Deze samenvatting is gebaseerd op de 2e druk. Psychologie is de wetenschappelijke studie naar gedrag en geest. Met de term ‘gedrag’ worden handelingen en reacties die we direct kunnen observeren bedoelt. Met de term ‘geest’ worden de interne toestanden en processen die je niet direct kunt zien, zoals gedachten en gevoelens bedoeld. Dit laatste kunnen alleen geconcludeerd worden vanuit reacties die te observeren en te meten zijn.De studie psychologie neemt verschillende vormen en volgt trends en modes. Veel algemeen bekende overtuigingen over gedrag blijken helemaal niet waar te zijn.Je moet kritisch denken, want dan neem je een actieve rol in het begrijpen van de wereld om je heen aan. Als je kritisch denkt, reflecteer je wat bepaalde informatie betekent, hoe de informatie past in jouw eigen ervaringen, en kijk je naar de betrekkingen voor je eigen leven en samenleving. Een manier om een construct te betwisten om het beter te begrijpen (‘constructivisme’) kan gedaan worden door het te ‘deconstrueren’. Dit kan gedaan worden door de individuele karakteristieken van het construct te identificeren en ze een ander perspectief te geven. Zo kan je ‘...


Access options

      How do you get full online access and services on JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Go to www JoHo.org, and join JoHo WorldSupporter by choosing a membership + online access
       
      2 - Return to WorldSupporter.org and create an account with the same email address
       
      3 - State your JoHo WorldSupporter Membership during the creation of your account, and you can start using the services
      • You have online access to all free + all exclusive summaries and study notes on WorldSupporter.org and JoHo.org
      • You can use all services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • You can make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (Dutch service)
      Already an account?
      • If you already have a WorldSupporter account than you can change your account status from 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' into 'I am a JoHo WorldSupporter Member with full online access
      • Please note: here too you must have used the same email address.
      Are you having trouble logging in or are you having problems logging in?

      Toegangsopties (NL)

      Hoe krijg je volledige toegang en online services op JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Ga naar www JoHo.org, en sluit je aan bij JoHo WorldSupporter door een membership met online toegang te kiezen
      2 - Ga terug naar WorldSupporter.org, en maak een account aan met hetzelfde e-mailadres
      3 - Geef bij het account aanmaken je JoHo WorldSupporter membership aan, en je kunt je services direct gebruiken
      • Je hebt nu online toegang tot alle gratis en alle exclusieve samenvattingen en studiehulp op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • Je kunt gebruik maken van alle diensten op JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • Op JoHo.org kun je gebruik maken van de tools voor werken in het buitenland, verre reizen, vrijwilligerswerk, stages en studeren in het buitenland
      Heb je al een WorldSupporter account?
      • Wanneer je al eerder een WorldSupporter account hebt aangemaakt dan kan je, nadat je bent aangesloten bij JoHo via je 'membership + online access ook je status op WorldSupporter.org aanpassen
      • Je kunt je status aanpassen van 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' naar 'I am a JoHo WorldSupporter Member with 'full online access'.
      • Let op: ook hier moet je dan wel hetzelfde email adres gebruikt hebben
      Kom je er niet helemaal uit of heb je problemen met inloggen?

      Join JoHo WorldSupporter!

      What can you choose from?

      JoHo WorldSupporter membership (= from €5 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use the basic features of JoHo WorldSupporter.org
      JoHo WorldSupporter membership + online access (= from €10 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use full services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • For access to the online book summaries and study notes on JoHo.org and Worldsupporter.org
      • To make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (NL service)

      Sluit je aan bij JoHo WorldSupporter!  (NL)

      Waar kan je uit kiezen?

      JoHo membership zonder extra services (donateurschap) = €5 per kalenderjaar
      • Voor steun aan de JoHo WorldSupporter en Smokey projecten en een bijdrage aan alle activiteiten op het gebied van internationale samenwerking en talentontwikkeling
      • Voor gebruik van de basisfuncties van JoHo WorldSupporter.org
      • Voor het gebruik van de kortingen en voordelen bij partners
      • Voor gebruik van de voordelen bij verzekeringen en reisverzekeringen zonder assurantiebelasting
      JoHo membership met extra services (abonnee services):  Online toegang Only= €10 per kalenderjaar
      • Voor volledige online toegang en gebruik van alle online boeksamenvattingen en studietools op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • voor online toegang tot de tools en services voor werk in het buitenland, lange reizen, vrijwilligerswerk, stages en studie in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor emigratie of lang verblijf in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor competentieverbetering en kwaliteitenonderzoek
      • Voor extra steun aan JoHo, WorldSupporter en Smokey projecten

      Meld je aan, wordt donateur en maak gebruik van de services

      Join World Supporter
      Join World Supporter
      Log in or create your free account

      Why create an account?

      • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
      • Once you are logged in, you can:
        • Save pages to your favorites
        • Give feedback or share contributions
        • participate in discussions
        • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
      Follow the author: Psychology Supporter
      Comments, Compliments & Kudos

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.
      Promotions
      special isis de wereld in

      Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

      WorldSupporter Resources
      BulletPoints & oefenvragen bij Psychology: The science of mind and behavior (Holt et al) - 2e druk

      BulletPoints & oefenvragen bij Psychology: The science of mind and behavior (Holt et al) - 2e druk


      Hoofdstuk 1

      • Psychologie is de wetenschappelijke studie naar gedrag (handelingen en reacties die we kunnen observeren) en geest (interne toestanden en processen die je niet direct kunt zien)

      • Er zijn twee soorten onderzoek in de wetenschap: basisonderzoek (voor kennisverwerving) en toegepast onderzoek (om praktische problemen op te lossen).

      • Psychologie heeft vijf centrale doelen: beschrijven, begrijpen, voorspellen, beïnvloeden en toepassen, en onderzoekt dit op drie analyseniveaus: biologisch, psychologisch en omgevingsniveau.

      • Volgens het geest-lichaam dualisme is de geest een spiritueel wezen, dat los staat van het lichaam. Het monisme stelt daarentegen dat geest en lichaam één zijn.

      • Het empirisme stelt juist dat kennis door zintuiglijke waarneming verkregen wordt.

      • Het structuralisme analyseert de structuur van de geest, terwijl het functionalisme de functies van het bewustzijn bestudeert.

      • Het psychodynamisch perspectief op gedrag zoekt naar de oorzaken van gedrag en stelt dat de mens wordt gecontroleerd door innerlijke krachten en conflicten.

      • Het gedragsmatige perspectief richt zich op de rol die omgeving heeft op ons handelen

      • Het humanistische perspectief ziet de mens als iemand die zoekt naar zelfontplooiing

      • Het cognitieve perspectief onderzoekt hoe mentale processen het gedrag beïnvloeden

      • Sociocultureel onderzoek naar gedrag richt zich op hoe gedrag, gedachten en gevoelens worden beïnvloed door de sociale omgeving en het cultureel leren

      • Het biologische perspectief onderzoekt hoe hersenprocessen en andere lichamelijke functies het gedrag regelen

      • Cognitief behaviorisme stelt dat geleerde ervaringen en de omgeving onze verwachtingen, gedachten, en gedragingen beïnvloeden

      • Gestalt psychologie: “the whole is greater than the sum of its parts”

      • Cultuur omvat de vaste waarden, overtuigingen, gedragingen en tradities, die gedeeld worden door een grote groep mensen en via socialisatie wordt doorgegeven aan volgende generaties

      • De culturele psychologie onderzoekt hoe cultuur wordt doorgegeven en onderzoekt psychologische gelijkenissen en verschillen tussen culturen

      • Evolutionaire psychologie bestudeert hoe gedrag beïnvloed wordt door evolutie.

      Hoofdstuk 2

      • Een hypothese is een specifieke voorspelling over bepaalde fenomenen.

      • Een theorie is een set uitspraken, die verklaren hoe en waarom bepaalde gebeurtenissen gerelateerd zijn aan anderen.

      • Een goede theorie heeft vier kenmerken: (1) organiseert informatie op een betekenisvolle manier, (2) testbaar, (3) voorspellingen zijn onderbouwd door onderzoeksresultaten, en (4) in overeenstemming met de ‘wet van parsimony’ (de simpelste theorie heeft de voorkeur).

      • Een variabele is elke factor die kan variëren.

      • Psychologisch onderzoek heeft vier ethische uitgangspunten: vaardigheid, verantwoordelijkheid, integriteit en respect.

      • Informed consent houdt in dat mensen eerst goed ingelicht moeten worden voordat ze toestemming geven om mee te doen aan een onderzoek.

