Acculturatie wordt beschouwd als een belangrijke variabele in de gezondheidspsychologie en gedragsgeneeskunde. Het wordt gedefinieerd langs twee dimensies, waarbij wordt gekeken naar de mate van contact en deelname aan de grotere samenleving en het behoud van erfgoedcultuur en identiteit. Aangenomen wordt dat het acculturatieproces vier uitkomsten heeft:
- Assimilatie waarbij de oude cultuur wordt afgewezen en de deelname aan de gastcultuur hoog is.
- Scheiding / traditionalisme waarin de oude cultuur behouden blijft, en deelname aan de gastcultuur laag is.
- Marginalisatie waarbij beide culturen worden afgewezen.
- Integratie waarbij de oorspronkelijke cultuur behouden blijft en deelname aan de gastcultuur is hoog.
Verschillende onderzoeken (in de VS) naar de correlatie tussen acculturatie en het gebruik van gezondheidsdiensten suggereren dat een grotere deelname aan (of aanpassing aan) de gastcultuur (d.w.z. integratie en assimilatie) verband houdt met meer gebruik. Het empirische bewijs voor dit verband in West-Europa is zwak. Verschillen ten opzichte van bevindingen uit de VS zijn te verwachten als gevolg van:
- Variaties tussen studies en landen met betrekking tot de historische achtergrond van migratie naar de VS en Nederland (bijv. slavernij, dekolonisatie of arbeidsmigratie).
- De definitie van de status van etnische minderheid (bv. gebaseerd op zelfidentificatie, religie, geboorteland of ras).
- Gezondheidszorgstelsels (bijvoorbeeld met of zonder huisartsen / huisartsen die als poortwachter dienen voor gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg, evenals verplichte ziektekostenverzekering in Nederland.
- Over het algemeen was er slechts een matig verband tussen acculturatie en zorggebruik, in die zin dat vooral de domeincommunicatie in het Nederlands gerelateerd was aan utilisatie en huisartsenzorg helemaal niet gerelateerd was aan acculturatie.
- Het gebruik van de gezondheidszorg is sterk gerelateerd aan subjectieve en objectieve metingen van de zorgbehoefte, namelijk zelfgerapporteerde gezondheidstoestand en het aantal chronische aandoeningen. Indien factoren zoals etnische achtergrond of acculturatie belangrijke determinanten zijn van het gebruik van gezondheidszorg, is dit in wezen een positieve observatie, aangezien dit kan worden aangevoerd als een indicator van gelijkheid in toegang tot gezondheidszorg.
- Onder de Turkse groep werd acculturatie over het algemeen in verband gebracht met het gebruik van geestelijke gezondheidszorg; meer communicatie in het Nederlands (binnen het eigen domein) werd geassocieerd met meer gebruik van geestelijke gezondheidszorg onder Turkse mannen, terwijl dit bij vrouwen het geval was voor sociale interactie.
- Bij Marokkanen ging meer emancipatie gepaard met minder opname van ambulante zorg (mannen) en meer communicatie in het Nederlands met minder geestelijke gezondheidszorg (mannen en vrouwen).
Hoe kan worden verklaard dat voor Marokkanen meer communicatie in het Nederlands is gerelateerd aan minder opname van de GGZ?
Dit resultaat kan een gevolg zijn van de methodiek die is gebruikt in het onderzoek. Hoewel er rekening werd gehouden met de algemene gezondheidstoestand, ontbrak een specifieke maatstaf voor de geestelijke gezondheid. Het kan zijn dat Marokkanen die beter in staat waren om in het Nederlands te communiceren, minder psychische stress ervoeren en daardoor een lagere GGZ-behoefte.
Add new contribution