Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (1)


Onderdeel A

Vraag 1

De doelstellingen van de Verdragen kunnen op grond van artikel 352 lid 1 VWEU worden aangevuld.

  1. Juist
  2. Onjuist.

Vraag 2

Het HvJ EU heeft in de zaak Grzelczyk (C-184/99) bepaald dat lidstaten EU-burgers in beginsel gelijk moeten behandelen aan hun eigen onderdanen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 3

De voorzitter van de Raad wordt voor een termijn van zes maanden verkozen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 4

Welke stelling over het attributiebeginsel is juist?

  1. Volgens het attributiebeginsel moet elk besluit van de Unie een geldige rechtsgrondslag of rechtsbasis in een specifieke bepaling van de Verdagen hebben.
  2. Het attributiebeginsel impliceert dat de instellingen een algemene wetgevingsbevoegdheid hebben.

Vraag 5

Welke stelling is de juiste?

  1. Een besluit verbindt slechts de uitdrukkelijk vermelde geadresseerden, een verordening is steeds algemeen verbindend.
  2. Een richtlijn kan alleen in een monistisch stelsel rechtstreekse werking hebben in de nationale rechtsorde.

Vraag 6

Studenten in heel Europa hebben het moeilijk. Ze hebben te lijden onder maatregelen zoals het leenstelsel, het bindend studieadvies en de langstudeerboete. Een aantal studenten afkomstig uit verschillende EU landen organiseert een burgerinitiatief. Het initiatief is succesvol: meer dan twee miljoen studenten uit zes verschillende EU lidstaten ondertekenen het initiatief waarin de Commissie verzocht wordt een wetsvoorstel in te dienen waarbij de lidstaten gedwongen worden om het hoger onderwijs toegankelijker te maken voor alle studenten, met name voor de minder bedeelden. Uiteindelijk nemen de Raad en het Europees Parlement een verordening aan, waarvan artikel 10a stelt: ‘De lidstaten vergemakkelijken de toegang tot het hoger onderwijs.’

Piet Jansen, een student Rechtsgeleerdheid, kan maar net leven van zijn basisbeurs en daagt de Nederlandse Staat voor de rechter. Hij wil een hogere vergoeding. Heeft zijn actie kans van slagen?

  1. Nee, het Hof bepaalde dat actieve verplichtingen nooit rechtstreekse werking kunnen hebben.
  2. Nee, de bepaling in de verordening is niet voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk.

Vraag 7

Engeland eist van aanvragers tot gezinshereniging dat een inburgeringsexamen met succes wordt afgelegd. De Europese Commissie is van mening dat deze inburgeringseis strijdig is met artikel 3 lid 6 van Richtlijn 2006/78/EG inzake het recht op gezinshereniging. Welke stelling is onjuist?

  1. De Europese Commissie kan een inbreukprocedure beginnen tegen Engeland op basis van artikel 258 VWEU.
  2. De Europese Commissie moet een inbreukprocedure beginnen tegen Engeland op basis van artikel 258 VWEU.

Vraag 8

Welke stelling over staatsaansprakelijkheid is de juiste?

  1. Het HvJ EU stelt de hoogte van de schadevergoeding vast en beslist wanneer er sprake is van staatsaansprakelijkheid in verband met het niet correct implementeren van EU-wetgeving.
  2. Het is de taak van de betreffende lidstaat om in het kader van het nationale aansprakelijkheidsrecht de gevolgen van de schade als gevolg van incorrecte implementatie van Uniewetgeving ongedaan te maken.

Vraag 9

Welke stelling is onjuist?

  1. Aanbevelingen kunnen op grond van artikel 263 VWEU door het HvJ EU vernietigd worden.
  2. De Unie kan aansprakelijk gesteld worden voor schade die haar personeelsleden of instellingen in de uitoefening van hun functies veroorzaken.

Vraag 10

In de zaak Michael Schwarz (C-291/12) oordeelde het HvJ EU dat de zaak waarop de vraag van de verwijzende rechter betrekking had, niet binnen de reikwijdte van het Unierecht paste.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 11

De fundamentele rechten behoren tot de algemene beginselen waar het HvJ EU de eerbiediging van verzekert.

