Inleiding strafrecht - UL - Recht - B1 - Oefententamen 2013 (3)


MC-vragen

Casus Café het Stoepje

Sander werkt in de nacht van 29 op 30 december 2012 als portier in café het Stoepje in Leiden wanneer hij een collega hoort zeggen dat er ruzie is in het achterste gedeelte van het café. Hij loopt er naar toe en ziet dat twee van zijn collega’s een menigte uit elkaar proberen te houden. Hij ziet dat Guus, die bij hem verderop in de straat woont, in die menigte aanwezig is en met beide armen en gebalde vuisten slaande bewegingen maakt in de richting van de andere groep jongeren. Sander neemt een andere jongen in een nekklem en brengt die naar buiten. Wanneer hij weer het café binnen komt, ziet hij dat zijn collega’s Guus naar de voorzijde van het café begeleiden en dat zijn gezicht onder het bloed zit. Hij neemt Guus over en neemt hem mee naar buiten voor het verlenen van EHBO. Guus raakt bewusteloos, maar komt na enkele seconden weer bij bewustzijn. Direct haalt Erik met zijn vlakke hand uit naar het gezicht van Sander en schreeuwt: ‘wacht maar, ik pak je met mijn broer, ik maak je dood’.

Even later verschijnt de politie ter plaatse. Twee verbalisanten, Henk en Theo, zien dat Guus in gesprek is met een andere agent en dat hij een bebloed gezicht heeft. Zij horen Guus roepen: ‘hou mij maar aan, ik ga hem vermoorden’. Desgevraagd antwoordt Guus dat hij aangifte wil doen. Voorts roept hij: ‘ik neem die portier nog wel te pakken en snij hem de keel door, hij woont vlakbij mij’. Guus wordt vervolgens overgebracht naar het politiebureau te Leiden voor het doen van aangifte. Tijdens het transport horen de verbalisanten Guus zeggen dat de uitsmijter die hem een kopstoot heeft gegeven bij hem in de straat woont en dat hij het zelf wel allemaal gaat regelen. Verder horen zij hem zeggen dat hij al drie jaar heeft vastgezeten en dat het hem niets interesseert om nog eens tien jaar te gaan zitten.

In het politiebureau wordt Guus gevraagd in de wachtruimte te wachten. Wanneer Henk en Theo terugkomen, is Guus verdwenen. Direct stappen zij in hun dienstvoertuig en na enige tijd zien zij Guus in de richting van het centrum van Leiden lopen. Zij spreken Guus aan en horen hem zeggen dat hij het zelf wel gaat regelen. Vervolgens loopt Guus door in de richting van het centrum. Enige tijd later zien Henk en Theo Guus richting café het Stoepje lopen. Zij spreken hem opnieuw aan. Guus reageert hier in eerste instantie niet op en loopt met een versnelde pas in de richting van het café. Op ongeveer vijftig meter van het café houden zij Guus tegen door voor hem te gaan staan. Henk ziet onder het T-shirt van Guus een voorwerp steken. Hij ziet dit doordat het T-shirt op een onnatuurlijke wijze bolt. Henk voelt aan dit voorwerp en ziet dat het uit de rechter broekzak van Guus komt. Henk haalt het voorwerp tevoorschijn en ziet dat het een broodmes betreft van ongeveer dertig centimeter. Henk en Theo houden Guus aan en transporteren hem naar hun dienstvoertuig. Bij zijn fouillering wordt in de linkerbroekzak een tweede mes van ongeveer twintig centimeter aangetroffen.

