Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 12091 reads
Internationaal publiekrecht
Zeerecht Conventie van de Verenigde Naties.
De zaak wordt aangespannen door Nederland wegens de maatregelen die Rusland heeft genomen tegen het schip de Arctic Sunrise. Dit schip is eigendom van Greenpeace en voer onder Nederlandse vlag. Het schip is op 19 september 2013 ingezet bij een protest, tegen olieboringen in het noordpoolgebied, bij een Russisch olieplatform (Prirazlomnaya) op de Barentszee. Dit gebied valt onder de exclusieve economische zone van Rusland.
De intentie voor de protestactie was bekend bij de Russische kustwacht. Zij hebben, op 16 september 2013, een waarschuwing afgegeven vanaf het schip de Ladoga tegen de protestactie wegens schending van de artikelen 60, 147 en 259 van de Zeerecht Conventie. Een dag later stuurde zij opnieuw een waarschuwing, dit keer met de boodschap weg te blijven uit de drie mijl zone (de ‘safety zone’) rondom het olieplatform.
Op 18 september werd vanaf de Arctic Sunrise de intentie voor de protestactie naar zowel het olieplatform als naar het management van het bedrijf onder wie het olieplatform opereerde gestuurd. Vijf RHIB (Rigid-Hulled Inflatable Boats) werden vanaf het schip de Artic Sunrise richting het olieplatform gestuurd. In iedere boot zaten twee tot drie personen. Een van deze boten was vormgegeven als een ‘survival capsule’, een dichte boot van drie meter lang en twee meter breed. Deze boot werd gebruikt ter bescherming bij een aanval met brandslangen en het gooien van metalen objecten vanaf het olieplatform, zoals een jaar eerder bij een protestactie was gebeurd.
Bij aankomst van de RHIB’s bij het olieplatform maakte de personen op de boten kabels aan het platform vast, met de intentie om het platform te beklimmen. Ondertussen waren er vanaf de Ladoga twee RHIB’s richting het olieplatform gestuurd die de succesvol aangebrachte kabels van het olieplatform probeerden los te maken. Het lukte één van de activisten (mevr. Saarela) van Greenpeace om zichzelf aan de kabel vast te maken en richting het platform te klimmen, totdat één van de opvarenden van de Russische RHIB’s de kabel doorsneed. Mevrouw Saarela viel hierdoor in het water. Zij werd door een RHIB van de Arctic Sunrise uit het water gehaald, waarna zij naar de westkant van het olieplatform voeren. Hier was ondertussen een andere activist (mnr. Weber) begonnen aan de klim via een kabel naar het olieplatform, terwijl er vanaf het platform waterkanonnen op hem gericht werden. Mevrouw Saarela besloot zich aan dezelfde kabel vast te maken en begon ook aan de klim naar het olieplatform. Na ongeveer 20 minuten stonden de waterkannonen nog steeds op de activisten gericht en werd er aan vanaf het olieplatform aan de kabel getrokken, waardoor deze op en neer bewoog. Beide activisten vonden de actie te gevaarlijk en besloten hun klim richting het platform te staken.
Tegelijkertijd werden vanaf de RHIB’s van de Ladoga geweren gericht op de RHIB’s afkomstig van de Arctic Sunrise. Ook probeerde de Russische autoriteiten de RHIB’s van Greenpeace lek te steken. Op het moment dat mevrouw Saarela en meneer Weber hun klim naar het platform staakten en naar beneden kwamen, werden de RHIB’s van Greenpeace met een waterkanon weggehouden. De RHIB’s van de Ladoga gingen richting de activisten, waarbij het touw van mevrouw Saarela werd losgesneden. Dit zorgde ervoor dat zij aan één kant los kwam te hangen en tegen het platform aan zwaaide. De poging van een RHIB van de Arctic Sunrise haar te hulp te schieten werd gehinderd door geweerschoten vanuit de Russische autoriteiten. Uiteindelijk besloten de twee activisten in een Russische RHIB te klimmen. Vanuit daar werden zij naar de Ladoga gebracht, terwijl de RHIB’s van Greenpeace terugkeerden naar de Arctic Sunrise. De protestactie was afgelopen.
De Ladoga stuurde een boodschap naar de Arctic Sunrise dat zij een Russisch onderzoeksteam moesten toelaten op het schip. Wanneer zij geen gehoor aan dit verzoek zouden geven, zou er preventief het vuur geopend worden. Deze orders werden een aantal maal binnen een tijdspanne van 10 minuten herhaald. De Arctic Sunrise weigerde echter het onderzoeksteam te ontvangen en beriep zich op het gegeven dat zij zich in internationale wateren bevonden buiten het territorium van de Russen. Ook vroegen zij om de terugkeer van de twee activisten. De Russische autoriteiten noemde de Arctic Sunrise een verdachte van piraterij en terrorisme en vuurde een aantal waarschuwingsschoten richten het schip. De Arctic Sunrise waarschuwde de Ladoga voor de aanwezigheid van vaten met petroleum op het schip. Hierna volgde een tijdje geen schoten en was er sprake van radiostilte vanuit de Ladoga.