  1. Juist.
  2. Onjuist

Vraag 12

In 1950 werd aangenomen dat het EVRM enkel positieve verplichtingen oplegt aan lidstaten.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 13

Tijdens de zomer van 2014 ontmoet de Leidse rechtenstudent Leo op vakantie de Spaanse Anna. Na een paar dagen samen scheiden hun wegen: Leo keert terug naar Nederland en Anna neemt haar leven in Spanje weer op. Na enkele maanden contact te hebben onderhouden via Skype wil het inmiddels stapelverliefde stel graag samen gaan wonen in Nederland. De aanvraag voor een verblijfsvergunning voor Anna wordt echter afgewezen, omdat zij niet geslaagd is voor het Nederlandse inburgeringsexamen. Anna en Leo vechten dit besluit aan bij de ABRvS, maar tevergeefs: in juni 2016 wordt het besluit tot afwijzing bevestigd. Eind maart 2015, tijdens het vak Inleiding Europees Recht, hoort Leo over de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij het EHRM. Hij vermoedt dat hun klacht een goede kans heeft, nu een inbreuk op het recht op eerbiediging van hun familieleven heeft plaatsgevonden. Het standpunt van Leo is…

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 14

De ECB werkt geheel onafhankelijk van de regeringen van de lidstaten van de Euro zone.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 15

Dankzij de rechtstreekse werking kan een individu zich voor de nationale rechter op alle Europese wetgeving beroepen. Bij twijfel of onduidelijkheid kan de nationale rechter een prejudiciële vraag aan het HvJ EU stellen. Zo wordt een effectieve en uniforme toepassing van het Europese recht gegarandeerd.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 16

Welke stelling is de juiste?

  1. Na de Europese verkiezingen wordt de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie rechtstreeks gekozen door het Europese Parlement.
  2. De Europese Commissie wordt opnieuw samengesteld na de verkiezingen voor het Europees Parlement.

Vraag 17

Welk land was in 1992 lid van de EU?

  1. Griekenland.
  2. Finland.
  3. Oostenrijk.
  4. Cyprus.

Vraag 18

Welke stelling over de rechtstreekse werking van richtlijnen is de juiste?

  1. Als een richtlijn niet tijdig is omgezet kan een particulier zich daarop beroepen tegenover een andere particulier.
  2. De nationale rechter moet nationale wetgeving steeds uitleggen in lijn met een Europese richtlijn. Hij moet indien nodig de nationale wet vernietigen.
  3. Voordat een richtlijn tijdig is omgezet kan een particulier zich reeds op de richtlijn beroepen tegenover de overheid.
  4. Bij een verkeerde omzetting van een richtlijn kan een particulier zich op de richtlijn beroepen tegenover de overheid.

Vraag 19

Welke stelling over de instellingen van de Europese Unie is juist?

  1. Het Europees Parlement mag wetsvoorstellen indienen.
  2. De voorzitter van de Europese Raad wisselt ieder half jaar.
  3. De Europese Commissie heeft in beginsel het exclusieve initiatiefrecht.
  4. De Raad van Europa heeft een bevoegdheid tot wetgeving

Vraag 20

Wat houdt het subsidiariteitsbeginsel in?

  1. De Europese Unie bepaalt zelf hoe en wanneer het bevoegd is, behalve wanneer de nationale parlementen de gele kaart trekken.
  2. Beleidsterreinen die niet voorkomen in de Verdragen, kunnen geen voorwerp van besluitvorming door de Europese instellingen uitmaken.
  3. De regeringsleiders in de Europese Raad bepalen om de 2,5 jaar per beleidsterrein of en in hoeverre er besluitvorming plaatsvindt.
  4. De Unie treedt slechts op indien de doelstellingen niet beter op een lager niveau behaald kunnen worden.

Vraag 21

Waarin voorzag het verdrag van Maastricht niet?

  1. Burgerschap van de Unie.
  2. Oprichting van de Europese Monetaire Unie.
  3. De gele kaart procedure.
  4. Een gezamenlijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

Vraag 22

De Europese Commissie is van plan een wetsvoorstel op te stellen waarbij terrorisme wordt bestreden in de lidstaten van de EU. Een onderdeel van het geeft de mogelijkheid om politiemensen naar andere lidstaten uit te zenden om terroristen op te sporen en met de plaatselijke autoriteiten samen te werken. Op basis van welk artikel kan de Commissie een wetsvoorstel maken?

