wordt bedoeld met indirecte kosten budgetten?

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de verschillende soorten van indirecte kosten budgetten. Omdat er gebruik gemaakt wordt van de KPM gaat het om het budgetteren van de indirecte kosten per afdeling. Vrijwel elke onderneming stelt een begroting op. Een begroting is een schatting van de opbrengsten, de kosten, de ontvangsten en de uitgaven van een bepaalde onderneming in een toekomstige periode. Wanneer de werknemers de cijfers in een begroting moeten halen, dan wordt gesproken over een taakstellende begroting. Dit wordt ook wel een budget genoemd. Een voorbeeld van een budget is wanneer de omzet van een winkel minimaal 110.000 euro dient te zijn voor bijvoorbeeld de maand januari. De hoogte van het budget hangt vaak af van de prestaties van een onderneming of specifieker: de afdeling. Dit wordt een output budget genoemd. Hoe hoger de prestaties, hoe hoger de kosten kunnen zijn. 

Een kosten budget is een budget waarin alleen de kosten cijfers voorkomen. Een budgethouder is een werknemer binnen een organisatie die verantwoordelijk is voor het realiseren van de doelstellingen rondom het budget. Kostenbeheersing vormt het geheel aan maatregelen die getroffen worden om de kosten binnen de vooraf gestelde grenzen te houden. Er worden twee typen budgetten onderscheiden: het voorgecalculeerde budget wat voorafgaand aan de periode opgesteld wordt en het nagecalculeerde budget. Het nagecalculeerde budget wordt berekend op basis van de werkelijke prestaties na afloop van de periode. 

Er zijn drie vormen kosten budgetten. Bij elke vorm van een kosten budget wordt gebruik gemaakt van de KPM. De drie budgetten zijn: 1) een vast budget, 2) een variabel budget en 3) een gemengd budget. 

Het eerst besproken budget is het vast budget. Hierbij wordt een vast bedrag aan toegestane kosten per periode opgenomen. Het toegestane kostenbedrag is dus niet afhankelijk van de bedrijfsdrukte. Een vast budget wordt vaak gebruikt bij afdelingen waarbij alleen constante kosten voorkomen. Daarnaast wordt een vast budget gebruikt voor afdelingen met allerlei verschillende prestaties. Bij gebruik van een vast budget dient het voorcalculatorisch budget gelijk te zijn aan het nacalculatorisch budget. De formule van een vast budget: voorcalculatorisch budget = nacalculatorisch budget = Cb = N x Tc

Hierbij geldt:
Cb = begrote totale toegestane constante kosten per periode
N = Normale hoeveelheid prestaties per periode.
Tc = Tariefdeel (per prestatie) voor de constante kosten

Voorcalculatorische bezettingsresultaat is het verschil tussen de gebudgetteerde constante kosten = het vast budget (N x Tc) en de voorcalculatorische gedekte constante kosten (Hb x Tc ).
De formule voor het voorcalculatorische bezettingsresultaat is als volgt: ( Hb - N ) x Tc

Hierbij geldt:
Hb = Begrote hoeveelheid prestaties in de aankomende periode

Na afloop van een bepaalde periode wordt het budgetresultaat berekend. Dit kan berekend worden door te kijke naar het verschil tussen de werkelijke constante kosten en de gebudgetteerde constante kosten (= vast bedrag = N x Tc). 
Het nacalculatorische bezettingsresultaat wordt berekend door te kijken naar het verschil tussen de gebudgetteerde constante kosten (N x Tc) en de nacalculatorische gedekte constante kosten (Hw x Tc). De formule voor het nacalculatorische bezettingsresultaat is = (Hw - N) x Tc.

Hierbij geldt:
Hw = Werkelijke hoeveelheid prestaties in de afgelopen periode.

Het volgende budget is het variabele budget. Hierbij wordt in het afdelingsbudget een totaal kostenbedrag opgenomen. Dit kostenbedrag is evenredig is aan de omvang van de bedrijfsactiviteiten in de bepaalde periode. Deze methode van budgetteren is vooral geschikt voor afdelingen waarbij uitsluitend proportioneel variabele kosten voorkomen.

Er kan bij een variabel budget een verschil bestaan tussen het voorcalculatorisch budget (Hb x Tv) en het nacalculatorisch budget (Hw x Tv).

Hierbij geldt:
Tv = Tariefdeel (per prestatie) voor de variabele kosten

De gebudgetteerde variabele kosten = Hb x Tv en de gedekte variabele kosten = Hb X Tv kan er geen verschil bestaan. Deze zijn gelijk. Het budgetresultaat is het verschil tussen de werkelijke variabele kosten en de gebudgetteerde variabele kosten (Hw x Tv).

Aangezien de nacalculatorische dekking en het nacalculatorische bezettingsresultaat allebei berekend worden door dezelfde formule kan hier geen verschil in ontstaan. Hierdoor kan er geen bezettingsresultaat ontstaan in een variabel budget. Hier geldt dus: budget = dekking = Hw x Tv.

Het laatste budget dat besproken wordt is het gemengd kostenbudget. Dit gemend kostenbudget wordt gehanteerd bij de meeste bedrijven. Dit budget bestaat uit zowel een vast kostenbudget als een variabel kostenbudget. Het totaal hiervan wordt een gemengd budget genoemd. Ook bij het gemengd budget kan er, net als bij het variabel budget, een verschil optreden tussen het voorcalculatorisch budget en het nacalculatorisch budget.

Voorcalculatorisch gemengd budget = N x Tc + Hb x Tv

Nacalculatorisch gemengd budget = N x Tc + Hw x Tv

Het verschil tussen het voorcalculatorische gemengde budget (N x Tc + Hb x Tv) en de gedekte constante + variabele kosten (Hb x Tc + Hb x Tv) is het voorcalculatorisch bezettingsresultaat. Ook wel (Hb – N) x Tc.

Voor het nacalculatorische bezettingsresultaat geldt: (Hw – N) x Tc

Het budgetresultaat: is het verschil tussen de werkelijke kosten en het nacalculatorisch gemengd budget (Hw x Tv)

De budgetresultaten kunnen veroorzaakt worden door prijsresultaten en / of efficiency resultaten. Een voorbeeld van de productie afdeling is voor de machine uren kunnen er verschillen in hulpmaterialen en onderhoudsuren ontstaan.

Hoofdstuk 10: Op welke manier komt het budget terug in de boekhouding?

10.1 Wat wordt bedoeld met een Z-figuur in rubriek 5?

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de manier waarop de indirecte kostenbudgetten van het vorige hoofdstuk worden vastgelegd in het grootboek. Bij het toepassen van de kostenplaatsenmethode wordt voor elke kostenplaats in rubriek 5 de volgende twee rekeningen geopend: 1) 5 … Kosten afdeling X en 2) 5 … Dekking afdeling X. 

Door per afdeling het saldo op de kostenrekening te vergelijken met het saldo op de dekkingsresultaat kan het afdelingsresultaat vastgesteld worden. Het afdelingsresultaat is te splitsen in: 1) het budgetresultaat en 2) het bezettingsresultaat. Van het nacalculatorisch budget voor de indirecte kosten van een afdeling wordt de onderstaande journaalpost gemaakt:

5 … Te dekken budget afdeling X € …
Aan 5 .. Budget afdeling X € …

Met behulp van een Z-figuur wordt in het grootboek een resultaat opgesplitst in twee deelresultaten. Hierbij worden de hierboven genoemde vier grootboekrekeningen gebruikt.

Budgetresultaat is het verschil tussen 5… Kosten afdeling X (eerstverdeelde / doorbelaste kosten) en 5… Budget afdeling X (Aan nacalculatorisch budget).

Bezettingsresultaat is het verschil tussen 5… Te dekken budget afdeling X (nacalculatorisch budget) en 5… Dekking afdeling x = bezettingsresultaat (Aan nacalculatorische dekking)

Het voorcalculatorische budget wordt nooit opgenomen in de boekhouding.

10.2 Welke boekingen worden gedaan bij een vast afdelingsbudget?

Bij een vast budget wordt een vast bedrag per periode opgesteld. Er hoeft dus geen rekening gehouden te worden met de werkelijke prestaties van een onderneming in een bepaalde periode. 

De journaalpost voor de werkelijke kosten uit de kostenverdeel- en dekkingsstaat is als volgt:
510 Kosten afdeling Huisvesting
Aan 499 Overboekingsrekening
Aan 505 Dekking voorgaande hulpafdelingen

De journaalpost voor het vaste budget uit het budgetregister is als volgt:
512 Te dekken budget afdeling huisvesting
Aan 511 Budget afdeling huisvesting

De journaalpost voor de dekking uit de kostenverdeelstaat is als volgt:
540 Kosten afdeling fabricage
550 Kosten afdeling verkoop
Aan 515 Dekking afdeling Huisvesting

Bezettingsresultaat wordt berekend door: (Hw - N) x Tc

10.3 Welke boekingen worden gedaan bij een variabel afdelingsbudget?

Bij een variabel budget wordt het budget per periode vastgelegd. Dit wordt gedaan aan de hand van het aantal werkelijk geleverde prestaties van een bepaalde afdeling. Het nacalculatorische variabel budget wordt berekend door Hw x Tv. De dekking is afhankelijk van de werkelijk geleverde prestaties dus dit is ook Hw x Tv. 

10.4 Welke boekingen worden gedaan bij een gemengd afdelingsbudget?

Het gemengd budget voor een bepaalde periode bestaat uit twee onderdelen, namelijk:
1) Het vast budget voor de constante kosten berekend door: N x Tc, en
2) Het variabel budget voor variabele kosten berekend door: Hw x Tv.

Het budget in een geautomatiseerde omgeving kan intracomptabel vastgelegd of extracomptabel vastgelegd worden. Bij extracomptabel worden de budgetten niet in het grootboek opgenomen. Hierbij kan een boekhoudprogramma veel gemak opleveren.

Hoofdstuk 11: Op welke manier worden de kosten aan de orders toegerekend wanneer gebruik gemaakt wordt van een ERP systeem?

11.1 Wat zijn ERP systemen?

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de manier waarop de kosten aan de orders toegerekend moeten worden wanneer er gebruik gemaakt wordt van een ERP systeem (= Enterprise Resource Planning). Door middel van dit systeem kan de onderneming beter grip krijgen op zijn of haar bedrijfsactiviteiten. De financiële administratie levert informatie op voor zowel de externe verslaggeving als de interne verslaggeving, respectievelijk financial accounting en management accounting.

Een Enterprise Resource Planning (ERP) systeem is een automatiseringsprogramma waarmee een onderneming de samenwerking tussen de productiemiddelen kan plannen en beheersen. Voorbeelden van Resources zijn voorraden grondstoffen, personeel of vaste activa.

Een ERP systeem bevat verschillende elementen. Voorbeelden van deze elementen zijn: management informatie, voorraagegevens, marketinggegevens, financiële administratie, relatie gegevens, logistieke gegevens, productie planning, inkoop gegevens, productiegegevens en verkoopgegevens.

Alle medewerkers binnen de onderneming werken met hetzelfde systeem. Niet iedereen heeft echter toegang tot alle gegevens binnen dit systeem. Door middel van toegangsbeveiligingen kunnen de medewerkers alleen bij de gegevens van de eigen afdeling.

Enkele voordelen van het ERP systeem zijn: 

  • Het gebruik van het systeem spaart tijd en kosten aangezien alle gegevens slechts één keer ingevoerd hoeven te worden in het systeem.
  • Alle gegevens staan bij elkaar en het is toegankelijk voor de medewerkers die toegang hebben.
  • Het zorgt voor een beter en een sneller overzicht.

Enkele nadelen van het ERP systeem zijn: 

  • Het systeem is duur aangezien het per onderneming op maat gemaakt moet worden.
  • De invoering van het systeem kost veel tijd.
  • Het kan zijn dat de onderneming afhankelijk wordt van het systeem.
  • Het is belangrijk dat er een strenge toegangsbeveiligingen is.

11.2 Op welke manier wordt het grootboek ingedeeld?

In het ERP systeem bestaat het Grootboek uit twee onderdelen namelijk 1) onderdeel finance en 2) onderdeel controlling.

Het eerste onderdeel dat besproken wordt is het onderdeel Finance. In dit grootboek worden alle grootboekrekeningen voor de bezittingen, schulden, kosten en opbrengsten opgenomen. Het gaat hier dus over financial Accounting. Deze informatie is nodig voor het opstellen van de externe balans en de winst- en verliesrekening. 

De grootboekrekeningen worden in de volgende rubrieken geplaatst:

  • De balansrubrieken 0, 1, 3 en 7.

  • De resultaatrubrieken 4, 8 en 9.

Aan de grootboekrekeningen in de resultatenrubrieken worden wel eens meeboekrekeningen gekoppeld. Een meeboekrekening is een rekening met behulp waarvan op grootboekrekening geboekt bedrag wordt gespecificeerd of samengebundeld. Deze rekeningen dienen voor de toerekening van deze bedragen aan bijvoorbeeld de verschillende budgetten of orders. 

Het tweede onderdeel is het onderdeel controlling. In dit onderdeel zitten alleen grootboekrekeningen waarmee het interne bedrijfsproces gevolgd kan worden. Het gaat hier dus over de resultaatrekeningen (of wel management accounting). Hieraan zijn ook vaak meeboekrekeningen gekoppeld. De grootboekrekeningen worden in de volgende rubrieken geplaatst: rubrieken 5, 6 en 8.

Een verantwoordelijkheidscentrum is een onderdeel van een organisatie dat wordt beoordeeld op het behalen van bepaalde doelstellingen omtrent prestaties. Onderdelen van een organisatie zijn bijvoorbeeld een afdeling, een business unit of een project.

11.3 Op welke manier worden de kostenboekingen in de rubrieken 4 en 5 gemaakt bijn een ERP systeem?

Een meeboekrekening wordt automatisch bijgewerkt. Wanneer dit echter niet automatisch bijgewerkt wordt, moet het handmatig aangepast worden.

De vaste activa worden in een ERP systeem vaak individueel of collectief voor de boekwaarde in het grootboek opgenomen. De detaillering is ondergebracht in de subadministratie. De detaillering bestaat uit bijvoorbeeld de cumulatieve afschrijving, aanschafprijs of de afschrijvingskosten per periode. 

Een cost center is een kostenplaats die wordt beoordeeld op het behalen van een voor afgesproken kostendoelstelling omtrent de prestaties.

Een profit center is een winst centrum dat wordt beoordeeld op het behalen van een voor afgesproken winstdoelstelling omtrent de prestaties. Het gaat hier om orders, opdrachten, projecten en meer.

Hoofdstuk 12: hoe zien de besturingssystemen binnen de industriële onderneming en dienstverlenende onderneming eruit?

12.1 Op welke manier is de logistiek bepaald?

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de productiebesturingssystemen. Er zijn meerdere systemen te onderscheiden die afhankelijk zijn van de plaats van het klantorderontkoppelpunt ligt in de goederenstroom. Het eerste systeem waar naar gekeken wordt is het voorraad gestuurde productiebesturingssystemen en het tweede systeem is het klantorder gestuurde productiebesturingssystemen.

Logistieke activiteiten hebben invloed op de financiële administratie van een onderneming. Logistiek is het plannen en het besturen van alle activiteiten van een onderneming die nodig zijn om de goederenstroom van leveranciers naar afnemers te realiseren. Dit omvat meerdere componenten. Voor een industriële onderneming zijn dit de volgende componenten: grondstoffen, hulpstoffen, onderdelen, halffabricaten en eindproducten. Het plannen en besturen is van essentieel belang om een goede service naar de klant te kunnen garanderen, om de activiteiten zo efficiënt mogelijk uit te kunnen voeren en om de omvang van de verschillende voorraden te optimaliseren. Vanaf dit moment in het boek wordt voornamelijk de focus gelegd op het interne bedrijfsproces. Dit wordt ook wel het omvormingsproces genoemd. De financiële consequenties worden voor een belangrijk deel beïnvloed door logistieke gebeurtenissen binnen een onderneming. Hierdoor is het belangrijk om dit mee te nemen in de administratie. 

Om een goede beheersing te krijgen op de goederenstroom is er een logistiek Material Requirements Planning I (MPR 1). Dit is een besturingsconcept waarbij de te produceren hoeveelheden materiaal voor elke bewerkingsplek in de productieafdelingen worden berekend op basis van de verwachte vraag naar het betreffende eindproduct. Deze verwachting is opgenomen in het hoofdproductieplan (HPP), wat weer is afgeleid van het verkoopplan. Het hoofdproductieplan is het overzicht van de geplande aantallen eindproducten per periode. Dit kan bijvoorbeeld een week of een maand zijn. Een nadeel van MPR 1 is dat er echter alleen rekening wordt gehouden met het materiaal en niet met de beschikbare productiecapaciteit. Bij MPR 1 wordt er namelijk vanuit gegaan dat de capaciteit van zowel de mensen als de machines en de gebouwen enzovoorts oneindig zijn. Om dit probleem te verhelpen is er Manufacturing Resources Planning II (MPR 2) ontwikkeld. Hierbij wordt er wel rekening gehouden met de beschikbare productiecapaciteit. Daarnaast wordt er een capaciteitsplan opgesteld. Of er bij de productie gebruik kan worden gemaakt van MPR 1 of MPR2 wordt bepaald door de plaats van het klantorderontkoppelpunt van de goederenstroom.

12.2 Hoe ziet het besturingssysteem binnen de industriële ondernemingen eruit?

De aard van het productieproces wordt bepaald door 1) de manier waarop de processen aangestuurd en gepland worden (de logistiek) en 2) de manier waarop de fabrieksboekhouding ingericht en gevoerd wordt. De focus ligt hier op het laatste. De manier waarop de fabrieksboekhouding ingericht wordt, wordt voor een groot deel bepaald door de positie van het klantorderontkoppelpunt in de goederenstroom. 

Het klantorderontkoppelpunt (KOOP) is het punt van waaraf de individuele klantorder de activiteiten in de goederenstroom niet meer beïnvloedt. Het KOOP kan zowel aan het begin als aan het eind van de goederenstroom liggen. Wanneer deze aan het eindpunt ligt dus volledig stroomafwaarts dan heeft de individuele klantorder geen enkele invloed op het eindproduct. Wanneer deze juist aan het beginpunt, dus volledig stroomopwaarts dan bepaalt de individuele klantorder alle activiteiten van de goederenstroom.

