Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (2)


Onderdeel A

Vraag 1

In de zaak Grzelczyk (zaak C-184/99) bepaalde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat lidstaten onderdanen uit andere lidstaten die in hun land verblijven het EU-burgerschap moeten verstrekken.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 2

Het Economisch en Sociaal Comité is onderdeel van het Europees Parlement en heeft een wetgevende taak.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 3

Waarvan is het Bierarrest (zaak 178/84) een goed voorbeeld?

  1. Het HvJ EU als motor van integratie door middel van negatieve integratie.
  2. Het HvJ EU als motor van integratie door middel van positieve integratie.

Vraag 4

Lees de volgende woorden van Robert Schuman: “De vereniging van Europa kan niet zomaar worden verwezenlijkt en ook niet door een allesomvattende schepping tot stand worden gebracht: het verenigd Europa moet worden opgebouwd door middel van concrete verwezenlijkingen, waarbij feitelijke solidariteit als uitgangspunt moet worden genomen.”

Wat bedoelt Schuman met de feitelijke solidariteit?

  1. De juridische afhankelijkheid tussen de lidstaten van elkaar en de afhankelijkheid tussen de lidstaten, burgers en bedrijven.
  2. Een gedeelde identiteit in een Europese Superstaat die stapsgewijs gaat worden opgericht.

Vraag 5

Indien een richtlijn voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is, kan een individu of rechtspersoon zich hier op beroepen voor de nationale rechter vanaf de inwerkingtreding.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 6

Het Europese recht heeft voorrang boven het nationale recht. Daarom mag het HvJ EU strijdig nationaal recht vernietigen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 7

Conforme interpretatie van het Unierecht kan dienen als grondslag voor een contra legem uitleg van het nationale recht.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 8

Welke uitspraak is de juiste?

  1. Het primaire Unierecht heeft voorrang op het secundaire Unierecht.
  2. Het Unierecht heeft voorrang op het Nederlandse recht, zolang het Unierecht voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is.

Vraag 9

Welke stelling over prejudiciële vragen is de juiste?

  1. De hoogste nationale rechter moet altijd prejudiciële vragen stellen aan het HvJ EU als er getwijfeld wordt over de correcte interpretatie van het Unierecht, tenzij er sprake is van een acte clair of een acte éclairé.
  2. Een lagere nationale rechter moet eerst toestemming vragen aan de hoogste nationale rechter voordat hij prejudiciële vragen mag stellen aan het HvJ EU.

Vraag 10

Wanneer kan een onderneming zich tot het HvJ EU wenden?

  1. Als de onderneming rechtstreeks en individueel geraakt wordt door een besluit van de Nederlandse regering waarin nationaal recht toegepast wordt gebaseerd op een richtlijn.
  2. Als de Europese Commissie een besluit aanneemt op grond waarvan de betrokken onderneming en haar handelspartners wegens inbreuk op de Europese mededingingsregels een geldboete moeten betalen.

Vraag 11

Welke stelling is onjuist?

  1. In de zaak Tabaksreclame (zaak C-376/98) begon Duitsland een actie tot nietigverklaring tegen een richtlijn over tabaksreclame op grond van het huidige artikel 263 VWEU (toen 173 EG-Verdrag).
  2. In het arrest Deutsches Reinheitsgebot (Bierarrest, zaak 178/84) begon Nederland een inbreukprocedure tegen Duitsland op grond van het huidige artikel 258 VWEU (toen 169 EEG-Verdrag).

Vraag 12

Op 15 september 2010 is in het Publicatieblad van de EU het Commissiebesluit 2010/20 gepubliceerd. In dit besluit wordt lidstaat Nederland door de Commissie gekort op de jaarlijkse financiële bijdrage vanuit de EU. De provincie Flevoland heeft veel werkgelegenheidsprojecten die EU-gelden ontvangen en wil dit besluit van de Commissie ongedaan maken. Daarom stelt de provincie Flevoland een beroep tot nietigverklaring op grond van artikel 263 VWEU in bij het HvJ EU.

Welke stelling is juist?

  1. De provincie is de geprivilegieerde partij en moet ontvankelijk verklaard worden door het HvJ EU.
  2. De provincie kan alleen ontvankelijk worden verklaard als zij aannemelijk maakt dat zij rechtstreeks en individueel geraakt is.