  1. Art. 82 VWEU.
  2. Art. 85 VWEU.
  3. Art. 87 VWEU.
  4. Art. 121 VWEU.

Vraag 23

Welke stelling is de juiste?

  1. Een lidstaat kan een wetsvoorstel doen in de Raad.
  2. Als de Europese Commissie het niet eens is met het resultaat van de onderhandelingen over een richtlijn tussen de Raad en het Europese Parlement kan deze een veto uitspreken.
  3. Het HvJ EU kan een richtlijn nietig verklaren.
  4. Het Europees Parlement heeft in de gewone wetgevingsprocedure geen doorslaggevende stem.

Vraag 24

Wie is de voorzitter van de Europese Commissie op dit moment?

  1. José Manuel Barroso.
  2. Neelie Kroes.
  3. Herman Van Rompuy.
  4. Er is geen vaste voorzitter. Het voorzitterschap rouleert tussen de lidstaten.

Vraag 25

Waartoe is de Europese Commissie niet bevoegd?

  1. Om een procedure te openen voor heronderhandeling van een verordening of een richtlijn..
  2. Om een procedure te starten voor het HvJ EU tegen een lidstaat die een richtlijn niet heeft geïmplementeerd.
  3. Om een wijziging aan te brengen in het VWEU.
  4. Om richtsnoeren uit te vaardigen over de implementatie, interpretatie en toepassing van een richtlijn.

Vraag 26

De Europese Commissie wenst de vergoedingen toegekend aan profvoetballers aan banden te leggen in de hele EU. Na lang overleg besluiten de Commissarissen om artikel 114 VWEU als rechtsgrondslag te gebruiken. Binnen de nieuw aangestelde Commissie – die bestaat uit leden die nauwelijks iets weten van het Unierecht – worden verschillende voorstellen gelanceerd. Jij bent juridisch adviseur van de Commissie en moet nagaan welk van de hieronder vermelde voorstellen juridisch juist is.

  1. De Europese Commissie kan in deze situatie het aannemen van een verordening voorstellen. Bij het omzetten ervan in nationaal recht kunnen de lidstaten bestaande – striktere – wetgeving laten bestaan.
  2. De Europese Commissie kan een besluit aannemen. Elke lidstaat mag echter naar eigen inzicht hiervan afwijken, omdat dit, in tegenstelling tot richtlijnen of verordeningen, niet op grond van de gewone wetgevingsprocedure aangenomen kan wordenen niet algemeen verbindend is.
  3. De Commissie kan op basis van artikel 114 VWEU zelf gedelegeerde richtlijnen waarin verplichtingen aan de lidstaten worden opgelegd aannemen.
  4. Indien Raad en Parlement het eens worden over de inhoud van het voorstel. Kan een richtlijn met minimumverplichtingen aangenomen worden op grond van artikel 114 VWEU.

Vraag 27

Lees de volgende passage uit het arrest Van Gend en Loos: ‘…, dat uit deze omstandigheden moet worden afgeleid, dat de Gemeenschap in het volkenrecht een nieuwe rechtsorde vormt ten bate waarvan de Staten, zij het op een beperkt terrein, hun soevereiniteit hebben begrensd en waarbinnen niet slechts deze lidstaten maar ook hun onderdanen gerechtigd zijn; dat het gemeenschapsrecht derhalve, evenzeer als het, onafhankelijk van de wetgeving der lidstaten, ten laste van particulieren verplichtingen in het leven roept, ook geëigend is rechten te scheppen welke zij uit eigen hoofde kunnen geldig maken, …’.

Het HvJ EU introduceerde de rechtstreekse werking van het Europese recht en verklaarde de Gemeenschappen tot ‘een nieuwe rechtsorde’. Welke uitspraak is de juiste?

  1. Particulieren kunnen zich voor de nationale rechter altijd beroepen op bepalingen uit verordeningen, zelfs als de bepaling niet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is.
  2. Particulieren kunnen rechtstreeks naar het HvJ EU gaan als zij de nationale rechtsmiddelen hebben uitgeput.
  3. Particulieren kunnen zich voor de nationale rechter altijd beroepen op bepalingen uit richtlijnen, ook als de termijn voor omzetting nog niet is verstreken.
  4. Particulieren kunnen zich voor de nationale rechter beroepen op primair recht als de betreffende bepaling onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is.

Vraag 28

Wat volgt uit de zaak Faccini Dori?

  1. Er is geen horizontale rechtstreekse werking van richtlijnen.
  2. Er is in beginsel geen verticale rechtstreekse werking van richtlijnen.
  3. Er is geen horizontale rechtstreekse werking van verordeningen.
  4. Er is in beginsel geen verticale rechtstreekse werking van verordeningen.

Vraag 29

Welke uitspraak over de voorrang van Unierecht is onjuist?

  1. Unierecht heeft voorrang op al het recht van de lidstaten, ook op het nationale constitutionele recht.
  2. Het voorrangsbeginsel is gebaseerd op de autonome rechtsorde van het Unierecht.
  3. De nationale rechter is verplicht om nationale rechtsnormen te vernietigen indien deze in strijd zijn met Unierecht,.
  4. Het voorrangsbeginsel is van belang om de uniformiteit van het Unierecht te kunnen behouden.

Vraag 30

De Nederlandse Gas Unie (NGU) heeft als enige marktpartij het recht om te boren naar gas in de Noordzee. Hiertoe heeft het een concessie gedaan. De NGU zal de gasvelden schuin aanboren vanaf winningsstations op het vasteland, waardoor er op de Noordzee zelf geen boortorens gebouwd hoeven te worden. De Europese Commissie heeft ter bescherming van de biodiversiteit in een algemeen uitvoeringsbesluit vastgelegd dat er niet langer naar gas geboord mag worden in de Noordzee. Volgens de NGU was de Europese Commissie onbevoegd tot het nemen van dit besluit. Om deze reden start de NGU een actie tot nietigverklaring op basis van art. 263 VWEU. Welke stelling is de juiste?

  1. De NGU moet de Europese Commissie eerst een brief sturen in de administratieve fase en de Commissie de gelegenheid bieden om te reageren op de klacht van de NGU voordat een procedure kan worden gestart bij het HvJ EU.
  2. De actie van NGU is niet-ontvankelijk omdat de nationale rechtsmiddelen nog niet zijn uitgeput.
  3. De NGU is niet-ontvankelijk. Het voldoet niet aan de voorwaarde dat het rechtstreeks en individueel geraakt is door het besluit van de Commissie.
  4. NGU kan als semi-geprivilegieerde eiser aantonen dat de Commissie niet bevoegd was.

Vraag 31

Welke van de volgende stellingen over de Europese rechtsmiddelen is de juiste?

  1. Een individu kan een nationale rechter enkel verplichten om een prejudiciële vraag te stellen aan het HvJ EU als alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput.
  2. De Europese Commissie kan wegens niet-nakoming van verplichtingen een lidstaat een geldboete opleggen krachtens de Verdragen indien het Hof een dergelijke niet-nakoming eerder heeft vastgesteld.
  3. Lidstaten kunnen zich wenden tot het HvJ EU om de schending te doen vaststellen wanneer een instelling in strijd met de Verdragen nalaat een besluit te nemen,.
  4. Indien het HvJ EU wegens schending van het Verdrag een verordening vernietigt dient het Hof daarna een nieuwe verordening voor te stellen.

Vraag 32

Waaruit volgen de voorwaarden voor de aansprakelijkheid van lidstaten om aan particulieren schadevergoeding te betalen wegens schending van het EU-recht?

  1. Art. 268 VWEU.
  2. De zaken Francovich en Brasserie du Pêcheur.
  3. Art. 340 VWEU.
  4. De zaak Simmenthal.

Vraag 33

In februari 2015 is in Noorwegen een wet ingevoerd die verplicht tot opname van een vingerafdruk in het paspoort. De Noorse mw. Grieg vindt dat dit een schending van haar recht op respect voor privéleven is en wil hier actie tegen ondernemen. Wat kan mevrouw Grieg doen?

  1. Ze kan bij het HvJ EU een actie tot nietigverklaring instellen.
  2. Na uitputting van de nationale rechtsmiddelen kan zij bij het EHRM een klacht indienen.
  3. Zij kan een procedure tegen de Staat beginnen bij de nationale rechter en hem vragen een prejudiciële vraag te stellen aan het EHRM.
  4. Zij kan bij het HvJ EU een klacht indienen na uitputting van de nationale rechtsmiddelen.

Vraag 34

Welke stelling over de zaak Schilder t. Nederland (2012) is juist?

  1. Het EHRM oordeelde in de zaak Schilder dat het recht op godsdienstvrijheid (art. 9 EVRM) was geschonden.
  2. De klacht van Schilder werd door het EHRM niet-ontvankelijk verklaard. Schilder was geen slachtoffer in de zin van art. 34 EVRM.
  3. Het EHRM oordeelde in de zaak Schilder dat de inbreuk op het recht van godsdienstvrijheid (art. 9 EVRM) niet gerechtvaardigd was.
  4. De klacht van Schilder werd kennelijk ongegrond verklaard door het EHRM (art. 35 lid 3 sub a).

Vraag 35

In 2015 wordt door de Nederlandse uitgeverij ‘Uitdagend’ een boekje uitgegeven onder de naam ‘Puberproblemen’. Het boekje is bedoeld om Nederlandse jongeren tussen de tien en zestien jaar voorlichting over thema’s als scholing, seksualiteit en drugs te geven. Dit boekje zorgt vanaf de uitgave voor opschudding: veel ouders vinden dit werk ongeschikt en zijn bang dat het tieners negatief kan beïnvloeden. Zo staat er in het boekje: “Voel je niet schuldig als je soms spijbelt: dit draagt juist bij aan je ontwikkeling”. De Nederlandse autoriteiten besluiten in te grijpen: alle gedrukte uitgaven van ‘Puberproblemen’ worden in beslag genomen. De uitgeverij krijgt een verbod opgelegd het boekje verder te verspreiden. ‘Uitdagend’ vecht dit besluit juridisch aan: eerst voor de nationale rechter en daarna voor het EHRM. De uitgeverij vindt dat haar recht van vrije meningsuiting is geschonden. Als het EHRM vastgesteld heeft dat aan alle ontvankelijkheidscriteria is voldaan wordt de zaak inhoudelijk onderzocht. Welk van onderstaande verweren heeft de grootste kans van slagen?

  1. Het EHRM dient op grond van het beginsel van loyale samenwerking de maatregelen die in deze casus zijn getroffen door Nederland te respecteren.
  2. Het EVRM is niet van toepassing in dergelijke situaties. Aan de lidstaten komt een brede margin of appreciation toe.
  3. De maatregelen waren noodzakelijk in een democratische samenleving. Zij dienden de bescherming van de goede zeden.
  4. Het ingrijpen door Nederland is toegestaan op grond van het attributiebeginsel.

Vraag 36

Welk van de onderstaande stellingen over het ontstaan van het EVRM is juist?

  1. Het EVRM is gesloten in 1950 in het kader van de Raad van Ministers. Dit is een internationale organisatie waarvan nu 47 staten lid zijn.
  2. Het EVRM is opgericht door zes Westerse staten. Zij achtten een hechtere samenwerking tussen de lidstaten na de WOII wenselijk.
  3. Het rechtstreeks bindende VN Handvest heeft de totstandkoming van het EVRM geïnspireerd.
  4. De lidstaten bevestigden in het Statuut van de Raad van Europa het belang dat zij hechten aan de beginselen van de democratische rechtsstaat en individuele vrijheid.

Vraag 37

Welk van de onderstaande stellingen over de bescherming van mensenrechten binnen de EU is onjuist?

  1. Het Hof van Justitie laat zich in zaken over grondrechtelijke zakenleiden door de constitutionele tradities van de lidstaten. Daarbij is het EVRM van bijzondere betekenis.
  2. Fundamentele rechten vormen onderdeel van de algemene rechtsbeginselen waarvan het HvJ EU de eerbiediging verzekert.
  3. Het Handvest van de Grondrechten van de EU breidt het toepassingsgebied van het recht van de Unie niet verder uit dan de bevoegdheden van de Unie.
  4. De lidstaten hebben hun soevereine rechten overgedragen aan de EU. Daarom komt aan de constitutionele tradities van de lidstaten geen betekenis meer toe.

Vraag 38

Welk van de onderstaande fonden is op het VEU danwel het VWEU gebaseerd?

  1. Het Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (EFSF).
  2. Internationaal Monetair Fonds (IMF).
  3. Het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM).
  4. Geen van bovenstaande.

Vraag 39

Van welk historisch feit is de Economische en Monetaire Unie een gevolg?

  1. De wens van de lidstaten om na de crisis een vergaandere integratie van budgettair en economisch beleid in de EU te vestigen.
  2. De wens van Duitsland om afstand te doen van de D-Mark.
  3. Duitsland gaf als ruil van de Duitse eenheid gehoor aan de Franse wens voor een gezamenlijke munt.
  4. De wens om nieuwe oostelijk geleden lidstaten zo makkelijk mogelijk in de EU te kunnen integreren.

Vraag 40

Wie is de voorzitter van het Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank?

  1. Wim Duisenberg.
  2. Wolfgang Schäuble.
  3. Mario Draghi.
  4. Jeroen Dijsselbloem.

Onderdeel B

Omdat steeds meer jonge Europeanen dikker worden als gevolg waarvan de kosten voor de gezondheidssystemen in Europa enorm oplopen, gaan steeds meer stemmen op voor een EU-breed verbod op reclame van hamburgers. De Europese Commissie reageert door een Verordening voor te stellen, welke een reclameverbod voor hamburgers met een verzadigd vetpercentage van boven de 10% bevat. Deze Verordening wordt door het Europees Parlement en de Raad aangenomen op grond van artikel 114 VWEU. Hooper Sugarlee, de eigenaar van Fattie Fanta, de enige producent van softdrinks in Engeland is het helemaal niet eens met deze Verordening. Volgens Sugarlee is de Unie immers op grond van artikel 114 VWEU onbevoegd om maatregelen met een dergelijke doelstelling te nemen.

Sugarlee neemt contact op met zijn advocaat, John Johnson. Hij wil dat Johnson zo spoedig mogelijk in naam van Fattie Fanta een zaak opstart voor het HvJ EU om de verordening op rechtmatigheid te laten toetsen. Daarnaast denkt de Britse regering erover naar om Sugarlee te helpen in zijn strijd tegen de bureaucraten van de Europese Unie.

Beantwoord de volgende twee vragen (en verwijs daarbij indien mogelijk naar relevante rechtspraak en verdragsbepalingen):

Vraag 1: Maakt Johnson kans om een zaak voor Sugarlee op te starten voor het HvJ EU om de rechtmatigheid van de verordening te laten toetsen? Leg uit waarom wel of niet.

Vraag 2: Bevindt de Britse regering zich in een betere positie om de rechtmatigheid van de verordening voor het HvJ EU te laten toetsen?

Antwoordindicatie onderdeel A

  1. B

  2. A

  3. B

  4. A

  5. A

  6. B

  7. A

  8. B

  9. A

  10. B

  11. A

  12. B

  13. B

  14. A

  15. A

  16. B

  17. A

  18. D

  19. C

  20. D

  21. C

  22. C

  23. C

  24. A

  25. C

  26. D

  27. D

  28. A

  29. C

  30. C

  31. C

  32. B

  33. B

  34. D

  35. C

  36. D

  37. D

  38. D

  39. C

  40. C

Antwoordindicatie onderdeel B

Vraag 1

Met deelvraag nummer 1 kon u 8,5 van de tien punten verdienen.

Sugarlee is een onderneming die een vordering in rechte wenst in te stellen voor het HvJ EU. Individuen (natuurlijke personen en rechtspersonen) mogen op grond van het VWEU een vordering in rechte instellen, mits aan alle voorwaarden van artikel 263 VWEU is voldaan. In dat geval kan het HvJ EU (het Gerecht of het Hof) de bestreden Verordening nietig verklaren op grond van artikel 264 VWEU (1 punt voor de vermelding van artikel 263 VWEU als zodanig en het verwijzen naar nietigverklaring als gevolg van een succesvolle vordering).

Lid 2 van artikel 263 verwijst expliciet naar onbevoegdheid als argument dat in het vernietigingsberoep mag worden aangevoerd (0,5 punt).

Vindplaats: Hoofdstuk 9 - Nietigheidsactie: artikel 263 VWEU.

Aan welke ontvankelijkheidsvoorwaarden moet op grond van artikel 263 voldaan worden?

a. Volgens artikel 263 lid 1 kan tegen ‘wetgevingshandelingen’ een beroep in rechte ingesteld worden. Wetgevingshandelingen zijn handelingen die tot stand zijn gekomen op basis van een wetgevingsprocedure die is uiteengezet in de verdragen. De bestreden maatregel is ingevoerd op grond van artikel 114 VWEU en heeft daarbij als het verbieden van reclame. Artikel 114 VWEU heeft het over het aannemen van maatregelen op grond van de gewone wetgevingsprocedure. De Verordening die op grond van artikel 114 aangenomen is, vormt daarom een wetgevingshandeling die aan te vechten moet zijn op grond van artikel 263 VWEU (1 punt).

Het mag volgens lid 1 ook niet om adviezen of aanbevelingen gaan. Hier gaat het om een Verordening, een instrument dat op grond van artikel 288 VWEU algemene strekking heeft en verbindend is in al haar onderdelen; het gaat dus niet om een enkele aanbeveling of een advies (1 punt).

Vindplaats: Hoofdstuk 10 - Keuze van de juiste wetgevingsprocedure, Hoofdstuk 3 - Wetgeving en bestuur in het kader van harmonisatie van de interne markt.

b. Wanneer? Het beroep moet op grond van lid 6 worden ingesteld binnen twee maanden vanaf de dag van bekendmaking van de handeling in het Publicatieblad. In de opgave is niets gegeven over data. Niettemin moet Johnson de vordering binnen die termijn instellen. Je mag ervan uitgaan dat dat nog steeds mogelijk is (1 punt).

Vindplaats: Hoofdstuk 9 - Nietigheidsactie, artikel 263 VWEU

c. Wie? De belangrijkste – en moeilijkste– horde betreft de specifieke aard van Sugarlee als rechtspersoon. Volgens artikel 263 lid 4 kan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon een beroep instellen tegen handelingen die hem rechtstreeks en individueel raken of die tot hem gericht zijn.

i. De Verordening is niet rechtstreeks gericht tot Sugarlee, maar richt zich tot alle producenten en importeurs van hamburgers die een beroep op reclame willen doen. Deze voorwaarde is daarom niet vervuld (0,5 punt).

ii. De Verordening raakt Sugarlee rechtstreeks, er zijn geen uitvoeringsmaatregelen nodig. Volgens artikel 288 is een Verordening rechtstreeks toepasselijk, er mogen geen implementatiemaatregelen worden genomen (0,5 punt).

iii. Sugarlee wordt weliswaar rechtstreeks maar niet individueel geraakt door de Verordening. In het arrest Plaumann worden zeer strenge eisen gesteld aan het individueel geraakt zijn: je moet deel uitmaken van een historisch gesloten groep (zaak Codorniu) en de maatregel moet jou individueel raken binnen die groep. Omdat iedereen op dit ogenblik hamburgers kan produceren of importeren, is Sugarlee niet individueel geraakt. Op grond hiervan zal het instellen van een individuele vordering op grond van artikel 263 VWEU niet slagen (2 punten).

Vindplaatsen: Hoofdstuk 9 - Nietigheidsactie: artikel 263 VWEU, Verordeningen.

BONUSELEMENT:

  • Verwijzen naar de categorie regelgevingshandelingen en aantonen dat een Verordening een wetgevingshandeling is en geen regelgevingshandeling.

Indien een vordering op grond van artikel 263 VWEU niet zal slagen, kan Johnson altijd nog een vordering voor de nationale rechter instellen op grond van het nationale recht. Vervolgens kan of moet die rechter op grond van artikel 267 VWEU een prejudiciële geldigheidsvraag stellen aan het HvJ EU (1 punt).

Vindplaats: Hoofdstuk 9 - Indirecte acties van de particulier.

Vraag 2

Volgens artikel 263 lid 2 VWEU is het HvJ EU bevoegd uitspraak te doen inzake elk beroep dat door een lidstaat is ingesteld. In tegenstelling tot beroepen die worden ingesteld door natuurlijke personen of rechtspersonen, hoeft in dergelijke situaties niet aangevoerd te worden dat een lidstaat

rechtstreeks en individueel geraakt of genoemd is in de bestreden maatregel (1 punt). Verder moet de Britse regering evenwel aan alle eerder vermelde ontvankelijkheidsvoorwaarden (wat van wie?; wanneer?) voldoen (0,5 punt).

Vindplaats: Hoofdstuk 9 - Nietigheidsactie, artikel 263 VWEU.

Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer