Begrippenlijst Aandacht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

1. Geschiedenis

Broadbent’s filtertheorie

Een vroege selectietheorie die inhoudt dat je maar een bepaalde capaciteit hebt om berichten te ontvangen, waardoor berichten waar geen aandacht op gevestigd wordt, niet worden geïdentificeerd

Dual taskproblemen

Wanneer twee taken vechten voor dezelfde aandacht

Endogene controle

Wanneer aandacht bewust gestuurd wordt

Event related potential (ERP)

Hersenonderzoek waarin je bekijkt of een bepaalde gebeurtenis invloed heeft op de hersenactiviteit

Exogene controle

Wanneer aandacht automatisch/onbewust gestuurd wordt

Filosofische stroming

Filosofen, die zich als eerste met aandacht bezig hielden, beweerden dat aandacht centraal staat in waarnemen en denken en dat mensen hun aandacht maar op één ding richten. Thema’s waren de rol van aandacht bij bewustzijn en of aandacht bewust of automatisch gestuurd was

Filter-attenuationtheorie

In sommige gevallen worden ongeattendeerde berichten wel waargenomen, als de content niet te lastig is

Hamilton

Filosoof die beweerde dat een mens meer dan één ding aan kan

Herbart

Filosoof die wiskundige modellen voor onderzoek ontwikkelde

James

Meende dat aandacht vooral duidelijkheid bracht, door het wegstoppen van bepaalde stimuli met als gevolg dat je met andere stimuli efficiënt kunt omgaan

Late selectietheorie

Alle berichten worden wel geïdentificeerd, de selectie vindt pas later in het proces plaats

Leibniz

Filosoof die de term apperceptie bedacht, het proces dat nodig is om een gebeurtenis bewust waar te nemen

Malebranche

Filosoof die beweerde dat aandacht nodig is om iets te begrijpen

Multiple resourcemodellen

Het is makkelijker om twee taken uit te voeren als het om verschillende modaliteiten gaat, bijvoorbeeld een taak waar gehoor centraal staat en een taak waar zicht centraal staat

Negatieve priming

Het langzamer reageren op een stimulus als deze in een vorige trial genegeerd moest worden

Objectbenaderingen

Aandacht wordt bepaald door het object

Refractory period effect

Een neuron is na stimulatie minder gevoelig voor een volgende stimulus. Dit effect beschrijft deze periode van ongevoeligheid

Ruimtelijke benaderingen

Aandacht wordt bepaald door de locatie in het visuele veld

Selection-for-action

Beperkte capaciteit voor aandacht is een bijproduct zodat handelingen goed gecoördineerd kunnen worden

Stroop test

Als het woord ‘rood’ in het blauw geschreven staat, hebben mensen moeite om de kleur (blauw) te zeggen, omdat het lezen van ‘rood’ in de weg zit

Taak-veranderkosten

Wanneer mensen meerdere opties hebben om iets te doen, doen ze langer over dezefde acties dan wanneer ze maar één optie hebben

Unitary capacity- of resourcetheorie

Je kunt je aandacht niet opsplitsen. Als je het op iets richt, kun je het niet ook op iets anders richten

Vives

Filosoof die voornamelijk onderzoek deed naar aandacht en geheugen

Vroege selectietheorie

Informatie wordt gefilterd voordat het geïdentificeerd wordt (dus in een vroeg stadium)

Wundt

Één van de eersten die psychologische experimenten deed, in dit geval naar de snelheid van mentale processen door het meten van reactietijden. Wundt’s conclusie was dat aandacht bewust gestuurd kon worden

 

2. Informatieverwerking

Cue-utilizationtheorie

Hoge alertheid leidt tot hoge gevoeligheid, wat handig is bij het uitvoeren van een simpele taak. Lage alertheid leidt tot lage gevoeligheid, wat handig is als je op meerdere dingen moet richten. Door hoge alertheid kan maar een beperkt aantal stimuli aandacht krijgen

Event Related Potential (ERP)

Met behulp van EEG wordt naar de hersenactiviteit gekeken wanneer een bepaalde gebeurtenis (vooral visueel) plaatsvindt. De hersenactiviteit wordt vergeleken met de activiteit wanneer de gebeurtenis niet zou plaatsvinden

Functional Magnetic Resonance Imaging (fMRI)

Werkt op basis van extra zuurstof, dat gebruikt wordt door hersendelen met verhoogde activiteit. De resolutie is redelijk hoog

Hick-Hymanwet

Stelt dat reactietijd een positieve lineaire relatie heeft met de hoeveelheid informatie die verwerkt moet worden, dus hoe meer informatie, hoe langer de verwerking duurt

Informatiewerkings-benadering

Richt zich hoe informatie wordt omgezet in een respons, in drie stadia: (1) waarneming, (2) besluitvorming en selectie van respons, (3) programmeren van respons en uitvoering

Lateralized readiness potential (LRP)

Een andere toepassing van EEG, waarmee de voorbereiding voor beweging gemeten wordt

Macro trade-offs

Houdt de strategie van een persoon in (dus of je snel maar onnauwkeurig werkt, of nauwkeurig maar langzaam). Kan worden beïnvloed door instructies te geven over snelheid of nauwkeurigheid

Mentale hulpbronnen

Voorbeelden zijn energie, capaciteit en alertheid: factoren die ondersteunend zijn voor het uitvoeren van een proces

Micro trade-offs

Mensen worden na een gemaakte fout wat conservatiever en gaan dus de volgende trial langzamer, maar nauwkeuriger werken

