TentamenTests bij The Student’s Guide to Social Neuroscience van Ward - 2e druk
- Wat houdt sociale neurowetenschap in? - TentamenTests 1
- Welke methoden worden gebruikt in de sociale neurowetenschap? - TentamenTests 2
- Hebben sociale intelligentie en cultuur een evolutionaire oorsprong? - TentamenTests 3
- Meer TentamenTests - Hoofdstuk 4 t/m 11 (Exclusief voor wie volledige online toegang heeft)
Wat houdt sociale neurowetenschap in? - TentamenTests 1
Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1
MC vraag 1
Gedachten, gevoelens en gedragingen begrijpen en verklaren met behulp van de methoden en technieken van de neurowetenschap valt onder …
- Neuropsychologie
- Sociale psychologie
- Cognitieve psychologie
- Sociale neurowetenschappen
MC vraag 2
Er zijn verschillende meningen over of het ‘sociale brein’ onderscheiden kan worden van de andere functies die het brein uitvoert. Welke uitspraak hieronder is niet waar?
- Bepaalde cognitieve processen of hersengebieden zijn beperkt met betrekking tot de informatie die verwerken en de manier waarop dit verwerkt wordt (modulariteit)
- Een cognitief gebied of hersengebied is gespecialiseerd in het verwerken van een bepaalde soort informatie (domeinspecificiteit)
- Het ‘sociale brein’ is niet alleen gespecialiseerd in sociaal gedrag, maar draagt ook bij aan niet-sociale aspecten van cognitie (modulariteit)
- Er bestaat een eenvoudig mechanisme dat ervoor zorgt dat er correspondentie plaats vindt tussen de zelf en de ander (spiegelneuronen)
MC vraag 3
De term … houdt in dat een dat een soort verklaring door de tijd vervangen wordt door een andere, meer basale verklaring. De term … houdt in dat de natuur van cognitieve processen kan worden geprobeerd af te leiden uit neurowetenschappelijke data.
- Schone lei (blank slate), reverse interference
- Reductionisme, reverse interference
- Reverse interference, reductionisme
- Reductionisme, schone lei (blank slate)
Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1
MC vraag 1
D. Sociale neurowetenschappen
MC vraag 2
C. Het ‘sociale brein’ is niet alleen gespecialiseerd in sociaal gedrag, maar draagt ook bij aan niet-sociale aspecten van cognitie (modulariteit)
MC vraag 3
B. Reductionisme, reverse interference
Welke methoden worden gebruikt in de sociale neurowetenschap? - TentamenTests 2
Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 2
MC vraag 1
Welke dimensies spelen er mee in de belangrijkst methoden van cognitieve neurowetenschappen?
- Temporale resolutie: De nauwkeurigheid waarmee men kan meten waar een event plaats aan het vinden is
- Ruimtelijke resolutie: De nauwkeurigheid waarmee men kan meten wanneer een event plaats aan het vinden is
- Beide antwoorden zijn juist
- Beide antwoorden zijn onjuist
MC vraag 2
Position emission tomography (PET) …
- Heeft als type methode ‘opname’, is invasief en het gebruikte hersenkenmerk is ‘hemodynamisch’
- Heeft als type methode ‘opname’, is invasief en het gebruikte hersenkenmerk is electrisch
- Heeft als type methode ‘stimulatie, is non-invasief en het gebruikte hersenkenmerk is ‘hemodynamisch’
- Heeft als type methode ‘opname’, is non-invasief en het gebruikte hersenkenmerk is ‘electrisch’
MC vraag 3
Wat is een voordeel van observationele metingen?
- De metingen zijn direct gerelateerd aan neurale activiteit
- Er kunnen geen vooroordelen zijn van de observator
- Er worden gedachten en houdingen gemeten in plaats van gedrag
- Kan gebruikt worden wanneer het onmogelijk of ongepast is om instructies te geven aan de deelnemer4
MC vraag 4
Welk antwoord is correct met betrekking tot mentale chronometrie?
- Mensen kunnen het snelst 4+2=6 uitrekenen
- Mensen kunnen het snelst 4+3=7 uitrekenen
- Mensen kunnen het snelst 4+5=9 uitrekenen
- Er zit geen verschil in de snelheid waarmee mensen bovenstaande sommen uit kunnen rekenen
MC vraag 5
Hoe kun je de inter-rater reliability vergroten?
- Habituation
- Blind scoring
- Masking
- Preferential looking
MC vraag 6
Uit welke drie componenten bestaat een neuron?
- Cellichaam, dendrieten en een axon
- Cellichaam, dendrieten en een synaps
- Cellichaam, synaps en neurotransmitters
- Cellichaam, synaps en een actiepotentiaal
MC vraag 7
Als er een significant resultaat uit een test komt wanneer er eigenlijk geen echt effect hoort te zijn, waar is er dan sprake van?
- Externe validiteit
- Betrouwbaarheid
- Type I fout
- Type II fout
MC vraag 8
Het zenuwstelsel bestaat uit twee onderdelen, namelijk het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel. Uit welke onderdelen bestaan het perifere zenuwstelsel?