De plaats van de KOOP bepaalt het productiebesturingssysteem. Er zijn hierbij twee opties namelijk voorraadgestuurde systemen en klantordergestuurde systemen. 

Het eerste systeem dat besproken wordt zijn de voorraad gestuurde systemen. Bij deze systemen ligt het KOOP op het stroomafwaartse deel van het goederenstroomtraject. Hier wordt vooral gebruik van gemaakt wanneer de toekomstige vraag naar producten goed te voorspellen is. Er wordt op basis van het verkoopplan, hoofdproductieplan (HPP) en MPR productie orders gegenereerd. Een voordeel van deze methode is dat er grote series kunnen worden geproduceerd en dat de in- en omsteltijden van machines worden geminimaliseerd.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • Make-to-stock = KOOP 1 (MTS). Hierbij wordt volledig op voorraad geproduceerd. De individuele klantorders hebben geen enkele invloed op het productiegedeelte. Er wordt hierdoor gewerkt met standaardkostprijzen voor eindproducten. Enkele voorbeelden van producten zijn: televisies of spijkerbroeken.

  • Assemble-to-order = KOOP 2 (ATO). Hierbij heeft de klant geen invloed op de componenten en halffabricaten. Deze worden daarom op voorraad geproduceerd, ook weer op basis van het verkoopplan / HPP / MPR. Individuele klantorders zijn wel van invloed op het eindproduct, daarom worden deze pas vervaardigd als klantorders binnen zijn. Hierdoor is er geen voorraad eindproduct. Kenmerkend voor dit systeem is dat eindproducten in een aantal vooraf vastgestelde varianten worden geleverd. Voor de halffabricaten kan worden gewerkt met standaardkostprijzen en voor de eindproducten met standaardkostprijzen per variant. Enkele voorbeelden van producten zijn: meubels en auto’s.

Het tweede systeem dat besproken wordt zijn de klantorder gestuurde systemen. Bij deze systemen ligt het KOOP op het stroomopwaartse deel van het goederenstroomtraject. Er wordt gebruik gemaakt van deze systemen wanneer de vraag lastig te voorspellen is. De levertijd van producten is langer aangezien de ondernemingen geen voorraden aanhouden en er pas geproduceerd wordt als er een order geplaatst is.

Voorbeelden hiervan zijn: 

  • Make-to-order = KOOP 3 (MTO). Hierbij ligt het KOOP al ver stroomopwaarts en wordt de fabricage van halffabricaten en eindproducten volledig aangestuurd op individuele klantorders.

De klant heeft hierbij alleen geen invloed op de grond- en hulpstoffen en materialen die gebruikt worden. Met standaardkostprijzen kan bij deze methode niet worden gewerkt. Maar daarvoor in de plaats is de voorcalculatorische kostprijsberekening per klantorder.

Een voorbeeld hiervan is de productie van binnenvaartschepen.

  • Engineer - to - order = KOOP 4 (ETO). Dit is het laatste productiesysteem dat besproken wordt. Hierbij worden producten uitsluitend op klantspecificaties ontworpen. Kenmerkend voor dit systeem is dat er een ontwikkeltraject is en dat er materialen specifiek voor een order worden ingekocht. De aansturing van de planning vindt dan ook plaats op projectbasis. Omdat er geen enkele voorraad aanwezig is, is het nadeel van dit systeem dat er vaak lange levertijden aangebonden zijn. Van standaardkostprijzen is geen sprake, er worden echter wel voorcalculaties per klantorder gemaakt. Een voorbeeld hiervan is een bedrijf dat kantoorinrichtingen maakt.

Een trend van de laatste jaren is dat de KOOP steeds verder stroomopwaarts is geschoven. Hierdoor raakt het fabriceren op voorraad steeds minder belangrijk.

Projectgeoriënteerde ondernemingen zijn ondernemingen die alleen fabriceren op klantspecificaties, waarbij elke order als een afzonderlijk project gezien wordt. Het eindresultaat en het fabricageproces worden in goed overleg met de klant ontworpen. De financiële administratie is een projectadministratie. Een niet projectgeoriënteerde onderneming produceert op voorraad.

12.3 Hoe ziet het besturingssysteem binnen de dienstverlenende onderneming eruit?

De laatste paragraaf van dit hoofdstuk heeft betrekking op de dienstverlenende bedrijven. Dienstverlenende bedrijven bestaan in een groot aantal verschillende vormen waardoor verschillende indelingen samengesteld kunnen worden.

Vanuit de accountantscontrole (Starreveld) kunnen we onderstaande verdeling maken, deze is gebaseerd op controleverbanden in het waarde kringloop proces:

  • Dienstverlenende bedrijven met doorstroming van goederen die eigendom van het bedrijf of eigendom van derden zijn

  • Dienstverlenende bedrijven die via vaste leidingen bepaalde diensten, energie of stoffen leveren

  • Bedrijven waarbij de dienstverlening bestaat uit het ter beschikking stellen van ruimten, zowel met of zonder specifieke reservering

  • Overige dienstverlenende bedrijven en beroepen

Hier kunnen nog aan worden toegevoegd:

  • Banken en speciale financieringsinstellingen

  • Tussenpersonen in de effectenhandel

  • Verzekeringsbedrijven

  • Overheidsdiensten en soortgelijke instellingen

Een tweede verdeling die er gemaakt kan worden is op basis van een organisatie adviseur (Hartman):

  • Arbeidsorganisaties (omzet wordt verkregen door het ter beschikking stellen van arbeidskracht)

  • Financiële organisaties (omzet wordt verkregen door geldtransacties)

  • Exploitatie-organisaties (omzet wordt verkregen door het ter beschikking stellen van (on)roerende zaken.

Voorraden grondstoffen, halffabricaten en eindproducten worden ook wel buffers genoemd. Bij dienstverlenende bedrijven kunnen deze buffers bijvoorbeeld de werkvoorraad adviesopdrachten van een consultantsbureau zijn. Bij administratieve dienstverlening ontstaan buffers in de vorm van wachtrijen. Een paar voorbeelden hiervan zijn dossiers die wachten op gegevens die verkregen moeten worden van derden.

Administratieve dienstverlening is het leveren van niet fysieke producten. Een voorbeeld hiervan is een accountantskantoor. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen een frontoffice en een backoffice. Het frontoffice personeel heeft contact met de klanten. En het backoffice personeel voert het werkelijke dienstverleningsproces uit.

Net als bij een industriële onderneming, is er bij een dienstverlenende onderneming ook sprake van een klantcontactontkoppelpunt (KCOP). Dit is het punt in het proces van dienstverlening van waaraf de individuele klantorder de activiteiten in het dienstverleningsproces niet meer beïnvloedt. Dus tot aan het KCOP vindt afstemming net de klant plaats, vervolgens gaat het bedrijf zelfstandig verder met de uitvoering van het bedrijfsproces. Bij simpele taken is vaak alleen front office betrokken. Wanneer er sprake is van maatwerk wordt zowel het front- als back office betrokken. Bij dienstverlenende bedrijven speelt capaciteit een belangrijke rol.

Er zijn drie KCOP’s:

  1. KCOP 1. Deze neemt de klant een standaarddienst af. Er is sprake van een buffer aan opdrachten. Daarnaast wachten klantorders op afhandeling.

  2. KCOP 2. De klant heeft hierbij een belangrijke inbreng tijdens het dienstverleningsproces.

  3. KCOP 3. De klant speelt vanaf de inkoop van capaciteiten als personeel en apparatuur een belangrijke rol tot aan het eindpunt. In het hele geheel is er geen sprake van buffers.

Hoofdstuk 13: Hoe ziet de fabrieksboekhouding eruit bij make to stock?

13.1 Welke boekingen worden gemaakt van gereedgekomen productieorders in de rubrieken 6 en 7 bij make to stock?

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de fabrieksboekhouding van een industriële onderneming. Het gaat hierbij om een onderneming met het voorraad gestuurde productiesysteem make to stock. Voor make to stock is het kenmerkend om te werken met een standaard fabricagekostprijs per gefabriceerd product. Als er wordt gesproken over productie orders heeft dat betrekking op de interne orders aan de fabricage afdeling om in een bepaalde periode een bepaalde hoeveelheid eindproducten te fabriceren.

De MTS gebruikt standaard prijzen in de voorcalculatie. Voor de nacalculatie wordt gebruik gemaakt van de totale productie per bepaalde periode. Dit kan bijvoorbeeld een maand of een kwartaal zijn. Er wordt een verschillenanalyse gemaakt door de onderneming waarbij gekeken wordt wat het verschil is tussen de werkelijke kosten en de standaard kosten. 

In rubriek 9 worden het standaard verkoopresultaat en alle overige resultaten afzonderlijk zichtbaar gemaakt. Hierdoor is het van belang dat in rubriek 8 het standaard verkoopresultaat weergegeven wordt. Bovendien moeten de voorraden eindproducten tegen de standaard kosten geboekt worden in rubriek 7. Tot slot moet de overboeking van de fabricagekosten vanuit rubriek 6 naar rubriek 7 plaatsvinden tegen de standaard fabricagekosten. Ook in dit hoofdstuk wordt ook gebruik gemaakt van de kostenplaatsenmethode voor de indirecte kosten en worden alle kosten doorlopen rubriek 4.

De volgende onderdelen van de gemaakte fabricagekosten voor de productie orders worden gejournaliseerd: het grondstoffenverbruik, het werkelijk verbruik x standaardprijs ² per verbruikte eenheid.
De journaalpost uit het overboekingsregister voor het grondstoffenverbruik kan als volgt gemaakt worden:
600 Fabricagerekening
Aan 499 Overboekingsrekening

De volgende onderdelen van de gemaakte fabricagekosten voor de productie orders worden gejournaliseerd: werkelijk aantal directe arbeidsuren x werkelijk prijs per uur.
De journaalpost uit het overboekingsregister voor de directe personeelskosten kan als volgt gemaakt worden:
600 Fabricagerekening
Aan 499 Overboekingsrekening

De volgende onderdelen van de gemaakte fabricagekosten voor de productie orders worden gejournaliseerd: het werkelijk aantal machine uren x het tarief per machine uur
De journaalpost uit het overboekingsregister voor de doorbelaste indirecte fabricagekosten door de afdeling fabricage kan als volgt gemaakt worden:
600 Fabricagerekening
Aan 545 Dekking afdeling fabricage

Vervolgens wordt de voorraad gereed product als volgt vastgelegd tegen standaardkosten. Dit wordt berekend door de standaardhoeveelheden productiemiddelen x standaardprijs per productiemiddel. 
De journaalpost uit het register gereedgekomen product (het productieregister) kan als volgt gemaakt worden:
700 Voorraad gereed product
Aan 600 Fabricagerekening

Uit voorgaande journaalposten blijkt dat op rekening 600 Fabricagerekening:

  • De debiteringen plaatsvinden op grond van de werkelijke hoeveelheden en standaardprijzen (met uitzondering van directe personeelskosten tegen werkelijke prijzen).

  • De crediteringen plaatsvinden op grond van standaardhoeveelheden en standaardprijzen.

Door de debiteringen en crediteringen ontstaat er aan het einde van de boekingsperiode een saldo. Dit saldo kan zowel positief als negatief zijn. Dit saldo wordt het fabricageresultaat genoemd. Dit resultaat kan veroorzaakt worden door de volgende vier mogelijkheden:

  1. Er bestaat een efficiencyresultaat op grondstoffen

  2. Er bestaat een efficiencyresultaat op directe personeelskosten

  3. Er bestaat een prijsresultaat op directe personeelskosten

  4. Er bestaat een efficiencyresultaat op machine-uren

Wanneer er alleen gebruik gemaakt wordt van rekening 600 Fabricagerekening vindt de analyse van het fabricageresultaat naar de vier hierboven genoemde deelresultaten plaats buiten het grootboek. Dit wordt een extracomptabele analyse genoemd. Wanneer rubriek 6 ingericht wordt met extra rekeningen, is er een intracomptabele analyse van het fabricageresultaat mogelijk. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van de volgende rekeningen:

  • 600 Verbruik grondstoffen Aan 499 Overboekingsrekening ↔ 610 Standaardverbruik grondstoffen (efficiencyresultaat) naar 700

  • 601 Directe personeelskosten Aan499 Overboekingsrekening ↔ 611 Standaard directe personeelskosten (prijs- en efficiencyresultaat) naar 700

  • 602 Toeslag indirecte fabricagekosten Aan 545 Dekking afdeling Fabricage ↔ 612 Standaardtoeslag indirecte fabricagekosten (efficiencyresultaat) naar 700

Het efficiencyresultaat is het resultaat dat ontstaat wanneer de standaard verbruikte hoeveelheid van een bepaald productiemiddel afwijkt van de werkelijke hoeveelheid. Een voorbeeld is wanneer er tijdens het productieproces meer grondstoffen worden verbruikt dan de standaard hoeveelheid. Hierdoor ontstaat er een efficiencyresultaat. Dit resultaat kan zowel positief als negatief zijn.

De formule voor het efficiencyresultaat: Ps x (Hw - Hs) → Hierbij geldt:

Hs = Standaardhoeveelheid (uren, kg etc.)
Hw = Werkelijk verbruikte hoeveelheid (uren, kg etc.)
Ps = Standaardprijs (per uur, kg etc.)

In woorden: efficiencyresultaat = de standaard prijs per eenheid x (de werkelijke hoeveelheid die gebruikt is - de standaard hoeveelheid die gebruikt is).

Het prijsresultaat is het resultaat dat ontstaat wanneer de standaardprijs van een bepaald productiemiddel afwijkt van de werkelijke prijs. Een voorbeeld hiervan is wanneer de werkelijke prijs voor directe personeelskosten hoger ligt, dan de standaardprijs.

De formule voor het prijsresultaat: Hw x (Pw - Ps) → Hierbij geldt:

Pw = Werkelijke prijs (per uur, kg enzovoorts).
In woorden: prijsresultaat = de werkelijke hoeveelheid die gebruikt is x (de werkelijke prijs per eenheid - de standaard prijs per eenheid) 

Het is mogelijk de prijs- en efficiencyresultaten weer te geven in rubriek 6. Er worden nieuwe grootboekrekeningen toegevoegd aan de bestaande grootboekrekingen om dit in het grootboek te laten zien. De bestaande grootboekrekeningen zijn 601 Directe personeelskosten en 611 Standaard directe personeelskosten. Er worden twee nieuwe rekeningen toegevoegd: 1) 630 Betaalde directe personeelskosten en 2) 631 verrekende directe personeelskosten. 

De volgende journaalposten kunnen gemaakt worden met betrekking tot de directe en indirecte personeelskosten. 
De journaalpost voor de verdeelstaat personeelskosten bestaande uit directe en indirecte personeelskosten:
410 Directe personeelskosten
411 Indirecte personeelskosten
Aan 280 Tussenrekening personeelskosten

De volgende journaalpost heeft betrekking op de loonverdeelstaat. De directe personeelskosten worden overgeboekt naar rubriek 6. De journaalpost is de volgende:
630 Betaalde directe personeelskosten
Aan 499 Overboekingsrekening

De volgende journaalpost heeft betrekking op het register directe arbeidsuren. Het werkelijk aantal directe arbeidsuren en het standaard uurloon is bekend. De journaalpost is de volgende:
601 Directe personeelskosten
Aan 631 Verrekende directe personeelskosten

De laatste journaalpost heeft betrekking op het productieregister (MTS). Het aantal gereedgekomen producten is bekend. De journaalpost is de volgende:
700 Voorraad gereed product
Aan 610 Standaard verbruik grondstoffen
Aan 611 Standaard directe personeelskosten
Aan 612 Standaard toeslag indirecte fabricagekosten

Het prijsresultaat wordt berekend door rekening 630 Betaalde directe personeelskosten en rekening 631 Verrekende directe personeelskosten met elkaar te vergelijken. Het efficiencyresultaat wordt berekend door rekening 601 Directe personeelskosten en rekening 611 Standaard directe personeelskosten met elkaar te vergelijken. Dit resultaat kan gecontroleerd worden aan de hand van de hierboven genoemde formules. 

Het loonniveauresultaat is het prijsresultaat op de (directe) personeelskosten. Dit wordt berekend door een vergelijken te maken tussen de rekeningen 630 en 631. Dit resultaat kan ontstaan als gevolg van de volgende oorzaken:

  • Waarvoor het hoofd van de afdeling fabricage niet verantwoordelijk kan worden gesteld. 
    Een voorbeeld hiervan is een loonsverhoging die nog niet is doorberekend in de standaardkostprijs.

  • Waarvoor het hoofd van de afdeling fabricage wel verantwoordelijk kan worden gesteld. 
    Een voorbeeld hiervan is het aannemen door het hoofd van de fabricage afdeling zelf van personeel waarvan het salaris afwijkt van de standaard norm. Interdependentie is het verschijnsel dat bepaalde grootheden elkaar onderling kunnen beïnvloeden zoals het efficiencyresultaat en het prijsresultaat op de directe kosten. Voor goederen in bewerking is er rekening 710. Wanneer de volgende maand de goederen worden afgemaakt tot gereed product worden ze dan gestorneerd (teruggeboekt). Een terugboekingsjournaalpost wordt een stornoboeking genoemd.

13.2 Welke boekingen worden gemaakt van gereedgekomen productie orders in de rubrieken 6 en 7 bij meer dan één type product?

Een onderneming kan meerdere typen producten maken. In het grootboek wordt voor elk type product meestal een aparte rekening gemaakt voor de voorraad. Dit wordt ook wel een subadministratie genoemd. 