Oddball paradigma

Een stimulus wordt steeds herhaald, maar soms zit er een vreemde stimulus tussen (oddball), op dat moment wordt een component in de ERP actief (P3), die geassocieerd wordt met het updaten van het geheugen

Positron Emission Tomography (PET)

Een radioactieve marker wordt ingebracht zodat de hersenactiviteit gemeten kan worden. Is erg gevoelig voor het ontdekken van verschillende taken en responsen, maar de resolutie is laag

Signaaldetecteermethode

Wordt toegepast om te kijken hoe gevoelig iemand is voor bepaalde stimuli. Een stimulus wordt aangeboeden met een ruis, de persoon moet aangeven of de stimulus aanwezig was of niet

Speed-accuracy trade-off

Hoe sneller een taak wordt uitgevoerd, des te onnauwkeuriger wordt de uitvoering

Subtractive method

De snelheid van de uitvoer van twee taken, die alleen verschillen op het verwerkingsproces (dus niet op stimuli en respons) werden gemeten en van elkaar afgetrokken. Deze methode meet de snelheid van informatieverwerking

Toevoegende factormethode

Wanneer twee factoren elkaar beïnvloeden, behoren zij tot hetzelfde processtadium, wanneer ze geen invloed op elkaar hebben kan gesproken worden van een toevoegend effect

 

3. Zien

Binding problem

Aandacht is nodig om alle karakteristieken van een bepaald object aan dat object toe te schrijven. Als we van heel veel objecten tegelijk alle karakteristieken te verwerken krijgen, weten we niet meer wat bij wat hoort

Bottom-up

Houdt in dat de aandacht gedreven wordt door de stimuli, deze bepalen dus waar de aandacht naartoe gaat

CODE theorie van visuele aandacht

Integreert space- en object based benaderingen. Bottom-up processen spelen een belangrijke rol in het creëren van een beeld, het top-down proces speelt een belangrijke rol in de selectie van de objecten

Conjunction search

Wanneer een object op meerdere vlakken afwijkt, wordt het zoeken moeilijker (de afleiders zijn meer gelijk aan het gezochte object)

Contralaterale verwerking

Objecten in het rechter oogveld worden verwerkt door de linker frontale hersenkwab, objecten in het linker oogveld door de rechter

Endogene oriëntatie

Oriëntatie gestuurd door de persoon zelf, bijvoorbeeld wanneer je een pijl ziet die een bepaalde richting op wijst, moet je zelf nog in die richting kijken, dit gaat niet als reflex

Exogene oriëntatie

Oriëntatie gedreven door stimuli, als er bijvoorbeeld iets gaat knipperen wordt de aandacht daar reflexmatig door getrokken

Feature search

Een object wordt makkelijker gevonden wanneer het maar op één kenmerk afwijkt, bijvoorbeeld kleur

Gesloten oriëntatie

Hierbij richt je je ogen juist op iets anders dan wat je aandacht wilt geven (bijv. Wanneer je stiekem met iemand de krant wilt meelezen)

Kenmerken-integratietheorie

Legt uit dat alle kenmerken van een object in een vroeg stadium worden geregistreerd in hun eigen mapje. Om de verschillende kenmerken weer bij elkaar te zoeken is aandacht nodig, deze aandacht gebruikt de ruimtelijke plaatsing van het object

Object based theorieën

Deze theorieën beweren dat aandacht juist objecten in plaats van ruimtes selecteert. De ruimte wordt alleen geselecteerd als er een object in geplaatst is

Open oriëntatie

Hierbij richt je je ogen op datgene wat je ook daadwerkelijk de aandacht wilt geven

Parallelle verwerking

Kan gebruikt worden voor het zoeken van simpele kenmerken, wordt dus eerder gebruikt bij feature search

Ruimtelijke plaatsing (space based) theorieën

Waar een object geplaatst is in de ruimte is belangrijker voor de selectie dan de vorm van een object (object based)

Selection-for-action

Aandacht is nodig om een selectie te kunnen maken tussen de verschillende mogelijke acties. Het probleem hier ligt niet bij de beperkte capaciteit om die informatie te verwerken, maar bij de onmogelijkheid om meerdere acties te doen. Dus aandacht is nodig om acties te kunnen controleren

Seriële verwerking

Wordt gebruikt wanneer de kenmerken gecombineerd zijn, wordt dus vaker gebruikt bij conjunction search

Spottheorie

Aandacht wordt gezien als een spot, die bepaalde dingen verlicht en andere in het donker houdt. Mensen kunnen de aandacht op relatief kleine tot relatief grote gebieden richten. Hoe groter het gebied, hoe meer last van afleiders. Tijd om de spot van plaats te doen veranderen is niet afhankelijk van afstand. Het is te vergelijken met het uitdoen van de spot op de ene plek, en weer aan doen op de andere (dus stapsgewijze verplaatsing). Niet alles dat in de spot ligt krijgt aandacht, lege ruimtes worden anders verwerkt dan objecten

Theorie van Visuele Aandacht (TVA)

Beschrijft dat de selectie van waargenomen items gelijk plaatsvindt met de categoriesatie van het item, dus gebaseerd op zowel waarnemingen als categoriën, waardoor vroege en late selectietheorieën worden gecombineerd

Top-down

Houdt in dat aandacht door de persoon zelf gestuurd wordt

Zelf-stoppend zoekmodel

Wanneer een object gevonden is, gaan mensen niet nog de overige objecten langs

 