Na aankomst op het politiebureau om 3.00 uur wordt Guus direct voorgeleid aan de hulp-OvJ. Guus is nog helemaal over de rooie en weigert op dat moment te verklaren. Guus wordt opgehouden voor onderzoek en diezelfde ochtend (30 december) om 9.00 uur nader gehoord. Hij verklaart dat hij vanuit het politiebureau naar de woning van zijn tante is gelopen en daar een broodmes en vleesmes heeft gepakt. Voorts verklaart hij dat hij de messen is gaan halen omdat hij helemaal gefrustreerd was. Hij is door het lint gegaan omdat iemand hem heeft geslagen en omdat hij helemaal onder het bloed zat. Hij wilde terug naar het Stoepje om verhaal te halen bij de portier. Na het verhoor krijgt Guus de gelegenheid om te bellen met zijn voorkeursadvocaat, waarna hij de rest van de dag voor nader onderzoek op het politiebureau verblijft. De volgende dag (31 december) wordt Guus om 9.00 uur in aanwezigheid van zijn advocaat door de hulpofficier van justitie in verzekering wordt gesteld. Twee dagen later, op 2 januari om 11.00 uur, wordt Erik voorgeleid aan de rechter-commissaris die de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling beoordeelt en vervolgens de bewaring beveelt nu het gaat om een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt. Nog geen twee weken later beveelt de raadkamer van de rechtbank de gevangenhouding van Guus voor de duur van negentig dagen. Terwijl Guus zich in voorlopige hechtenis bevindt, wordt hem op 20 februari 2013 in persoon de dagvaarding uitgereikt. Hem wordt ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 30 december 2012 in de gemeente Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) Sander van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg) na in een woning een tweetal messen te hebben opgehaald, zich vervolgens in de richting heeft begeven van voormelde Sander die hij eerder op die avond al dreigende woorden had toegevoegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. (art. 289/287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)

Althans indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:

hij op of omstreeks 30 december 2012 in de gemeente Leiden ter voorbereiding van het misdrijf van (poging tot) moord en/of doodslag en/of zware mishandeling van Sander, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, opzettelijk twee messen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad en zich daarmee in de richting van die Alex Kroes heeft begeven. (art. 289/287/302 jo. 46 Wetboek van Strafrecht)

Ter terechtzitting beroept Guus zich op zijn zwijgrecht. De officier van justitie vordert een straf van dertig maanden waarvan tien voorwaardelijk. De raadsman van Guus voert ter terechtzitting aan dat noch sprake is geweest van poging noch van voorbereiding, nu zijn cliënt alleen wilde gaan praten met de portier. Dat had zijn cliënt bedoeld bij de politie toen hij zei dat hij verhaal wilde gaan halen. Zijn cliënt had de messen slechts bij zich om zich te verdedigen indien hij zou worden aangevallen. Er is dan ook geen sprake van een strafbaar feit. De raadsman stelt voorts dat de politie Erik niet had mogen volgen toen hij het politiebureau verliet, omdat voor een dergelijke stelselmatige observatie een voorafgaand bevel van de officier van justitie is vereist welke in casu niet was gegeven. De raadsman verzoekt de rechtbank de begane onrechtmatigheid te verdisconteren in de strafmaat, in geval zij in weerwil van zijn primaire standpunt toch tot een bewezenverklaring zou komen.

De rechtbank volgt de raadsman in zijn verweer dat geen sprake is van een poging en spreekt Guus derhalve vrij van het primair ten laste gelegde feit. Volgens de rechtbank is echter wel sprake van voorbereidingshandelingen. Zij komt dan ook tot een bewezenverklaring van voorbereiding van moord en veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van twintig maanden waarvan tien voorwaardelijk. Zij verbindt daaraan een proeftijd en de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en een agressieregulatietraining. Het strafmaatverweer van de raadsman wordt verworpen. De rechtbank beslist tevens dat de messen worden onttrokken aan het verkeer.

MC-vragen met vier alternatieven naar aanleiding van de casus

Vraag 1

Op welke datum is in de onderhavige casus volgens de systematiek van het Wetboek van Strafvordering de vervolging gestart?

  1. 30 december 2012;
  2. 31 december 2012;
  3. 2 januari 2013;
  4. 20 februari 2013.

Vraag 2

Uit de casus blijkt dat Guus in eerste instantie is meegegaan naar het politiebureau voor het doen van aangifte. Welk van onderstaande stellingen is juist omtrent het verhoor tot aangifte, indien dat daadwerkelijk zou hebben plaatsgehad en de verbalisanten Guus nader hadden willen ondervragen omtrent diens aanvaring met Sander en de door hemzelf geuite bedreigingen?

  1. Guus wordt in dat geval gehoord in de hoedanigheid van benadeelde partij;
  2. Guus is in dat geval verplicht om antwoord te geven op de gestelde vragen;
  3. Guus kan door de hulpofficier van justitie in verzekering worden gesteld op het moment dat hij de gestelde vragen weigert te beantwoorden;
  4. Guus dient in dat geval de cautie te krijgen.

Vraag 3

Welke gradatie van verdenking was in de onderhavige casus minimaal vereist alvorens de politie rechtmatig kon overgaan tot het onderzoek aan de kleding van Guus?

  1. aanwijzingen;
  2. redelijk vermoeden van schuld;
  3. ernstige bezwaren;
  4. overtuiging.

Vraag 4

Om wat voor type tenlastelegging gaat het in deze casus?

  1. een enkelvoudige tenlastelegging;
  2. een gekwalificeerde tenlastelegging;
  3. een primair/subsidiaire tenlastelegging;
  4. een cumulatieve tenlastelegging.

Vraag 5

Is in deze zaak voldaan aan de criteria geformuleerd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens omtrent de bijstand van een raadsman in het vooronderzoek?

  1. ja, Guus heeft immers zijn voorkeursadvocaat mogen raadplegen;
  2. ja, de raadsman was conform artikel 57 lid 2 Sv aanwezig bij het verhoor in het kader van de voorgeleiding ten behoeve van de inverzekeringstelling;
  3. nee, het recht op bijstand van een advocaat bestaat uitsluitend voor minderjarigen;
  4. nee, uit de casus blijkt niet dat de verdachte op rechtsgeldige wijze afstand heeft gedaan van zijn consultatierecht.

Vraag 6

Zijn de vrijheidsbenemende dwangmiddelen in casu rechtmatig ingezet?

  1. nee, er is niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor de aanhouding;
  2. nee, er is niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor het ophouden voor onderzoek;
  3. nee, er is niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor de inverzekeringstelling;
  4. nee, er is niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor de gevangenhouding.

Vraag 7

Voldoet de strafoplegging door de rechtbank in casu aan de wettelijke voorwaarden?

  1. ja, de rechter mag elke combinatie van sancties maken die hij passend acht gelet op de omstandigheden van het geval;
  2. ja, de rechter heeft in casu aan alle wettelijke voorwaarden voldaan;
  3. nee, de rechter mag geen bijzondere voorwaarden opleggen indien hij tevens kiest voor een onvoorwaardelijk strafdeel;
  4. nee, de wet biedt niet de mogelijkheid om vrijheidsbenemende straffen met elkaar te combineren.

Vraag 8

Tot welk rechtsbeginsel is het verweer van de raadsman van Guus te herleiden wanneer hij stelt dat het hier ging om een stelselmatige observatie waarvoor een bevel van de officier van justitie nodig was?

  1. legaliteitsbeginsel;
  2. opportuniteitsbeginsel;
  3. vertrouwensbeginsel;
  4. verbod van détournement de pouvoir.

Vraag 9

Stel dat de rechter op grond van een psychiatrische rapportage die is opgemaakt voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting, tot het oordeel komt dat het tenlastegelegde feit Guus niet kan worden toegerekend. Wat zal in dat geval de einduitspraak zijn?

  1. schorsing van het onderzoek ter terechtzitting;
  2. vrijspraak;
  3. ontslag van alle rechtsvervolging;
  4. veroordeling.

Vraag 10

Is Sander in deze zaak gerechtigd om het spreekrecht uit te oefenen?

  1. ja, zolang dit geen onevenredige belasting van de strafzaak oplevert;
  2. ja, want op het tenlastegelegde feit is meer dan acht jaar gevangenisstraf gesteld;
  3. ja, maar hij mag zich uitsluitend uitlaten over de strafmaat;
  4. ja, mits hij wordt beëdigd alvorens hij het spreekrecht uitoefent.

Overige MC-vragen

Vraag 11

Stephan wordt door de rechtbank ter zake van zware mishandeling (artikel 302 Sr) tot 36 maanden gevangenisstraf veroordeeld. Op de dag dat de rechtbank uitspraak doet, heeft Stephan 3 dagen in verzekering en 57 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Op 1 mei 2011 begint de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van Stephan. Op 1 maart 2013 zal Stephan weer op vrije voeten komen.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist.