- Brein en ruggenmerg
- Brein en autonome zenuwstelsel
- Ruggenmerg en autonome zenuwstelsel
- Somatisch zenuwstelsel en autonome zenuwstelsel
MC vraag 9
Welk van de antwoorden is juist over de huidgeleidingsrespons (skin conductance response)?
- De definitie van huidgeleidingsrespons is ‘kleine veranderingen in het geleidingsvermogen door middel van licht zweten’
- Een andere term voor skin conductance response is galvanic skin response
- De electroden worden op twee vingertoppen geplaatst met gel ertussen
- Alle bovenstaande antwoorden zijn juist
MC vraag 10
Wat is een event-related potential (ERP) die gerelateerd is aan gezichtswaarneming?
- N170
- P300
- P440
- N400
MC vraag 11
Wat is waar met betrekking tot de ERP die gerelateerd is aan gezichtswaarneming?
- Het is niet alleen gevonden bij menselijke gezichten
- Het is niet gevonden bij schematische ‘smiley’ gezichten
- Het maakt niet uit of een gezicht bekend of niet bekend is
- Het is het sterkst bij de rechtse posterieure temporale electrode plekken
MC vraag 12
Welk antwoord is juist?
- Anterior en posterior betekenen respectievelijk voorkant en achterkant (ook wel rostral en caudal genoemd) en superior en inferior betekenen respectievelijk bovenkant en onderkant (ook wel dorsal en ventral genoemd)
- Anterior en posterior betekenen respectievelijk voorkant en achterkant (ook wel dorsal en ventral genoemd) en superior en inferior betekenen respectievelijk bovenkant en onderkant (ook wel rostral en caudal genoemd)
- Superior en inferior betekenen respectievelijk voorkant en achterkant (ook wel dorsal en ventral genoemd) en anterior en posterior betekenen respectievelijk bovenkant en onderkant (ook wel rostral en caudal genoemd)
- Superior en inferior betekenen respectievelijk voorkant en achterkant (ook wel rostral en caudal genoemd) en anterior en posterior betekenen respectievelijk bovenkant en onderkant (ook wel dorsal en ventral genoemd)
MC vraag 13
Wat valt onder de basal ganglia?
- Caudate nucleus, pons en globus pallidus. De caudate nucleus en pons samen heten striatum en de pons en globus pallidus samen heten lentiform nucleus
- Caudate nucleus, pons en globus pallidus. De caudate nucleus en pons samen heten lentiform nucleus en de pons en globus pallidus samen heten striatum
- Caudate nucleus, putamen en globus pallidus. De caudate nucleus en putamen samen heten striatum en de putamen en globus pallidus samen heten lentiform nucleus
- Caudate nucleus, putamen en globus pallidus. De caudate nucleus en putamen samen heten lentiform nucleus en de putamen en globus pallidus samen heten striatum
MC vraag 14
Welk onderdeel ligt niet in het limbische systeem?
- Cingulate cortex
- Amygdala
- Hippocampus
- Caudate nucleus
MC vraag 15
Wat is de goede volgorde van de fases van de hemodynamic response function (HRF)?
- Initial dip, undershoot en overcompensation
- Initial dip, overcompensation en undershoot
- Undershoot, overcompensation en initial dip
- Undershoot, initial dip en overcompensation
MC vraag 16
De HRF is … variabel tussen verschillende regio’s bij hetzelfde individu en … variabel tussen individuen.
- Minder, minder
- Minder, meer
- Meer, meer
- Meer, minder
Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 2
MC vraag 1
D. Beide antwoorden zijn onjuist
MC vraag 2
A. Heeft als type methode ‘opname’, is invasief en het gebruikte hersenkenmerk is ‘hemodynamisch’
MC vraag 3
D. Kan gebruikt worden wanneer het onmogelijk of ongepast is om instructies te geven aan de deelnemer4
MC vraag 4
A. Mensen kunnen het snelst 4+2=6 uitrekenen
MC vraag 5
B. Blind scoring
MC vraag 6
A. Cellichaam, dendrieten en een axon
MC vraag 7
C. Type I fout
MC vraag 8
D. Somatisch zenuwstelsel en autonome zenuwstelsel
MC vraag 9
D. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist
MC vraag 10
A. N170
MC vraag 11
B. Het is niet gevonden bij schematische ‘smiley’ gezichten
MC vraag 12
A. Anterior en posterior betekenen respectievelijk voorkant en achterkant (ook wel rostral en caudal genoemd) en superior en inferior betekenen respectievelijk bovenkant en onderkant (ook wel dorsal en ventral genoemd)
MC vraag 13
C. Caudate nucleus, putamen en globus pallidus. De caudate nucleus en putamen samen heten striatum en de putamen en globus pallidus samen heten lentiform nucleus
MC vraag 14
D. Caudate nucleus
MC vraag 15
B. Initial dip, overcompensation en undershoot
MC vraag 16
C. Meer, meer
Hebben sociale intelligentie en cultuur een evolutionaire oorsprong? - TentamenTests 3
Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 3
MC vraag 1
In een studie van Hermann, Call, Hernàndez-Lloreda, Hare en Tomasello (2007) werden mensen van twee en drie jaar oud vergeleken met iets oudere chimpansees en orang-oetans. Op welk vlak staken de mensen niet boven de andere groepen uit?
