Inleiding Sociaal Recht - RUG - Oefenvragen hoorcolleges 2017/2018 - Week 1


Vragen

Vraag 1

In het arrest Groen/Schoevers is door de Hoge Raad beslist dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst:

  1. De maatschappelijke positie van degene die krachtens de overeenkomst arbeid verricht relevant is.
  2. De partijbedoeling van doorslaggevende betekenis is.
  3. Aan de partijbedoeling geen betekenis toekomt indien de bewoordingen van het contract duidelijk zijn.

Vraag 2

Vader Weasly is Brits onderdaan en gaat drie jaar werken als manager van een afdeling bij Texaco, Amsterdam. Hij behoudt zijn huis in Engeland. Zijn vrouw en kinderen wonen ook bij hem in Nederland. Mevrouw heeft geen werk. De kinderen gaan in Amsterdam naar de internationale school.  Is mevrouw Weasley gedurende haar verblijf in Nederland verzekerd voor de AOW?

  1. Ja, want vader Weasley is verzekerd op grond van art. 6, lid 1 onder b AOW
  2. Nee, want ingezetenschap kan pas ontstaan na drie jaar verblijf
  3. Nee, want moeder Weasley heeft geen sociale binding met Nederland

Vraag 3

Wat is correct?

  1. In de eerste Wet op de Arbeidsovereenkomst uit 1907 kwam vooral de ordeningsfunctie van het arbeidsrecht nadrukkelijk naar voren.
  2. ‘Maatschappelijk verantwoord ondernemen’ (mvo) was ook eind 19e eeuw een duidelijke trend in Nederland.
  3. In art. 7:672 BW zien we zowel voorbeelden van ‘driekwartdwingend recht’ als van ‘vijfachtste dwingend recht’.
  4. Geen van de bovenstaande stellingen is correct.

Vraag 4

Wat is juist?

  1. In het Beurspromovendi-arrest is door de Hoge Raad bepaald dat het feit dat beurspromovendi een duidelijk eigen belang bij hun onderzoekswerkzaamheden hebben (kennisvermeerdering, ervaring opdoen, opbouwen naamsbekendheid), niet uitsluit dat zij op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn voor de universiteit.
  2. Het verschil in de uitkomst tussen de uitspraken over de beurspromovendi van de UvA en de bursalen van de RUG, zat in het criterium of arbeid werd verricht.
  3. Als in een contract uitdrukkelijk staat dat het geen arbeidsovereenkomst is, kan de rechter de overeenkomst niet als een arbeidsovereenkomst kwalificeren.

Vraag 5

Marleen Evers is lid van de geloofsgemeenschap “De Heilige Discipelen”. Zij verricht sinds 1979 fulltime werkzaamheden als bejaardenverzorgster in een bejaardentehuis dat wordt geëxploiteerd door een stichting. Deze is opgericht door de genoemde geloofsgemeenschap. Zij geniet kost en inwoning. Evers heeft nog nooit vakantie opgenomen, behoudens een week in 1995 die samen met de leden van de geloofsgemeenschap is doorgebracht in Friesland. Marleen heeft elk jaar vakantiegeld van (laatstelijk) € 700 en een kerstgratificatie van (laatstelijk) € 500 ontvangen.

Kan Marleen werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst?

  1. Ja, indien ook aan de elementen arbeid en gezag wordt voldaan, zal gelet op de gegeven omstandigheden sprake zijn van een arbeidsovereenkomst.
  2. Nee, want uit de gegeven omstandigheden kan worden afgeleid dat aan het element loon niet is voldaan.
  3. Nee, want uit de overeenkomst blijkt dat geen van beide partijen de bedoeling had om een arbeidsovereenkomst te sluiten en er wordt al 39 jaar overeenkomstig de gesloten overeenkomst gewerkt.

Vraag 6

De volksverzekeringen AOW,  Anw en de sociale bijstand (WWB) zijn minimumbehoefteregelingen. Welke bewering over deze verzekeringen is juist?

  1. De hoogte van de uitkeringen is afgestemd op de individuele draagkracht van de gerechtigden (middelentoets).
  2. De hoogte van de uitkeringen is afgeleid van het wettelijk minimumloon.
  3. Bij de vaststelling van de uitkering rekening wordt gehouden met de leefvorm van de gerechtigde: alleenstaand, gehuwd, eenouder of woningdeler.

Vraag 7

Een vrouw uit Tunesië krijgt een verblijfsvergunning voor verblijf bij haar echtgenote die de Nederlandse nationaliteit bezit. Na ongeveer een jaar wordt er uit het huwelijk een meisje geboren, Marije. De dochter heeft de Nederlandse nationaliteit. Niet lang na de geboorte verlaat de vrouw uit Tunesië haar man. Zij wordt met Marije ondergebracht in een blijf van mijn lijf huis. De moeder heeft geen eigen inkomsten en weinig contact met de Nederlandse samenleving. Is zij verzekerd voor de volksverzekeringen? 

