Staatsrecht 1 - RUG - Oefententamen 2016/2017


Vragen

Vraag 1

Wie is in welk geval verplicht advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State in te winnen?

  1. de regering, als een wetsvoorstel wordt ingediend.
  2. de Tweede Kamer, als een wetsvoorstel wordt ingediend.
  3. de regering, als zij voornemens is een initiatief-wetsvoorstel niet te bekrachtigen,
  4. de regering, als zij voornemens is een algemene maatregel van bestuur vast te stellen

Vraag 2

Indien grondwettelijke grondrechten botsen dan:

  1. dient iedere rechter deze botsing van fundamentele rechten bij wijze van prejudiciële vraag voor te leggen aan de Hoge Raad.
  2. dient iedere rechter deze botsing van fundamentele rechten bij wijze van prejudiciële vraag voor te leggen aan het EHRM.
  3. is de volgorde van de grondrechten in de Grondwet voor de rechter maatgevend bij de beantwoording van de vraag welk recht voorrang heeft.
  4. is de rechter vrij te bepalen hoe deze rechten zich tot elkaar verhoduen, behoudens de afwegingen die de wetgever heeft gemaakt.

Vraag 3

Een parlementariër maakt tijdens een interview, dat wordt uitgezonden door een bekend televisieprogramma, enkele provocerende opmerkingen. Het Openbaar Ministerie (OM) overweegt de parlementariër te vervolgen wegens belediging (art. 266 WvSR). Is het OM naar Nederlands staatsrecht bevoegd om tot vervolging over te gaan?

  1. nee, parlementariërs genieten parlementaire onschendbaarheid.
  2. ja.
  3. ja, tenzij de parlementariër zich beroept op zijn parlementaire onschendbaarheid.
  4. nee, een parlementariër kan niet worden vervolgd voor zaken die hij ter sprake brengt in het kader van zijn functie als parlementariër.

Vraag 4

Het verbod van last (art. 67 lid 3 Gw) brengt mee dat leden van de Staten-Generaal:

  1. (behoudens wegens ambtsmisdrijven) niet in rechte aangesproken kunnen worden voor hun ambtsvervulling.
  2. een met het ambt van Kamerlid onverenigbare betrekking mogen vervullen.
  3. zich bij het uitoefenen van hun taken uitsluitend mogen laten leiden door het eigen partijprogramma.
  4. ten behoeve van het bepalen van hun stemgedrag zich moeten verstaan met hun kiezers.

Vraag 5

Naar aanleiding van de voorgenomen introductie van de zogeheten wietpas interpelleert een lid van de Tweede Kamer de minister van Veiligheid en Justitie. De coalitiefracties steunen op hoofdlijnen het voornemen van de minister. Eén van die coalitiefracties dient tijdens de beraadslaging een motie in met het verzoek nog eens te onderzoeken of bij de introductie van de wietpas onderscheid kan worden gemaakt tussen toeristische gebieden en overige gemeenten. De minister ontraadt de motie, maar ziet er geen afkeuring van zijn beleid in. Ondanks de bezwaren van de minister wordt de motie aanvaard. Wat is naar Nederlands staatsrecht de positie van de minister van Veiligheid en Justitie? De minister is:

  1. verplicht de motie uit te voeren.
  2. niet verplicht de motie uit te voeren.
  3. slechts verplicht de motie uit te voeren als de Kamer daarop staat.
  4. niet verplicht de motie uit te voeren, tenzij de minister-president hem daartoe opdracht geeft.

Vraag 6

In welk jaar na de Opstand wordt Nederland voor het eerst een monarchie?

