Restricted intergroup boundaries: Tokenism, ambiguity, and the tolerance of injustice - Wright - 2001 - Artikel
Grenzenbepaling in een groep
Vrouwen en minderheden worden vaker aangenomen en zijn steeds meer werkzaam binnen bedrijven. Toch is het zo dat de meerderheid van de minderheidsgroepen en vrouwen nog steeds veel barrières tegenkomt. Voor veel achtergestelde groepen is individuele opwaartse mobiliteit begrensd. Een paar leden van minderheidsgroeperingen lukt het misschien wel om door deze grenzen door te dringen, maar de meeste lukt dit niet. Wat er bestaat is een situatie die tokenisme wordt genoemd. De definitie van tokenisme is een intergroep context waarin grenzen tussen de bevoordeelde groep en de achtergestelde groep niet helemaal gesloten zijn, maar waar er ernstige beperkingen zijn bij toegang van de bevoordeelde posities op de basis van het groepslidmaatschap.
In de context van tokenisme kan er vanuit drie perspectieven gekeken worden:
De achtergestelde groep
De succesvolle tokens
De bevoordeelde groep
Het onderwerp tokenisme krijgt in de grote theorieën, zoals de sociale identiteitstheorie, weinig aandacht.
Drie groepen krijgen te maken met de effecten van tokenisme. De tokens zelf (de individuen die ondanks de barrières toegang gekregen hebben tot de bevoordeelde posities), de achtergestelde groep die ook achtergesteld blijft en de bevoordeelde groep. De inclusie van een paar achtergestelde groepsleden heeft ook effecten voor hen.
De achtergestelde groep
Martin, Price, Bies en Powers (1989) hebben laten zien dat beperkte toegang tot de bevoordeelde groep de aspiraties van de achterblijvers kan verlagen. Het bewustzijn van de moeilijkheden ervaren door de succesvolle tokens kan leiden tot verlaagde aspiraties onder andere leden van de groep.
Het categoriseren van achtergestelde groep-actie: een gedragsframework
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen gedrags- en niet-gedragsreacties (percepties, cognities) tegenover achterstelling. De stabiliteit van een sociale structuur waar discriminatie in voorkomt is primair gebaseerd op de acties van achtergestelde groepen.
Het gedragsframework bestaat uit drie onderscheidingen:
De eerste is tussen inactie en actie.
De tweede is tussen acties gericht op het verbeteren van iemands persoonlijke condities (individuele actie) en actie gericht op het verbeteren van de condities van de gehele groep (collectieve actie).
De derde is tussen acties die passen bij de normen van het bestaande sociale systeem (normatieve actie) en acties die de bestaande sociale regels overtreden (non-normatieve actie)
Het resultaat van deze drie onderscheidingen zijn vijf discrete categorieën van gedrag:
Bij inactie worden er geen pogingen gedaan om de status quo te veranderen.
Individuele normatieve acties zijn sociaal geaccepteerde gedragingen gericht op het verbeteren van iemands persoonlijke status.
Individuele non-normatieve acties zijn pogingen bij individuele mobiliteit op zo’n manier dat de sociale regels worden overtreden, zoals criminele activiteit of sabotage.
Collectieve normatieve acties zijn sociaal geaccepteerde acties die bedoeld zijn om de status van de groep te verhogen, zoals stemmen.
Collectieve non-normatieve acties waarin iemand probeert de status van de ingroup te verhogen tegen de sociale normen in, zoals illegale protesten en terrorisme.
Het framework focust zich alleen op gedrag
Het onderscheid tussen normatieve en non-normatieve actie is ook psychologisch. Iemand hoeft zich er alleen maar van bewust te zijn dat hij of zij de sociale regels overtreedt en dan is het al non-normatieve actie.
Het onderzoeken van achtergestelde groep-actie
In het onderzoek van Wright en Taylor (1998) werden de reacties van verschillende participanten vergeleken. De participanten die leden waren van de achtergestelde groep kregen te maken met drie verschillende condities, namelijk:
Toegang tot een bevoordeelde positie (meritocracy)
Absoluut geen toegang tot een bevoordeelde positie
Beperkte toegang tot een bevoordeelde positie (tokenisme)
Consistent met de sociale identiteitstheorie en het vijf stages model van Taylor en McKirnan (1984) werd er gevonden dat de participanten in de open toegangconditie vaak inactie of individuele normatieve actie vertoonden. De participanten die in de volledig gesloten conditie zaten, lieten een sterke voorkeur zien voor collectief niet-normatief gedrag. Er werd een uniek patroon gevonden bij tokenisme. Individueel niet-normatief gedrag was de meest geselecteerde reactie en tokenisme leidde tot weinig interesse in collectieve actie. Dit patroon is verassend maar ook zorgwekkend.