4. Horen

Auditieve controletaken

Het is hier de bedoeling dat je alles vermeldt wat je hoort. Meestal worden deze taken uitgevoerd onder lawaaiige omstandigheden

Auditory stream segregation

Wanneer het gehoor verschillende geluiden tot een object maakt

Dichotic Listening Paradigma (DLP)

Mensen krijgen twee verschillende soorten informatie in verschillende oren, om te onderzoeken hoe het gehoor berichten selecteert. Selectie is makkelijker door het gebruik van verschillende soorten informatie, verschillende intensiteit en het niet tegelijk geven van de berichten

Kruismodale facilitatie (crossmodal facilitation)

Vindt plaats wanneer de reactie op de twee modaliteiten gecombineerd, groter is dan de reactie op de twee aparte modaliteiten opgeteld

Modaliteiten

De verschillende zintuigen

Probe signal paradigma

Mensen krijgen eerst een toon te horen zonder ruis, daarna dezelfde toon met ruis. Ze moeten dan aangeven of de toon aanwezig was of niet. Mensen filteren deze tonen heel makkelijk, wat aanduidt dat aandacht al selecteert op een laag selectieniveau

Split-span techniek

Een lijstje met getallen wordt gesplitst, de ene helft wordt aangeboden aan het linker oor, de andere helft aan het rechter oor. Mensen reproduceren eerst het lijstje uit het ene oor, dan pas uit het andere

Visuele dominantie

Wanneer zintuigen concurreren met elkaar, blijkt dat de ogen het vaak winnen

 

5. Remming van aandacht

Flanker validity effect

Als je mensen leert dat bepaalde letters altijd het doel zijn en andere letters altijd een afleider, wordt het flanker effect verminderd

Flanker-effect

Wanneer je moet reageren op een letter, is de respons het snelst als alle omliggende letters hetzelfde zijn, middelmatig als de omliggende letters neutraal zijn en langzaam als de letter omringd wordt door letters die een andere actie behoeven. De enige factor die dit effect kan onderdrukken is ruimtelijke scheiding

Ideomotor compatibility

Treedt op wanneer de stimulusinformatie lijkt op de respons. Woorden en praten lijken bijvoorbeeld meer op elkaar dan worden en op knopjes drukken. Als ideomotor compatibility hoog is, vindt reactie meteen plaats, zonder dat daar denkprocessen aan vooraf gaan

Inhibition of return

Exogene hints kunnen leiden tot remming wanneer niks wordt gevonden. De aandacht gaat dan niet snel terug naar deze zelfde plek, want daar was immers niks te vinden

Negatieve priming paradigma

Treedt op als je langzamer reageert op een stiumulus, als de stimulus in de trial daarvoor een afleider is geweest en daardoor geremd is

Neurologische remming

Een actie wordt geremd wanneer de activiteit van de neuronen verlaagd wordt. Hiervoor is geen bewuste aandacht nodig. Sommige remmingen zijn als reflexen ingebouwd

Point-of-no-return

Er is veel onderzoek gedaan naar of er een punt bestaat waarop een actie niet meer geremd kan worden. Het blijkt dat alle acties op ieder moment gestopt kunnen worden tot ze zijn uitgevoerd, er bestaat dus geen point-of-no-return

Positieve priming

Treedt op wanneer de afleider hetzelfde is als de stimulus waarop gereageerd moet worden

Race-modellen

Beweren dat de nutteloze en nuttige informatie bij Stroop effecten parallel worden verwerkt, er is maar één kanaal voor de respons. Informatie racet als het ware naar dit kanaal, en als de nutteloze informatie daar het eerst is, treedt een stroop/simon-effect op

Reactieve stemming

Een remming naar aanleiding van een andere handeling. Voorbeelden zijn inhibition of return en negatieve priming

Simon effect

Stimuli worden links of rechts geprojecteerd. Op basis van het soort object moet op een knop links of rechts gedrukt worden. De locatie (links of rechts) van het object is dus nutteloze informatie, maar mensen moeten langer denken als de locatie van de stimulus niet overeenkomt met de kant waar gedrukt moet worden

Stop-signaal paradigma

Onderzoekt hoe een stopsignaal tussen een actie komt, respondenten moeten meteen stoppen met een activiteit als ze het signaal zien, waarbij de vraag is hoe goed mensen hun actie kunnen onderdrukken

Stroop effect

Als het woord ‘rood’ in het blauw geschreven staat, hebben mensen moeite met het zeggen van de kleur blauw, omdat het lezen van ‘rood’ in de weg staat. Mensen hebben echter geen moeite met het zeggen van ‘rood’, het effect is dus asymmetrisch

Visual neglect

Een stoornis waarbij de patiënt één visuele kant niet bewust kan zien. Als flankers in dat veld worden getoond, blijkt het effect toch op te treden

Visueel markeren (visual marking)

Mensen kunnen bewust bepaalde afleidende locaties blokkeren. Zowel bewegende als statische objecten kunnen gemarkeerd worden. Statische objecten worden op plaats gemarkeerd, dynamische objecten op kenmerken

 

6. Verdelen van aandacht

Advance reconfiguration

Wanneer iemand erop voorbereid is dat hij mogelijk van taak moet veranderen, kost deze omschakeling veel minder tijd

Executive-process interactive control (EPIC) system

Zorgt ervoor dat als taak 1 moet worden uitgevoerd, taak 1 de uitvoeraandacht krijgt. De aandacht voor taak 2 wordt dan even op non-actief gesteld

Ideomotor compatibility

Wanneer twee taken een hoog ideomotor compatibility hebben, treedt het PRP-effect minder op, maar het wordt niet helemaal geëlimineerd

Procedural frame hypothese

Mensen zijn beter in staat handelingen te controleren, als ze van te voren hebben bedacht wat ze gaan doen. Ze creëren als het waren een mentaal stappenplan

Psychological refractory period (PRP)

Als je twee keer een actie moet uitvoeren bij bepaalde stimuli, blijkt dat je reacgtie bij de tweede respons slomer is wanneer de stimuli snel op elkaar volgen

Resource-sharing view (of capacity-sharing view)

Volgens dit model is het responsselectieproces gradueel, dus als de verwerking van taak 1 al een beetje af is, mag taak 2 al een beetje beginnen

Ressponsselectie-bottlenektheorie

De bottlenek in het verwerkingsproces (die maar één handeling tegelijk aankan), zit volgens deze theorie bij het responsselectieproces. Dat wil zeggen dat de respons-selectie van taak 2 niet kan beginnen voordat die van taak 1 klaar is. De vertraging die taak 2 hierdoor oploopt wordt slack-tijd genoemd

Time-sharing

Het juist kunnen timen van aandacht

Veranderkosten

Wanneer je een taak slechter doet nadat je veranderd bent van taak, kan je dit zien als veranderkosten

 

7. Het geheugen

Attentional blink

Mensen hebben moeite om na identificatie van een object nog een object te identificeren. Dit komt doordat de aandacht die je richt om het eerste object te identificeren de mogelijkheid stoort om het tweede te identificeren

Centrale uitvoerder

Is verantwoordelijk voor de controle van het geheugen, zorgt ervoor dat alles wat capaciteit van het geheugen nodig heeft, deze ook krijgt

Change blindness-effect

Treedt op wanneer een beeld verandert tijdens een onderbreking. Door de onderbreking zien mensen het verschil niet meer, terwijl dit zonder de onderbreking wel het geval is

Conceptuele korte termijngeheugensysteem

Helpt ons ervoor te zorgen dat we binnen 1 seconde al geïdentificeerd en gecategoriseerd hebben wat we waarnemen

Echogeheugen

In ieder oor wordt eerst een echo gehoord van het oorspronkelijke geluid. De echo kan 150-350 ms worden vastgehouden, vervolgens wordt er weer een representatie gemaakt van de echo’s van beide oren

Fonologische lus

Bevat informatie over hoe iets klinkt. De lus is zeer beperkt en kan verstoord worden door het gesproken woord, zeker als woorden overeenkomen met wat er is opgeslagen. Kan niet zo goed omgaan met conflicterende informatie uit verschillende bronnen

Geheugen voor procedures

Verschilt van het geheugen voor feiten, het kan alleen bekeken worden op basis van gedrag en niet op basis van bewuste introspectie. Leidt tot acties zonder dat er specifieke opgeslagen informatie voor nodig is

Geheugentest, expliciet

Een respondent wordt gevraagd om specifiek geleerde informatie terug te halen

Geheugentest, impliciet

Bij deze test is er nauwelijk een relatie tussen de geleerde informatie en de test

Iconisch geheugen

Verantwoordelijk voor het vasthouden van beelden tot 8 honderdste seconde

Instance theory of automaticity

Stelt dat hoe meer je wordt blootgesteld aan een bepaalde vaardigheid (hoe meer instances), des te automatischer de taak wordt

Partial-report procedure

Wanneer mensen een reeks letters moeten onthouden, onthouden ze misschien wel alles, maar vergeten ze een groot deel wanneer ze moeten rapporteren. In deze procedure krijgen ze een hint over welke rij letters gerapporteerd moet worden, deze hint komt in beeld als de letters al verdwenen zijn. Hierdoor presteren mensen beter op de test

Partial-report superiority effect

Als het lang duurt voordat een hint gegeven wordt, wordt het effect teniet gedaan en zie je dezelfde resultaten als wanneer er geen hint gegeven wordt

Power law of practice

Informatie kan sneller worden opgehaald, als het aantal instances waarin je eraan wordt blootgesteld toeneemt

Rapid serial visual presentation (RSVP)

Hiermee kan worden gekeken hoe lang het duurt voordat er een concept gemaakt is. Het identificeren van een object blijkt niet langer te duren dan 100 ms

Serial reactiontime task

Mensen moeten op een knopje drukken bij bepaalde stimuli. De test is zo gemaakt dat na een tijdje de responsvragende stimulus voorspelbaar wordt, waardoor mensen steeds beter gaan presteren

Temporal integration paradigma

Een respondent krijgt twee plaatjes te zien en moet een vraag beantwoorden, wat alleen kan als beide plaatjes geïntegreerd worden. Als de interval tussen de twee plaatjes langer dan 1 seconde was, lukt dit niet meer

Vaardigheden, automatisch

Vaardigheden die uitgevoerd kunnen worden zonder aandacht. Ze worden gecontroleerd door de stimulus, kunnen niet meer gestopt worden als ze eenmaal starten en veroorzaken geen storingen en worden niet gestoord door andere processen

Vaardigheden, gecontroleerd

Zijn sloom en hebben aandacht nodig. Als een vaardigheid zich ontwikkelt gaat het over van een gecontroleerd proces naar een automatisch proces

Visueel-ruimtelijk pad

In dit pad wordt ruimtelijke informatie vastgehouden. Deze informatie blijft intact als er bijvoorbeeld een taak moet worden uitgevoerd die een ander soort geheugen nodig heeft, maar moet er een ruimtelijke taak worden uitgevoerd, dan gaat dit ten koste van de informatie die is opgeslagen in dit pad

 

8. Toegepast onderzoek

Abstraction hierarchy

Onderscheidt 5 niveaus op het werkdomein: fysieke informatie (machines), fysieke verschijning (gebouw), layout, hogere functionele informatie over doelen en functies van machines. Deze hiërarchie moet het systeem ondersteunen wanneer de operator overgaat tot knowledge-based gedrag

Auditieve displays

Bijvoorbeeld gebaseerd op spraak. Nadeel hiervan is dat het vaak lang is en relatief moeilijk te begrijpen, je moet naar het hele bericht luisteren. Ze kunnen wel gebruikt worden om hints aan het visuele systeem te geven, waardoor zoektijd gereduceerd kan worden

Auditieve icons of earcons

Icons zijn geluidseffecten bij bepaalde gebeurtenissen op een computer, in de vorm van alledaagse geluiden. Earcons moeten worden aangeleerd, waardoor ze meer structuur bieden en handiger zijn voor ervaren gebruikers

Cognitieve load theorie

Als aandacht verdeeld moet worden tussen de tekst en het display, gaat dit ten koste van de prestatie. Beide informatiebronnen moeten geïntegreerd worden, kosten worden verlaagd als het display de informatie-integratie bevordert

Cognitieve tunneling

Als iemand een tunnelvisie creëert omdat men maar één richting op hoeft te kijken, dit maakt het moeilijker om je aandacht op iets anders buiten de tunnel te richten

Crosstalk

Wanneer stimuli meerdere dimensies hebben (vorm, kleur etc.), kan een dimensie invloed hebben op een andere dimensie Integrale dimensies zijn dimensies die niet los te zien zijn van andere, waardoor de ene dimensie de ander kan beïnvloeden. Aparte dimensies zijn wel los van elkaar te zien.

Display design

Hierbij wordt gekeken hoe je informatie het beste kan tonen aan mensen

Display, integraal

Emergent display waarbij de individuele componenten zo sterk geïntegreerd zijn, dat ze niet meer zijn terug te vinden. Goed voor algemeen overzicht

Display, samengesteld

Behoudt nog wel de individuele kenmerken van de componenten, maar geven ook een algemeen overzicht

Emergent-displays

Een display waar men informatie uit kan halen (in plaats van die informatie beschikbaar stelt)

Equivalence search

Wordt toegepast als iemand weet wat hij zoekt, maar niet weet hoe het heet

Gaze-contingent-multiresolutional display

Verandert van resolutie zodra je ernaar kijkt. Dus plaatsen waarnaar niet gekeken wordt hebben een lage resolutie, maar die waar wel gekeken wordt hebben een hoge resolutie. Kan toch niet concurreren met een volledig hoog-resolutiescherm

Gedrag, knowledge based

Als er geen regels meer zijn om het probleem op te lossen, kan je je verstand gaan gebruiken

Gedrag, rule-based

Als er iets onverwachts gebeurt, kun je regels nodig hebben om de zaak in goede banen te leiden

Gedrag, skill-based

Pas je toe als je iets al goed kunt, dus bij een soort automatisch gedrag

Gestalt-theorie

Wordt gebruikt voor het groeperen van displays, volgens de principes: nabijheid, gelijkheid, continuïteit, invulling en overeenkomstige bestemming

Head-up-display

Hiermee wordt het interieur in het centrale visuele veld geprojecteerd, zodat je gelijk ook de omgeving kunt zien

Identity matching

Wordt toegepast als iemand precies weet wat hij of zij zoekt

Inclusion matching

Wordt toegepast als iemand eigenlijk niet precies weet wat hij zoekt

Intelligent transport systems

Moeten zorgen voor meer veiligheid op de weg (bijv. Matrixborden die op 50 km/u springen als er file ontstaat)

Mentaal model

Een beeld van een operator op basis waarvan bepaalde verwachtingen voor de toekomst worden gevormd. In het model ligt ook opgeslagen hoe alle functies van het systeem werken

Menu, breed

Bijna alle opties staan al op het scherm en er hoeven maar een paar keuzes gemaakt te worden

Menu, diep

Houdt in dat er weinig keuzes zijn, maar dat er wel vaak gekozen moet worden om bij de juiste optie te komen

Moving components

Elementen van het display moeten op dezelfde manier bewegen als mensen verwachten (dus een benzinemeter die van beneden naar boven ‘leeg’ zou lopen zou raar zijn)

Pictorial realism

Wanneer pictogrammen ook daadwerkelijk overeenkomen met bestanden

Proximity compatibility-principe

Er zijn twee soorten display-nabijheid; nabijheid in waarneming (kleur, vorm etc.) en nabijheid in verwerking (de processen die nodig zijn om een taak te volbrengen; geïntegreerde processen, niet geïntegreerde processen en onafhankelijke processen)

Smartmenu’s

Kunnen worden samengesteld om het menu overzichtelijker te maken, alleen de meest gezochte opties worden dan in beeld gebracht

Vigilance decrement

Wanneer mensen langer naar een beeld moeten staren, wordt hun vermogen om dingen te signaleren steeds lager

Visuele veld (foveal vision)

Objecten die centraal staan in dit veld worden makkelijker gevonden, dit gedt ook voor objecten die zich sterk onderscheiden door karakteristieken als kleur of vorm

Zoekpatroon

Mensen hebben de neiging om in horizontale richting te scannen ten koste van verticale en diagonale richtingen

 

9. Capaciteit en alertheid

Activation-trigger-schema

Mensen hebben schema’s in hun hoofd voor het uitvoeren van taken

Attentional narrowing

Mensen focussen zich ten onrechte op een kleine set informatie, komt voor wanneer mensen last hebben van stress

Contention scheduling system (CSS)

Een controleermeganisme, werkt bottom-up en stuurt handelingen automatisch volgens de meest bekende schema’s, die het kan activeren en tegenhouden. Dit aansturen gebeurt op basis van triggers die gegeven worden door intenties van een persoon of factoren uit de omgeving

Crosstraining

Mensen denken vanuit hun eigen concepten en zijn daarom geneigd om op bepaalde dingen wel te letten en op andere niet. Wanneer je concepten van een ander leert, zie je andere dingen

Difficulty insensitivity

Als je je aandacht verdeelt hoeft dit niet altijd ten koste te gaan van de prestatie

Dual- of secondary taken

Hiermee kan de belasting gemeten worden. Twee taken worden uitgevoerd, door bij de tweede taak sommige componenten van de belasting te manipuleren, kan je verschil in prestatie meten

Expliciet geheugen

Is belangrijk voor het zich bewust zijn van de omgeving. Hoe meer expliciete informatie is opgeslagen, des te beter is de prestatie

Fatique aftereffect

Een effect van een stressvolle taak waarbij mensen daarna het liefst iets heel anders willen doen

Loading-taken

Bij de eerste taak wordt de aandacht op de tweede taak gevestigd en worden aspecten van de eerste gaak onderzocht

Mentale belasting

Het verschil tussen beschikbare mentale capaciteit en de benodigde capaciteit om een taak uit te voeren

Perfect time-sharing

Dit kan niet volgens het één-bronmodel, maar het blijkt wel te kunnen. Twee taken die invloed hebben op elkaar kunnen wel tegelijk zonder verlies worden uitgevoerd

Performance operating characteristic

Geeft de mate weer waarin twee taken tegelijk kunnen worden gedaan. De prestatie van de ene taak wordt hierin afgezet tegen de prestatie van de andere taak

Proef-reactietijd-taak

Hierin geeft de reactietijd aan of er veel gevraagd wordt van de mentale capaciteit

Routinetaken

Kunnen het bewustzijn verminderen, waardoor de kans op het maken van fouten erg groot wordt

Slip of action

Omdat sommige handelingen min of meer automatisch gebeuren (zonder aandacht), gaan er soms dingen fout. Dit komt door het gebrek aan gesloten feedback wanneer er geen aandacht is

Structural alteration effects

Als de structuur van een taak veranderd wordt, maar de moeilijkheidsgraad niet, zou dit volgens het één-bronmodel dezelfde capaciteit moeten gebruiken. Dit is niet het geval

Subjectieve Workload Assessment Techniek (SWAT)

Hierbij moeten mensen zelf de hoogte en rangorde geven van de dimensies tijd, mentale inspanning en stress die komen kijken bij de taak

Subsidiary-taken

De nadruk wordt gelegd op de eerste taak en er wordt gekeken naar de uitvoering van de tweede taak

Supervisory attentional system (SAS)

Als er geen schema’s voor handelingen bestaan, moet de SAS het werk doen, dit systeem kan schema’s wel activeren maar niet selecteren. SAS wordt gebruikt om gewoontes te overkomen, er is dus aandacht voor nodig

 

10. Verschillen tussen mensen

Automatische processen

Ontstaan als aandachtsbronnen niet meer worden belast en aandacht naar andere dingen kan gaan. Een proces kan d.m.v. training een automatisch proces worden

Dichotic listening test

Het blijkt dat personen die goed zijn in het wisselen van de aandacht betere piloten en busbestuurders zijn

Emotieregulatiestijl

Speelt een belangrijke rol bij het feit dat depressieve mensen negatieve informatie beter opslaan. Deze informatie krijgt niet meer aandacht, maar wordt steker overdreven

Functional field of view (FFOV) test

Personen moeten zonder oogbewegingen te maken bepalen welk veld functioneel is. Het blijkt dat oudere mensen een kleiner functioneel veld hebben dan jongeren. Hoe groter het FFOV, hoe beter je veranderingen waarneemt

Goal neglect

Ontstaat wanneer mensen niet in staat zijn om een instructie uit te voeren. Wordt meestal waargenomen bij frontale hersenpatiënten

Inspectietijdtesten

De minimale tijd wordt gemeten die mensen nodig hebben om een probleem op te lossen. IQ is negatief gecorreleerd met inspectietijd, dus hoe lager de benodigde tijd, hoe hoger het IQ

Remmingsprocessen

Remmingsprocessen moeten ervoor zorgen dat nutteloze informatie niet in het werkgeheugen terecht komt. Wanneer deze processen aangedaan zijn, is selectieve aandacht inefficiënt en dat veroorzaakt afleiding. Dit gebeurt veel bij oudere mensen

Waarnemingsbelasting

Bij lage belasting (één of twee items op het scherm) hebben kinderen moeite met het richten van de aandacht, bij hoge belasting (veel items op het scherm) kunnen ze zich op dezelfde manier concentreren als volwassenen

Werkgeheugen

Het vermogen om controle uit te oefenen en je aandacht erbij te houden als afleiders je aandacht proberen te verstoren. Het is verantwoordelijk voor het onderdrukken van nutteloze informatie

 

11. Cognitieve neurowetenschap

Ascending reticular activating system (ARAS)

Heeft een connectie met de frontale kwab. De twee systemen werken samen voor taken waar aandacht voor nodig is

Büchel en Friston’s padnetwerk

Een wiskundig model om de connecties tussen plaatsen waar de zintuigelijke input binnenkomt en plaatsen waar de input gemoduleerd wordt in de prefrontale cortex te onderzoeken. Aandacht leidt tot verhoogde activiteit in de rechter dorsolaterale prefrontale cortex, gebied V5 en de striate cortex

Cognitieve neurowetenschap

Heeft als doel om de fysiologische en anatomische basis van de menselijke cognitie te isoleren

Dorsolaterale prefrontale cortex

Het grootste subgebied van de prefrontale cortex, ontvangt informatie van het dorsomediale gebied van de thalamus. Schade aan dit gebied leidt tot problemen met geheugen en aandacht

Dual channel oddball taak

Er wordt gevraagd om op één kanaal te letten, terwijl in het andere kanaal afleiders ter gehore worden gebracht. Het verschil tussen het kanaal met aandacht en het kanaal zonder aandacht wordt onderzocht

Dynamische filteringstheorie

De prefrontale cortex controleert de stroom van informatie, waarbij nuttige zaken worden benadrukt en nutteloze zaken onderdrukt. Hiervoor bestaan verschillende filters, ieder met een eigen werkgebied, zoals toon, beweging, kleur en betekenis

ERP-golven

Geven de elektrische activiteit weer van een groep neuronen die tegelijk actiepotentialen afvuren. Zo’n groep heet een neurale generator. Een goede manier om te kijken wanneer de activiteit plaatsvindt, maar niet waar.

fMRI

Onderzoekt de bloedstroom in de hersenen, door te kijken naar gebieden die meer zuurstof aangevoerd krijgen; deze zijn actiever. Een goede manier om te kijken waar de activiteit plaatsvindt, maar niet wanneer

Mismatch negativity (MMN)

Door een verandering in de situatie, dus als de mismatch optreedt, ontstaat een negatief voltage (zichtbaar op ERP). Dit is de MMN, en treedt dus op als er iets afwijkends gebeurt in de omgeving, ook als je er geen aandacht aan geeft

Parahippocampalgyrus

Is belangrijk voor het passief bekijken van ruimtelijke lay-outs

Pariëtale kwabben

Spelen een belangrijke rol bij het selecteren van visuele aandacht. Het scheiden van nuttige en nutteloze informatie vindt hier plaats

Posner’s netwerk voor oriëntatie

De pariëtale kwab, de pulvinar nucleus en de superior colliculus. Deze zorgen er samen voor dat mensen op visueel gescheiden plaatsen hun aandacht kunnen richten

Posterior pariëtale cortex

Deel van de pariëtale kwabben dat met name zorgt voor verbeteringen in prestaties door activering van patronen

Preattentive processen (automatische processen)

Processen die plaatsvinden zonder dat er aandacht aan besteed wordt

Rechter fusiformgyrus

Is belangrijk voor het herkennen van gezichten

Ruimtelijke verwerking

Een van de eerste verwerkingsprocessen van het visuele systeem. De meeste activiteit vindt plaats in een gebied genaamd V4, in de occipitale en temporale kwabben

 

12. Stoornissen

ADHD

De meest voorkomende ontwikkelingsstoornis, zorgt voor problemen met concentratie, rusteloosheid, ongeorganiseerd zijn en problemen met spelen met andere kinderen

Baddeley test

Gezonde mensen vinden het moeilijk om dingen willekeurig te doen, en ontwikkelen een strategie om het willekeurig te laten lijken. Mensen met schizofrenie kunnen zo’n strategie niet ontwikkelen

Balint’s syndroom

Gekenmerkt door moeite om de ogen te fixeren, moeite met gecontroleerde utivoerende bewegingen en moeite met het verwerken van visuele aangezichten. Zeldzaam omdat de laesie in beide hemisferen moet plaatsvinden

Beperkingen

Beperkingen van een functie

Bloeding, intercerebraal

Een gevolg van een gesprongen ader ergens in een subcorticaal gebied. Kan leiden tot uiteenlopende aandachtsstoornissen

Bloeding, subarachnoidaal

Veroorzaakt ongewone hoodfpijn door druk op de hersenen; de bloeding vindt plaats in de beschermende lagen van de hersenen, bij tijdige operatie kunnen blijvende gevolgen voorkomen worden

Brixton test

Hierin moet op basis van een aantal kaarten gezegd worden hoe de lege kaart eruit moet zien

Cerebrovasculaire aandoeningen

Een belangrijke oorzaak van dood en onvermogen. Twee typen: ischemische infarcten (gevolg van een verstopte arterie) en cerebrale bloedingen (gevolg van een gesprongen bloedvat)

Compensatiestrategiën

De invloed van behandeling kan schijn zijn, doordat patiënten zichzelf leren hun afwijkingen te verdoezelen. Dit betekent niet dat de stoornis is verbeterd

Corticale dementie

Meest voorkomende vorm van dementie, veroorzaakt door de ziekte van Alzheimer. De corticale hersenen verschrompelen, waardoor cognitieve beperkingen ontstaan, met als belangrijksten vergeetachtigheid en onhandigheid

Countercoup-effect

De schedel beschadigt de hersenen wanneer deze in de tegenovergestelde richting van de beweging door de schedel beschadigd worden

Coup-effect

De schedel beschadigt de hersenen wanneer deze door de beschermende lagen heen ‘slingeren’

Depressie

Wordt gekenmerkt door negatieve gevoelens, verlies van initiatief en het niet meer kunnen genieten van dingen. Het leidt tot slechte concentratie, geheugenafwijkingen en verstoringen in slaap- en eetgedrag

Digit-spantest

Een manier om te het vermogen tot plannen te testen bij mensen met een hersenbeschadiging; zij moeten een aantal getallen in omgekeerde volgorde weer opnoemen

Disability-focused-benadering

In deze training wordt het gedrag van mensen bijgestuurd, waardoor patiënten leren hun gedrag weer te kunnen ordenen en plannen

Extinctie

Mensen kunnen ten alle tijde één stimulus waarnemen, maar wanneer er twee dezelfde stimuli ieder in een eigen visuele/auditieve/tactiele kant worden aangeboden dan wordt de stimulus contralateraal aan de laesie niet waargenomen

Gepenetreerde beschadiging

Een beschadiging waarbij een object de schedel heeft gepenetreerd. Meeste kans op overleven als de subcorticale hersengebieden gespaard zijn gebleven

Gesloten beschadiging

Treedt op als de schedel intact is gebleven, maar de hersenen toch zijn beschadigd

Glasgow coma scale

Bij een gesloten hersenbeschadiging is een moment waarop de persoon zijn bewustzijn verliest. Dit moment van coma wordt gemeten in termen van intensiteit en duur

Goal-management training

Beoogt vooruitgang in zelfregulering en doelgerichtgedrag. Patiënten leren om te gaan met top-down-instructies om hun aandacht bij de taak te houden

Handicap

Reflecteert beperkingen in het dagelijks leven die een patiënt voelt en die voortkomen uit een onvermogen om een bepaalde handeling uit te voeren

Huntington

Een erfelijke ziekte met als hoofdkenmerken het herhalen van bewegingen van handen, gezicht en benen, met daarnaast cognitieve afwijkingen zoals moeite met het ophalen van specifieke informatie uit het geheugen en er is sprake van verandering in persoonlijkheid en emotie

Infact, watershed

Leiden tot problemen met taal- en motorfuncties

Infarct, embolisch

Veroorzaken vooral schade aan motor-, waarnemings-, en/of cognitieve processen

Infarct, lacunaire

Veroorzaken voorbijgaande motorproblemen

Latente inhibition

Gezonde mensen hebben de neiging om zich te laten beïnvloeden door een stimulus waar ze in taak 1 niets mee hoefden te doen, maar in taak 2 wel. Mensen met schizofrenie hebben daar geen last van

Oculaire apraxie

Het onvermogen om de ogen te fixeren op een bepaalde positie in de ruimte, komt door een defect aan visuo-motorintegratie

Ontwikkelingsstoornissen

Cognitieve of gedragsproblemen die zich ontwikkelen tijdens de kindertijd, vaak met een genetische component

Onvermogen

Ontstaat wanneer mensen beperkt zijn in hun gedrag

Optische apraxie

Het onvermogen om bewegingen visueel te begeleiden, dus patiënten zijn niet in staat om naar een specifiek object te wijzen of het te grijpen. Met de ogen dicht gaat dit wel

Parkinson

Ontstaat door aftakeling van nuclei in de hersenstam, bekendste symptomen zijn trillen, een ‘bevroren’ gezicht en moeite met lopen

Post-traumatische amnesie (PTA)

Beschadiging van het geheugen door een opgelopen hersentrauma

Prism adaption

Mensen krijgen een bril op met prismaglazen die het zicht een afwijken geven, die nog even blijft als de bril afgezet wordt. Dit helpt bij visuele verwaarlozing

Schizofrenie

Kenmerken zijn auditieve hallucinaties, delusies, desoriëntatie, cognitieve achteruitgang, weinig affect, chronische sociale isolatie en aandachtsstoornissen. De ziekte ontstaat door een samenspel van genen en omgeving

Simultanagnosie

Het onvermogen om tegelijk verschillende aspecten van een object of aangezicht waar te nemen, patiënten blijven gefocust op een onderdeel en zien het geheel dus niet

Subcorticale dementie

Wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door Parkinson of Huntington, in sommige gevallen ook als gevolg van AIDS

Toren van Hanoi

Hierbij moeten schijfjes van het ene stokje naar het andere stokje worden overgebracht, lettend op een bepaalde volgorde; moeilijk voor mensen met een frontale hersenbeschadiging of zware depressie

Verwaarlozing

Alle stimuli (visueel, auditief, tactiel) contralateraal aan de beschadiging worden verwaarloosd. Dit wordt niet veroorzaakt door beperkingen in zintuigelijke of motorprocessen. Verwaarlozing van waarneming wordt geassocieerd met een laesie in de pariëtale kwab, bewegingsverwaarlozing met een defect in de frontale kwab

Whiplash

Ontstaat wanneer het hoofd naar voren en weer naar achteren geslingerd wordt, waardoor vooral de nek een klap krijgt. Symptomen zijn verlies van concentratie, verhoogde sensitiviteit voor licht en geluid, vergeetachtigheid en moeite met multitasken. Bij chronisch whiplashsyndroom blijven mensen last houden van de klachten van whiplash

Wisconsin card sorting test

Hierbij moeten kaarten gesorteerd worden, zonder speicale sorteerregels, de tester geeft alleen aan welke kaarten goed gesorteerd zijn. Patiënten met een executieve stoornis blijven steeds dezelfde regel toepassen, ook al is deze fout

 

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1214