Afgeleid belang en recht op arbeid - Arrest

Afgeleid belang en recht op arbeid (ABRvS 21-08-2013, AB 2013/315)

Feiten

I.c. had een horeca-inrichting bijschrijving van een bedrijfsleider als leidinggevende op de Drank -en horecavergunning (DHW-vergunning) aangevraagd. Dat verzoek werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Helder. Daartegen maakte de bedrijfsleider bezwaar. Om zijn positie als belanghebbende te onderstrepen, voerde de bedrijfsleider aan dat zijn baan op het spel stond, terwijl de horeca-inrichting ‘slechts’ een personeelslid kwijt zou kunnen raken door de afwijzing van het verzoek.

Het college had het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard en overwoog daarbij dat de bedrijfsleider geen belanghebbende was bij dat besluit. Immers de betrokken bedrijfsleider was een werknemer en had daarom slechts indirect belang bij het verzoek om bijschrijving als leidinggevende.

De rechtbank was het daar mee eens en oordeelde dat hoewel het belang van de bedrijfsleider kan worden geraakt, de gevolgen van dit besluit niet rechtstreeks voor de bedrijfsleider tot stand komen, maar alleen via een contractuele relatie tussen hem en de vergunninghouder.

De appellant betoogt dat hij, anders dan de rechtbank heeft overwogen, rechtstreeks in zijn belang is getroffen. Zijn belang is namelijk dat hij wordt bijgeschreven als leidinggevende op de reeds verleende DHW-vergunning. Omdat deze bijschrijving is geweigerd, is de reeds gesloten arbeidsovereenkomst ontbonden en heeft hij geen inkomen. Ook stelt hij dat zijn belang groter is dan het belang van zijn werkgever. Hij heeft geen inkomen, terwijl zijn werkgever slechts een personeelslid verliest.

ABRvS

Volgens de Afdeling bestaat een reële mogelijkheid dat de bedrijfsleider als gevolg van het besluit in zijn fundamentele recht op arbeid wordt geschaad. Daarmee heeft de bedrijfsleider voldoende eigen belang om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb te kunnen worden aangemerkt. Toegang tot de bestuursrechter zou hem niet mogen worden onthouden.

Afdeling oordeelt dus dat de werknemer belanghebbende is omdat voldoende aannemelijk is gemaakt dat het fundamentele recht op arbeid in het geding was hetgeen los van de contractuele relatie werknemer-werkgever een voldoende eigen belang oplevert.

Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.