  1. 1648
  2. 1806
  3. 1813
  4. 1815

Vraag 7

Mark, eigenaar van Snackbar Kampen, verneemt dat de minister van Volksgezondheid zeer onlangs op grond van zijn wettelijke bevoegdheid bij ministeriële regeling heeft bepaald dat de normen voor het gebruik van schoon frituurvet worden aangescherpt. Mark vreest door de strengere normen zijn frituurvet vaker te moeten vervangen en daardoor hogere kosten te moeten maken. Hij onderzoekt mogelijkheden om de rechtmatigheid van de nieuwe normen door de rechter te laten toetsen. De door Mark gewenste beoordeling van de rechtmatigheid van de nieuwe normen kan:

  1. plaatsvinden door tegen de ministeriële regeling bezwaar te maken bij de minister waarna eventueel beroep op de bestuursrechter kan volgen.
  2. plaatsvinden door tegen de ministeriële regeling bezwaar te maken bij de minister waarna eventueel administratief beroep op de regering kan volgen.
  3. plaatsvinden door een vordering tegen de Staat in te stellen bij de burgerlijke rechter.
  4. niet plaatsvinden.

Vraag 8

Anna is 27 jaar oud en een Belg, maar woont al wel 6 jaar in Hulst (Zeeland). Als er een vacature is voor burgemeester in haar woonplaats besluit zij te solliciteren. Maakt zij kans het ambt te mogen vervullen?

  1. nee, want de burgemeester moet Nederlander zijn.
  2. ja, want zij verblijft meer dan 5 jaren legaal in Nederland.
  3. nee, want als EU-onderdaan heeft zij wel actief, maar geen passief kiesrecht.
  4. ja, want als EU-onderdaan heeft zij zowel actief als passief kiesrecht.

Vraag 9

Spontane vernietiging van besluiten van het college van B&W is een bevoegdheid van:

  1. de raad.
  2. de burgemeester.
  3. de Commissaris van de Koning.
  4. de regering.

Vraag 10

Wat is het rechtsgevolg indien 16 leden van de Eerste Kamer tijdig vragen om uitdrukkelijke goedkeuring van een verdrag dat ter stilzwijgende goedkeuring is voorgelegd?

  1. er is geen rechtsgevolg.
  2. het verdrag moet dan alleen in de Eerste Kamer uitdrukkelijk worden goedgekeurd.
  3. het verdrag moet dan in beide Kamers uitdrukkelijk worden goedgekeurd.
  4. als de Tweede Kamer bij emerdheid van stemmen het verzoek steunt, moet het verdrag in beide Kamers uitdrukkelijk worden goedgekeurd.

Vraag 11

Is de Europese commissie voor zijn functioneren rechtens afhankelijk van het vertrouwen van het Europese Parlement?

  1. ja, maar slechts als college.
  2. ja, zowel het college als de afzonderlijke commissarissen.
  3. nee, tenzij de Voorzitter van de commissie in een concrete situatie expliciet om dat vertrouwen vraagt.
  4. nee.

Vraag 12

Wat is de strekking van het subsidiariteitsbeginsel binnen de Europese Unie?

  1. de Unie treedt alleen op indien daartoe een uitdrukkelijke grondslag bestaat in de EU_verdragen.
  2. de Unie treedt, behoudens haar exclusieve bevoegdheid, alleen op als lidstaten dat niet of niet voldoende kunnen.
  3. de Unie zet alleen die instrumenten in die de wetgeving van de lidstaten ongemoeid laten.
  4. de unie zet alleen die instrumenten in die de lidstaten het minste zullen kosten.

Vraag 13

Naar geldend staatsrecht worden Nederlanders door de Staten-Generaal gerepresenteerd:

  1. ongeacht of ze van hun kiesrecht gebruik hebben gemaakt.
  2. voor zover ze van het kiesrecht gebruik hebben gemaakt bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer.
  3. voor zover ze van het kiesrecht gebruik hebben gemaakt bij de verkiezingen voor zowel Provinciale Staten als de Tweede kamer.
  4. voor zover ze niet van het kiesrecht zijn uitgesloten.

Antwoordindicatie

1. D

2. D

3. B

4. A

5. B

6. B

7. C

8. A

9. D

10. C

11. A

12. B

13. A

Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.