      • Er zijn verschillende manieren van onderzoeken en onderzoeksmethoden: unobtrusive measure (onbewuste observatie), archiefmeting (bestaande documenten), case studie (analyse van individu, groep of gebeurtenis), natuurlijke observatie (gedrag observeren in een natuurlijke situatie), survey onderzoek (vragenlijsten of interviews), correlationeel onderzoek (het onderzoeken van het verband tussen variabele X en Y).

      • Een correlatiecoëfficiënt geeft de richting en sterkte van een verband weer.

      • Bij een willekeurige steekproeftrekking heeft ieder individu uit de populatie een even grote kans om aan het onderzoek deel te nemen.

      • De onafhankelijke variabele is de factor, die gemanipuleerd wordt. De afhankelijke variabele is de factor die mogelijk beïnvloed wordt door de onafhankelijke variabele.

      • Interne validiteit is de mate waarin een experiment duidelijke causale conclusies ondersteunt. Dit kan bedreigd worden door verstoring van variabelen, geëiste kenmerken, placebo effect, en effecten door verwachtingen van de onderzoeker.

      • Externe validiteit is de mate waarin de resultaten van een onderzoek gegeneraliseerd kunnen worden naar andere populaties, situaties of toestanden.

      • Beschrijvende statistieken: modus (meest voorkomende score), mediaan (middelste score wanneer de scores geordend zijn van laag naar hoog), gemiddelde, bereik (verschil tussen de hoogste en laagste score) en standaardafwijking (mate waarin iedere score in een verdeling van het gemiddelde verschilt).

      • Meta-analyse is een statistische procedure voor het combineren van de resultaten van verschillende onderzoeken die hetzelfde onderwerp hebben onderzocht.

      • Een effectgrootte wordt gebruikt om de grootte van een effect aan te duiden.

      Hoofdstuk 3

      • Behavioral genetics onderzoekt hoe genen en omgeving met elkaar interacteren en zo gedrag beïnvloeden

      • Evolutionaire psychologie onderzoekt het ontstaan van psychologische kenmerken

      • Evolutie is de geleidelijke verandering over tijd.

      • Bij natuurlijke selectie worden eigenschappen behouden, die de overlevingskans vergroten. Het resultaat hiervan is een adaptatie: een fysieke of gedragsmatige verandering om tijdelijke omgevingsveranderingen te overleven.

      • Het genotype zijn de genen van individu; het fenotype zijn de observeerbare kenmerken

      • Elke cel in je lichaam (behalve geslachtscel) heeft 46 chromosomen die bestaan uit DNA en eiwitten. Genen zijn een stukje DNA. Allelen zijn alternatieven van hetzelfde gen.

      • Allelen kunnen recessief en dominant zijn.

      • Bij een polygene overdracht combineren een aantal genenparen hun invloeden tot een bepaald fenotypisch kenmerk.

      • Er wordt onderscheid gemaakt tussen een gedeelde omgeving en een niet-gedeelde omgeving (unieke ervaringen).

      • Behavioristen beschouwen organismen als een leeg vel, waar de geleerde ervaringen opgeschreven worden. Ethologen stellen daarentegen dat organismen door evolutie al bepaalde dingen biologisch hebben meegekregen.

      • De interactie tussen genen en omgeving kan middels adoptiestudies en tweelingstudies worden onderzocht. De erfelijkheidscoëfficiënt geeft aan hoeveel erfelijk is.

      • Bij intelligentie spelen genen en omgeving een rol. Belangrijke aspecten uit de omgeving spelen: de gedeelde familie omgeving, verrijking/ontbering, ervaringen in het onderwijs.

      • Vijf persoonlijkheidsdimensies zijn extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, neuroticisme en openheid voor ervaringen. Erfelijkheid is aan persoonlijkheid gebonden.

      • Het reactie bereik (reaction range) is het bereik (de hoogste en laagste grenzen) van de mogelijkheden die de genetische code mogelijk maakt

      • Het genotype kan de omgeving op drie manieren beïnvloeden: (1) het genotype van ouders beïnvloedt de omgeving die zij voor hun kind creëren, (2) opgeroepen invloed (het genotype van het kind beïnvloedt hoe de omgeving op hem reageert), (3) door het genotype creëert het individu een omgeving, die de biologische aanleg versterkt.

      • Epigenetica onderzoekt veranderingen in genexpressie door omgevingsfactoren

      • Bij genetische screening moet men kijken naar de potentiële voordelen, hoe accuraat de screening is, en hoe men over de testresultaten moet worden geadviseerd.

      • Sommige evolutionaire variaties ontstaan door mutaties (toevallige) tijdens de celdeling.

      • Strategisch pluralisme houdt in dat veel gedragsstrategieën aangepast worden in bepaalde omgevingen.

      Hoofdstuk 4

      • Neuronen zijn de basis bouwblokken van het zenuwstelsel en hebben twee functies: het opwekken van elektrische energie om zenuwimpulsen te maken en het vrijlaten van chemicaliën om te communiceren met andere neuronen.

      • Je hebt sensorische, motorische, en inter-neuronen

      • Het perifere zenuwstelsel bevat alle neurale structuren die buiten de hersenen en het ruggenmerg liggen, en bestaat uit het somatische en automatische zenuwstelsel.

      • Het somatische zenuwstelsel bevat sensorische en motorische neuronen.

      • Het autonome zenuwstelsel neemt de interne lichaamsfuncties waar en bestaat uit het orthosympathische (activerende functie) en parasympathische zenuwstelsel (inhiberend)

      • Het centrale zenuwstelsel omvat de hersenen en het ruggenmerg

      • Dendrieten zijn takachtige vezels die informatie ontvangen en doorsturen. Een axon geleidt elektrische impulsen naar andere neuronen, en is omgeven door een myelineschede. Punten op het axon zonder myelineschede heten knopen van Ranvier.

      • In rusttoestand heeft een neuron een elektrisch rustpotentiaal. Bij een zenuwimpuls ontstaat een actiepotentiaal. Daarna wordt de ionische balans hersteld tot rusttoestand.

      • De ‘all-or-none law’ stelt dat een impuls minimaal de grenswaarde van -50 millivolt moet bereiken om effect te hebben. Impulsen onder deze grenswaarde zijn graded potentials.

      • Neurotransmitters zijn chemische substanties, en dragen in vijf stappen boodschappen over: synthese, opslag, vrijlating (exciterend of inhiberend), binding en deactivering.

      • Acetylcholine is een belangrijke neurotransmitter voor spieractiviteit en het geheugen.

      • Psychoactieve drugs veranderen bewustzijn, emotie en gedrag. Er zijn twee soorten drugs: agonisten (vergroten de activiteit van neurotransmitters) en antagonisten (stoppen of verminderen de activiteit van neurotransmitters).

      • Neuropsychologische testen geven informatie over het verband tussen hersenen en gedrag. Andere methoden om de hersenen te bestuderen zijn: vernietigende/ stimulerende technieken, elektrisch vastleggen hersenactiviteit, imaging technieken (CT, CAT MRI, PET, fMRI, fNIRS, EEG, TMS, TMG, en optogenese.

      • Je hebt verschillende hersenenstructuren, die allemaal een andere functie hebben. De hersenstructuren: hersenstam, medulla, pons, kleine hersenen, reticulaire formatie , grote hersenen, thalamus, hypothalamus, hypofyse, limbisch systeem , hippocampus, amygdala ,en corpus callosum.

      • De hersenschors bestaat uit vier kwabben: occipitaal, pariëtaal, frontaal en temporaal.

      • Er zijn een aantal cortices: motorische cortex, sensorische cortex, somatische sensorische cortex, associatiecortex, en prefrontale cortex

      • Het gebied van Wernicke is betrokken bij het begrijpen van taal. Het gebied van Broca speelt een rol bij het produceren van taal. Afasie (communicatieproblemen) kan het gevolg zijn van letsel aan één van beide gebieden.

      • Lateralisatie is de relatief grotere lokalisatie van een functie in één van de hersenhelften.

      • Neurale plasticiteit is het vermogen van neuronen om van structuur en functie te veranderen.

      • Neurogenese is de productie van nieuwe neuronen in het zenuwstelsel.

      • Het endocriene systeem omvat hormoonklieren

      Hoofdstuk 5

      • Gevoel (sensation) is het prikkel-waarnemingsproces waardoor onze zintuigen reageren en omgevingprikkels vertalen in zenuwprikkels. Waarneming (perception) is het actieve proces van het organiseren van, en betekenis geven aan de binnenkomende prikkel.

      • De absolute drempel is de laagste intensiteit, waarbij een prikkel in de helft van de gevallen wordt opgemerkt. Hoe lager de absolute drempel, hoe hoger de sensitiviteit.

      • De verschildrempel is het kleinste verschil tussen twee prikkels dat mensen in de helft van de gevallen kunnen waarnemen. Weber’s wet stelt dat de verschildrempel direct evenredig is aan de grootte van de prikkel waarmee de vergelijking wordt gemaakt.

      • Sensorische aanpassing is de verminderde sensitiviteit op een onveranderde prikkel.

      • Transductie is het proces, waarbij een prikkel wordt omgezet in een zenuwimpuls.

      • Lichtgolven komen het oog binnen via het hoornvlies. Hierachter zit de pupil en daaromheen zit de gekleurde iris. Achter de pupil bevindt zich een lens die kan accommoderen en het visuele beeld op het netvlies projecteert. Het netvlies heeft staafjes en kegeltjes waardoor het beeld kleur krijgt. De gele vlek bevindt zich in het midden van het netvlies en bevat enkel kegeltjes.

      • De fovea is een klein gebied in het midden van de gele vlek. Onze visuele scherpte is het grootst als het beeld direct op de fovea wordt geprojecteerd. We zien juist niets op de blinde vlek.
      • De duale procestheorie stelt dat er drie soorten kegeltjes zijn: blauwe, groene en rode. Elk kegeltje reageert met een hoog signaal als één van deze kleuren het oog binnenvalt en met een laag signaal als één van de tegenovergestelde kleuren het oog binnenvalt.

      • 2D informatie op het netvlies wordt door monoculaire en binoculaire aanwijzingen omgezet in 3D waarnemingen.

      • De frequentie van een geluidsgolf is het aantal geluidsgolven per seconde in Hertz en de amplitude is de afstand tussen de pieken en dalen van een geluidsgolf in decibel.

      • Het uitwendige oor bestaat uit de oorschelp en de gehoorgang. Via de gehoorgang gaan geluidsgolven naar het trommelvlies. Daarachter ligt het middenoor met de hamer, het aambeeld en de stijgbeugel die met het trommelvlies meetrillen en geluid versterken. Het ovale venster is de grens tussen het middenoor en binnenoor, bestaande uit het slakkenhuis en orgaan van Corti. Het orgaan van Corti bevat trilhaartjes, die de geluidsgolven omzetten in impulsen. In het binnenoor zit ook het evenwichtsorgaan

      • Het smaakzintuig reageert op vier kenmerken: zoet, zuur, zout en bitter. Umami versterkt de intensiteit van de andere smaken.

      • Kinesthesie is het zintuig van de spierbewegingen. Mensen kunnen minstens vier tastbare waarnemingen ervaren: druk, pijn, warmte en kou. Proprioceptie is het zintuig dat feedback geeft over de posities en bewegingen van de spieren en gewrichten.

      • Waarneming wordt op twee manieren gecreëerd: bottom-up (individuele elementen worden tot één waarneming gecombineerd) en top-down (zintuiglijke informatie wordt geïnterpreteerd in het licht van bestaande kennis).

      • Gestalt theoristen benadrukken figuur-grond relaties en de wetten van gelijkheid, nabijheid, sluiting en doorlopend verband.

      • Een prikkel wordt via een waarnemingsschema herkend. Waarnemingstandvastigheden maken het mogelijk om prikkels onder verschillende omstandigheden te herkennen.

      • Kritieke perioden zijn perioden bepaalde ervaringen moeten plaatsvinden om het waarnemingsvermogen en de hersenmechanismen normaal te laten ontwikkelen.

      Hoofdstuk 6

      • Bewustzijn is het besef van onszelf en de omgeving. Het is subjectief, privé, dynamisch, zelf-reflectief, centraal voor ons zelfbeeld en gelinkt aan selectieve aandacht.

      • Gecontroleerde (bewuste) processen kosten aandacht en moeite. Andere taken verlopen via automatische (onbewuste) processen en zijn vaak routine acties.

      • Verdeelde aandacht is het vermogen om meer dan één activiteit uit te voeren.

      • Bij priming wordt men (vaak onbewust) blootgesteld aan een stimulus, wat invloed heeft op de manier waarop men reageert op dezelfde of een andere stimulus

      • We hebben bewustzijn om een samenvatting te maken van alles wat er binnenkomt, om gevaren te kunnen inschatten, en om flexibel om te gaan met nieuwe situaties.

      • Voor het verwerken van visuele informatie bestaan twee banen in het brein: ‘vision-for-action’ (informatie voor bewegingen) en ‘vision-for-perception’ (voor objectherkenning).

      • Er zijn verschillende manieren waarop het bewustzijn voor een stimulus verminderd of juist vergroot kan worden (cocktailparty effect, dichotic listening, attenuation model, cross-modal effect, inattention blindness, change blindness)

      • Circadiaanse ritmes worden gereguleerd door de suprachiasmatische nuclei in de hypothalamus.

      • Tijdens het slapen is er een 90-minuten cyclus met verschillende stadia van hersenactiviteit: wakker (bèta golven), slaperig (alfa golven), stadium 1 (theta golven), stadium 2 (spindels), stadium 3 (delta golven), stadium 4 (delta golven)

      • REM (rapid eye movements) slaap wordt gekenmerkt door snelle oogbewegingen, een hoge arousal en veel dromen.

      • Naarmate we ouder worden, slapen we minder, neemt de REM slaap af, en bevindt je je minder tijd in stadium 3 en 4 van slaap.

      • De functie van slaap: restoration model (herstellen van fysieke en mentale vermoeidheid), evolutionaire/circadiaanse model (vergroten van de overlevingskans), memory consolidation (informatie naar het lange termijn geheugen verplaatsen).

      • Er zijn meerdere slaapgerelateerde problemen: slapeloosheid, narcolepsie, REM sleep behaviour disorder, en slaapapneu.

      • Er zijn meerdere theorieën over de functie van dromen: Freuds theorie (het doel van dromen is voldoen aan onbewuste behoeften), activatie-synthese theorie (dromen hebben geen functie en zijn een bijproduct van neurale activiteit), probleemoplossing droommodel en de cognitieve-proces droomtheorie.

      • Drugs kunnen het slaapritme aantasten.

      • Het brein probeert dan de balans (homeostase) te herstellen door een compenserende respons.

      • Depressants verlagen de activiteit van het zenuwstelsel en zorgen voor verminderde gevoelens van spanning of angst. Stimulantia vergroten neurale activiteit.

      • Opiaten zorgen voor pijnstilling en stemmingsveranderingen.

      • Hypnose is een staat van verhoogde suggestibiliteit die gedrag, ervaringen, en het geheugen kan veranderen

      Hoofdstuk 7

      • Leren is het proces waarbij ervaringen zorgen voor relatief langdurende en blijvende veranderingen in het gedrag en de vermogens van een organisme.

      • Na het herhaaldelijk aanbieden van een stimulus kan deze habitueren of sensitiseren.

      • Bij klassiek conditioneren leert men stimuli met elkaar associëren. De UCS (ongeconditioneerde stimulus) lokt een ongeconditioneerde respons (UCR) uit. Als een geconditioneerde stimulus (CS) wordt geassocieerd met een ongeconditioneerde stimulus (UCS), zorgt die voor dezelfde reactie = geconditioneerde respons (CR).

      • Klassiek conditioneren werkt het best als: CS-UCS paar herhaaldelijk voorkomt, UCS intens is, het door forward pairing gebeurt en het tijdsinterval tussen CS UCS kort is.

      • Bij extinctie dooft de CR uit als de CS meermaals voorkomt zonder de UCS. Bij spontaan herstel verschijnt de eerder uitgedoofde CR opnieuw na een rustperiode zonder conditionering.

      • Bij exposure therapie wordt een patiënt blootgesteld aan een CS die zorgt voor een angstreactie, zonder dat de UCS aanwezig is, waardoor extinctie optreedt.

      • Bij aversie therapie probeert men er door middel van een onaangename UCS voor te zorgen dat er afkeer ontstaat voor een stimulus die ongewenst gedrag veroorzaakt.

      • Thorndike’s law of effect:gedrag dat gevolgd wordt door een aangename consequentie komt vaker voor dan gedrag met een onaangename consequentie tot gevolg.

      • Bij operant conditioneren wordt gedrag beïnvloed door de gevolgen ervan. Er zijn twee soorten consequenties: bekrachtiging (versterking) en straf (afzwakking). Deze consequenties kunnen positief of negatief zijn.

      • Er bestaan twee soorten bekrachtigingsschema’s: continu (iedere respons wordt bekrachtigd) en partieel (een deel van de responsen wordt bekrachtigd; dit kan door ratio, vast, interval, en variabel).

      • De twee-factor theorie van vermijdingsleren stelt dat zowel klassieke als operante conditionering zorgt voor vermijdingsleren

      • Preparedness houdt in dat dieren en mensen biologische aanleg hebben om bepaalde associaties sneller te leren dan andere.

      • Latent leren komt pas

      • Read more