Enkele uren later werd er overeengekomen dat er vanuit de Arctic Sunrise kleding, voedsel en medicatie naar de Ladoga mocht sturen voor de twee activisten. Gelijktijdig voer het schip, op verzoek van de Russen, 20 zeemijlen naar het noorden, in de hoop dat dit de situatie zou bekoelen en de terugkeer van de activisten mogelijk zou zijn. Na enkele uren niks van de Ladoga te hebben gehoord voer het schip terug naar het olieplatform. De Ladoga positioneerde zichzelf tussen de Arctic Sunrise en het olieplatform in. De schepen bleven zonder communicatie bijna twee dagen zo liggen.
Op 19 september ontving de Arctic Sunrise opnieuw een verzoek tot toelating van een onderzoeksteam. Gelijktijdig benaderde een helikopter het schip. Vanuit een kabel uit de helikopter kwamen vijftien tot zestien gewapende mannen aan boord van het schip. Zij verzamelden de crew op een centrale plek, namen telefoons, computers en camera’s in beslag en vernielden radio apparatuur. Ook de twee activisten die op de Ladoga werden vastgehouden werden aan de crew toegevoegd. Het gehele schip werd doorzocht, waarna de crew terugmocht naar hun eigen hut. De kapitein van de Arctic Sunrise werd verzocht richting Murmansk te varen, wat hij weigerde toen hij geen contact met Greenpeace op mocht nemen. Twee dagen later zette de Arctic Sunrise, voortgetrokken door de Ladoga, alsnog koers richting Murmansk.
Bij aankomst in Murmansk hebben de Russische autoriteiten het schip in beslag genomen en, ondanks verzoeken van Nederland om het vrijgeven, vastgehouden in een Russische havenstad. Op 18 oktober maakt Nederland formeel protest tegen de inbeslagname van de Arctic Sunrise. Al eerder, op 3 oktober 2013, laat Nederland aan Rusland weten dat zij geen schending van de Zeerecht Conventie zien in de acties van de opvaren en vraagt Nederland om de vrijlating. De 30 opvarenden werden gearresteerd op verdenking van piraterij. Op 21 oktober 2013 werd besloten dat het olieplatform niet kon worden aangemerkt als een schip, waardoor er geen sprake kon zijn van piraterij. De aanklacht tegen de opvarenden werd aangepast naar verdenking van hooliganisme.
In november bepaalde het Zeerechtentribunaal dat Nederland een bankgarantie moest afgeven aan Rusland, waarbij Rusland zowel het schip als de opvarenden vrij moest laten. Hoewel Rusland stelt door rectificatie van het VN-zeerecht verdrag niet onderworpen te zijn aan de bindende arbitrage van het tribunaal, worden eind november de opvarenden op borgtocht vrijgelaten. In december werd amnestie verleend aan de opvarenden, waarmee de aanklachten kwamen te vervallen. Opvarenden die een andere nationaliteit dan de Russische bezaten mochten Rusland verlaten. Op 1 augustus 2014 werd vervolgens het schip vrijgegeven en kwam het terug naar Nederland.
Nederland stelt dat Rusland in strijd met de wet heeft gehandeld, zowel in het kader van het vasthouden van het schip als de detentie en initiële vervolging van de opvarenden. Daarnaast wordt Rusland verweten niet te hebben deelgenomen in eerdere arbitrage, waarbij Rusland heeft aangegeven de jurisdictie van het tribunaal niet te accepteren. Nederland houdt Rusland aansprakelijk voor het letsel dat is toegebracht aan de opvarenden van het schip, ongeacht de nationaliteit van deze personen. Daarnaast stelt Nederland dat zij bevoegd was diplomatieke bescherming te verlenen aan de opvarenden met de Nederlandse nationaliteit.
Rusland heeft besloten geen deel uit te maken van het proces, wat de taak van het tribunaal heeft gecompliceerd gezien het bewijs in de zaak van slechts één partij afkomstig is. Hoewel Rusland betwijfeld of het tribunaal jurisdictie heeft in deze zaak, wordt door het tribunaal de jurisdictie aangenomen. Er wordt bekeken of, nu het protest plaatsvond in de exclusieve economische zone van Rusland de acties van de Russische autoriteiten gerechtvaardigd kunnen worden. Dit is echter niet het geval, zij kunnen zich niet beroepen op de in het Verdrag ingebouwde uitzonderingsgronden.