De journaalpost voor het productieregister (MTS) voor de gereedgekomen producten kan als volgt gemaakt worden:
700 Voorraad gereed product AAA
705 Voorraad gereed product BBB
Aan 610 Standaard verbruik grondstoffen (van product AAA en product BBB bij elkaar opgeteld)
Aan 611 Standaard directe personeelskosten (van product AAA en product BBB bij elkaar opgeteld)
Aan 612 Standaard toeslag indirecte fabricagekosten (van product AAA en product BBB bij elkaar opgeteld)

13.3 Welke boekingen worden gemaakt van goederen in bewerking in de rubrieken 6 en 7 bij make to stock?

De fabricagekosten in een bepaalde periode (bijvoorbeeld een maand) zijn meestal deels besteed aan de producten die gereedgekomen zijn en deels aan de producten die nog in bewerking zijn (onderhanden werk). In rubriek 6 wordt hiermee rekening gehouden bij het berekenen van het fabricageresultaat. In rubriek 7 wordt een nieuwe rekening 710 Voorraad goederen in bewerking toegevoegd. 

De journaalpost uit het register goederen in bewerking per einde van een bepaalde periode kan als volgt gemaakt worden:
710 Voorraad goederen in bewerking
Aan 610 Standaard verbruik grondstoffen
Aan 611 Standaard directe personeelskosten
Aan 612 Standaard toeslag indirecte fabricagekosten

Aangezien de goederen in bewerking in de volgende maand verder bewerkt worden, wordt de hierboven genoemde journaalpost teruggeboekt (gestorneerd) per eerste van het begin van de volgende maand. De journaalpost voor de stornoboeking uit register goederen in bewerking per begin van de periode:
610 Standaard verbruik grondstoffen
611 Standaard directe personeelskosten
612 Standaard toeslag indirecte fabricagekosten
Aan 710 Voorraad goederen in bewerking

 

13.4 Welke boekingen worden gemaakt in rubriek 8?

Er worden diverse boekingen gemaakt in rubriek 8 met betrekking tot bijvoorbeeld de kostprijs verkopen en het resultaat verkopen. Wanneer een product verkocht en geleverd wordt, wordt rekening 700 voorraad gereed product gecrediteerd tegen de standaard fabricagekostprijs. De rekening 800 Kostprijs verkopen wordt tegen de standaard fabricagekostprijs gedebiteerd. Hiervan wordt de volgende journaalpost gemaakt:

800 Kostprijs verkopen
Aan 700 Voorraad gereed product

De journaalpost voor de boeking verkoopkosten uit het memoriaal kan als volgt gemaakt worden:
810 Directe verkoopkosten 
Aan 499 Overboekingsrekening 
815 Toeslag indirecte verkoopkosten
Aan 555 Dekking afdeling Verkoop 

De opbrengst van de producten die verkocht en geleverd zijn worden ook gejournaliseerd. De journaalpost uit het verkoopboek kan als volgt gemaakt worden: 
130 Debiteuren
Aan 840 Opbrengst verkopen 
Aan 181 Te betalen OB 

Er bestaat een verschil tussen de bedragen die geboekt zijn op de verschillende rekeningen. Het is van groot belang hier goed naar te kijken. Neem bijvoorbeeld het standaard verkoop resultaat. Het standaard verkoopresultaat is het verschil tussen de opbrengst en de commerciële standaardkostprijs van alle verkochte producten.

800 Kostprijs verkopen
810 Toeslag directe verkoopkosten ↔ 840 Opbrengst verkopen
815 Toeslag indirecte verkoopkosten

Het resultaat op de directe verkoopkosten:
850 Werkelijke directe verkoopkosten ↔ 855 Standaard directe verkoopkosten

Hoofdstuk 14: Op welke manier wordt het perioderesultaat berekend en geanalyseerd?

14.1 Welke boekingen worden bij het perioderesultaat gedaan in rubriek 9?

In dit hoofdstuk draait het om de winst- en de verliesrekening op de korte termijn. Dit kan voor veel bedrijven een belangrijk intern informatiemiddel zijn. Een jaarrekening is voor alle bedrijven erg belangrijk. De jaarrekening bestaat uit een winst- e verliesrekening, de balans en een toelichting op deze overzichten. Daarnaast kunnen bedrijven ook een permanence opstellen. Een permanence is een resultatenoverzicht die betrekking heeft op een korte periode van bijvoorbeeld een maand.

Een winst- en verliesrekening op korte termijn heeft de volgende kenmerken:

  • Is een resultatenoverzicht over een periode korter dan een boekjaar, bijvoorbeeld zes weken of een kwartaal.

  • Is kort na afloop van de betrokken periode gereed

  • Bevatten de door het management gewenste informatie

De winst- en verliesrekening heeft twee doeleinden:

  1. Het is een sturingsmiddel voor het management naar de toekomst op de korte termijn

  2. Het is een intern verantwoordingsmiddel

Bij bedrijven die werken met een boekhouding met standaardkosten en de kostenplaatsenmethode zijn er vier resultaten van belang (deze resultaten zijn besproken in de vorige hoofdstukken):

  1. Afdelingsresultaten (rubriek 5)

  2. Fabricageresultaten (rubriek 6)

  3. Standaardverkoopresultaat (rubriek 8)

  4. Overige resultaten (rubriek 9)

Een analytische winst- en verliesrekening is een resultatenoverzicht waarin gespecificeerd wordt uit welke afzonderlijke deelresultaten (zie hierboven) de periodewinst bestaat. Dit wordt opgesteld aan de hand van de rekeningen uit rubriek 9. Dit overzicht wordt uitsluiten gebruikt als informatiemiddel voor de managers.

14.2 Hoe wordt de analyse gemaakt van de verschillende resultaten van de afdelingen?

In de vorige hoofdstukken is al aandacht besteed aan de afdelingsresultaten. Deze resultaten kunnen echter verder gesplitst worden. In dit hoofdstuk wordt dit resultaat per kostensoort gesplitst. Dit wordt ook wel 'drilling down' genoemd. De bedragen van de wekelijke kosten per kostensoort staan in de kostenverdeelstaat. We willen nu ook de gedekte kosten per kostensoort krijgen, daarom maken we gebruik van het dekkingstatief gesplitst naar kostensoorten. Door één voor één per kostensoort de werkelijke kosten met de dekking te vergelijken, ontstaat er een overzicht van het afdelingsresultaat gesplitst naar kostensoorten. Er wordt hierbij ook een onderscheid gemaakt tussen de constante en de variabele kosten. De constante kosten resultaten worden voornamelijk veroorzaakt door nacalculatorische bezettingsverschillen.

De formule voor het nacalculatorische bezettingsresultaat is: (Hw - N) X Cb / N = (Hw - N) / Tc

De resultaten voor de variabele kosten bestaan alleen uit de efficiency- en de prijsresultaten. 
De formules om dit te bereken zijn:
Efficiencyresultaat = (Hs - Hw) x Ps
Prijsresultaat = (Ps – Pw) x Hw

Met betrekking tot bezettingsresultaten is het belangrijk goed te onthouden dat:

  • De resultaten zijn of allemaal positief (winst) of allemaal negatief (verlies). De resultaten geven dus telkens dezelfde richting weer.

  • De verhouding tussen de winsten of de verliezen is gelijk aan die tussen de tarieven. Ze zijn dus in dezelfde mate.

De conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat een splitsing van de bezettingsresultaten naar kostensoort dus niet heel erg zinvol is. De variabele kosten kunnen wanneer deze proportioneel variabel zijn alleen bestaan uit efficiency- en of prijsverschillen.

14.3 Hoe wordt de analyse gemaakt van het totale resultaat in rubriek 8?

Deze paragraaf heeft betrekking op de totale analyse van rubriek 8. In de voorgaande hoofdstukken is al gekeken naar het standaardverkoopresultaat en het resultaat op de indirecte kosten. Een bedrijf kan bij de verkoop van producten een korting verlenen dit noemen we een rabat. Een voorbeeld kan zijn wanneer een klant een bestelling boven de 100 euro plaats, dat deze een rabat krijgt. Het rabatresultaat is het verschil tussen de werkelijk verstrekte rabatten in een periode en het rabatbedrag dat in de standaard commerciële kostprijs van de verkopen in die periode.

Een rabatresultaat geeft weer hoe de commerciële afdeling met het verstrekken van rabatten is omgegaan. Dit resultaat wordt weergeven in het grootboek in rubriek 8. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de volgende rekeningen:
830 Toeslag rabatten (voor het standaardrabatbedrag)
860 Werkelijke rabatten (voor het werkelijke rabatbedrag)
865 Standaardrabatten (voor het standaardrabatbedrag)

De journaalpost die gemaakt wordt voor de boeking uit het verkoopboek is de volgende:
830 Toeslag rabatten
Aan 865 Standaard rabatten
Beide worden geboekt tegen het standaard rabat bedrag.

14.4 Welke nadere bijzonderheden bestaan er over de resultatenanalyse?

Bij een analyse van de boekhouding wordt het lang niet altijd duidelijk waarom de resultaten niet voldoen aan de verwachtingen. Bedrijfssignalering is een bestuurlijk informatieverzorginssysteem waarmee vaak kwantitatieve (hoeveelheden) afwijkingen tussen de werkelijkheid en de gestelde norm kunnen worden gesignaleerd. Een voorbeeld hiervan kan zijn wanneer de norm niet gehaald wordt omdat er nieuw personeel ingewerkt diende te worden.

Wanneer een afdeling niet goed gepresteerd heeft hoeft dit niet altijd de schuld te zijn van het hoofd van die afdeling. Er is namelijk sprake van twee soorten kosten die een afdeling heeft:

  • Controllable cost: dit zijn kosten die de afdelingschef kan beheersen.

  • Non-controllable cost: dit zijn kosten die de afdelingschef niet kan beheersen. Enkele voorbeelden hiervan zijn doorbelaste kosten door algemene hulpafdelingen. Daarnaast kunnen er kosten zijn die ontstaan zijn door beslissingen die gemaakt zijn in het verleden. Tot deze categorie horen vaak constante kosten voor bijvoorbeeld machines.

De manier waarop deze kosten verdeeld zijn is verschillend per afdeling. Er kan dan ook geen standaard indeling gemaakt worden.

Hoofdstuk 15: hoe ziet de fabrieksboekhouding eruit wanneer er sprake is van afval?

15.1 Op welke manier wordt het afval en het afvalresultaat berekend?

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar het afval van grondstoffen dat ontstaat tijdens het productieproces. Wanneer de werkelijke hoeveelheid afval verschilt van de geldende normen is er sprake van een afvalresultaat. Dit resultaat kan zowel positief als negatief zijn. In dit hoofdstuk wordt dit resultaat berekend en wordt getoond op welke manier dit in het grootboek wordt vastgelegd.

Bij bijvoorbeeld het voorraad gestuurde productiesysteem make to stock wordt gewerkt met standaard kostprijzen voor eindproducten. Er moet dus van te voren vastgesteld worden hoeveel grondstoffen er per product gebruikt mag worden. Wordt er meer verbruikt dan de toegestane norm dan is er sprake van een verlies. Aan de andere kant: wordt er minder gebruikt dan de toegestane norm wordt er winst gemaakt. De toegestane hoeveelheden worden vermenigvuldigd met de standaardprijzen om op deze manier de toegestane kosten per product te berekenen.

In formule is dat als volgt: Hs x Ps

Voor het vaststellen van de toegestane hoeveelheden wordt niet uitgegaan van het netto verbruik, maar van het bruto verbruik. Het bruto verbruik is de hoeveelheid grondstof die tijdens het productieproces wordt verbruikt. Het netto verbruik is de hoeveelheid grondstof die wordt opgenomen in het eindproduct.
Een voorbeeld: een onderneming start het fabricageproces met 15 kg van grondstof X. Dit wordt het bruto verbruik genoemd want deze hoeveelheid wordt gebruikt of gaat gebruikt worden. Gedurende het fabricageproces blijkt dat de grondstof bewerkt moet worden en er slechts 10 kg gebruikt wordt van grondstof X. Dit wordt het netto verbruik genoemd aangezien deze hoeveelheid daadwerkelijk wordt opgenomen in het geproduceerde eindproduct. Er is in dit voorbeeld dus een onvermijdbaar afval van 5 kg.

Afval is de hoeveelheid grondstof die verloren gaat doordat niet de gehele verbruikte hoeveelheid grondstof in de producten kan worden verwerkt. Afval zorgt voor kosten doordat er grondstof verloren gaat. Afval kan gescheiden worden in twee groepen: 1) afval heeft geen waarde: in dit geval wordt in de standaardkostprijs alleen het bruto verbruik van de grondstof opgenomen. 2) Afval heeft wel waarde. Wanneer afval van waarde is bestaat er positieve en negatieve waarde. Positieve waarde betekent dat de opbrengst van de afval zorgt voor een daling in de standaardkostprijs van een product. Negatieve waarde houdt in dat het vernietigen van afval die schadelijk is voor het milieu en het daardoor kosten veroorzaakt. Dit zorgt juist voor een stijging van de standaard kostprijs.

Een fabricageresultaat in rubriek 6 bij grondstof kan ontstaan door:

  • Wanneer bij het bruto verbruik van de grondstof de werkelijke kosten tegen standaardprijzen verschilt van de standaardkosten. Er is dan sprake van een efficiencyresultaat.

  • Bij de afval met een positieve waarde de werkelijke opbrengst tegen standaardprijzen verschilt van de standaardopbrengst. Er is dan sprake van een afvalresultaat. Afvalresultaat is het in geld waardeerbare verschil tussen de werkelijke hoeveelheid afval en de standaard hoeveelheid afval in een bepaalde periode. Dit wordt berekend met de volgende formule:

De formule voor het afvalresultaat op grondstoffen is: (standaard afval – werkelijk afval) x standaard prijs van het afval

Let op het gaat bij het afvalresultaat niet om kosten maar om de opbrengsten. De volgende relaties zijn belangrijk om te onthouden:
Wanneer het standaard afval < werkelijk afval zorgt dit voor een voordelig resultaat

Wanneer het standaard afval > werkelijk afval zorgt dit voor een nadelig resultaat

Het kan zo zijn dat afval pas waarde krijgt na het maken van bewerkingskosten. Deze kosten moeten we dan meenemen bij het berekenen van de standaardkostprijs van de eindproducten. En ook hierop kan er een efficiencyresultaat ontstaan.

De standaard opbrengst van het afval kan gejournaliseerd worden in rubriek 6. De rekeningen 601 Werkelijke opbrengst afval, 611 standaard opbrengst afval en 701 voorraad afval worden toegevoegd om het afval intracomptabel vast te leggen en het afval zichtbaar te maken in rubriek 6. Het verschil tussen rekening 601 werkelijke opbrengst afval en rekening 611 standaard opbrengst afval is het afval resultaat.

De volgende journaalpost kan gemaakt worden voor de boeking standaard opbrengst uit afval:
611 Standaard opbrengst afval
Aan 610 Standaard verbruik grondstoffen

De volgende journaalpost kan gemaakt worden voor de boeking voorraad afval uit het productieregister of memoriaal:
701 Voorraad afval
Aan 601 Werkelijke opbrengst afval

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar uitval wat ontstaat tijdens het productieproces. Dit kan bij zowel halffabricaten als eindproducten. Wanneer de daadwerkelijke uitval hoger of lager is dan de geldende normen, zorgt dit voor een uitvalresultaat. In dit hoofdstuk zullen we bespreken hoe je dit kunt berekenen en hoe dit in het grootboek naar voren komt.

Hoofdstuk 16: hoe ziet de fabrieksboekhouding eruit wanneer er sprake is van uitval?

16.1 Welke boekingen worden er gemaakt bij uitval zonder waarde en het uitvalresultaat?

Uitval is een halffabricaat of eindproduct dat wordt afgekeurd, omdat het niet voldoet aan de kwaliteitseisen die er binnen het bedrijf van toepassing zijn. Uitval zorgt ervoor dat de al opgeofferde productiemiddelen zoals arbeidsuren en grondstoffen verloren gaan. Dit resulteert dus in weggegooid geld en het zorgt voor kosten voor een bedrijf. Wanneer het afkeuren onvermijdbaar is worden de kosten daarvan door de goedgekeurde producten gedragen. Dit leidt dus tot een verhoging van de standaardkostprijs van ene goedgekeurd product. De kosten van de uitval worden toegerekend door middel van een toeslag. 

Er zijn twee soorten uitval te onderscheiden:

  • Uitval heeft geen waarde. Wanneer uitval geen waarde heeft, kunnen de afgekeurde producten vernietigd worden. Ze zijn waardeloos.

  • Uitval heeft wel waarde. Wanneer uitval waarde heeft kunnen de producten bijvoorbeeld opnieuw bewerkt worden.

Het uitvalresultaat is het verschil in geld tussen de werkelijke hoeveelheid afgekeurd product en de standaard hoeveelheid afgekeurd product voor een bedrijf in een bepaalde periode. Wanneer de uitval geen waarde heeft berekenen we de kosten van de afgekeurde producten door in de standaardkostprijs van de goedgekeurde producten. Hierbij kunnen we een standaarduitvalpercentage gebruiken. Dit resultaat wordt ook wel gerekend tot de efficiencyresultaten.

De formule van het uitvalresultaat: (Standaard uitval – Werkelijke uitval) x Standaard fabricagekostprijs goedgekeurd product

De kosten hebben alleen betrekking op de fabricagekosten want de kosten van de uitval spelen zich al af in rubriek 6.

Het uitvalresultaat kan zichtbaar gemaakt worden in het grootboek net als het afvalresultaat in het vorige hoofdstuk. Hiervoor worden in rubriek 6 extra rekeningen opgenomen. Dit zijn de rekeningen 603 Werkelijke uitvalkosten en de rekening 613 Standaard uitval kosten. Het verschil tussen rekening 603 Werkelijke uitvalkosten en de rekening 613 Standaard uitval kosten geven het uitvalresultaat weer.

Bij de productie van een bepaald product bestaan er goedgekeurde en afgekeurde producten. De journaalpost voor een bepaald aantal goedgekeurde producten kan als volgt gemaakt worden uit het productieregister:
700 Voorraad gereed product
Aan 610 Standaard verbruik grondstoffen
Aan 611 Standaard directe personeelskosten
Aan 612 Standaard toeslag indirecte kosten
Aan 613 Standaard uitvalkosten

De journaalpost voor een bepaald aantal afgekeurde producten kan als volgt gemaakt worden uit het productieregister:
603 Werkelijke uitvalkosten
Aan 610 Standaard verbruik grondstoffen
Aan 611 Standaard directe personeelskosten
Aan 612 Standaard toeslag indirecte kosten
Aan 613 Standaard uitvalkosten

Aan de hand van de bovenstaande rekeningen kunnen verschillende efficiencyresultaten bepaald worden.
1) het verschil tussen rekening 600 verbruik grondstoffen en rekening 610 standaard verbruik grondstoffen
2) het verschil tussen rekening 601 directe personeelskosten en rekening 611 standaard directe personeelskosten
3) het verschil tussen rekening 602 toeslag indirecte fabricagekosten en rekening 612 standaard indirecte fabricagekosten
4) het verschil tussen rekening 603 werkelijke uitvalkosten en rekening 613 standaard uitvalkosten

Deze efficiency resultaten zijn ook afzonderlijk te berekenen aan de hand van de formule voor het efficiency resultaat gegeven in de vorige hoofdstukken. 

Het uitvalresultaat kan zowel voordelig als nadelig zijn. De journaalpost van de overboeking van een voordelig resultaat is als volgt:
9.. Efficiencyresultaat grondstoffen
9.. Efficiencyresultaat machine uren
Aan 9.. Efficiency resultaat arbeidsuren
Aan 9.. Uitvalresultaat
Aan 699 Overboekingsrekening rubriek 6

De nadelige resultaten worden gedebiteerd en de voordelige resultaten worden gecrediteerd. 

Afgekeurde producten is uitval. Deze afgekeurde producten kunnen nog van waarde zijn wanneer:
1) ze na de bewerking toch nog goedgekeurd worden.
2) ze na een eventuele bewerking als tweede keus verkocht worden.
3) de grondstof uit de afgekeurde producten wordt teruggewonnen.

Hoofdstuk 17: Hoe ziet de fabrieksboekhouding eruit bij assemble to order en make to order?

17.1 Welke boekingen worden gemaakt van gereedgekomen productieorders bij assemble to order?

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar twee productiebesturingssystemen die veel overeenkomsten hebben met make to stock. Eerst wordt gekeken naar assemble to order en vervolgens naar make to order. Bij Assemble to order wordt er van een product alleen halffabricaten op voorraad gemaakt. Hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van de standaardfabricagekostprijs per gefabriceerd halffabricaat. Kenmerkend voor dit productiebesturingssysteem is dat de klant zelf kan kiezen uit verschillende vaststaande varianten bij het afwerken van het halffabricaat tot eindproduct Bedrijven kunnen dus pas gaan produceren wanneer klantorders binnen zijn gekomen. Dit heeft tot gevolg dat er dus geen voorraad gereed product aanwezig is.

De journaalpost uit het register gereedgekomen halffabricaat is de volgende:
705 Voorraad halffabricaat
Aan 610 Standaard verbruik grondstoffen
Aan 611 Standaard directe personeelskosten
Aan 612 Standaard toeslag indirecte fabricagekosten

De journaalpost uit register gereedgekomen eindproduct in rubriek 7 is de volgende:
700 Voorraad gereed product
Aan 705 Voorraad halffabricaat
Aan 610 Standaard verbruik grondstoffen
Aan 611 Standaard directe personeelskosten
Aan 612 Standaard toeslag indirecte fabricagekosten

Omdat er dus standaard uitvoeringen zijn is er voor iedere uitvoering een standaard kostenbedrag. De standaard kostprijsberekening is een manier van kostprijsberekening die wordt gebruikt wanneer er slechts enkele varianten zijn herhaaldelijk worden geproduceerd. Om bovenstaande gebeurtenissen vast te leggen wordt gebruik gemaakt van verschillende journaalposten uit rubriek 6. Er kunnen hierbij twee groepen worden onderscheiden:

  • Gereedgekomen halffabricaten. Hiervoor worden de standaard kostenrekeningen gebruikt. Dit zijn de rekeningen 610 Standaard verbruik grondstoffen611 Standaard directe personeelskosten en 612 Standaard toeslag indirecte fabricagekosten.

  • Gereedgekomen eindproducten. Hiervoor worden de standaard kostenrekeningen gebruikt. Dit zijn de rekeningen 615 Standaard verbruik grondstoffen616 Standaard directe personeelskosten en 617 Standaard toeslag indirecte fabricagekosten.

De boekingen van halffabricaten in bewerking kan op basis van twee manieren: 1) op basis van standaardkosten en 2) op basis van nacalculatorische kosten.

De productie van halffabricaten in een periode kan als volgt berekend worden:
De gereedgekomen halffabricaten in die periode + de halffabricaten in bewerking aan het eind van die periode -/- de halffabricaten in bewerking aan het eind van die periode.

17.2 Welke boekingen worden gemaakt van gereedgekomen productieorders bij make to order?

In deze paragraaf wordt gekeken naar het productiebesturingssysteem make to order. Bij dit systeem heeft de klantorder nog meer invloed dan bij assemble to order. Bij deze methode is er ook geen voorraad meer aanwezig met halffabricaten. Er wordt echter wel gebruik gemaakt van standaard materialen en ook het fabricageproces verloopt via standaard procedures. Hierdoor kan er voor iedere klantorder een precieze voorcalculatorische kostprijsberekening worden gemaakt. Dit is een manier van kostprijsberekening die wordt gebruikt wanneer het fabricageproces wordt aangestuurd door klantorders. Hierbij wordt voor iedere klantorder die binnenkomt een nauwkeurige voorcalculatie gemaakt. Enkele voorbeelden van producten die onder make to order vallen zijn: op maat gemaakte kasten of op maat gemaakte rolluiken. Ook in de boekhouding van make to order wordt opnieuw gewerkt met rubriek 6. Aangezien de fabricage op basis van klantorders verloopt, worden gereed gekomen producten meteen afgeleverd bij de klant. De journaalpost uit het afgeleveringsregister is dan als volgt:
880 kostprijs verkopen
Aan 610 Gecalculeerd verbruik grondstoffen
Aan 611 Gecalculeerde directe personeelskosten
Aan 612 Gecalculeerde toeslag indirecte fabricagekosten

De boekingen van productie orders in bewerking kunnen we doen op basis van de volgende twee methodes: 1) op basis van de voorcalculatorische kosten of 2) op basis van de nacalculatorische kosten.

Hoofdstuk 18: Welke boekingen worden gemaakt in niet-projectgeoriënteerde industriële ondernemingen bij gebruik van een ERP-systeem?

18.1 Wat wordt bedoeld met de finance module en een controlling module?

Niet-projectgeoriënteerde industriële bedrijven produceren op voorraad. Het gevolg is dat de producten niet in dezelfde periode worden gefabriceerd, geleverd en gefactureerd. Hierdoor is het moeilijker de winst te berekenen over de boekingsperiode. De periode winst is lastiger te bepalen. Dit probleem ontstaat eerst in de Finance module. Doordat de meeboekrekeningen zijn gekoppeld doet dit probleem zich ook voor in de Controlling module. 

In het ERP-systeem van een bepaalde onderneming komen diverse grootboekrekeningen voor. De grootboekrekeningen die voorkomen in de finance module zijn de volgende:

  • 3000 Voorraad materiaal XX

  • 4000 Verbruik materiaal XX: werkelijke kosten materiaal van de verkochte/afgeleverde producten in de betrokken boekingsperiode.

  • 7000 Voorraad product BBB

  • 8000 Opbrengst verkopen: werkelijke omzet van de verkochte/afgeleverde producten in de betrokken boekingsperiode.

Er bestaat een vast format voor de rekening 4000 verbruik materiaal XX:

  1. Werkelijke kosten gefabriceerde producten (debet)

  2. Standaard kosten gefabriceerde producten (credit)

  3. Standaard kosten verkochte en afgeleverde producten (debet)

  4. Totaal debet en credit

  5. Eindsaldo: debet of credit.

Het saldo op rekening verbruik materiaal XX wordt samengesteld door: 1 + 3 – 2. Op deze manier is er een juiste matching ontstaan met de op rekening 8000 te boeken omzet van de verkochte producten. De geboekte bedragen op rekening 4000 bij 1 en 2 worden automatisch doorgeboekt naar de controlling module. Het verschil tussen de bedragen geeft het efficiencyresultaat weer op het gebruik van materiaal XX op de gefabriceerde producten in de betreffende boekingsperiode. Het efficiencyresultaat is te berekenen met de formule (Hs – Hw) x Ps.
De directe personeelskosten worden op dezelfde manier verwerkt als het materiaal XX.

De indirecte fabricagekosten kunnen niet op dezelfde manier verwerkt worden doordat ze niet direct toe te rekenen zijn aan  de verschillende profit centers. Voor de indirecte fabricagekosten wordt gewerkt met rekening 4... correctie indirecte fabricagekosten.
Het saldo van rekening 4... (bijvoorbeeld rekening 4500) is als volgt samengesteld: werkelijke in rubriek 4 geboekte indirecte fabricagekosten minus de geactiveerde voorraad gereed product.
Een andere manier: standaard indirecte fabricagekosten van de verkochte en afgeleverde producten + / – budgetresultaat indirecte fabricagekosten + / – bezettingsresultaat.

De controlling module bevat een extra grootboekrekening namelijk 6700 toeslag indirecte fabricagekosten. Het saldo wordt berekend door: rekening 6700 toeslag indirecte fabricagekosten minus rekening 6750 standaard toeslag indirecte fabricagekosten.

Er bestaat een vast format voor de winst-en-verliesrekening met functionele kostensplitsing. Zie de tabel hieronder.

Netto-omzet

 

€ ......

kostprijs van de omzet

 

- ......

Bruto-omzetresultaat

 

€ ......

verkoopkosten

€ ......

 

Algemene beheerskosten

- ......

 

Som der kosten

 

- ......

Netto-omzetresultaat

 

€ ......

overige bedrijfsopbrengsten

 

- ......

Bedrijfsresultaat

 

€ ......

18.2 Wat is de invloed van uitval bij de controlling module?

Er is sprake van uitval als het aantal gefabriceerde producten niet gelijk is aan het aantal verkochte en afgeleverde producten. Als er sprake is van uitval worden de verschillen tussen deze twee groter. 

De standaard fabricage kostprijs van product X kan als volgt berekend worden:

  1. Grondstofkosten + loonkosten + machinekosten

  2. Kosten – opbrengst % uitval (% x opbrengst per afgekeurd product)

  3. Kosten + uitvalkosten

  4. = standaard fabricage prijs

Het saldo van de kosten voor uitval kan als volgt berekend worden: 

Standaardkosten van .... verkochte en afgeleverde producten X

  • efficiencyresultaat grondstoffen

  • efficiencyresultaat loonkosten

  • efficiencyresultaat machinekosten

  • uitvalresultaat

Hoofdstuk 19: Hoe ziet de fabrieksboekhouding eruit bij engineer to order?

19.1 Welke boekingen van gereedgekomen productieorders bij verwerkingen van voorcalculaties in het grootboek kunnen worden gemaakt?

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar het productiebesturingssysteem engineer to order. Bij deze vorm van fabrieksboekhouding wordt er niet geproduceerd op voorraad. Het draait bij dit systeem volledig om de klantorders. Hierdoor is het vaststellen van het fabricageresultaat is toegespitst per productieorder. Het systeem engineer to order wordt dus gekenmerkt door het feit dat er geen productie op voorraad plaats vindt. Daarnaast is de ontwerpfase van groot belang. Op basis hiervan wordt voor elke klantorder een stuklijst en bewerkingslijst opgesteld die volgens gebruikt wordt voor de voorcalculatie.

Een orderkaart (ook wel projectkaart genoemd) is een overzicht per order van voorcalculatorisch bepaalde toegestane kosten en nacalculatorisch vastgestelde werkelijke kosten. Wanneer het product klaar is kan er dus eenvoudig een vergelijking gemaakt worden tussen de toegestane kosten en de werkelijke kosten. Daarnaast kan er gekeken worden wat de oorzaken van eventuele verschillen waren.

De volgende journaalpost kan gemaakt worden voor de gereedgekomen orders volgens de fabrieksboekhouding engineer to order:
800 kostprijs verkopen
Aan 610 Gecalculeerde fabricagekosten

Bij engineer to order wordt net als bij de andere vormen van fabrieksboekhouding gebruik gemaakt van rubriek 6.  Er zijn twee rekeningen die in deze rubriek gebruikt worden:

  • 600 Fabricagekosten: op deze rekening worden de nacalculatorische kosten van de productie orders gedebiteerd.

  • 610 Gecalculeerde fabricagekosten: op deze rekening worden de voorcalculatorische kosten van de productie orders gecrediteerd.

Deze rekeningen kunnen vervolgens worden opgesplitst in:

  • Verbruik grondstoffen

  • Directe personeelskosten

  • Toeslag indirecte fabricagekosten

Wanneer er sprake is van een debetsaldo komen de volgende grootboekrekeningen voor:

  • 600 Verbruik grondstoffen
  • 601 Directe personeelskosten
  • 602 Toeslag indirecte fabricagekosten

Wanneer er sprake is van een creditsaldo komen de volgende grootboekrekeningen voor:

  • 610 Gecalculeerde of toegestane verbruik grondstoffen
  • 611 Gecalculeerde of toegestane directe personeelskosten
  • 612 Gecalculeerde of toegestane toeslag indirecte fabricagekosten

Alle orderkaarten samen vormen een subadministratie op de grootboekrekeningen in rubriek 6. In deze administratie is een specificatie van de voor- en nacalculatorische kosten per klantorder te vinden.

Hoofdstuk 20: wat wordt bedoeld met backflush costing?

20.1 Wat is de grondvorm van backflush costing?

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar backflush costing. Backflush costing zijn de in een bepaalde periode ontstane fabricagekosten die rechtstreeks worden toegerekend aan de output in die periode. Correcties zijn alleen nodig wanneer er voorraadmutaties plaatsvinden in deze periode. De output kan uit meerdere onderdelen ontstaan, namelijk:

  • Gefabriceerde en verkochte producten

  • Gefabriceerde producten die nog in voorraad zijn

  • Gefabriceerde halffabricaten en producten in bewerkingen die nog in voorraad zijn

De aan de output toegerekende fabricagekosten moeten worden verdeeld over de hierboven genoemde onderdelen. Bij het voorraad gestuurde productiesysteem make to stock hebben alle drie de onderdelen een redelijke omvang waardoor het maken van een verdeling lastig is. De verdeling is het meest eenvoudig bij klantorder gestuurde productiesystemen zoals engineer to order. Breder geformuleerd: in een situatie waarin de totale output geheel of voor een groot deel onmiddellijk wordt afgezet. Deze situatie heeft de volgende voordelen:

  • Geen of zeer geringe voorraden in de onderneming

  • Daardoor bestaat er geen of minder vermogensbelang

  • Er is sprake van een verkorting van de doorlooptijd

Wanneer gekeken wordt naar backflush costing in de boekhouding, wordt duidelijk dat de fabricagekosten vanuit rubriek 4 rechtstreeks doorgeboekt worden naar rubriek 8 naar de rekening 800 Kostprijs verkopen. Aan het einde van de boekingsperiode zijn overboekingen vanaf rekening 800 naar de voorraadrekeningen nodig wanneer er voorraden aanwezig zijn.

Er wordt bij backflush costing ook wel gesproken van just in time costing. Just in time costing is een andere naam voor backflush costing. Deze methode is het meest geschikt in een just in time productie omgeving waarbij materialen pas worden geleverd wanneer ze nodig zijn in het productieproces.

Hoofdstuk 21: hoe ziet de administratie van een dienstverlenende onderneming eruit?

21.1 Wat is de typologie van dienstverlenende ondernemingen?

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de administratie van dienstverlenende bedrijven. Er zijn verschillende soorten dienstverlenende bedrijven te onderscheiden. In dit hoofdstuk wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende typen.

  1. Ondernemingen met nog enige doorstroming van goederen. 
  2. Bedrijven of ondernemingen die ruimten ter beschikking stellen.
  3. Overige dienstverlenende bedrijven en beroepen.

De eerste groep, ondernemingen met nog enige doorstroming van goederen, kan verdeeld worden in drie subgroepen.

  1. Dienstverlenende bedrijven die door middel van menselijke en machinale arbeid een technische vormverandering uitvoeren aan goederen die eigendom zijn van de betreffende onderneming. Het omvormingsproces is vergelijkbaar met het omvormingsproces van een industriële onderneming. Bij een omvormingsproces worden materialen met behulp van mensen en machines omgevormd tot halffabricaten en naar uiteindelijke eindproducten. Een voorbeeld hiervan is een aannemersbedrijf.

  2. De tweede subgroep bestaat uit dienstverlenende bedrijven die door middel van menselijke en machinale arbeid een technische vormverandering uitvoeren aan goederen die geen eigendom zijn van de betreffende onderneming. Deze ondernemingen gebruiken vooral menselijke denk- en arbeidskracht bij het leveren van prestaties. Hierbij is het omvormingsproces een stuk makkelijker. Een voorbeeld hiervan is een accountantsbedrijf.

  3. De laatste groep bestaat uit bedrijven die goederen leveren via vaste leidingen. Bij deze subgroep is er nauwelijks sprake van een omvormingsproces. Een voorbeeld is een gas- water of elektra bedrijf waarbij geleverd wordt via echte leidingen. Een ander voorbeeld is een internet provider.

De tweede groep, bedrijven die ruimten ter beschikking stellen, wordt verdeeld in de volgende subgroepen:

  1. Het beschikbaar stellen van ruimte met een specifieke reservering. Een voorbeeld hiervan is een ziekenhuis of een hotel.
  2. Het beschikbaar stellen van ruimte zonder een specifieke reservering. Een voorbeeld hiervan is een parkeergarage.

De derde groep, overige dienstverlenende bedrijven en beroepen, wordt gekenmerkt door het feit dat er arbeidskracht ter beschikking gesteld wordt. De verleende arbeid wordt bijvoorbeeld per uur gefactureerd. Een voorbeeld is een schoonmaakbedrijf of een beveiligingsbedrijf.

21.2 Hoe ziet de administratie van een aannemersbedrijf eruit?

Eerst wordt dieper ingegaan op het de eerste groep, subgroep 1, het aannemersbedrijf. Hierbij zijn twee verschillende aannemingsovereenkomsten te vormen:

  • Een regiecontract. Hierbij worden de werkelijk gemaakte kosten plus een overeengekomen winstopslag aan de klant in rekening gebracht. Dit wordt gedaan in ruil voor het uitvoeren van werkzaamheden.

  • Aangenomen werk. Hierbij wordt er vooraf een overeengekomen totaalbedrag afgesproken om de werkzaamheden te laten verrichten.

Een aannemerskantoor heeft veel weg van het gebruikte engineer to order systeem. Per project dat de aannemer afhandelt wordt een voorcalculatie van de kosten op een projectkaart vastgelegd. Tijdens het project worden ook de werkelijke directe fabricagekosten vastgelegd. De voorcalculatie van de kosten bestaat uit de volgende onderdelen:

Kosten directe materialen
Kosten directe arbeidsuren

Kosten werkzaamheden orderaannemers +
Totale directe fabricagekosten
Toeslag indirecte fabricagekosten (x% van het totaal van de kosten van de directe materialen en directe arbeidsuren) _+
Totale fabricagekosten

21.3 Hoe ziet de administratie van een garagebedrijf eruit?

Op basis van normatieve kostenbedragen voor diverse activiteiten binnen een garagebedrijf kan een voorcalculatie worden opgesteld per reparatieorder. Er ontstaat een fabricageresultaat wanneer rekening 600 niet meer glad loopt. Dit kan veroorzaakt worden wanneer een garagebedrijf de gereedgekomen reparatieorders en de onderhanden reparatieorders noteert tegen de voorgecalculeerde kosten. Een autograrage kan zich naast de reparatie van auto's ook bezig houden met de verkoop- en de inkoop van auto's. Dit verloopt gewoon volgens rekening 840 Opbrengst verkopen. Per activiteit wordt een speciale kostprijsberekening uitgevoerd.

21.4 Hoe ziet de administratie van een schoonmaakbedrijf eruit?

Bij een schoonmaakbedrijf worden diverse ruimtes schoongemaakt aan de hand van een vooraf opgestelde specificaties per project. Voorbeelden van deze specificaties zijn: welke ruimtes schoongemaakt dienen te worden, de vereiste taken voor het schoonmaken, de tijden waarop de ruimtes schoon moeten zijn en frequenties. Er kan ook nu opnieuw onderscheid worden gemaakt in regiewerk en aan genomen werk. Regiewerk is het overeengekomen project met de klant. Er is sprake van aangenomen werk wanneer het schoonmaakbedrijf een vaste projectprijs afspreekt. Voordat er een contract wordt afgesloten wordt er eerst een offerte opgesteld. Dit wordt gedaan op basis van de hierboven genoemde specificaties. Tevens wordt er bij dit type bedrijf gebruik gemaakt van een projectkaart.

21.5 Hoe ziet de administratie van een internetprovider eruit?

Het volgende type bedrijf  is de internet provider. Een internetprovider verleent toegang tot het internet of andere diensten. Bijvoorbeeld webhosting is een dienst van een internet provider. Webhosting is het beschikbaar stellen van ruimte op de server van de internet provider om een website te plaatsen. Bij dit type bedrijf wordt er niet gewerkt met een projectadministratie, aangezien er meestal maandelijks een vast bedrag in rekening wordt gebracht. Daarnaast is het lastig een verband tussen de kosten en opbrengsten te leggen. Aangezien de kosten schoksgewijs verlopen, maken een paar klanten meer of minder geen verschil. Er kunnen zowel prijs- als efficiencyverschillen ontstaan, maar zonder projectadministratie kan er niet worden vastgesteld door welk project dat komt. Bovendien kan het zijn dat er bovenop het vaste bedrag nog kosten bij komen, wanneer de klant bijvoorbeeld ook gebruik maakt van het internetverkeer.

21.6 Hoe ziet de administratie van een accountantskantoor eruit?

Het volgende onderdeel dat besproken wordt is een accountantskantoor. Bij dit type bedrijf gaat het om de levering van intellectuele arbeidsprestaties. Een voorbeeld kan zijn wanneer een accountantskantoor door een bedrijf wordt gevraagd om de jaarrekening te controleren. Tevens kan er bij deze subgroep sprake zijn van regiewerk of aangenomen werk. Daarnaast wordt er bij deze subgroep een projectadministratie bijgehouden waarbij de voorcalculatorische en nacalculatoirsche kosten worden vastgelegd per project. Daarnaast staan hier de vaste gegevens op zoals klantnaam, bijzonderheden enzovoorts.

Medewerkers noteren hoeveel uur ze in een bepaalde periode aan een bepaald project hebben besteed. Tevens dienen zij door te geven hoeveel uren zij niet aan projecten hebben besteed. Dit zijn de indirecte uren die niet rechtstreeks aan de klant worden doorberekend. Dit wordt vaak op een intern projectnummer geboekt en deze uren worden vervolgens later uitgesplitst in bijvoorbeeld ziekte of het bijhouden vakliteratuur. Uiteindelijk gaat het erom dat het totaal van verantwoorde uren overeenkomt met het aantal uren dat de medewerker in dienst is.

Dit wordt: jobtime = shoptime genoemd.

Jobtime is het aantal verantwoorde uren van een medewerker in een bepaalde periode. Shoptime is het aantal uren waarvoor een medewerker gedurende een bepaalde periode bij een bedrijf in dienst is.

Zowel de samenstelling als de omvang van de indirecte uren wordt door een leidinggevende beoordeeld. Bovendien zorgt de verantwoordelijke accountant voor een planning van de werkzaamheden van zijn of haar personeel. Taken worden naar moeilijkheidsgraad verdeeld onder het personeel op het project gezien het feit dat iedere personeelscategorie een eigen uurtarief heeft. Dit uurtarief bestaat uit een kostentarief en een factureringstarief. Het totale kostentarief bestaat uit twee delen namelijk een arbeidsuurtarief en een dekking indirecte kosten. Het berekenen van het arbeidsuurtarief per periode per medewerker in een bepaalde categorie gaat als volgt:

Brutoloonkosten + Overige personeelskosten
Totaal aantal uren op basis van jobtime

De dekking indirecte kosten van het totale kostentarief bestaat uit twee delen:

  • De brutoloonkosten + Overige personeelskosten van de indirecte arbeidsuren van de medewerkers.

  • Alle overige indirecte kosten, zoals huur van het gebouw maar ook de totale loonkosten van de receptie enzovoorts.

Hoofdstuk 22: welke boekingen worden gemaakt in een projectgeoriënteerde industriële en dienstverlenende ondernemingen bij gebruik van een ERP systeem?

22.1 Hoe werkt een projectgeoriënteerde organisatie samen met een ERP systeem?

In dit hoofdstuk staan de boekingen in projectgeoriënteerde industriële en dienstverlenende bedrijven bij gebruik van een ERP-systeem centraal.

Bij projectgeoriënteerde bedrijven is de klantorder bepalend voor de productie order. Er is dus geen productie op voorraad. De boekingen van het productieproces zijn hoofdzakelijk gericht op de individuele klantorders. Men krijgt te maken met een bedrijf dat één grote klantorder uitvoert in een bijvoorbeeld een bepaalde maand.

Kenmerkend hierbij zijn de volgende punten:

  • Het is een speciaal ontwerp voor dit project.

  • Het is een overzicht met volledige voorcalculatie en nacalculatie die met elkaar vergeleken kan worden.

  • Het is een ‘automatische’ matching tussen kosten en opbrengst doordat er geen mutaties in de voorraden product en of eindproduct in bewerking hoeft plaats te vinden. 

Er worden rekeningen opgesteld voor zowel de kosten, het budget en te dekken budget. 

De journaalpost voor het opgestelde budget kan als volgt gemaakt worden:
5002 Te dekken budget ontwerp XX
Aan 5001 Budget ontwerp XX

22.2 Hoe wordt een ERP systeem systeem gebruikt in een dienstverlenende organisatie?

Het is bij projectgeoriënteerde dienstverlenende bedrijven van belang om de structuur in de rekeningen te ontdekken aan de hand van de gegeven grootboekrekeningen in de modules en om vervolgens de boekingen pas te maken. 

Hoofdstuk 23: wat wordt bedoeld met activity based costing en activity based budgeting?

23.1 Hoe worden de indirecte kosten toegerekend volgens de methode activity based costing?

In de eerdere hoofdstukken van dit boek stond de opslagmethode en de KPM centraal. Bij de KPM worden de kosten door middel van kostenplaatsen doorberekend aan de kostendragers. De kostenplaatsen vormen de basis van de kostenverbijzondering, ook wel de cost allocation genoemd. Het nadeel van deze methode is dat de moeilijk is om een oorzakelijk verband te leggen tussen de kostensoorten en de kostendragers. 

In dit hoofdstuk gaan wordt gekeken naar andere kostenverbijzonderingsmethodes namelijk: Activity Based Costing en Activity Based Budgeting. Activity Based Costing (ABC) is eerder besproken, maar we gaan er nu dieper op in. ABB is nieuw, maar deze methode lijkt heel erg op ABC. Echter wordt de methode dan toegepast bij budgettering.

ABC legt een oorzakelijk verband tussen de kostensoorten en de kostendragers door middel van activiteiten. ABC is een calculatiemethode. Bij Activity Based Costing worden de indirecte kosten in de eerste instantie toegerekend toe aan de verschillende activiteiten die in een bedrijf plaatsvinden. Voorbeelden van activiteiten kunnen zijn: het fabriceren van producten of het bestellen van diverse materialen. Vervolgens worden de kosten van deze activiteiten toegerekend aan de calculatie objecten op basis van cost drivers. Calculatie-objecten zijn producten, productseries, klantorders, klanten, diensten enzovoorts. Het toerekenen van de kosten van de activiteiten aan de calculatie-objecten gebeurt met behulp van ‘kosten veroorzakende factoren’, ook wel cost drivers genoemd. Een voorbeeld van een cost driver bij de activiteit materiaal bestellen is het aantal bestellingen die gedaan worden. De kosten van de activiteiten worden toegerekend aan costdrivers door het vaststellen van een tarief per eenheid van deze betreffende costdriver. Hierdoor vormt een costdriver een intern calculatieobject. Je kunt deze interne calculatieobjecten vergelijken met een prestatie eenheid bij de KPM. De eenheden kunnen uitgedrukt worden in een productserie, een klantorder of bedragen in euro's.  

23.2 Hoe worden de indirecte kosten toegerekend volgens de methode activity based budgeting?

In deze paragraaf wordt gekeken naar Activity Based Budgeting. Bij deze budgetteringsmethode worden de uitgangspunten van ABC toegepast bij het budgetteren. Het gaat hierbij om de rekeningen in rubriek 5. De werkelijke kosten worden vergeleken met het budget om zo te komen tot het budgetresultaat. Het bezettingsresultaat wordt berekend door het verschil te nemen van het te dekken budget en de dekking. We vergelijken net als we al eerder hebben gedaan de volgende journaalposten:

540 Werkelijke kosten fabricage ↔ 541 Budget fabricage = Budgetresultaat fabricage

542 Te dekken budget fricage (= budget) ↔ 545 Dekking fabricage = Bezettingsresultaat op fabricage

Berekenen bezettingsresultaat ging als volgt: (Hw – N) x Tc
In woorden: ( de werkelijke hoeveelheid minus de normale hoeveelheid) x het tarief per eenheid 

Hoofdstuk 24: Wat is het verschil tussen het budgettarief en het dekkingstarief aan de ene kant en het calculatietarief aan de andere kant?

24.1 Wat wordt bedoeld met het ordergrootteresultaat?

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar ordergrootteresultaten, activity based costing en orderkosten. We gaan als eerste in op het ordergrootteresultaat.

De kosten die door een bedrijf gemaakt worden om orders gereed te maken en af te leveren worden de orderbehandelingskosten. De onderbehandelingskosten zijn onderdeel van de verkoopkosten. De verkoopkosten worden in de afdeling verkoop gebudgetteerd en gedekt en in de commerciële standaard kostprijs van de verkochte producten doorberekend aan de hand van een percentage van de omzet. Bij de afdeling orderbehandeling worden de kosten gemaakt (cost drivers) vandaar dat hierbij een budget en een dekking worden toegekend die gebaseerd zijn op een tarief per order. Dit tarief per order wordt het dekkingstarief genoemd. Dit is dus het tarief waarmee het kostenbudget van een bepaalde afdeling wodt gedekt op basis van een bepaalde costdriver. Deze kosten maken onderdeel uit van de inkoopkosten of de verkoopkosten. Wanneer deze onderbehandelingskosten door worden berekend in de commerciële standaard kostprijs van de verkochte producten wordt het calculatietarief gebruikt. Het calculatietarief is dus het tarief waarmee de kosten van een bepaalde afdeling worden doorberekend in de kostendrager. 

We werken het nu uit voor de afdeling Verkoop, hier worden de verkoopkosten gebudgetteerd en gedekt en doorberekent in de commerciële standaardkostprijs. Dit wordt beide gedaan door middel van een percentage van de omzet. Wanneer we dus gebruik maken van een tarief per order en een tarief in procenten van de omzet kan er een ordergrootteresultaat ontstaan. Dit resultaat ontstaat wanneer er in een periode de werkelijke gemiddelde ordergrootte afwijkt van de normale gemiddelde ordergrootte.

Schematisch:
Er ontstaat een budget resultaat wanneer er een verschil is tussen de kosten afdeling orderbehandeling en het budget afdeling orderbehandeling.
Er ontstaat een bezettingsresultaat wanneer er een verschil is tussen het budget afdeling orderbehandeling en dekking afdeling orderbehandeling.
Er ontstaat een ordergrootteresultaat wanneer er een verschil is tussen de dekking afdeling orderbehandeling en aan verkochte producten doorberekende kosten orderbehandeling.

Voorbeeld:
Bij onderneming X BV in Groningen is de normale jaaromzet €2.4 miljoen. Het normaal aantal orders per jaar is 12.000. Het budget en het dekkingstarief (Tt) voor de afdeling orderbehandeling voor het jaar 2019 is berekend op Tc + Tv = €25 + €5 = €30 per order.
In januari van dat jaar behaalt onderneming X BV uit Groningen een omzet van €222.600. Deze omzet wordt behaald met 1.060 orders. De werkelijke kosten in de afdeling orderbehandeling zijn €31.000.

De normale gemiddelde ordergrootte wordt berekend door de normale jaaromzet te delen door het normaal aantal orders per jaar. 
De normale gemiddelde ordergrootte = €2.4 miljoen / 12.000 orders = €200

Het calculatietarief in procenten van de omzet kan berekend worden waarmee onderneming X BV de orderbehandelingskosten doorberekent in de commerciële standaard kostprijs per product. 
Het calculatietarief wordt berekend door het budget en het dekkingstarief (Tt) voor de afdeling orderbehandeling te delen door de normale gemiddelde ordergrootte. 
Het calculatietarief is dus €30 / €200 x 100% = 15%.

Voor deze afdeling kan een nacalculatorisch gemengd budget opgesteld worden. Dit gemengd budget bestaat uit een vast budget en een variabel budget. 
Het vast budget = Nw x Tc = 12.000 orders / 12 x €35 = €25.000
Het variabel budget = Hw x Tv = 1.060 orders x €5 = €5.300
Het gemengd budget = vast + variabel = 25.000 + 5300 = €30.300

De dekking voor de afdeling orderbehandeling wordt berekend door: Hw x Tv = 1.060 x €30 = €31.800

Het bedrag dat voor deze kosten is doorberekend aan de verkochte producten wordt berekend door het calculatietarief te vermenigvuldigen met de werkelijke omzet. 
Doorberekend bedrag = calculatietarief x omzet = 15% x €222.600 = €33.390

De resultaten kunnen als volgt worden berekend:
Budgetresultaat = 30.300 - 31.000 = 700 verlies
Bezettingsresultaat = 31.800 - 30.300 = 1.500 winst
Ordergrootteresultaat = 33.390 - 31.800 = 1.590 winst.

Het ordergrootteresultaat kan gecontroleerd worden op twee manieren.
Manier 1 houdt in dat er wordt gekeken naar de 'extra omzet' behaald door de betreffende onderneming. 
De werkelijke omzet behaalt in januari 2019 = €222.600
De omzet bij een normale gemiddelde ordergrootte is: 1.060 orders x €200 = 212.000
De extra omzet = 222.600 - 212.000 = 10.600
Door deze extra omzet kan een hoger percentage (15%) extra doorberekend worden. 
Dit is 15% x 10.600 = 1.590 ( = ordergrootteresultaat).
Dit zorgt voor een voordelig resultaat van 1.590.

Bij de tweede manier wordt gekeken naar het aantal behaalde orders.
Bij normale gemiddelde ordergrootte van €200 is de werkelijke omzet 222.600.
Dit zijn 222.600 / 200 = 1.113 orders. De werkelijke omzet is behaald met 1.060 orders.
Het verschil in orders = 1.113 - 1.060 = 53 orders.
Doordat er 53 orders zijn 'uitgespaard' hoefde er minder dekking te betalen. 
De dekking die minder betaald hoefde te worden = 53 x 30 = 1.590
Dit zorgt voor een voordelig resultaat van 1.590.

Een onderneming kan een bedrijf stimuleren om een klein aantal orders maar met een groot bedrag te plaatsen. Dit resulteert in het ontstaan van een voordelig ordergrootteresultaat. Een methode om dit voor elkaar te krijgen is door gebruik te maken van een glijdende rabatschaal. Dit is een tabel waarin wordt weergeven welke percentages horen bij diverse omzetklassen. Hierdoor ontstaat er een wederzijds verband tussen het ordergrootteresultaat en het rabatresultaat. Een nadelig ordergrootteresultaat door kleine orders betekent dan een voordelig rabatresultaat namelijk lager percentage rabat.

Een voorbeeld van een glijdende rabatschaal ziet er als volgt uit:
Ordergrootte tot en met €1.000 geeft recht op 15% rabat. 
Ordergrootte boven de €1.000 tot en met €2.000 geeft recht op 10% rabat. 
Ordergrootte boven de €2.000 tot en met €3.000 geeft recht op 12% rabat. 
Ordergrootte boven de €3.000 tot en met €3.000 geeft recht op 9% rabat. 
Enzovoorts.

24.2 Wat is het verband tussen activity based costing en de orderkosten?

Activity based costing is een calculatiemethode waarbij de indirecte kosten in eerste instantie worden toegerekend aan activiteiten. Daarna worden de kosten van de verschillende activiteiten op basis van cost drivers (= de kosten veroorzakende factoren) toegerekend aan calculatie objecten. Calculatie objecten zijn bijvoorbeeld producten, diensten, klantorders enzovoorts. Dit wordt toegelicht aan de hand van een voorbeeld in paragraaf 24.2

Hoofdstuk 25: wat wordt door de auteurs bedoeld met seizoenscorrecties?

25.1 Op welke manier worden seizoenscorrecties gemaakt bij constante kosten?

Er wordt vaak uitgegaan van de normale bezetting per maand of kwartaal bij het budgetteren van de indirecte kosten. Dit betekent dat N per maand = 1 / 12 N per jaar of N per kwartaal = 1 / 4 N per jaar. Het komt vaak voor dat de normale bezetting niet gelijk is aan de werkelijke hoeveelheid. Wanneer activiteiten in een afdeling beïnvloed worden door seizoenschommelingen voegen we aan de boekingen in rubriek 5 boekingen voor seizoencorrecties toe.

Als de normale bezetting in een afdeling door seizoenschommelingen niet gelijk is, dan kan de N per maand / kwartaal niet uit N per jaar af te leiden. De invloed van het seizoen op de normale bezetting kan bekeken worden door middel van indexcijfers. Er is sprake van laagseizoen wanneer de indexcijfers laag zijn bijvoorbeeld 75 of 90. Er is sprake van hoogseizoen wanneer de indexcijfers hoog zijn bijvoorbeeld 105 of 130.

De invloed van het seizoen kan bekeken worden op de Z-figuur rubriek 5. De seizoenschommelingen in de bezetting van een afdeling hebben geen invloed op de boekingen van de proportioneel variabele kosten op de rekeningen voor deze afdeling in rubriek 5.

De seizoenschommelingen hebben echter wel invloed op de constante kosten. De schommelingen in de bezetting hebben invloed op de dekking van de constante kosten. De dekking is namelijk gekoppeld aan het werkelijke aantal prestaties (Hw x Tc). Het met de Z-figuur berekende bezettingsresultaat geeft dan dus een onjuiste uitkomst. Voor de normale bezetting noteren we Ns.

Het bezettingsresultaat kan berekend worden door: de normale bezetting per kwartaal te vergelijken met de werkelijke bezetting per kwartaal.
Bijvoorbeeld: de normale bezetting in het eerste kwartaal = Ns = 700 machine uren.
De werkelijke bezetting in het eerste kwartaal = Hw = 740 machine uren. 
Hierdoor is het bezettingsresultaat = (Hw - N) x Tc = (740 machine uren - 700 machine uren) x 60 euro = 2.400 voordelig.

Om in de Z figuur een juist bezettingsresultaat te laten zien, wordt op grootboekrekening 542 Te dekken budget afdeling fabricage een seizoenscorredctie voor de constante kosten aangebracht. Hierbij wordt de rekening 080 seizoenscorrecties gebruikt. Een negatieve seizoencorrectie (seizoenindex < 100) crediteren op rekening 542 Te dekken budget afdeling Fabricage.
Hier wordt de volgende journaalpost van gemaakt:
080 Seizoencorrecties
Aan 542 Te dekken budget afdeling Fabricage

Na de seizoencorrectie op rekening 542 gebracht te hebben kan met behulp van de rekeningen 542 en 545 het juiste bezettingsresultaat bepaald worden. Bij een positieve seizoencorrectie (seizoenindex > 100) moeten we dus debiteren op rekening 542. Het is belangrijk te onthouden (en te controleren) dat aan het einde van het jaar de rekening 080 Seizoencorrecties glad moet lopen.

Seizoencorrecties kunnen ook voorkomen op andere afdelingen dan Fabricage. Seizoeninvloeden vinden vaak hun oorsprong in de afdeling verkoop. Het is soms mogelijk om de afzet geheel of gedeeltelijk af te zwakken in de afdeling Fabricage. In het laagseizoen van de afzet op voorraad werken en in hoogseizoen van de afzet te putten.

25.2 Op welke manier worden de kosten gebudgetteerd bij niet proportioneel variabele kosten?

Bij de berekening van het budget wordt rekening gehouden met het feit of de variabele kosten van een afdeling degressief of progressief zijn. Een budgettabel laat zien hoe het budgettarief varieert met wijzigingen in de bezettingsgraad.

Een budgettabel is een overzicht waarin voor diverse zones in de bezettingsgraad de budgettarieven per prestatie-eenheid opgenomen zijn. Wanneer de variabele kosten niet-proportioneel zijn wordt deze tabel toegepast.

Het bezettingsresultaat is het verschil tussen het budget en de dekking. Dit komt voor wanneer de variabele kosten niet proportioneel zijn.

Het budgetresultaat wordt berekend door het verschil te nemen van rekening 530 Kosten afdeling onderhoud en rekening 531 budget afdeling onderhoud. Het bezettingsresultaat wordt berekend door het verschil te nemen van rekening 532 Te dekken budget afdeling onderhoud en rekening 535 Dekking afdeling onderhoud. 

25.3 Wat is het verband tussen seizoenscorrecties en een budgettabel?

Hieronder wordt een voorbeeld besproken met betrekking tot seizoencorrecties en het gebruik van een budgettabel.

Bezetting afdeling voorbehandeling per kwartaal

Budgettarief per arbeidsuur in euro's

Tot 2.200 arbeidsuren

€ 72,20

Boven 2.200 tot 2.400 arbeidsuren

€ 71,20

Boven 2.400 tot 2.600 arbeidsuren

€ 70,20

Boven 2.600 tot 2.800 arbeidsuren

€ 69,20

Boven 2.800 tot 3.000 arbeidsuren

€ 68,20

De kosten zijn degressief variabel. De normale bezetting in deze afdeling is 10.000 arbeidsuren per jaar. Dit is verdeeld over de kwartalen:
Eerste kwartaal 2.100 arbeidsuren 2.100 x € 72,20 = € 151.620
Tweede kwartaal 2.700 arbeidsuren 2.700 x € 69,20 = € 186.840
Derde kwartaal 2.900 arbeidsuren 2.900 x € 68,20 = € 197.780
Vierde kwartaal 2.300 arbeidsuren 2.300 x € 71,20 = € 163.760
Opgeteld is het € 700.000

Het dekkingstarief per arbeidsuur €700.000 / 10.000 = € 70 per arbeidsuur

Tabel van de seizoencorrecties voor de vier kwartalen:

Kwartaal

Normale kwartaal-bezetting

Budget = Te dekken budget voor correctie (1)

Dekking = Te dekken budget na correctie (2)

Seizoencorrectie (1) – (2)

1

2.100 uur

2.100 x € 72,20 = € 151.620

2.100 x € 70 = € 147.000

€ 4.620

2

2.700 uur

2.700 x € 69,20 = € 186.840

2.700 x € 70 = € 189.000

- € 2.160

3

2.900 uur

2.900 x € 68,20 = € 197.780

2.900 x € 70 = € 203.000

- € 5.220

4

2.300 uur

2.300 x € 71,20 = € 163.760

2.300 x € 70 = € 161.000

€ 2.760

 

---------------

-------------------------------------

--------------------

----------------------

Totalen

10.000 uur

€ 700.000

€ 700.000

€ 0

 

Hoofdstuk 26: Wat is het verband tussen de boekhouding en de economische voorraad?

26.1 Wat wordt bedoeld met economische voorraad?

Bij een voorraad kan onderscheid gemaakt worden tussen de economische en de technische voorraad. De technische voorraad is de voorraad die fysiek /  zichtbaar in het bedrijf aanwezig is.
De economische voorraad is de voorraad waarover de onderneming een prijsrisico loopt. Deze wordt berekend door: technische voorraad grondstof + de voorkopen grondstof – grondstof die bij normaal verbruik nodig is in verband met voorverkopen van eindproduct.

Bij voorkopen grondstof worden inkoopcontracten afgesloten voor grondstoffen die pas over een bepaalde tijd ontvangen worden. Bij economische voorraad alleen rekening met voorkopen indien definitieve inkoopprijs vastgelegd. De onderneming bevindt zich dan in een hausse-positie. Dit is een positie waarin een prijsstijging op de inkoopmarkt voor een onderneming gunstig is. Een prijsdaling is daarentegen ongunstig.

Er wordt gesproken over voorverkopen eindproduct is wanneer de onderneming verkoopcontracten afsluit voor eindproducten die pas over een bepaalde tijd geleverd worden. De economische voorraad kan alleen opgenomen worden wanneer er een definitieve verkoopprijs is. De onderneming bevindt zich dan in een baisse-positie. Een prijsdaling van de grondstoffen is dan heel fijn. De baisse positie is een positie waarin een prijsstijging op de inkoopmarkt voor een onderneming ongunstig is. Een prijsdaling is dus daarentegen gunstig voor de onderneming. 

Wanneer er sprake is van een negatieve economische voorraad, bevindt de onderneming zich in een baisse positie met de economische voorraad. Wanneer de economische voorraad nul is, loopt de onderneming geen prijsrisico. 

26.2 Hoe ziet een voorkoopcontract eruit in de boekhouding?

Een afgesloten voorkoopcontract voor bijvoorbeeld grondstoffen kan intracomptabel vastgelegd worden met een van de volgende journaalposten:
301 Voorgekochte grondstoffen tegen contractprijs
Aan 141 Voorkoopcrediteuren tegen contractprijs

Of wanneer we de economische voorraad grondstoffen bijhouden tegen vaste verrekenprijs:
301 Voorgekochte grondstoffen tegen VVP
Aan 141 Voorkoopcrediteuren tegen contractprijs
Aan 321 Prijsverschillen voorkopen tegen VVP – contractprijs

Het afsluiten van een voorkoopcontract heeft het volgende tot gevolg:

  • Er ontstaat een recht op grondstoffen die over enige tijd worden geleverd. Dit wordt aan de debetzijde van grootboekrekening 301 voorverkochte grondstoffen geboekt. 
  • Er ontstaat een verplichting (= obligo) om de grondstoffen te betalen nadat deze over enige tijd zijn geleverd. Deze verplichting tot betalen wordt op de creditzijde geboekt 141 voorverkoop crediteren. 

De journaalpost 301 voorgekochte grondstoffen wordt teruggeboekt (ook wel storneren genoemd) wanneer de grondstoffen ontvangen worden.

Met de koper kan worden afgesproken dat de hoeveelheid mag afwijken binnen bepaalde marges. Dan wordt er een stornoboeking gemaakt die er als volgt uit ziet:
141 Verkoopcrediteuren
321 Prijsverschillen voorkopen
Aan 301 Voorgekochte grondstoffen

 De verkopen en ontvangsten van grondstoffen en facturen kan plaatsvinden op verschillende tijdstippen. Daarnaast kunnen de grondstoffen en de factuur ook op hetzelfde moment binnenkomen. 

De journaalpost uit het register gesloten voorkoopcontracten kan als volgt gemaakt worden:
301 Voorgekochte grondstoffen tegen VVP
Aan 141 Voorkoopcrediteuren tegen contractprijs
Aan 321 Prijsverschillen voorkopen (berekend door: VVP - contractprijs)

De journaalpost uit het register ontvangen grondstoffen kan als volgt gemaakt worden:
300 Voorraad grondstoffen tegen VVP
Aan 301 Voorgekochte grondstoffen tegen VVP

De journaalpost uit het inkoopboek kan als volgt gemaakt worden bij het ontvangen van de factuur:
141 Voorkoopcrediteuren tegen contractprijs
180 Te vorderen OB tegen OB
Aan 140 Crediteuren tegen contractprijs + OB
+
321 Prijsverschillen voorkopen VVP – contractprijs
Aan 320 Prijsverschillen bij inkoop VVP – contractprijs
 

Wanneer de afgeleverde hoeveelheid grondstoffen afwijkt van de gecontracteerde hoeveelheid. Er wordt meer afgeleverd dan  gecontracteerd. De journaalpost uit het register gesloten voorkoopcontracten kan als volgt gemaakt worden: 
301 Voorgekochte grondstoffen tegen VVP
Aan 141 Voorkoopcrediteuren tegen contractprijs
Aan 321 Prijsverschillen voorkopen VVP – contractprijs
 

Daarnaast kan er ook minder worden afgeleverd dan worden gecontracteerd. De journaalpost uit het register gesloten voorkoopcontracten kan als volgt gemaakt worden:
141 Voorkoopcrediteuren tegen contractprijs
321 Prijsverschillen voorkopen VVP – contractprijs
Aan 301 Voorgekochte grondstoffen tegen VVP

Het volgende dat besproken wordt is de economische voorraad grondstof in de industriële onderneming met een voorraad gestuurd productiesysteem. Als er op voorraad gefabriceerd wordt gaat de verbruikte grondstof deel uitmaken van de voorraad product of halffabricaat. De grondstof maakt dan nog deel uit van de economische voorraad omdat er nog prijsrisico op zit.

Voor de voorraden gereed product en product in bewerking worden de rekeningen in rubriek 7 gebruikt. Dit zijn de volgende rekeningen:

  • 700 Grondstoffen in voorraad gereed product

  • 701 Overige kosten in voorraad gereed product

  • 710 Grondstoffen in voorraad product in bewerking

  • 711 Overige kosten in voorraad product in bewerking

Wanneer er uitsluitend op voorraad geproduceerd wordt, kan de economische voorraad grondstoffen vastgesteld worden aan hand van de saldi op de volgende rekeningen:

  • 300 Voorraad grondstoffen

  • 301 Voorgekochte grondstoffen

  • 700 Grondstoffen in voorraad gereed product

  • 710 Grondstoffen in voorraad product in bewerking

26.3 Hoe worden voorverkoopcontracten in de boekhouding verwerkt?

Hierbij wordt uitgegaan van de toegestane hoeveelheid grondstof tegen VVP die nodig is voor het produceren van eindproducten waarvoor een voorverkoopcontract is afgesloten.

 Er zijn verschillende manieren om dit in de boekhouding vast te leggen:
Boekingsvariant I
Bij een voorverkoopcontract wordt de economische voorraad minder. Dit wordt gecrediteerd op de rekening 302 Gereserveerde grondstoffen voor voorverkopen.

De journaalpost uit het register gesloten voorverkoopcontracten (van het sluiten van een voorkoopcontract) kan als volgt gemaakt worden:
305 Voorgecalculeerd verbruik grondstoffen voor voorverkopen
Aan 302 Gereserveerde grondstoffen voor voorverkopen 
 

De journaalpost uit het verbruiksregister grondstoffen (voor het verbruik gereserveerde grondstof fabricage voorverkochte eindproducten) kan als volgt gemaakt worden:
400 Verbruik grondstoffen
Aan 300 Voorraad grondstoffen 

+ stornoboeking uit het register afgewikkelde voorverkoopcontracten. 
302 Gereserveerde grondstoffen voor voorverkopen 
Aan 305 Voorgecalculeerd verbruik grondstoffen voor voorverkopen 

Boekingsvariant II. De rekening 300 Voorraad grondstoffen wordt vervangen door 300 Vrije voorraad grondstoffen. De grootboekrekening 300 Vrije voorraad grondstoffen wordt gedebiteerd voor de ontvangst van grondstof in het magazijn en gecrediteerd voor het beslag op grondstof als gevolg van het afsluiten van voorverkoopcontracten. 

De journaalpost uit het register gesloten voorverkoopcontracten (van het sluiten van een voorkoopcontract) kan als volgt gemaakt worden:
306 Gereserveerde grondstoffen voor voorverkopen
Aan 300 Vrije voorraad grondstoffen

De journaalpost uit het verbruiksregister grondstoffen (voor het verbruik gereserveerde grondstof fabricage voorverkochte eindproducten) kan als volgt gemaakt worden:
400 Verbruik grondstoffen
Aan 306 Gereserveerde grondstoffen voor voorverkopen

De rekening Gereserveerde grondstoffen voor voorverkopen heeft bij de boekingsvarianten verschillende nummers. Dit komt doordat bij boekingsvariant I de rekening een creditsaldo heeft en betrokken wordt bij de berekening van de economische voorraad grondstoffen. Bij variant II heeft de rekening een debetsaldo en wordt niet betrokken bij de berekening van de economische voorraad grondstoffen.

26.5 Hoe ziet de boekhouding eruit voor een uitgebreidere vastlegging van voorverkoopcontracten?

Er ontstaat na het afwikkelen van het contract een vordering op de afnemer en de verplichting om de producten te leveren. Levering en verzending van definitieve factuur:
130 Debiteuren tegen contractprijs (incl. OB)
Aan 840 Opbrengst verkopen
Aan 181 Te betalen OB
+
800 Kostprijs verkopen tegen kostprijs
Aan 700 Voorraad gereed product
+ Stornoboeking
1.. Af te leveren product voorverkopen tegen kostprijs
1.. Ongerealiseerde winst voorverkopen
Aan 1.. Debiteuren voorverkopen tegen contractprijs (excl. OB)

Hoofdstuk 27: Hoe ziet de boekhouding eruit bij direct costing?

27.1 Wat is het verschil tussen direct costing en absorption costing?

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de boekhouding met betrekking tot direct costing. De verschillen tussen direct costing en de tot nu toe gebruikte methode van integrale kostencalculatie bekijken. Daarnaast wordt gekeken naar balanswaarderingen en winstberekeningen. Bovendien wordt gekeken naar de winst- en verliesrekening op de korte termijn bij direct costing bestuderen. Ten slotte wordt aandacht besteed aan de relatie tussen de methode direct costing en budgettering.

In de vorige hoofdstukken werd de kostprijs per product steeds berekend door zowel de constante kosten als de variabele kosten aan de producten door te berekenen. Daarom wordt dit de integrale kostprijs of absorption costing (AC) genoemd. Dit wordt zo genoemd doordat dus alle kosten worden meegenomen bij het berekenen van deze prijs. Het is een calculatiemethode waarbij zowel de constante kosten als de varibale kosten aan de producten doorberekend worden. 