Vraag 12

Artikel 290 Sr bevat een doleus misdrijf dat ten opzichte van het gronddelict in artikel 287 Sr als een geprivilegieerd delict kan worden beschouwd.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist.

Vraag 13

Artikel 258 lid 1 Sr bepaalt dat met het uitvaardigen van de dagvaarding de fase van berechting aanvangt. Dit houdt in dat de officier van justitie vanaf dat moment de dagvaarding niet meer kan intrekken en de verdachte het recht heeft om een rechter over zijn zaak te laten oordelen.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist.

Vraag 14

Gerard wordt door de rechter veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf wegens zware mishandeling met voorbedachten rade (artikel 303 Sr) van zijn broer Johannes. De rechter kan bij deze sanctie bepalen dat een gedeelte hiervan in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist.

Vraag 15

Voor de deelnemingsvorm medeplegen (artikel 47 lid 1 onder 1° Sr) is vereist dat alle medeplegers op zijn minst een deel van de delictsomschrijving fysiek (door een daadwerkelijke gedraging) vervullen.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist.

Vraag 16

Marloes wordt verdacht van vernieling van een autoruit (artikel 350 Sr). Ter terechtzitting doet zij een beroep op overmacht in de zin van noodtoestand omdat zij de autoruit heeft vernield teneinde een hond uit de veel te warme auto te redden. Indien de rechter dit beroep van Marloes honoreert, zal hij haar ontslaan van alle rechtsvervolging.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist.

Vraag 17

Zowel officieren van justitie als ambtenaren van politie zijn belast met de opsporing van strafbare feiten die zijn opgenomen in een gemeentelijke APV. De leiding over dit opsporingsonderzoek ligt bij de burgemeester.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist.

Vraag 18

Voor de wettelijke grondslag van de bevoegdheid tot het inwinnen van informatie dient onderscheid te worden gemaakt in de mate van stelselmatigheid waarmee de bevoegdheid wordt ingezet. Wanneer op niet-stelselmatige wijze informatie wordt ingewonnen, dan levert dit slechts een beperkte inbreuk op, waarvoor geen uitdrukkelijke wettelijke grondslag is vereist. In een dergelijk geval kan de inzet van deze bevoegdheid worden gebaseerd op algemene taakstellende bepalingen als artikel 3 Politiewet 2012 en artikel 141 Sv. Stelselmatige inzet levert daarentegen een ernstige inbreuk op, waarvoor een specifieke wettelijke grondslag is vereist.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist.

Vraag 19

Indien de rechtbank ingevolge artikel 36 Sv een strafzaak voor geëindigd verklaart, kan een rechtstreeks belanghebbende geen beklag in de zin van artikel 12 Sv meer doen tegen de niet vervolging van de verdachte.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist.

Vraag 20

De heersende leer met betrekking tot de vaststelling van een strafrechtelijk relevant causaal verband is de leer van de redelijke voorzienbaarheid.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist.

Vraag 21

In het Afvoerpijp-arrest (HR 30 maart 2004, NJ 2004, 376) heeft de Hoge Raad bepaald dat artikel 359a Sv niet van toepassing is bij vormverzuimen die betrekking hebben op bevelen inzake de toepassing van vrijheidsbenemende dwangmiddelen en die voorgelegd hadden kunnen worden aan de rechter-commissaris.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 22

Welk van de onderstaande beweringen ten aanzien van de opsporing is juist?

  1. bevoegdheden in het derde domein dienen te worden toegepast jegens de persoon ten aanzien waarvan de aanwijzingen bestaan;
  2. de verdenkingsgraad in het tweede domein is lager dan de verdenkingsgraad in het eerste domein;
  3. de eis van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf betreft een lagere verdenkingsgraad dan de eis van redelijk vermoeden;
  4. dwangmiddelen kunnen enkel in het eerste domein worden toegepast.

Vraag 23

Thijs wordt vervolgd voor het strafbare feit ‘zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft’ (artikel 302 lid 1 jo. lid 2 Sr). Ter terechtzitting voert zijn raadsman het volgende verweer: ‘Mijn cliënt heeft het slachtoffer weliswaar opzettelijk zwaar mishandeld, maar hij heeft geen opzet gehad om het slachtoffer te doden. Ik verzoek u dan ook mijn cliënt vrij te spreken.’