Het tribunaal besluit dat het aan boord gaan en de inbeslagname van de Arctic Sunrise en de arrestatie en initiële juridische vervolging van de opvarenden zonder hier vooraf aan Nederland om toestemming voor te hebben gevraagd in strijd is geweest met de verplichtingen die Rusland heeft ten opzichte van Nederland, gezien het schip onder Nederlandse vlag voer. Met betrekking tot de ‘safety zone’ oordeelt het tribunaal dat staten binnen een economisch exclusieve zone, exclusieve jurisdictie hebben over de eilanden en installaties die zich in deze zone bevinden. Met het oog daarop mogen staten maatregelen nemen om de veiligheid hiervan te garanderen. Het instellen van een ‘safety zone’ geeft echter geen grond onder internationaal recht om aan boord van een buitenlands schip dat zich binnen de economisch exclusieve zone bevindt, zonder toestemming van de staat waaronder het schip vaart (in dit geval Nederland). Het aan boord gaan en de inbeslagname van een schip kan alleen zonder toestemming als er voldaan wordt aan de voorwaarden van ‘hot pursuit’. Dit is enkel het geval wanneer buitenlandse schepen het nationale recht van de staat schenden in wiens territorium het zich bevindt. Kijkend naar het Russische nationale recht wordt er door het tribunaal aangenomen dat er ten tijde van het protest sprake was van een wettelijk vastgelegde ‘safety zone’ rondom het olieplatform en dat het betreden van dit gebied een schending vormt van het nationale recht. Het tribunaal concludeert echter dat, nu de Arctic Sunrise en bijbehoorde RHIB’s ten tijde van het aan boord gaan en de inbeslagname zich buiten deze zone bevond, er niet voldaan wordt aan alle voorwaarden van ‘hot pursuit’. Rusland had deze acties daarmee niet mogen ondernemen zonder toestemming van Nederland.
Het tribunaal heeft ook gekeken naar of de handelingen van Rusland op andere gronden te rechtvaardigen zijn. Een van deze gronden is artikel 221 van de Zeerechtconventie, waarbij een staat mag ingrijpen indien er sprake is van de bescherming tegen vervuiling van de zee. Dit mag enkel als er sprake is van een ingrijpen dat in proportie is met de actuele of dreigende schade. Hoewel Rusland ten tijde van de inbeslagname van het schip heeft genoemd dat de acties van Greenpeace een bedreiging van een ‘ecological disaster of unimaginable consequences’ inhielden, oordeelt het tribunaal dat, al zou de Arctic Sunrise schade aan de zee hebben toegebracht, dit niet in die mate zou zijn geweest dat het grote schadelijke consequenties zou hebben gehad. Een eerdere gelijke protestactie in 2012 bij het olieplatform heeft niet geleid tot schade of vervuiling aan de zee. Met het op de hoogte brengen van de Russische kustwacht van deze protestactie van Greenpeace, had de kustwacht hun verwachtingen hieromtrent bij moeten stellen. Daarbij komt het gegeven dat de inbeslagname van de Arctic Sunrise pas 36 uur na de protestactie plaatsvond. In dit tijdsbestek hadden de Russische autoriteiten zichzelf ervan hebben moeten vergewissen dat er geen sprake was van schade aan de zee of vervuiling.
Preventieve acties kunnen ook genomen worden wanneer er mogelijk sprake is van een terroristische aanslag. Het tribunaal oordeelt echter dat gezien de feiten in deze zaak er geen redelijke basis voor Rusland is geweest om de Arctic Sunrise te verdenken van terroristische activiteiten.
Als laatste heeft Nederland aangebracht dat Rusland de internationale verplichtingen jegens Nederland niet heeft nagekomen nu zij niet hebben voldaan aan het verzoek van ITLOS (arbitratie). Op 22 november verzocht ITLOS de vrijlating van de opvarenden en de vrijgeving van de ARctic Sunrise. In het convenant is neergelegd dat uitspraken van de ITLOS bindend zijn voor de betrokken partijen. Als partijen zich niet aan deze uitspraak houden is dit een internationale onrechtmatige daad. Na het overmaken van de bankgarantie door Nederland had Rusland zich aan hun deel van de uitspraak moeten houden.
Rusland dient de toegebrachte schade aan de Arctic Sunrise te compenseren, evenals de non-materiële schade voor het arresteren, vervolgen en vasthouden van de opvarenden. Daarnaast dient Rusland aan Nederland compensatie te betalen voor het niet gelijkelijk verdelen van de kosten van het aanbrengen van de zaak voor het tribunaal.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
919 |
Add new contribution