De methode die in dit hoofdstuk gebruikt wordt is de variabele kostencalculatie methode, ook wel direct costing genoemd. Hierbij worden uitsluitend de variabele kosten aan de producten doorberekend. Dit is een misleidende naam aangezien niet alleen de directe kosten doorberekend worden. Dit gebeurt bij de indirecte kosten gebeuren via de kostenplaatsenmethode. De constante kosten worden rechtstreeks ten laste van de winst- en verliesrekening gelegd. De winst- en verliesrekening krijgt bij direct costing de volgende vorm:

 Artikel XXXArtikel IIITotaal
Omzet200.000400.000600.000
Variabele kosten -120.000220.000340.000
= Contributiemarge (CM)80.000180.000260.000
Constante kosten -  120.000
= Nettowinst   140.000

De contributiemarge (CM) per product wordt berekend aan de hand van de volgende formule:
de verkoopprijs van een product – de variabele kosten van het betreffende product

De totale contributiemarge per periode dient voor de dekking van de constante kosten in die periode. Hierdoor staat de contributiemarge per product ook wel bekend als de dekkingsbijdrage per product. Het verschil dat overblijft nadat de constante kosten van de CM zijn getrokken is het nettoresultaat. Wanneer het nettoresultaat negatief is, bestaat er verlies. Is er sprake van een positief nettoresultaat, heeft een onderneming winst gemaakt. De formule van de nettowinst: de totale contributiemarge – de totale constante kosten.

Voorraden gereed product en producten in bewerking in rubriek 7 worden vastgelegd in de boekhouding en op de balans alleen tegen de variabele fabricagekosten.

27.2 Welke boekingen worden gemaakt bij direct costing?

Er wordt nu gekeken naar de boekingen die bij direct costing gemaakt worden in de rubrieken 5 tot en met 9. Er verandert namelijk nogal wat ten opzichte van de integrale kostprijs methode die in de vorige hoofdstukken behandeld werd. De belangrijkste veranderingen zijn:

  • De constante kosten worden rechtstreeks vanuit rubriek 4 via 499 Overboekingsrekening overgeboekt naar rubriek 9.

  • In rubriek 5 worden alleen de variabele indirecte kosten opgenomen. Dit zijn de kostenplaatsen.

  • In rubriek 6 wordt op de rekening toeslag indirecte fabricagekosten alleen de toeslag voor de variabele indirecte fabricagekosten vermeld. Hetzelfde geldt voor de rekening standaard toeslag indirecte fabricagekosten.

  • In rubriek 7 worden op de rekeningen voorraad gereed product en voorraad product in bewerking alleen de variabele kosten opgenomen. Deze variabele kosten bestaan uit het grondstofverbruik, de directe personeelskosten en de toeslag variabele indirecte fabricagekosten.

  • In rubriek 8 worden op de rekening kostprijs verkopen uitsluitend de variabele fabricagekosten van de afgeleverde producten opgenomen. Daarnaast wordt op de rekening toeslag indirecte verkoopkosten alleen de variabele indirecte verkoopkosten vermeld.

27.3 Hoe ziet de balanswaardering en de resultaatbepaling eruit bij AC en DC?

Het volgende onderdeel wat besproken wordt is de balanswaardering en de winstberekening. De AC methode is de integrale kostprijs methode. Bij de AC methode wordt de voorraad gereed product tegen de integrale fabricagekostprijs gewaardeerd. De integrale fabricagekostprijs bestaat uit de constante fabricagekosten en de variabele fabricagekosten. In plaats van de DC methode ook wel de variabele kostencalculatie waarderen we de voorraad gereed product op de balansdatum alleen tegen de variabele fabricagekosten. Bij zowel de AC als de DC methode blijven de verkoopkosten bij de balanswaardering van de eindvoorraad buiten beschouwing.

Bijvoorbeeld de balanswaarde van een voorraad:

  • Volgens de AC methode: 2.000 producten x €15 = €30.000. De €15 is gesplitst in €10 constante fabricagekosten en €5 variabele fabricagekosten.
  • Volgens de DC methode: 2.000 producten x €5 = €10.000. Dit zijn alleen de variabele fabricagekosten.

De nettowinst kan beïnvloed worden doordat bij de DC methode de voorraden gewaardeerd worden voor een lager bedrag dan bij de AC methode. Hieronder zijn de relaties tussen voorraad en nettowinst vastgesteld:

  1. De eindvoorraad in hoeveelheden = beginvoorraad in hoeveelheden. De nettowinst bij AC = de nettowinst bij DC
  2. De eindvoorraad in hoeveelheden > beginvoorraad in hoeveelheden. De nettowinst bij AC > de nettowinst bij DC
  3. De eindvoorraad in hoeveelheden < beginvoorraad in hoeveelheden. De nettowinst bij AC < de nettowinst bij DC

27.4 Hoe ziet de winst- en verliesrekening eruit bij de direct costing methode?

In deze alinea wordt de winst- en verliesrekening op de korte termijn bij direct costing bestudeerd. Met behulp van de rubrieken 4, 5, 6, 8 en 9 kan aan het einde van een periode de nettowinst berekend worden. De volgende rubrieken worden hieronder extra toegelicht:

  • Rubriek 4: als alle kosten op de juist manier zijn overgeboekt aan de hand van rekening 499 overboekingsrekening is het saldo aan het eind van de periode nul. Er wordt in zo'n geval ook wel gezegd: de rubriek loopt glad. 

  • Rubriek 6: in deze rubriek worden alleen de variabele indirecte kosten vermeld. Het saldo van deze rubriek is het totaal van de afdelingsresultaten wanneer gebruik gemaakt wordt van de kostenplaatsen methode.

  • Rubriek 6: het saldo van deze rubriek is het totaal van de volgende fabricageresultaten: het efficiencyresultaat op het grondstoffenverbruik, het efficiencyresultaat op directe kosten voor het personeel, het efficiencyresultaat op de toeslag variabele indirecte fabricagekosten en tot slot het prijsresultaat op directe personeelskosten.

  • Rubriek 8: het saldo van deze rubriek is de contributiemarge of dekkingsbijdrage. Dit wordt berekend aan de hand van de volgende formule: de totale opbrengst van de verkocht producten -/- de totale variabele kosten van de verkochte producten = de totale contributiemarge.

  • Rubriek 9: in deze rubriek staan in eerste instantie de incidentele winsten en verliezen. Daarnaast worden hier de totale werkelijke constante kosten van de periode vermeld overgeboekt vanuit rubriek 4.

27.5 Wat is het verband tussen de direct costing methode en budgettering?

Het laatste onderdeel waar in dit hoofdstuk naar gekeken wordt is de budgettering. In eerdere hoofdstukken werd gesteld dat het variabel afdelingsbudget in rubriek 5 slechts twee rekeningen nodig zijn om het budgetresultaat te berekenen. De benodigde rekeningen zijn de rekeningen 5.. kosten van afdeling X en rekening 5.. budget afdeling X = 5.. de dekking afdeling X. Deze rekeningen zijn hetzelfde voor alle afdelingen. Wanneer de DC methode wordt toegepast geldt voor elke afdeling dus dat het budget gelijk is aan de dekking. Hierdoor kan net zo goed gewerkt worden met budgetrekeningen in plaats van dekkingsrekeningen. 

Er is ook een boekingsvariant bij direct costing. Er wordt per afdeling een budgetcontrole toegepast op het volgende: de variabele kosten en de eerstverdeelde constante kosten. Voor de constate kosten geldt dat per afdeling de werkelijke eerstverdeelde constante kosten via de rekening 499 overboekingsrekening gedebiteerd worden op de kostenrekening in rubriek 5. Daarnaast geldt dat per afdeling het budget voor de eerstverdeelde constante kosten gecrediteerd worden op de budgetrekening in rubriek 5. Deze worden gedebiteerd op de rekening te dekken budget constante kosten in rubriek 9. Het verschil tussen de kostenrekeningen en de budgetrekeningen vormen het budgetresultaat.

Het is belangrijk het twee belangrijke zaken te onthouden:

  • De dekking is echter niet gelijk aan het budget. De dekkingsbijdrage bestaat uit de som van de variabele kosten en de constante kosten waarbij de dekking voor de constante kosten wordt berekend door de formule: Hw x Tc is. Het jaarbudget wordt dus niet berekend door: 1/12 x het vast jaarbudget. De naam budget op de rekeningen mag in dit geval niet vervangen worden door dekking. Een rekening Dekking komt bij deze variant nooit voor.

  • Het te dekken budgetbedrag voor constante kosten wordt ook wel overgeboekt naar rubriek 8. Het saldo van rubriek 8 wordt berekend door de totale contributiemarge te verminderen met de totaal gebudgetteerde constante kosten.

Hoofdstuk 28: wat zijn de meest voorkomende knelpunten die optreden bij de boekhouding?

28.1 Wat zijn de knelpunten die optreden gedurende de resultatenanalyse?

Als alle productiemiddelen in voldoende tot ruimte mate aanwezig zijn in een organisatie, dan vormt de afzetmogelijkheid het knelpunt. Het knelpunt wordt ook wel de bottleneck of een constraint genoemd. De knelpuntsfactor is het relatief meest schaarse product binnen deze betreffende organisatie. Het productiemiddel is dan onvoldoende aanwezig.

Een knelpuntsfactor kan ontstaan wanneer een onderneming in een korte periode meer personeel nodig heeft dan normaal en niet aan deze extra arbeidskrachten kan komen. Een ander voorbeeld is wanneer een onderneming niet de juist en / of voldoende grondstoffen of materialen kan vergaren om te kunnen produceren. Het optreden van knelpunt of knelpunten binnen een organisatie kan invloed hebben op de resultaten. 

Als een onderneming de maximale winst wil behalen, probeert de onderneming de knelpuntsfactor in een bepaalde richting te duwen zodat de contributiemarge zo hoog mogelijk wordt. 

Een voorbeeld van een knelpuntsfactor in de resultatenanalyse:

Onderneming X BV in Groningen produceert het product YY in haar fabricageafdeling. Voor de fabricage van het product YY worden bewerkingen uitgevoerd door de machines A en B. Machine A en machine B zijn allebei een keer aanwezig in de onderneming. De onderneming X BV heeft inzict in de volgende gegevens:
Machine A heeft 0,4 machine uren nodig per product en machine B heeft 0,5 machine uren nodig per product. De maximale beschikbare capaciteit per maand is 200 machine uren. Dit is gelijk voor de machines A en B.
De machine met de langste productietijd per product is de knelpuntsfactor. In dit geval is de knelpuntsfactor dus machine B aangezien de productietijd korter is voor machine A dan voor machine B. Er moet echter ook gelet worden op de maximale beschikbare capaciteit per machine. In dit geval is deze voor machine A en machine B hetzelfde. 

De schaduwprijs is de contributiemarge per eenheid van de knelpuntsfactor.

Hoofdstuk 29: Hoe ziet de volledige boekingsgang eruit bij een ERP systeem?

29.1 Op welke manier wordt een ERP systeem integraal benaderd?

In dit hoofdstuk wordt niks nieuws besproken. De hoofdstuken 11, 18 en 22 worden herhaald. In deze hoofdstukken worden diverse financiële feiten vermeld en verwerkt in ondernemingen die gebruik maken van een ERP systeem. Er wordt een duidelijk overzicht gegeven over de volledige boekingsgang bij gebruik van een ERPsysteem.

29.2 Hoe ziet de volledige boekingsgang eruit bij een ERP systeem?

In het voorbeeld wordt getoond op welke manier de balans, de externe winst en verliesrekening en interne winst- en verliesrekening aan het eind van de maand eruit ziet. Hiervoor is het van belang om de boekingen in een ERP systeem goed te begrijpen.

De industriële onderneming Boer Jan BV in Groningen houdt zich alleen bezig met de massaproductie van product Boer en product Jan. Deze onderneming beschikt over de volgende balans per 31 december 2018.

DebetDebet bedrag in euro'sCreditCredit bedrag in euro's
Gebouw500.000Aandelenkapitaal500.000
Machines336.000Reserves van de onderneming620.000
Voorraad Grondstof
7.000 kg x 12 euro
84.0004.8 % hypothecaire lening400.000
Voorraad product:
Boer: 10.000 stuks = 48.000
Jan: 5.000 stuks = 29.000
77.0005 % onderhandse lening360.000
Voorraad product in bewerking:
Boer: 6.000
Jan: 4.000
10.000Crediteuren62.000
Debiteuren630.000Af te dragen heffingen voor loon116.000
Bank521.000Af te dragen OB100.000
Totaal2.158.000Totaal2.158.000

De toelichting bij deze balans van 31 januari 2018.
Het gereed product is gewaardeerd tegen de volgende standaard fabricage kostprijzen per 100 producten van de onderneming. Dit geldt ook voor het jaar 2019.

De standaard fabricage kostprijs ziet er als volgt uit voor de producten Boer en Jan:

 Product BoerProduct Jan
Grondstof10 kg x 12 euro = 12015 kg x 12 euro = 180
Directe kosten voor het personeel3 uur x 20 euro = 605 uur x 20 euro = 100
Toeslag voor de kosten machine4 uur x 75 euro = 3004 uur x 75 euro = 300
Totale prijs per product480 euro580 euro

De voorraad in bewerking is op basis van de bovenstaande standaard fabricage kostprijzen op de volgende manier gewaardeerd:

 Product BoerProduct Jan
Grondstof2000 / 100 x 10 kg x 12 euro = 24001000 / 100 x 15 kg x 12 euro = 1800
Directe kosten voor het personeel2000 / 100 x 1.5 uur x 20 euro = 6001000 / 100 x 3.5 uur x 20 euro = 700
Toeslag voor de kosten machine2000 / 100 x 2 uur x 75 euro = 30001000 / 10 x 2 uur x 75 euro = 1500
Totale prijs per product6000 euro4000 euro

De betaling van de aflossing en de interest op allebei de leningen wordt gedan op 31 december. 

Boer Jan BV uit Groningen voert de boekhouding uit aan de hand van een ERP systeem. Bij dit systeem wordt gebruik gemaakt van zowel de Finance module als de Controlling module. De Finance module bevat alle grootboekrekeningen op basis waarvan de externe balans en de externe winst en de verliesrekening over elke periode opgesteld worden. In de praktijk is het meestal zo dat deze overzichten aan het einde van het boekjaar opgesteld worden. In dit voorbeeld wordt echter aangenomen dat dit aan het eind van elke maand wordt gedaan. 

De Controlling module wordt door Boer Jan BV gebruikt voor de volgende zaken:

  • Het beheersen van de indirecte kosten. Hierdoor heeft de onderneming diverse cost centers gecreëerd. 
  • Het beheersen van de directe fabricage kosten en de machine uren die verbruikt zijn.
  • Het beoordelen van de winstgevendheid van de verschillende profit centers van de onderneming.

Hierdoor laat Boer Jan BV het ERP systeem verschillende overzichten samenstellen. Dit wordt gedaan aan de hand van de gegevens in de finance module en de controlling module in combinatie met de meeboekrekeningen in deze module. De overzichten die samengesteld worden zijn de diverse cost centers, de efficiency resultaten voor de productie, het profit center van product Boer en het profit center van product Jan. Op basis van deze vier overzichten wordt de interne winst- en de verliesrekening opgesteld over januari 2019. Het resultaat op deze interne winst- en verliesrekening moet gelijk zijn aan het resultaat op de externe winst- en verliesrekening. 

De cost centers bestaan uit de hulpkostenplaatsen en de hoofdkostenplaatsen. De hulp kostenplaatsen zijn huisvesting, de administratie, de afdeling inkoop en de afdeling magazijn. De hoofd kostenplaatsen bestaan uit de afdeling fabricage en de afdeling verkoop. De profit centers zijn onder te verdelen in een profit center voor product Boer en een profit center voor product Jan.

De volgende financiële feiten zijn bekend over Boer Jan BV in januari 2019. Deze moeten worden opgenomen in het grootboek.

  1. Er wordt een factuur ontvangen van de onderneming Klaasjes BV. Afgeleverd is 10.000 kg grondstof voor 12 euro per kg. Er is sprake van 21 % OB. Totaal is er een factuur ontvangen voor 120.000 euro met een bedrag van 25.200 euro aan OB.
  2. Voor de volgende hoeveelheden is verbruikt aan grondstof: voor product Boer is 6200 kg verbruikt voor 12 euro per kg is 74.400 euro. Voor product Jan is 6400 kg verbruikt voor 12 euro per kg is 76.800 euro totaal.
  3. Er zijn diverse betalingen gedaan aan de bank in deze maand. Zo is er een factuur (77079 op naam van Jansen BV) betaald voor een bedrag van 62.000 euro.
    Af te dragen heffingen voor loon volgens de balans 31 december 2018: 116.000 euro.
    Af te dragen OB volgens de balans 31 december 2018: 100.000 euro.
    De bruto lonen voor het personeel worden betaald: 214.000 euro.
    De algemene beheerskosten worden betaald: 10.000 euro.
    Er worden kosten gemaakt om reclame te maken: 25.000 euro.
    Er worden overige bedrijfskosten gemaakt voor een bedrag van 151.000 euro.
    Er moet OB betaald worden die berekend is over de kostenfacturen van de onderneming. Dit bedraagt 36.960 euro.

    Van de bank zijn de volgende bedragen ontvangen:
    Factuur X op naam van Thomas BV bedraagt 280.360 euro.
    Factuur YY op naam van Kees BV bedraagt 265.600 euro.
    Er worden loonheffingen ingehouden op het bruto loon in januari 2019. Dit bedraagt 44.000 euro.
  4. De onderneming heeft het een bedrag van 76.000 euro aan sociale lasten.
  5. Er kan een verdeelstaat worden gemaakt van de kosten voor het personeel. Deze is te verdelen in directe personeelskosten ten behoeve van product Boer (38.000 euro) en ten behoeve van product Jan (42.000 euro). Daarnaast bestaan er indirecte kosten voor het personeel. Deze worden toegerekend aan diverse cost centers. Hier wordt echter in dit voorbeeld geen rekening meegehouden. De indirecte kosten bedragen 210.000 euro in totaal voor zowel product Boer als product Jan. 
  6. Er zijn afschrijvingskosten waar onderneming Boer Jan BV rekening mee dient te houden. In januari 2018 moet de onderneming de volgende afschrijvingskosten boeken:
    De afschrijvingskosten voor het gebouw bedragen 3.000 euro.
    De afschrijvingskosten voor de machines. Er wordt 1000 euro ten laste van de afdeling adminstratie gelegd en 14.000 ten laste van de afdeling fabricage.

De volgende journaalposten kunnen gemaakt worden van bovenstaande financiële feiten. De journaalposten worden gemaakt aand e hand van de Finance module. 

De journaalpost voor de ontvangen factuur en de verrekende OB ziet er als volgt uit volgens de Finance module:
3000 Voorraad grondstof 120.000
1801 Te verrekenen OB 25.200
Aan 1240 Klaasjes BV               145.200

De journaalpost voor de grondstof die verbruikt is ziet er als volgt uit volgens de Finance module:
4000 Verbruik grondstof product Boer 74.400
4010 Verbruik grondstof product Jan 76.800
Aan 3000 Voorraad grondstof 151.200

De journaalpost voor de kosten die betaald en ontvangen zijn per bank ziet er als volgt uit volgens de Finance module:
1240 Klaasjes BV 62.000
1250 Af te dragen heffingen voor loon 116.000 euro.
1806 Af te dragen OB 100.000 euro.
4100 Tussenrekening kosten voor het personeel worden 214.000 euro.
Algemene beheerskosten 10.000
4400 Indirecte verkoopkosten voor het maken van reclame 25.000
4500 Overige bedrijfskosten 151.000
1801 Te verrekenen OB 36.960
Aan 1130 Thomas BV 280.360
Aan 1131 Kees BV 265.600
Aan 1250 Af te dragen heffingen voor loon voor het personeel 44.000
Aan 1110 Bank 125.000

De journaalpost voor de sociale lasten voor de onderneming ziet er als volgt uit volgens de Finance module:
4100 Tussenrekening kosten voor het personeel 76.000
Aan 1250 Af te dragen heffingen voor loon voor het personeel 76.000

De journaalpost voor de verdeelstaat van de kosten voor het personeel ziet er als volgt uit volgens de Finance module:
4011 Directe personeelskosten voor product Boer 38.000
4011 Directe personeelskosten voor product Jan 42.000
4015 Indirecte kosten voor het personeel 210.000
Aan 4100 Tussenrekening kosten voor het personeel 290.000

De journaalpost voor de afschrijvingskosten voor het gebouw en de machines ziet er als volgt uit volgens de Finance module:
4201 Afschrijvingskosten gebouw 3.000
4204 Afschrijvingskosten machine ten behoeve van de afdeling administratie 1.000
4204 Afschrijvingskosten machine ten behoeve van de afdeling fabricage 14.000
Aan 001 Gebouw 3.000
Aan 004 Machines 15.000

Zoals hierboven genoemd worden sommige kosten doorberekend aan diverse afdelingen. 
De kosten voor huisvesting worden doorberekend aan de afdelingen administratie, de afdeling inkoop, magazijn, de afdeling fabricage en de afdeling verkoop. Hierdoor ontstaat er een dekking voor de huisvesting. Daarnaast bestaat er ook een budget voor de afdeling huisvesting. Dit is een bedrag van 12.000 euro. 
De volgende kosten kunnen doorberekend worden:
Cost center: de administratie -- bedrag: 900 euro
Cost center: de afdeling inkoop -- bedrag: 600 euro
Cost center: het magazijn -- bedrag: 1.500 euro
Cost center: de afdeling fabricage -- bedrag: 7.500 euro
Cost center: de afdeling verkoop -- bedrag: 1.500 euro
Dit vormt ook een totaal van 12.000 euro. 

De journaalposten die gemaakt kan worden van de doorbelaste kosten van cost center huisvesting en het budget van deze cost center zien er als volgt uit:
5100 Kosten administratie 900
5200 Kosten afdeling inkoop 600
5300 Kosten Magazijn 1.500
5400 Kosten afdeling fabricage 7.500
5500 Kosten afdeling inkoop 1.500
Aan 5003 Dekking huisvesting .       12.000
+
5002 Te dekken budget huisvesting 12.000
Aan 5001 Budget huisvesting .              12.000

De volgende financiële feiten zijn bekend over de periode van onderneming Boer Jan BV uit Groningen. Deze financiële feiten hebben betrekking op het doorbelasten van kosten van diverse afdelingen. 
Als eerst wordt gekeken naar de administratie. Het budget voor dit cost center bedraagt 40.000 euro.
De doorbelaste kosten van de afdeling administratie zijn:
Cost center: de afdeling inkoop -- bedrag: 4.000 euro
Cost center: het magazijn -- bedrag: 4.000 euro
Cost center: de afdeling fabricage -- bedrag: 16.000 euro
Cost center: de afdeling verkoop -- bedrag: 16.000 euro
Dit vormt ook een totaal van 40.000 euro. 

Voor het vormen van deze journaalposten wordt hier gebruik gemaakt van de controlling module. De journaalposten die gemaakt kan worden van de doorbelaste kosten van cost center administratie en het budget van deze cost center zien er als volgt uit:
5200 Kosten afdeling inkoop 4.000
5300 Kosten Magazijn 4.000
5400 Kosten afdeling fabricage 14.000
5500 Kosten afdeling inkoop 14.000
Aan 5103 Dekking administrateie .       40.000
+
5102 Te dekken budget administratie 40.000
Aan 5101 Budget administratie .              12.000

Vervolgens wordt gekeken naar de afdeling inkoop. Het budget voor dit cost center bedraagt 15.000 euro.
De doorbelaste kosten van de afdeling inkoop zijn de volgende:
Cost center: de afdeling fabricage -- bedrag: 7.500 euro
Cost center: de afdeling verkoop -- bedrag: 7.500 euro
Dit vormt ook een totaal van 15.000 euro. 

Voor het vormen van deze journaalposten wordt hier gebruik gemaakt van de controlling module. De journaalposten die gemaakt kan worden van de doorbelaste kosten van cost center afdeling inkoop en het budget van deze cost center zien er als volgt uit:
5400 Kosten afdeling fabricage 7.500
5500 Kosten afdeling inkoop 7.500
Aan 5203 Dekking afdeling inkoop .       15.000
+
5202 Te dekken budget afdeling inkoop 15.000
Aan 5201 Budget afdeling inkoop    .              15.000

Vervolgens wordt gekeken naar het doorbelasten van de kosten voor het magazijn. Het budget voor dit cost center bedraagt 24.500 euro.
De doorbelaste kosten van het magazijn zijn de volgende:
Cost center: de afdeling fabricage -- bedrag: 15.000 euro
Cost center: de afdeling verkoop -- bedrag: 9.000 euro
Dit vormt echter een totaal van 24.000 euro. 

Voor het vormen van deze journaalposten wordt hier gebruik gemaakt van de controlling module. De journaalposten die gemaakt kan worden van de doorbelaste kosten van cost center magazijn en het budget van deze cost center zien er als volgt uit:
5400 Kosten afdeling fabricage 15.000
5500 Kosten afdeling inkoop 9.000
Aan 5303 Dekking afdeling magazijn .       24.000
+
5302 Te dekken budget afdeling magazijn 24.500
Aan 5301 Budget afdeling magazijn    .              24.500

Vervolgens wordt gekeken naar de doorbelaste kosten van de afdeling fabricage. Het budget voor dit cost center bedraagt 310.000 euro.
De doorbelaste kosten van de afdeling fabricage zijn de volgende:
4.100 machine uren x 75 euro per machine uur is 307.500 euro.

Voor het vormen van deze journaalposten wordt hier gebruik gemaakt van de controlling module. De journaalposten die gemaakt kan worden van de doorbelaste kosten van cost center afdeling fabricage en het budget van deze cost center zien er als volgt uit:
6600 Toeslag machine kosten 307.500
Aan 5403 Dekking afdeling fabricage .       307.500
+
5402 Te dekken budget afdeling fabricage 310.000
Aan 5401 Budget afdeling fabricage .       .              310.000

Tot slot wordt gekeken naar de doorbelaste kosten van de afdeling verkoop van deze organisatie. Het budget voor dit cost center bedraagt 85.000 euro.
De doorbelaste kosten van de afdeling verkoop zijn de volgende:
13.5 % van de behaalde omzet. 
Dit wordt berekend door: 13.5 % x (345.000 + 263.000) = 82.080

Voor het vormen van deze journaalposten wordt hier gebruik gemaakt van de controlling module. De journaalposten die gemaakt kan worden van de doorbelaste kosten van cost center afdeling verkoop en het budget van deze cost center zien er als volgt uit:
8700 Toeslag kosten verkoop voor product Boer 45.630
8700 Toeslag kosten verkoop voor product Jan 36.450
Aan 5503 Dekking afdeling verkoop .                          82.080
+
5502 Te dekken budget afdeling verkoop 85.000
Aan 5501 Budget afdeling verkoop .       .              85.000

Daarnaast zijn de volgende financiële feiten bekend over deze onderneming. De feiten hebben betrekking op de interest kosten en de geproduceerde producten Boer en Jan in januari 2019. Onderneming Boer Jan BV uit Groningen heeft twee leningen lopen, namelijk een hypothecaire lening en een onderhandse lening bij een familielid. 
De interest kosten van allebei de leningen zijn in januari 2019 de volgende:
De hypothecaire lening is een 4.8 % lening. De interest kosten bedragen 4.8 % x 480.000 euro / 12 maanden = 1.600 per maand (januari 2019).
De onderhandse lening is een 5 % lening. De interest kosten bedragen 5 % x 360.000 euro / 12 maanden = 1.500 per maand (januari 2019).
Er moet in deze betaald een bedrag van 3.100 euro aan interest kosten betaald worden (1.500 + 1.600 = 3.100 euro).

Daarnaast zijn in januari 2019 de volgende aantallen producten Boer en Jan geproduceerd:
Aantal producten Boer: 60.000 stuks.
Aantal producten Jan: 40.000 stuks.

De journaalposten die gemaakt kunnen worden van de interest kosten van allebei de leningen in januari zien er als volgt uit:
4800 Interest kosten 3.100
Aan 1255 Te betalen interest    3.100

De journaalposten die gemaakt kunnen worden van de producten Boer en Jan die geproduceerd zijn in januari 2018 volgens de finance module zien er als volgt uit:
7000 Voorraad product Boer 288.000 (berekend door: 60.000 / 100 x 480 euro)
Aan 4010 Verbruik grondstof product Boer 72.000 (berekend door: 60.000 / 100 x 120 euro)
Aan 4011 Directe kosten personeel voor product Boer 36.000 (berekend door: 60.000 / 100 x 60 euro)
Aan 4600 Correctie voor de indirecte kosten fabricage 180.000 (berekend door: 60.000 / 100 x 300 euro)
+
7001 Voorraad product Jan 232.000 (berekend door: 40.000 / 100 x 580 euro)
Aan 4010 Verbruik grondstof product Jan 72.000 (berekend door: 40.000 / 100 x 180 euro)
Aan 4011 Directe kosten personeel voor product Boer 40.000 (berekend door: 40.000 / 100 x 100 euro)
Aan 4600 Correctie voor de indirecte kosten fabricage 120.000 (berekend door: 40.000 / 100 x 300 euro)

Aan het einde van de maand bestaan er ook een voorraad van producten die nog in bewerking zijn. Per 31 januari 2019 zijn de volgende producten nog in bewerking:

Grondstof2.400 / 100 x 10 kg x 12 euro = 2.880 euro1.400 / 100 x 15 kg x 12 euro = 2.520 euro
Directe kosten voor het personeel2.400 / 100 x 2 uur x 20 euro = 960 euro1.400 / 100 x 3 uur x 20 euro = 840 euro
Toeslag op de kosten voor machines2.400 / 100 x 3 uur x 75 euro = 5.400 euro1.400 / 100 x 2 uur x 75 euro = 2.100 euro
Totaal in euro's9.240 euro5.460 euro

De journaalposten van de bovenstaande gegevens voor de producten in bewerking volgens de finance module zien er als volgt uit:
7010 Voorraad product Boer in bewerking 3.240 (berekend door: 9.240 - 6.000 euro)
Aan 4010 Verbruik grondstof product Boer in bewerking 480 (berekend door: 2.880 - 2.400 eur0)
Aan 4011 Directe kosten personeel voor product Boer in bewerking 360 (berekend door: 960 - 600 euro)
Aan 4600 Correctie voor de indirecte kosten fabricage 2.400 (berekend door: 5.400 / 3000 euro)
+
7001 Voorraad product Jan in bewerking 1.460 (berekend door: 5.460 - 4.000 euro)
Aan 4010 Verbruik grondstof product Jan in bewerking 720 (berekend door: 2.520 - 1.800 euro)
Aan 4011 Directe kosten personeel voor product Boer 140 (berekend door: 840 - 700 euro)
Aan 4600 Correctie voor de indirecte kosten fabricage 600 (berekend door: 2.100 - 1.500 euro)

Aan het einde van de maand worden er goederen verzonden naar afnemers. Daarnaast worden er goederen afgeleverd en facturen verzonden naar de betreffende afnemers. Er worden facturen verzonden naar Thomas BV en Kees BV. 
De factuur die verzonden is naar Thomas BV bevat de volgende financiële feiten:
30.000 producten Boer voor 650 euro per 100 stuks bedraagt 195.000 euro
20.000 producten Jan voor 750 euro per 100 stuks bedraagt 100.000 euro
Totaal = 345.000 euro
Er wordt 21 % OB geheven = 72.450
Totaal = 417.450

De factuur die verzonden is naar Kees BV bevat de volgende financiële feiten:
22.000 producten Boer voor 650 euro per 100 stuks bedraagt 143.000 euro
16.000 producten Jan voor 750 euro per 100 stuks bedraagt 120.000 euro
Totaal = 263.000 euro
Er wordt 21 % OB geheven = 55.230
Totaal = 318.230

De journaalposten die gemaakt kunnen worden bij het verzenden van de facturen volgens de finance module zien er als volgt uit:
1130 Thomas BV 417.450
1131 Kees BV 318.230
Aan 8000 Opbrengst verkopen van product Boer 338.000
Aan 8000 Opbrengst verkopen van product Jan 270.000
Aan 1805 De verschuldigde OB 127.680 (berekend door: 72.450 + 55.230)

+
4010 Verbruik grondstof product Boer 62.400 (berekend door: 52.000 / 100 x 120 euro)
4010 Verbruik grondstof product Jan 64.800 (berekend door: 36.000 / 100 x 180 euro)
4011 Directe kosten personeel voor product Boer 31.200 (berekend door: 52.000 / 100 x 60 euro)
4011 Directe kosten personeel voor product Jan 36.000 (berekend door: 36.000 / 100 x 100 euro)
4600 Correctie voor de indirecte kosten fabricage 156.000 (berekend door: 52.000 / 100 x 300 euro)
4600 Correctie voor de indirecte kosten fabricage 108.000 (berekend door: 36.000 / 100 x 300 euro)
Aan 7000 Voorraad product Boer 249.600 (berekend door: 52.000 / 100 x 480 euro)
Aan 7001 Voorraad product Jan 208.800 (berekend door: 36.000 / 100 x 580 euro)

Bij deze onderneming kan de volgende interne winst- en verliesrekening opgesteld worden in euro's:
Omzet: 608.000 (berekend door: 345.000 + 263.000)
Kostprijs van de omzet: 481.700
Bruto omzet resultaat = 126.300
Kosten voor de verkoop: 87.200
Algemene beheerskosten: 10.000
= 97.200
Netto omzet resultaat = 29.100
Interest kosten: 3.100 
Winst voor aftrek van belastingen = 26.000 euro

Bij deze onderneming kan de volgende externe winst- en verliesrekening over januari 2018 opgesteld worden met de categoriale kostensplitsing in euro's:
Omzet: 608.000 (berekend door: 345.000 + 263.000)
Mutatie voorraden gereed product en onderhanden werk (= product in bewerking): 66.300 (berekend door: 138.600 + 14.700 - 77.000 - 10.000)
Verbruik van de grondstoffen: 151.200
Kosten voor het personeel: 290.000
Afschrijvingskosten: 18.000
Overige kosten voor de fabricage: 88.800
Totaal van de kosten: 548.000
Bruto omzet resultaat = 126.300
Kosten voor de verkoop: 87.200
Algemene beheerskosten: 10.000
= 97.200
Netto omzet resultaat = 29.100
Interest kosten: 3.100 
Winst voor aftrek van belastingen = 26.000 euro

 

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Feedback

Hey Simone!

Bedankt voor het inleveren van je werk tot nu toe. Op een paar kleine punten na, ziet het er goed uit en ik verwacht dat het voor de einddeadline ook goed komt. Hierbij heb ik per onderdeel even kort wat feedback genoteerd:

Omvang & inhoud

  • Prima, ik heb wat stukken doorgelezen en heb hier eigenlijk niets op aan te merken.

Spelling & zinsbouw

  • Naar aanleiding van een steekproef heb ik geen spelfouten gevonden.

  • Dingetje om rekening mee te houden zou kunnen zijn dat je vaak nogal opsommend/steno schrijft, maar nu is dit ook wel een onderwerp waarbij het wat lastiger is om er een beschrijvend verhaal van te maken.

Auteursrecht

  • Ik voorzie op het gebied van auteursrecht geen problemen.

Opmaak en aanlevering

  • Prima, een klein dingetje:

    • Soms som je op met gebruik van 1), 2), etc. en soms met gebruik van de opmaak (zoals nu de bullets in mijn feedback in een opmaakprofiel staan). Graag altijd opsommingen maken met gebruik van de bullets of de nummering opmaakprofielen.

Deadlines

  • je eerstvolgende deadline is 25 september, je ligt qua samenvatting al voor op deze deadline. Prima dus :)

  • Denk je nog wel aan de BulletPoints en Tentamentickets?

Succes met het restant van de opdracht! Als je nog vragen hebt dan hoor ik deze graag.

Groetjes,

Evelien

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: simonegoijaerts
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
612 1