Vraag 13

In de zaak Annibaldi (zaak C-309/96) besliste het Hof van Justitie van de EU dat het EVRM was geschonden.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 14

Op 30 oktober 2009 wordt Mr. Paul opgepakt in Nederland op verdenking van het plegen van internationale misdrijven. Zijn land van herkomst, ‘Verweggia’, verzoekt aan Nederland om zijn uitlevering. Rapporten van mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International wijzen er echter op dat in ‘Verweggia’ verdachten van internationale misdrijven het risico lopen ter dood te worden veroordeeld. Nadat Nederland desalniettemin besluit Mr. Paul uit te leveren aan ‘Verweggia’, dient laatstgenoemde een klacht in bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Met zes stemmen tegen één concludeert het Hof dat Nederland een aantal bepalingen van het EVRM zal schenden indien het besluit tot uitlevering over te gaan. De Nederlandse EHRM-rechter is het niet eens met de uitkomst van de zaak en wil zijn mening – die afwijkt van die van de meerderheid – kenbaar maken. Wat kan de Nederlandse rechter in een dergelijk geval doen?

  1. Hij kan een dissenting opinion schrijven.
  2. Hij kan een concurring opinion schrijven.

Vraag 15

Welk juridisch instrument werd ingezet om het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) op te zetten?

  1. Een multilateraal internationaal verdrag tussen de lidstaten, die de Euro gebruiken.
  2. Een besluit van de ER.

Vraag 16

Het Verdrag van Maastricht heeft bepaald dat de derde stap van de EMU op 1 januari 1999 zou ingaan.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 17

Welk van de onderstaande landen hoort niet in het rijtje van “Member States with a derogation” met betrekking tot de EMU?

  1. Het Verenigd Koninkrijk
  2. Polen
  3. Zweden
  4. Denemarken

Vraag 18

Hoe wordt de voorzitter van de Europese Raad verkozen?

  1. Door middel van unanimiteit door de Europese Raad.
  2. Door middel van een gekwalificeerde meerderheid door de Raad.
  3. Door middel van unanimiteit door de Commissie.
  4. Door middel van een gekwalificeerde meerderheid door de Europese Raad.

Vraag 19

Wat houdt het attributiebeginsel in?

  1. Dat de EU alleen mag handelen als de verdragen dit toestaan.
  2. Dat de EU alleen mag handelen als er geen alternatieven beschikbaar zijn.
  3. Dat de EU bevoegdheden overdraagt aan de lidstaten.
  4. Dat de Europese Commissie het initiatiefrecht voor wetgeving overdraagt aan het Europees Parlement.

Vraag 20

Wat is geen taak van de Raad?

  1. De Raad stelt samen met het Parlement Europese wetgeving vast.
  2. De Raad ziet toe op de eerbiediging en de toepassing van de regelgeving en de oprichtingsverdragen van de Europese Unie.
  3. De Raad bepaalt en coördineert het beleid van de EU.
  4. De Raad stelt samen met het Europees Parlement de Europese begroting vast.

Vraag 21

Wat was voor Frankrijk de belangrijkste reden om een half jaar lang niet deel te nemen aan de vergaderingen van de Raad in 1965?

  1. De Fransen wilden daarmee voorkomen dat er in de Raad zou worden overgegaan tot meerderheidsbesluitvorming.
  2. De Fransen wilden voorkomen dat het VK zou kunnen toetreden tot de Gemeenschap.
  3. De Fransen wilden voorkomen dat Straatsburg zou worden opgegeven als de plaats waar het Parlement vergaderde.
  4. De Fransen wilden protesteren tegen de mogelijke discriminatie van de Franse student Grzelczyk in België.

Vraag 22

De afgelopen twee jaar is geconstateerd dat in het luchtruim van de lidstaten van de EU ernstige vervuiling wordt veroorzaakt door vrachtwagens van internationale transportbedrijven. De Europese Commissie wil dit probleem graag aanpakken en een wetsvoorstel maken zonder de werking van de interne markt aan te tasten. In het wetsvoorstel wordt neergelegd dat tegen het jaar 2050 elke vrachtwagen over een nieuw type dieselmotor moet beschikken die veel minder vervuilend is. Op welke rechtsbasis zou een dergelijke wet kunnen berusten?

  1. Artikel 87 van het VWEU.
  2. Artikel 193 van het VWEU
  3. Artikel 114 van het VWEU.
  4. Artikel 196 van het VWEU.

Vraag 23

Welke stelling is onjuist?

  1. Het VEU en het VWEU hebben een gelijke positie in de hiërarchie van het Unierecht.
  2. Verordeningen en Richtlijnen zijn altijd secundair Unierecht.
  3. De algemene beginselen van het Unierecht vormen secundair Unierecht.
  4. Het Handvest voor de Grondrechten van de EU vormt primair Unierecht.

Vraag 24

Welke instelling heeft in beginsel een monopolie op het initiatiefrecht voor het indienen van nieuwe wetsvoorstellen?

  1. Europees Parlement.
  2. Europese Commissie.
  3. Raad.
  4. Europese Raad.

Vraag 25

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

  1. Een verordening is verbindend in al haar onderdelen, heeft steeds rechtstreekse werking in de rechtsordes van de lidstaten en heeft een algemene strekking.
  2. Richtlijnen en verordeningen zijn altijd wetgevend van aard.
  3. Een richtlijn verplicht de lidstaten om de bepalingen ervan om te zetten in normen van nationaal recht en is steeds verbindend ten aanzien van die lidstaten.
  4. Adviezen en aanbevelingen hebben rechtstreekse werking.

Vraag 26

Strawberry is sinds jaren de grootste techgigant in Nederland en de Strawberrygadgets zijn erg gewild bij jongeren. De mobieltjes met het bekende Strawberrylogo kleuren het straatbeeld. Echter, na verscheidene klachten van artsen heeft de Decibelvereniging de mobieltjes onderzocht en blijktdat deze volumes tot 100dB toelaten. Volgens Richtlijn 33/2012 moet het volume van geluidsdragers echter begrensd worden op 80dB. Nederland blijkt de richtlijn nog niet te hebben omgezet in Nederlands recht, ook al is de implementatietermijn reeds verlopen. Wat zou de Decibelvereniging kunnen doen?

  1. De Vereniging kan Nederland voor het Hof van Justitie dagen op basis van niet-omzetting van de richtlijn.
  2. De Vereniging kan de Europese Commissie op basis van niet-omzetting van de richtlijn vragen een onderzoek te starten tegen Nederland.
  3. Op basis van het overtreden van Europese wetgeving een klacht indienen tegen Strawberry bij de Europese Commissie.
  4. De Vereniging kan op basis van het overtreden van Europese wetgeving Strawberry voor het Hof van Justitie dagen.

Vraag 27

Wat moet iedere nationale rechter doen als een nationale maatregel strijdig is met Europees recht?

  1. Hij moet nationale maatregelen voorrang geven boven Europees recht.
  2. Hij moet nationale maatregelen wegens strijd met het Europees recht buiten toepassing laten.
  3. Hij moet een afweging maken tussen het belang van Europees recht en nationaal recht.
  4. Hij moet een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie.

Vraag 28

In het arrest Costa tegen ENEL (Zaak 6/64) besliste het HvJ EU dat:

  1. Europees recht voorrang heeft boven elk nationaal recht dat strijdig is met dat recht.
  2. Europees recht nooit voorrang heeft boven de Grondwet van lidstaten.
  3. Richtlijnen niet omgezet hoeven te worden in nationale wetgeving.
  4. Uit het niet eerbiedigen van de implementatietermijn staatsaansprakelijkheid volgt.

Vraag 29

Wat werd beslist in Van Gend & Loos (Zaak 26/62)?

  1. Dat kwantitatieve invoerbeperkingen en maatregelen gelijke werking hebben.
  2. Dat de hoedanigheid van Unieburger de primaire hoedanigheid van EU-onderdanen is.
  3. Dat de bepalingen uit EU-verdagen rechtstreekse werking kunnen hebben.
  4. Wat wederzijdse erkenning inhoudt.

Vraag 30

Welke partij is bij een actie tot nietigverklaring geen geprivilegieerde partij?

  1. Europese Raad.
  2. Europese Commissie.
  3. Europees Parlement.
  4. Raad van de Europese Unie.

Vraag 31

In welke van deze zaken wordt niet ingegaan op staatsaansprakelijkheid?

  1. In de gevoegde zaken C-46/93 en C-48/93 Brasserie du Pecheur SA.
  2. In de zaak 178/84 Commissie tegen Duitsland, Deutsches Reinheitsgebot (Bierarrest).
  3. In de zaak C-91/92 Paola Faccini Dori tegen Recreb Srl.
  4. In de zaak C-6/90 en C-9/90 Andrea Francovich en Daniela Bonifaci tegen Italiaanse Republiek.

Vraag 32

Welke van de volgende verdragsbepalingen stelt een individu in staat om onder bepaalde voorwaarden zelf een zaak aanhangig te maken bij het HvJ EU?

  1. Art. 258 VWEU.
  2. Art. 259 VWEU.
  3. Art. 263 VWEU.
  4. Art. 267 VWEU.

Vraag 33

De Nederlandse wetgever heeft nagelaten een richtlijn die voorzag in subsidies voor landbouwers tijdig te implementeren. Omdat agrariërs hierdoor subsidies mislopen, wensen zij de Nederlandse Staat aansprakelijk te stellen. Welke van de volgende hypotheses is hierbij correct?

  1. Op grond van artikel 340 VWEU kan de Nederlandse Staat aansprakelijk worden gesteld tot vergoeding van alle schade die zij bij de niet-tijdige omzetting van de richtlijn veroorzaakt heeft.
  2. Indien de richtlijn bepalingen omvat die rechten toekennen aan particulieren en er een direct causaal verband bestaat tussen niet-tijdige omzetting van de richtlijn en de geleden schade kan de Nederlandse Staat aansprakelijk gesteld worden.
  3. Een vordering tot schadevergoeding tegen Nederland moet steeds voor het Gerecht ingesteld worden.
  4. Alleen als een voldoende gekwalificeerde schending van Europees Unierecht aangetoond kan worden zal Nederland aansprakelijk zijn. Het niet omzetten van een richtlijn is op zich geen voldoende gekwalificeerde schending.

Vraag 34

Wat is geen voorwaarde voor het vaststellen van staatsaansprakelijkheid van lidstaten ten opzichte van particulieren in verband met een schending van het Europees recht?

  1. De particulier moet zijn klacht binnen zes maanden indienen.
  2. Er moet een causaal verband zijn tussen de schade van een Europeesrechtelijke norm en de geleden schending.
  3. Er moet sprake zijn van een schending die voldoende gekwalificeerd is.
  4. Particulieren dienen hun schade zoveel mogelijk te beperken.

Vraag 35

Welke stelling over het EU-Handvest van de Grondrechten is de juiste?

  1. Bij de interpretatie van de rechten uit het Handvest mag het Hof van Justitie EU méér bescherming toekennen vereist op grond van het EVRM.
  2. Het Handvest is een secundaire rechtsbron binnen de rechtsorde van de EU.
  3. De instellingen van de EU en de lidstaten zijn altijd gebonden aan het Handvest.
  4. Het Handvest is bij het Verdrag van Lissabon afgekondigd en opgesteld.

Vraag 36

Wat is geen voorwaarde voor ontvankelijkheid genoemd in het EVRM?

  1. De nationale rechtsmiddelen moeten zijn uitgeput.
  2. De klacht moet tegen een EU-lidstaat gericht zijn.
  3. De klager moet wezenlijk nadeel geleden hebben.
  4. Een klacht mag niet kennelijk ongegrond zijn.

Vraag 37

Welke stelling over de zaak Vejdeland t. Zweden (2010) is onjuist?

  1. Het EHRM oordeelde in de zaak Vejdeland dat de inbreuk op art. 10 EVRM gerechtvaardigd kon worden.
  2. Het EHRM stelde in de zaak Vejdeland unaniem vast dat art. 10 EVRM niet geschonden was.
  3. Diverse andere EVRM Verdragspartijen intervenieerden in de zaak Vejdeland.
  4. Het EHRM oordeelde in de zaak Vejdeland dat de inbreuk op art. 10 EVRM noodzakelijk was in een democratische samenleving.

Vraag 38

Welk van de onderstaande stellingen omtrent het toezicht op de naleving van het EVRM is juist?

  1. Het aanvaarden van een individueel klachtrecht voor het EHRM is niet verplicht.
  2. Protocol 15 geeft het EHRM de mogelijkheid om een klacht niet-ontvankelijk te verklaren als de klager geen aanzienlijk nadeel heeft geleden.
  3. Protocol 14 zorgt dat ook de Europese Unie toetreedt tot het EVRM.
  4. De stijgende werkdruk bij het EHRM zorgt dat klachten meestal door een Kamer van Zeven Rechters worden gewezen.

Vraag 39

Welk van de onderstaande stellingen beschrijft het beste de term margin of appreciation?

  1. Op grond van de margin of appreciation stelt het Hof zichterughoudend op in situaties waarin de nationale autoriteiten beter de belangen tegen elkaar af kunnen wegen.
  2. De margin of appreciation geeft de eensgezindheid over een bepaald onderwerp in de EU weer: hoe meer eensgezindheid, hoe ruimer de margin.
  3. De margin of appreciation is ontwikkeld als onderdeel van sociaaleconomische maatregelen.
  4. De margin of appreciation houdt in dat de lidstaten deels hun soevereiniteit hebben moeten opgeven door het EVRM te ratificeren,.

Vraag 40

Welk van de onderstaande organen maakt geen onderdeel uit van de Europese Centrale Bank?

  1. Directie.
  2. Raad van Bestuur.
  3. Raad voor Monetair Advies.
  4. Algemene Raad.

Onderdeel B

Op een mooie namiddag in maart 2014 staat Julia Tiszokaut aan de bushalte aan de hoofdstraat in Rostock op de bus te wachten. Een gedrongen mannetje met een grote snor spreekt haar aan en stelt zich voor als verkoper van de De Duitsograaf. Hij biedt haar een eenjarig abonnement aan voor slechts een derde van de prijs. Julia vindt dit een prima aanbod en tekent meteen. Later thuis, wanneer zij het contract goed doorleest, komt zij evenwel tot de vaststelling dat het abonnement niet is wat zij verwacht had. Weliswaar ontvangt zij De Duitsograaf, maar steeds een dag te laat, oud nieuws dus. Op dinsdag zou ze de krant van maandag krijgen. Om begrijpelijke redenen wenst zij het abonnement dan ook met onmiddellijke ingang te beëindigen. Hiertoe biedt het contract echter geen mogelijkheid. Haar vriendin, Erasmus-studente Jo Brotchen, beweert dat er alsnog een manier zou zijn om van het contract af te komen. Blijkbaar bestaat er een Europese richtlijn waarin is opgenomen dat de lidstaten in hun wetgeving zeker moeten stellen dat verkopers te allen tijde de koper op bijzondere, onverwachte onderdelen van koopcontracten moeten wijzen. “Dat zou hier toch het geval moeten zijn. Wie wil er immers de krant van gisteren lezen?”, denkt Julia. De richtlijn in kwestie moest ten laatste op 1 januari 2014 omgezet worden in nationaal recht. De Duitse wetgever heeft dit tot op heden echter nagelaten, waardoor de bijzondere informatieverplichting thans nog geen deel uitmaakt van het Duitse recht. Jo en Julia vragen zich af wat dit nu betekent. Kunnen ze naar de rechter stappen en zich op de richtlijn beroepen? Wat moet die rechter doen? En, als dit allemaal nergens naar toe leidt, kunnen ze Duitsland dan aansprakelijk stellen voor hun verlies – het abonnement kost namelijk 300€ per jaar? Veel geld voor een student, vindt Julia alvast. Verwijs in uw juridisch advies naar de relevante wetsartikelen en rechtspraak.

Antwoordindicatie onderdeel A

  1. B

  2. B

  3. A

  4. A

  5. B

  6. B

  7. B

  8. A

  9. A

  10. B

  11. B

  12. B

  13. B

  14. B

  15. A

  16. A

  17. B

  18. D

  19. A

  20. B

  21. A

  22. C

  23. C

  24. B

  25. B&C

  26. B

  27. B

  28. A

  29. C

  30. A

  31. B

  32. C

  33. B

  34. A

  35. A

  36. B

  37. C

  38. C

  39. A

  40. C

Antwoordindicatie onderdeel B

Oriëntatie Casus

Allereerst is een Richtlijn niet (tijdig) geïmplementeerd in de nationale rechtsorde. De lidstaat, in dit geval Hongarije, heeft dit nagelaten. De betreffende richtlijn maakt het mogelijk om als particulier onder een geldig contract uit te komen, op voorwaarde dat dat contract bijzondere of onverwachte onderdelen bevat en de verkoper niet uit zichzelf op deze voorwaarden wijst. In casu kan men van een dergelijk contract spreken. Ten tweede bestaat het contract tussen twee particulieren, te weten tussen het bedrijf dat het abonnement heeft verkocht, en Anna. Dit heeft effect op de toepasbaarheid van de Richtlijn tussen Anna en de verkoper, het gaat hier om een horizontale situatie. Ten derde heeft een particulier schade geleden door de niet-implementatie van een richtlijn. Deze schade kan Anna theoretisch proberen te verhalen door middel van een schadevergoedingsactie tegen de lidstaat, in dit geval Hongarije. De hele casus lijkt op het Faccini Dori arrest. Van studenten wordt verwacht dat ze deze drie aspecten herkennen en benoemen en dat ze een juridische oplossing voor Anna’s problemen op grond van deze drie aspecten ontwikkelen onder verwijzing naar de besproken verdragsartikelen en rechtspraak.

Puntenschema:

  • De zaak lijkt op het arrest Faccini Dori: 0,5

  • Richtlijnen kunnen geen directe verplichtingen aan particulieren opleggen / er is geen horizontale werking van richtlijnen: (1)

    • Noem art 288 VWEU: 0,5

    • Noem Marshall of Marleasing: 0,5

    • Toepassing: GEEN horizontale rechtstreekse werking t.o.v. Onderneming: 0,5

    • Uitleg van de voorwaarden van rechtstreekse werking (onvoorwaardelijk en nauwkeurig): 0.5

  • De rechter moet de richtlijn uitleggen in het licht van het EU recht: 1

    • Noem richtlijnconforme interpretatie / indirecte werking: 0,5

    • Noem Marleasing: 0,5

    • Dit volgt uit het beginsel van loyale samenwerking: 0,5

    • BONUS: het beginsel van loyale samenwerking volgt uit art. 4(3) VEU: 0,5

    • BONUS: er is geen contra legem interpretatie toegestaan: 0,5

  • Het beginsel van Staatsaansprakelijkheid: 0,5

    • Noem Francovich: 0,5

    • Vermeld dat voorwaarden in Brasserie zijn aangepast: 0,5

    • Noem en pas voorwaarden toe:

  • Rechten aan particulieren toekennen: 0,5

  • Voldoende gekwalificeerde schending (richtlijn niet omgezet) : 0,5

  • Causaal verband schade - schending: 0,5

  • Een particulier moet de schade beperken: 0,5

    • Conclusie: schadevergoeding op grond van staatsaansprakelijkheid is mogelijk of niet: 0,5

  • BONUS:

    • Noem Simmenthal: 0,5; en het buiten toepassing verklaren van de nationale regel: 0,5

    • Julia kan de Europese Commissie vragen om op grond van artikel 258 VWEU actie te ondernemen: 0,5.

Je krijgt aftrek voor taalfouten. Je kan maximaal 2 punten aftrek krijgen voor taalfouten in je antwoord. Per soort fout (spelling, grammatica, stijl en structuur) wordt 1 punt afgetrokken.

Vindplaatsen:

  • Hoofdstuk 8 - Rechtsverhoudingen bij rechtstreekse werking

  • Hoofdstuk 8 - Rechtsgevolgen van rechtstreekse werking en voorrang van EU-recht

  • Hoofdstuk 8 - Conforme interpretatie

  • Hoofdstuk 8 - Staatsaansprakelijkheid

  • Hoofdstuk 9 - Acties tegen lidstaten.

  • Hoofdstuk 10 - Wetgeving, uitvoering en controle

Berekening punten Onderdeel B

Je kan nooit meer dan tien punten voor onderdeel b van dit tentamen verkrijgen. Het volgende rekenschema wordt toegepast:

  • punten uit schema + bonuspunten = tussenresultaat (maximaal 10 punten).

  • tussenresultaat – aftrek taalfouten = eindresultaat onderdeel B tentamen.

Opmerkingen over antwoorden open vraag

In veel antwoorden stonden vaak lange inleidingen of lange samenvattingen van de arresten. Let op, vaak voegen dergelijke samenvattingen en inleidingen weinig toe aan het antwoord. Je verdient hiermee geen punten behalve als dit inhoudelijk antwoord geeft op de vraag.

Artikel 340 VWEU was niet de grondslag van het arrest Francovich. Artikel 340 VWEU gaat over de aansprakelijkheid van de EU zelf en niet over die van de lidstaten. Het HvJ EU zag het artikel als een voorbeeld van schadevergoeding en liet zich hierdoor inspireren tijdens zijn redenering dat Staatsaansprakelijkheid behoort tot de algemene beginselen van Unierecht.

Artikel 263 en 264 VWEU zijn procedures om rechtshandelingen van de EU zelf te toetsen (de nietigverklaring van Europese rechtshandelingen). Deze procedures kunnen niet worden gebruikt om nationale handelingen te toetsen op hun rechtmatigheid. Het HvJ EU kan daarom geen nationale besluiten / rechtshandelingen ‘vernietigen’. Maak een duidelijk onderscheid tussen de toetsing van EU- recht (is hier secundair recht in strijd met primair recht?) en de toetsing van het nationale recht (is nationaal recht strijdig met Europees recht?).

Page access
Public
How to use and find summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  3. Search tool: quick & dirty - not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is available at the bottom of most pages or on the Search & Find page
  4. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Quick links to WorldSupporter content for universities in the Netherlands

Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.