Een voorkeur van individuele actie is ook onverwacht omdat tokenisme en de gesloten conditie veel overeenkomstige effecten hebben op zowel persoonlijke als collectieve uitkomsten. Op het persoonlijke niveau resulteert het in identieke ervaringen: ondanks het demonstreren van bepaalde vaardigheden, is het individu beroofd van substantiële persoonlijke winsten. Op het groepsniveau zijn beide contexten duidelijk discriminerend. Veel vaardige ingroupleden wordt toegang geweigerd tot een bevoordeelde positie. Toch is het zo dat slachtoffers van tokenisme reageren met individuele actie in plaats van de collectieve niet-normatieve gedragspatronen wat wel de voorkeur krijgt in de gesloten conditie.
Het verklaren van de voorkeur voor individuele actie
Ingroupidentificatie geeft een belangrijke bijdrage aan de interesse voor collectieve actie, maar een gebrek aan ingroupidentificatie is geen goede verklaring voor de interesse voor individuele actie in reactie op tokenisme. Ingroupidentificatie is dus een belangrijke determinant voor collectieve actie. Het verhogen van de onzekerheid (salience) van de ingroup is niet genoeg om de interesse in collectieve actie als reactie op tokenisme te verhogen. Een andere mogelijkheid is dat de voorkeur voor individuele actie kan resulteren uit de ambiguïteit geassocieerd met tokenisme.
Tokenisme creëert ambiguïteit over de grenzen: de bevoordeelde groep is niet open maar ook niet gesloten. De percepties van de ingroups lage statuspositie kan ervaren worden als onwettig en onstabiel. Onzekerheid over onwettigheid kan onzekerheid over ingroupsteun voor collectieve actie veroorzaken. Het kan ook onzekerheid over de stabiliteit van de ingroupstatus veroorzaken. Wanneer men geconfronteerd wordt met onzekerheid, kunnen individuen beïnvloed worden door informatie van anderen. Wanneer een persoon zijn of haar sociale identiteit onzeker is, kan deze persoon beïnvloed worden door personen die ongeveer dezelfde identiteit hebben. Dit wordt informationele invloed genoemd. In de context van tokenisme kan de ambiguïteit, doordringbaarheid, wettigheid en stabiliteit van de ingroup de behoefte aan duidelijkheid van de ingroup-normen verhogen.
Tokenisme maakt achtergestelde groepsleden heel ontvankelijk voor informationele invloeden. Als een ingroepslid tokenisme labelt als discriminatie, zou dit de waargenomen onwettigheid moeten laten toenemen. Dit wordt de ambiguïteitstheorie op twee niveaus genoemd. Eerst wordt er voorspeld dat het labelen van tokenisme als discriminerend woede zou oproepen wat ervoor zorgt dat de percepties van onwettigheid en onstabiliteit vergroot zouden worden. Deze informatie zou volgens de voorspelling leiden tot collectieve actie.
Het bleek dat achtergestelde groepsleden inderdaad vatbaar waren voor informationele invloed. Het level van waargenomen collectieve onrechtvaardigheid was significant hoger wanneer de bevoordeelde groepsactie als discriminatie werd beschreven, dan wanneer het woord discriminatie niet gebruikt werd.
De percepties van onstabiliteit waren significant hoger wanneer er meer woede werd getoond. De reacties van de participanten in verband met de vijf gedragsopties ondersteunden ook de voorspelde impact van informationele invloed. De collectieve actie was groter als er woede werd geuit. De manipulatie van de onwettigheid had het grootste effect op het gedrag wat ondernomen werd. Veel meer participanten ondernamen collectieve actie als discriminatie genoemd werd. Alleen wanneer zowel het label van discriminatie (hoge onwettigheid), als de uiting van woede (hoge instabiliteit) werd getoond was de gedraging voor collectieve actie groter dan de gedraging voor individuele actie. Deze resultaten ondersteunen de sociale identiteitstheorie. Het labelen van tokenisme als discriminatie blijkt de interpretatie van de participanten te veranderen van onrechtvaardigheid, en het richt op hen als individu tot dat de onrechtvaardigheid gericht wordt op de achtergestelde groep als geheel. Tokenisme kan dus individuele actie veroorzaken doordat tokens de onrechtvaardigheid als persoonlijk opvatten in plaats van collectief.
Uit een volgend onderzoek bleek dat participanten in de lage onzekerheidsconditie van collectieve onrechtvaardigheid zich meer gingen richten op individuele niet-normatieve actie. Participanten in de hoge onzekerheidsconditie van de collectieve onrechtvaardigheidsconditie waren meer geneigd om collectieve actie als gedrag te selecteren. De lage onzekerheid van de collectieve onrechtvaardigheidsconditie was een standaard tokenismeconditie. De hoge onzekerheid van de collectieve onrechtvaardigheidsconditie was een conditie waarbij de bevoordeelde groep aandacht moest vestigen op de collectieve onrechtvaardigheid.
Het verhogen van de algemene onzekerheid van de ingroup kan de aandacht focussen op de intragroepheterogeniteit en kan de interesse in intragroepvergelijkingen verhogen. Dit zou de interesse in collectieve actie ondermijnen. Als de aandacht van de achtergestelde groepsleden gefocust wordt op de collectieve onrechtvaardigheid zou dit de gevoelens van het gedeelde lot en ingroup-gelijkheden vergroten, en de intergroepssociale vergelijkingen vergroten. Dus vooral specifieke aandacht voor collectieve onrechtvaardigheid, in plaats van een algemene verhoging van ingrouponzekerheid leidt tot grotere collectieve actie in reactie tot tokenisme.
Algemene inzichten in collectieve actie
De impact van beperkte grensdoordringbaarheid op collectieve actie is tenminste gedeeltelijk bemiddeld door de percepties van wettigheid en onstabiliteit. Wanneer het perspectief van de achtergestelde groep overwogen wordt, zijn er veel situaties, procedures en praktijken die de outgroep vooroordelen en discriminatie kunnen verminderen, maar die verminderen ook de interesse in collectieve actie van leden van achtergestelde groepen.
Succesvolle tokens
Broederlijke ontbering verwijst naar gevoelens van ontevredenheid en onrechtvaardigheid over de behandeling van iemands groep. Egoïstische (persoonlijke) ontbering beschrijft gevoelens van onrechtvaardigheid en ontevredenheid over iemands persoonlijke behandeling. Broederlijke ontbering wordt geassocieerd met collectieve actie. Persoonlijk succes van tokens hoeven niet de gevoelens van broederlijke of groepsontbering te laten verdwijnen of hun ondersteuning voor collectieve actie.
Zwarte partijorganisaties (caucuses) worden beschreven als zelf in werking gestelde advocatengroepen gevormd door leden van minderheidsgroeperingen in voornamelijk blanke, voormalig ras buitensluitende organisaties. Zelf in werking gestelde groepen stellen oplossingen voor voor ongelijkheid en vooroordelen en pogingen om de representatie van hun groep te verhogen. Deze groepen geven bewijs dat tokens werken om de kansen van andere leden van hun groep te verbeteren.
De sociale identiteit theorie geeft ander bewijs. Een centrale aanname van de sociale identiteit theorie is dat het lidmaatschap van een bevoordeelde groep een positieve sociale identiteit geeft, en positief bijdraagt aan het zelfvertrouwen. Het lidmaatschap van een achtergestelde groep zorgt voor een negatieve sociale identiteit en een vermindert zelfvertrouwen. De sociale identiteit theorie voorspelt dat opwaartse mobiliteit een positieve impact zal hebben op iemands sociale identiteit, wat resulteert in sterkere identificatie met de nieuwe hoge status groep en de afwijzing van de oude lage status groep die een negatieve bijdrage aan het zelfvertrouwen had. Dit kan ervoor zorgen dat tokens de discriminatie van hun ‘oude’ groep gaan negeren. Het vijf stages model stelt zelfs dat de tokens het bewijs willen gaan leveren dat er geen discriminatie meer bestaat.
Het vergelijken van tokenisme met een intergroepcontext
Het blijkt dat succesvolle tokens boos werden van de collectieve onrechtvaardigheid van het beleid van tokenisme, maar ze waren niet van plan om de collectieve of niet normatieve acties als reacties op deze onrechtvaardigheid te ondersteunen.
Het testen van momentele verklaringen
Psychologische processen die verantwoordelijk waren voor de bevindingen werden onderzocht. Tokens ervaren waarschijnlijk sterke sociale druk om niet toe te geven aan de collectieve acties in reactie op de onrechtvaardigheid van de ingroup. Het kan ook komen door zelfinteresse, aangezien de nieuwe status bedreigd kan worden als de achtergestelde groep actie onderneemt.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Add new contribution