Uitingsvrijheid, ABRS 05-06-2002, JB 2002, 221                          

Rechtsvraag
a) Is er een beroep mogelijk op art. 7 lid 1 GW?
b) Is voorafgaande toestemming een gerechtvaardigde beperking op art. 7 lid 1?

Casus

Bij besluit van 24 maart 1999 heeft het college van B&W aan appellant bevolen om de posters, die appellant had aangebracht op een verkeersregelkast en op een gebouw, te verwijderen op straffe van bestuursdwang. De posters waren in strijd met een bepaling in de APV. Volgens deze APV-bepaling was het verboden om zonder toestemming van de rechthebbende op voorwerpen - als bomen, muren, deuren, schuttingen en andere erfafscheidingen - die zich op of aan de weg dan wel aan een openbaar water bevinden, letters, cijfers, tekens, afbeeldingen of spandoeken aan te brengen.
Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is op 22 juni 1999 door B&W ongegrond verklaard. Appellant heeft toen het bezwaar voorgelegd aan de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden.

Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden
De rechtbank heeft op 9 juli 2001 het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
De Rechtbank heeft overwogen dat de affiches handelsreclames bevatten als bedoeld in art. 7 lid 4 GW, zodat appellant geen beroep toekomt op bescherming van de vrijheid van meningsuiting. Ook is er geen bescherming van art. 10 EVRM.

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Op 9 augustus 2001 heeft appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De zitting was op 2 april 2002.
Appellant voert aan dat niet alle affiches uitsluitend handelsreclame bevatten, waardoor een beroep op art. 7 lid 1 mogelijk is. Met dit standpunt is de RvS het eens.

Appellant had voorafgaande toestemming nodig van de overheid voor het plakken van haar affiches. Dit heeft zij niet gedaan. Appellant voert aan dat deze voorafgaande toestemming in strijd is met art. 7 lid 1 GW, de vrijheid van meningsuiting. Dat is niet het geval. De voorafgaande toestemming is een beperking ter bescherming van de rechten van anderen, van art. 7 lid 1, welke beperking is geoorloofd op basis van art. 10 lid 2 EVRM.  
De Raad van State verklaart het hoger beroep ongegrond.