- Ruimtelijk geheugen
- Sociaal leren
- Communicatie
- Het staren van iemand volgen
MC vraag 2
Wat is de interpretatie van de ‘sociale intelligentie hypothesis’?
- Intelligentie wordt gemanifesteerd in het sociale leven
- Complexe samenleving MC vraagt om vergrote intelligentie
- Complexe samenleving kiest de specifieke karakteristieken van intelligentie
- Alle bovenstaande antwoorden zijn juist
MC vraag 3
Welke uitspraak is niet waar?
- Het brein van mensen kan maar circa 150 actieve sociale relaties aangaan
- Des te langer een dier erover doet om volwassen te worden, des te kleiner de kans dat dat dier beter aangepast is aan zijn omgeving en cultuur
- Des te groter het brein is, des te groter het aantal sociale relaties dat onderhouden kan worden
- Er is een sterke correlatie tussen sociale intelligentie en de grootte van het brein
MC vraag 4
Whiten en Van Schaik (2007) categoriseren sociaal aangeleerd gedrag van verschillende soorten in een ‘cultuur piramide’. De lagere niveaus komen meer voor in de natuur en de hogere niveaus ontwikkelen zich bovenop de lagere niveaus. Welk antwoord is op de juiste volgorde van laag naar hoog?
- Cultuur, cumulatieve cultuur, sociale informatie overdracht en tradities
- Cultuur, cumulatieve cultuur, tradities en sociale informatie overdracht
- Sociale informatie overdracht, tradities, cultuur en cumulatieve cultuur
- Sociale informatie overdracht, cultuur, cumulatieve cultuur en tradities
MC vraag 5
Welke term hoort bij de volgende definitie; een vorm van sociaal leren die gebaseerd is op het begrijpen van de doelen, intenties en mentale staat van individuen?
- Imitatie
- Mimicking
- Stimulus enhancement
- Contagion
MC vraag 6
Wat is niet waar over het visuele woordvorm gebied (VWFA)?
- Het gebied reageert meer op de visuele representatie van letterreeksen dan andere objecten
- Het gebied reageert op verzonnen letters
- Het gebied reageert op onbekende schrijfsystemen
- Het gebied is waarschijnlijk ontstaan doordat mensen eerst geen letterreeksen konden herkennen
MC vraag 7
Welke uitspraak is waar over het spiegelneuronen?
- Spiegelneuronen reageren wanneer een dier een actie doet en wanneer het dier een ander de actie ziet doen
- Spiegelneuronen reageren niet wanneer een dier een actie doet, maar wel wanneer het dier een ander de actie ziet doen
- Spiegelneuronen reageren wanneer een dier een actie doet, maar niet wanneer het dier een ander de actie ziet doen
- Spiegelneuronen reageren niet wanneer een dier een actie doet en ook niet wanneer het dier een ander de actie ziet doen
Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 3
MC vraag 1
A. Ruimtelijk geheugen
MC vraag 2
D. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist
MC vraag 3
B. Des te langer een dier erover doet om volwassen te worden, des te kleiner de kans dat dat dier beter aangepast is aan zijn omgeving en cultuur
MC vraag 4
C. Sociale informatie overdracht, tradities, cultuur en cumulatieve cultuur
MC vraag 5
A. Imitatie
MC vraag 6
D. Het gebied is waarschijnlijk ontstaan doordat mensen eerst geen letterreeksen konden herkennen
MC vraag 7
A. Spiegelneuronen reageren wanneer een dier een actie doet en wanneer het dier een ander de actie ziet doen
Meer TentamenTests - Hoofdstuk 4 t/m 11 (Exclusief voor wie volledige online toegang heeft)
- Ben je aangesloten bij JoHo, log dan in en lees hieronder verder voor de tentamentests bij hoofdstuk 4 t/m 11
- Nog niet aangesloten, sluit je dan eerst hier aan.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Concept of JoHo WorldSupporter
JoHo WorldSupporter mission and vision:
- JoHo wants to enable people and organizations to develop and work better together, and thereby contribute to a tolerant tolerant and sustainable world. Through physical and online platforms, it support personal development and promote international cooperation is encouraged.
JoHo concept:
- As a JoHo donor, member or insured, you provide support to the JoHo objectives. JoHo then supports you with tools, coaching and benefits in the areas of personal development and international activities.
- JoHo's core services include: study support, competence development, coaching and insurance mediation when departure abroad.
Join JoHo WorldSupporter!
for a modest and sustainable investment in yourself, and a valued contribution to what JoHo stands for
- 1503 keer gelezen
Work for JoHo WorldSupporter?
Volunteering: WorldSupporter moderators and Summary Supporters
Volunteering: Share your summaries or study notes
Student jobs: Part-time work as study assistant in Leiden
Search only via club, country, goal, study, topic or sector










Add new contribution