Heeft dit verweer kans van slagen?

  1. ja, opzet op het gevolg (de dood) kan immers niet worden bewezen;
  2. ja, het betreft hier een door het gevolg (de dood) gekwalificeerd feit;
  3. nee, opzet op het gevolg (de dood) kan niet worden bewezen, maar culpa wel;
  4. nee, het gevolg (de dood) is een geobjectiveerd bestanddeel.

Vraag 24

Welk van de volgende alternatieven geeft een juiste omschrijving van de hulpofficier van justitie?

  1. een hulpofficier van justitie is de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie op het politiebureau;
  2. een hulpofficier van justitie is een ambtenaar van de politie met een hogere rang dan ‘gewone’ opsporingsambtenaren;
  3. een hulpofficier van justitie is een medewerker van het Openbaar Ministerie die relatief kleine strafzaken bij de kantonrechter aanhangig maakt;
  4. een hulpofficier van justitie is een officier van justitie in opleiding.

Vraag 25

Susanne verklaart ter terechtzitting: “Ik wilde het feit helemaal niet begaan. Maar hij bleef maar aandringen en dreigen mij in elkaar te slaan, dagenlang! Hij heeft zelfs een paar keer dreigend een mes tegen mijn keel gezet. Op een gegeven moment kon ik er gewoon niet meer tegen. Ik was helemaal op, wist niet meer wat ik moest doen. Ik heb toen gedaan wat hij vroeg.”

Op welke strafuitsluitingsgrond doet Susanne een beroep?

  1. ontoerekenbaarheid (artikel 39 Sr);
  2. overmacht in de zin van noodtoestand (artikel 40 Sr);
  3. psychische overmacht (artikel 40 Sr);
  4. afwezigheid van alle schuld.

Vraag 26

Kees werkt als beveiliger bij een grote modeketen in de Haarlemmerstraat in Leiden. Hij heeft hiervoor een cursus gevolgd, maar is geen opsporingsambtenaar in de zin van artikel 2 Politiewet 2012 jo. artikel 141 Sv. Zijn taak is om in de gaten te houden of het winkelende publiek zich schuldig maakt aan diefstal. Op een dag ziet Kees dat een jongeman het alarm van een T-shirt afrukt en het T-shirt vervolgens in zijn tas stopt. Wanneer Kees de jongen op dit gedrag aanspreekt, maakt deze zich snel uit de voeten. Kees start de achtervolging, die loopt via de Haarlemmerstraat, naar de Beestenmarkt, alwaar de jongen de bioscoop in vlucht. Aldaar houdt Kees de jongen aan en belt vervolgens de politie.

Welk van de onderstaande alternatieven is juist?

  1. aangezien Kees de diefstal op heterdaad heeft ontdekt, is hij bevoegd de jongen in de bioscoop aan te houden;
  2. aangezien er na de achtervolging geen sprake meer is van aanhouding op heterdaad, is de aanhouding door Kees onrechtmatig;
  3. aangezien Kees de diefstal op heterdaad heeft ontdekt, is hij op zichzelf bevoegd de jongen aan te houden, voor het betreden van de bioscoop had Kees echter een machtiging op grond van de Algemene wet op het binnentreden nodig;
  4. aangezien Kees geen opsporingsambtenaar is, is de aanhouding onrechtmatig.

Vraag 27

Welk van de onderstaande stellingen met betrekking tot de voeging ad informandum is niet juist?

  1. de officier van justitie moet tijdig aan de verdachte mededelen dat hij voornemens is strafbare feiten ad informandum te voegen;
  2. het moet voldoende aannemelijk zijn dat de verdachte de strafbare feiten die ad informandum worden gevoegd, heeft begaan;
  3. de officier van justitie mag de verdachte niet afzonderlijk vervolgen voor feiten die eerder door middel van voeging ad informandum zijn afgedaan;
  4. de rechter kan de ad informandum gevoegde feiten slechts laten meewegen in de strafmaat indien de verdachte op het onderzoek ter terechtzitting aanwezig is geweest.

Vraag 28

Welke sanctie is geen maatregel?

  1. plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis;
  2. ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
  3. verbeurdverklaring;
  4. plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.

Vraag 29

Na een vroegtijdig gestopte rechtenstudie in Leiden kiest Hugo voor een carrière in het criminele circuit. Hij begint met het plegen van een winkeldiefstal op 25 april 2012. In de nacht van 3 op 4 juni 2012 pleegt hij een woninginbraak en op 22 juni van hetzelfde jaar pleegt hij in zijn eentje een bankoverval. Dan wordt hij door de politie opgepakt. Tijdens zijn verhoor bekent Hugo het plegen van de drie delicten. De officier van justitie besluit Hugo te vervolgen voor de winkeldiefstal (artikel 310 Sr), de woninginbraak (artikel 311 Sr) en de bankoverval (artikel 317 Sr). Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting oordeelt de rechtbank dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen, dat deze strafbaar zijn en dat Hugo strafbaar is. Wat is de maximaal op te leggen gevangenisstraf aan Hans?

  1. 4 jaar;
  2. 9 jaar;
  3. 12 jaar;
  4. 22 jaar.

Vraag 30

Tijdens de beraadslaging in raadkamer na afloop van het onderzoek ter terechtzitting komt de rechtbank te Amsterdam erachter dat de officier van justitie in de tenlastelegging abusievelijk heeft vermeld dat de verdachte meermalen door hem gestolen fietsen heeft verkocht vanuit zijn fietsenwinkel gelegen aan ‘de Raamgracht te Amsterdam’ in plaats van ‘de Rozengracht te Amsterdam’.

Hoe zal de beslissing van de rechtbank luiden?

  1. de rechtbank zal de dagvaarding nietig verklaren wegens het ontbreken van een juiste plaatsaanduiding in de tenlastelegging;
  2. de rechtbank zal zich onbevoegd verklaren;
  3. de rechtbank zal de verdachte vrijspreken, omdat niet bewezen kan worden dat de fietsenwinkel gelegen was aan de Raamgracht;
  4. de rechtbank zal het tenlastegelegde gedeeltelijk bewezen verklaren, namelijk met weglating van de woorden ‘aan de Raamgracht’.

Vraag 31

Wegens gebrek aan bewijs besluit de officier van justitie Maarten, verdacht van zware mishandeling, niet te vervolgen. Enkele weken later meldt een getuige zich bij het politiebureau die een belastende verklaring aflegt tegen Maarten. Naar aanleiding van dit nieuwe bewijs meent de officier van justitie een stevige zaak te hebben tegen Maarten. Welk van de onderstaande mogelijkheden staat open voor de officier van justitie?

  1. vervolgen door het uitvaardigen van een strafbeschikking met een taakstraf van 180 uur;
  2. het aanbieden van een transactie met een taakstraf van 100 uur en een geldboete van € 3.000;
  3. de zaak seponeren op voorwaarde dat Maarten een cursus zelfbeheersing en agressieregulatie ondergaat;
  4. geen van de bovenstaande mogelijkheden staat open.

Vraag 32

Welk van de onderstaande beweringen over noodweerexces is niet juist?

  1. bij een succesvol beroep op noodweerexces wordt het gedrag van de verdachte gerechtvaardigd;
  2. voor een succesvol beroep op noodweerexces is een causaal verband vereist tussen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en de hevige gemoedsbeweging;
  3. voor een succesvol beroep op noodweerexces dient sprake te zijn van een noodweersituatie;
  4. voor een succesvol beroep op noodweerexces dient de hevige gemoedsbeweging te hebben geleid tot de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging.

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. C
  2. D
  3. A
  4. C
  5. D
  6. B
  7. B
  8. A
  9. C
  10. B
  11. A
  12. A
  13. B
  14. A
  15. A
  16. B
  17. B
  18. B
  19. A
  20. A
  21. B
  22. A
  23. C
  24. D
  25. C
  26. A
  27. D
  28. C
  29. C
  30. D
  31. A
  32. A
Page access
Public
How to use and find summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  3. Search tool: quick & dirty - not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is available at the bottom of most pages or on the Search & Find page
  4. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Quick links to WorldSupporter content for universities in the Netherlands

Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.