  1. Nee, want de vrouw heeft onvoldoende binding met Nederland
  2. Ja, want de dochter heeft de Nederlandse nationaliteit
  3. Ja, want haar ex man heeft de Nederlandse nationaliteit

Vraag 8

Het socialezekerheidsstelsel als driepijlerstelsel heeft betrekking op het onderscheid tussen:

  1. Preventie, bescherming en re-integratie.
  2. Werknemersverzekeringen, volksverzekeringen en voorzieningen.
  3. Het publieke stelsel, het collectieve stelsel (werkgevers en werknemers) en eigen spaarvormen.

Vraag 9

Welke van de volgende beweringen is niet juist?

  1. De kring der verzekerden van de werknemersverzekeringen is van toepassing op personen die in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking staan.
  2. De kring der verzekerden van de volksverzekeringen is van toepassing op ingezetenen en niet-ingezetenen die in Nederland werkzaam zijn.
  3. De WWB  geeft alle in Nederland woonachtige, rechtmatig verblijvende personen ongeacht hun financiële situatie recht op uitkering ter hoogte van het sociaal minimum.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Het goede antwoord is a, de Hoge Raad oordeelde: ‘wat tussen partijen heeft te gelden wordt bepaald door hetgeen hen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond. Hierbij is niet één enkel kenmerk beslissend. De verschillende gevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden moeten in onderling verband worden bezien’. Onder andere dus met de maatschappelijke positie van de werknemer.

Vraag 2

a= onjuist, want dat is sinds 1950 al niet meer het geval. B= ook onjuist, want dat staat nergens in de wet. C is dus het goede antwoord: wel discutabel a.d.h.v. de feiten. We gaan er dan maar vanuit dat er genoeg sociale binding is met Nederland. Bij twijfel: wegstrepen, je moest hier wel op c uitkomen.

Vraag 3

Het goede antwoord is d. Wat betreft b: juist niet, want in de 19e eeuw was de industriële revolutie aan de gang. Wat betreft a: juist de beschermingsfunctie kwam nadrukkelijk naar voren. Wat betreft c: we zien alleen driekwartdwingend recht, want afwijking is mogelijk bij cao of bij een regeling door/namens bestuursorgaan.

Vraag 4

Het goede antwoord is a, want als de persoon actief betrokken is bij verwezenlijking van het primaire doel kan er onder omstandigheden worden gesproken van een arbeidsovereenkomst. Ook al was dit niet de partijbedoeling, zie ‘Beurspromovendi UVA’. In ABVAKABO/RUG gaat het om de gezagsverhouding, niet om het criterium van arbeid. Wat betreft c: klopt niet, want wat er woordelijk staat is niet doorslaggevend.

Vraag 5

Het goede antwoord is a, want onder loon wordt verstaan: ‘de door de werkgever aan de werknemer krachtens de arbeidsovereenkomst verschuldigde vergoeding ter zake van bedongen arbeid’. Onder het loonbegrip valt niet het werkgeversdeel van de premies die de werkgever krachtens de socialeverzekeringswetgeving aan derden verschuldigd is. Ingevolge 7:617 lid 1 sub d BW kan loon ook worden betaald in de vorm van voorzieningen door of voor rekening van de werkgever te verrichten, “kost en inwoning daaronder begrepen” = loon in natura. Zowel de kost en inwoning als het vakantiegeld zijn aan te merken als loon. Conclusie: er is zeker aan het element loon voldaan.  Belangrijk: er kan dus ook sprake zijn van loon als:

  • Het loon anders is vormgegeven dan gebruikelijk is bij een ao (aldus HR in Huize Bethesda, de casus is hierop gebaseerd).
  • Het overeengekomen loon niet een reëel loon is (bijvoorbeeld veel lager dan gebruikelijk).

Vraag 6

b is het goede antwoord. Er is namelijk geen middelentoets bij de AOW, wel bij de WWB. Er wordt rekening gehouden met de leefvorm, maar de woningdeler zit alleen bij de WWB.

Vraag 7

a is het goede antwoord, want ze heeft geen band met de Nederlandse nationaliteit. Dit is vereist om te worden aangemerkt als ingezetene en is dus nodig om een zorgverzekering te krijgen.

Vraag 8

c is het goede antwoord.

Vraag 9

a: wel juist, zie art. 3 lid 1. B: ook juist, staat in het boek. C: onjuist, niet ongeacht de financiële situatie.

Page access
Public
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer