Week 3, hoorcollege 2: Rechterlijke macht en rechtspraak
De theorie van de rechtsstaat
Deze bestaat uit verschillende kernpunten. Ten eerste de grondwet en de constitutie, dan de machtenscheiding welke uiteenvalt in de democratische wetgeving (de hiërarchische regels), de heerschappij van de wet (bestuurslichamen moeten zich aan de wet houden, legaliteitsbeginsel) en in onafhankelijke rechtspraak, en als laatste de grondrechten.
Deze week gaat het over rechters. De rechter krijgt steeds meer een rechtsvormende taak. Om fraude binnen deze rechterlijke macht te voorkomen zijn verschillende maatregelen genomen. Zo wijst op grond van art. 116 GW de wetgever de organen die tot de rechterlijke macht behoren, aan en worden deze op grond van art. 117 GW bij een koninklijk besluit benoemd. Rechters kunnen verder niet door iemand van buiten de rechterlijke macht worden ontslagen. Ze stoppen over het algemeen pas met hun functie wanneer ze 70 jaar zijn.
Onafhankelijkheid
De onafhankelijkheid is zowel grondrechtelijk als constitutioneel geregeld. In de grondwet artikel 117 GW (ook art. 6 EVRM) staan de beginselen van onpartijdigheid, zelfstandigheid en eerlijkheid waar de rechter zich aan moet houden. Staatsrechtelijk gezien kennen we de driehoek van de machtenscheiding (zie het plaatje hierboven) Door deze machtenscheiding zou in Nederland de macht gescheiden moeten zijn en de rechter dus onafhankelijk moeten kunnen opereren van deze twee andere organen.
Bevoegdheid
De bevoegdheid van de rechter wordt in de wet weergegeven. In art. 112 GW staat dat de rechter in beginsel besluit over haar eigen bevoegdheid. In lid 1 wordt ingegaan op de burgerlijke geschillen en in lid 2 de publiekrechtelijke geschillen.
Over de bevoegdheid met betrekking tot het toepassen van wetten en voorschriften geldt het toetsingsverbod uit art. 120 GW en art. 94 GW wat gaat over het buiten toepassing laten van regels wanneer deze niet overeenkomen met verdragen. Halsema wil dat er een toetsingsmogelijkheid komt voor de klassieke grondrechten. Haar argumenten zijn onder andere de meer democratie, rechtspraak en het verdragsrecht.
Administratieve rechtspraak
De vraag of je met publiekrechtelijke geschillen naar een civiele of administratieve rechter moet wordt beantwoord in art. 112 lid 2 GW. In art. 1:4 AWB staat dat de administratieve rechter niet tot de rechterlijke macht behoord.
Administratieve rechtspraak
Voor administratieve (bestuursrechtelijke) rechtspraak kun je voor verschillende gebieden bij verschillende rechters terecht. Bij de sociale verzekering, neergelegd in de beroepswet/ambtenarenwet moet je naar de Rechtbank waarna je in hoger beroep kan bij de Centrale Raad van beroep (AWB). Bij belastingen, neergelegd in de algemene wet rijksbelastingen en de belastingwetten kun je naar de rechtbank waarna de normale rechtsmiddelen van het hof en de Hoge Raad volgen, bij het economische bestuursrecht, neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht kun je naar het College van beroep voor het bedrijfsleven, en als laatste bij het aanvullende stelsel van het AWB kun je eerst bezwaar maken, dan kun je naar de rechtbank en dan uiteindelijk naar de afdeling bestuursrechtspraak RvS.
De conclusie hieruit is dat de burgerlijke rechter eerder als een restrechter kan worden gezien.
De kwaliteit van de Rechtsorde
De Nederlandse rechtsorde kent ook haar problemen. Er is sprake van onoverzichtelijkheid, te weinig rechtseenheid en sprake van overbelasting. Het doel is dan ook om de kwaliteit en toegankelijkheid te verbeteren en een meer evenwichtige structuur tot stand te brengen. Ze willen dit aanpakken door de Raad van de Rechtspraak meer te integreren.
Twee hoofdvragen rechtsbescherming
a. Stelsel rechtsbescherming: Wie kan waar, waartegen en hoe opkomen tegen overheidshandelen?
b. Hoe wordt het handelen getoetst?; Rechtmatigheid en doelmatigheid
Rechter, wetgever en bestuur
Legitimatiebronnen wetgever, bestuurder en rechter : rechtsstaat en democratie
Taken en rollen van de wetgever, bestuurder en rechter
onderlinge verhouding.
Inrichting rechtbescherming
De inrichting van de rechtsbescherming tegen overheidshandelen ziet er als volgt uit: Regulier geldt het Awb-stelsel, specifiek de a) administratieve rechter en b) de gewone rechter (ook wel restrechter genoemd).
a) Administratieve rechtspraak:
Awb-dogmatiek (1:8 lid 1 Awb):
Twee fasen bij de procesgang Awb:
a. Heroverweging: bezwaar (7:1) of administratief beroep (1:5 lid 2)
b. rechterlijke toetsing (bestuursrechter)
Toetsingscriteria Awb:
1. Bezwaar/administratief beroep ; volledige toetsing, zowel de recht- en doelmatigheid wordt bijlangs gegaan.
2. Bestuursrechter; juridische toetsing, alleen de rechtmatigheid (8:77 Awb). Hierbij wordt gebruik gemaakt van geschreven rechtsregels, ongeschreven rechtsregel en algemene rechtsbeginselen.
b) Civiele (gewone) rechter:
De gewone rechter wordt ook wel "restrechter" genoemd: in het geval van algemeen verbindende voorschriften (let op 120 GW!), beleidsregels, privaatrechtelijk handelen en feitelijk handelen.
De bevoegdheid is neergelegd in artikel 112 (lid 2) GW. Let hierbij op het arrest Guldemond/Noordwijkerhout:Hierbij ging het om de vraag of de burgerlijke rechter oordelen over bestuurshandelingen van een bestuursorgaan. Hier werd besloten dat de uitsluitende bevoegdheid van de rechterlijke macht afhankelijk is gesteld van het voorwerp van het geschil, dat is het recht waarin de aanlegger vraagt te worden beschermd en niet de aard van het recht waarop de verweer zijn verweer grondt.
Add new contribution