Samenvatting blok 1 Inleiding Europees Recht

Week I 

De ontwikkeling van de Europese integratie is omschreven als de Europese eenwording. De ontwikkelingen op Europees niveau zijn voor een groot deel beïnvloed door de ontwikkeling van de rechtsstelsels van de lidstaten, met name wat betreft het openstellen van de nationale rechtsorde voor de nieuwe rechtsbron: het Unierecht. Het feitelijke begin van de Europese integratie stond in het licht van de ervaringen van de twee wereldoorlogen, die beide waren begonnen in Europa. Deze naoorlogse oriëntatie vereiste langetermijnstrategieën voor de samenwerking tussen de Europese landen en het overkomen van wederzijdse negatieve gevoelens. Het Franse voorstel voor een eerste concrete verwezenlijking was om de Frans-Duitse productie van kolen en staal onder de leiding van een gemeenschappelijke Hoge Autoriteit te plaatsen in een nieuwe organisatie die moest openstaan voor deelname van andere Europese landen. De hoofdlijnen waarmee de Europese integratie kan worden beschreven zijn: 

  • Economische integratie 

  • Juridische integratie 

  • Politieke integratie 

Economische integratie: 
Het begin van de economische integratie begon in 1945 toen het Benelux-Verdrag in werking werd gesteld. Het doel hiervan was een douane-unie. Dit resulteerde in bepaald opzicht dat op 18 april 1951 de landen: NL, België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Italië met het Verdrag van Parijs het EGKS tekende. Hierdoor ontstond onder andere een gemeenschappelijke markt, met verbod op in- en uitvoerrechten, verbod op heffingen van gelijke werking en verbod op kwantitatieve invoerbeperkingen voor goederen in het verkeer tussen de lidstaten onderling te handhaven. Aldus economisch doel 

Verdrag van Parijs (1952): Europese Defensiegemeenschap (strandt in Franse Assemblée nationale (1954). Aanleiding voor dit verdrag was de oorlog in Korea 

Er heerste een behoefte aan nog verdere verbreding van economische integratie en daardoor ontstond op 25 maart 1957 met het Verdrag van Rome de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), die alle zes lidstaten van de EGKS tekende. In hun visie moesten Europese integratie en een verenigd Europa worden bereikt door de ontwikkeling van gemeenschappelijke instellingen, de geleidelijke samensmelting der nationale economieën, de totstandkoming van een grote interne markt en het geleidelijk met elkaar in overeenstemming brengen van de sociale politiek. 
De materieelrechtelijke bepaling van het EEG-Verdrag bestond uit de geleidelijke verwijdering van belemmeringen in het economische verkeer tussen de lidstaten. Dit zou moeten plaatsvinden door een verbod van douanerechten, kwantitatieve in- en uitvoerbeperkingen voor goederen, verwijderingen van vrije verkeer van personen, diensten en kapitaal gemeenschappelijke regels van interne markt. De interne markt werd in het EEG-Verdrag ingevoerd en omschreven als een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd (art. 3 EEG). De EEG had enerzijds als ambitie om een gemeenschappelijke markt te vormen en anderzijds om sectoraal beleidsgebieden in te stellen. De gemeenschap bestond uit: 

  • De Commissie (de Hoge Autoriteit) 

  • De Raad van ministers 

  • Het Parlement  

  • Hof van Justitie 

Ook na dit verdrag ontstond er een behoefte tot verdere economische integratie. Dit kwam doordat lidstaten hun eigen economische en monetaire beleid voerden. In het kader van de interne markt werden vooral uit de verschillende munteenheden van de lidstaten voortvloeiende kosten en wisselkoersrisico's door sommigen als belemmeringen van het handelsverkeer tussen de lidstaten gezien.  
In februari 1992, bij de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht door twaalf lidstaten, werd de naam van de gemeenschap gewijzigd in Europese Gemeenschap (EG). De reden hiervoor was dat de verdragsbepalingen zich vanaf dat moment veel verder uitstrekten dan alleen op het economische gebied. Als ruil voor de Duitse eenheid, gaf Duitsland gehoor aan de wens van Frankrijk voor een gemeenschappelijk munt. Het verdrag voorzag: burgerschap van de Unie, oprichting van de Europese Monetaire Unie en een gezamenlijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Ook kreeg de EG steeds meer lidstaten. Op 1 januari 2002 werd de euro in twaalf lidstaten geïntroduceerd. Met deze introductie was de economische integratie echter nog niet tot een eindpunt gekomen. Lidstaten bleven nog steeds bevoegd om hun nationaal economisch beleid te voeren. Dit resulteerde in een steeds grotere divergentie tussen de nationale economieën. Ten tweede kan er ook niet gesproken worden van een onvoorwaardelijke interne markt, zolang de lidstaten wetgevingsbevoegdheden ten opzichte van hun eigen grondgebied blijven houden. 
 

  • Twee fases in de ontwikkeling van Europese markt: 

  1. 1e fase (1958-1985) --> Gemeenschappelijke markt & sectoraal beleid: 
    - Douane-unie 
    - Vier vrijheden 
    - Handelspolitiek 
    - Mededingingsbeleid 
    - Landbouw- en visserijbeleid 

  1. 2e fase (1985-1992) --> Interne markt & idem 
    - Europese akte (1986), hierin werd bepaald dat de twaalf lidstaten om Europa in 1992 een Europa zonder grens te maken 
    - Cohesiefondsen 

  • Intrinsieke dynamiek van markt: aanpalende beleidsterreinen, milieu- en regiobeleid, personenverkeer, etc. Van het een komt het ander --> spill-over. 

  • Rol van Hof van Justitie. Jurisprudentie helpt de bouw van de markt, bijvoorbeeld Cassis de Dijon-arrest waarin een zwarte bessen likeur onterecht werd verboden op de Duitse markt  

  • Sfeer: mix van hoge roeping & bureaucratie 

  • Dempen van nationalisme en politieke passies 

  • Tegelijk uiterst technische regulering in onzichtbaarheid en anonimiteit, Europa = saai 

  • Regelfabriek 

  • Er kwam ook tegenspraak: Charles de Gaulle (1958-1969). Hij geloofde niet in Brussel. Het geloofde in Europa van de staten. Blokkeert supranationale doorgroei. Lege stoel crisis: De lege stoel crisis en het Akkoord van Luxemburg (1965-66): inertie Het was met name de Franse regering, onder leiding van De Gaulle, die zich opwierp tegen een al te supranationale opstelling van de Commissie. Gedurende een periode van zeven maanden weigerde Frankrijk om nog langer aanwezig te zijn bij bijeenkomsten in de Raad. Frankrijk was het niet met de meer supranationale invulling van het landbouwbeleid en de aanstaande intrede van het stemmen binnen de Raad met gekwalificeerde meerderheid i.p.v. unanimiteit. Frankrijk wilde voorkomen dat er in de Raad zou worden overgegaan tot meerderheidsbesluitvorming. De Frans inertie werd pas doorbroken met het akkoord van Luxemburg (1966). Dit akkoord was vooral een 'agreement to disagree'. In dit akkoord werd vastgesteld dat er altijd gepoogd moest worden om consensus te bewerkstellingen. Mocht dat niet lukken, dan liet dit akkoord de weg open voor lidstaten om een veto uit te spreken wanneer zeer gewichtige nationale belangen van een lidstaat op het spel stonden. 
    Ook was er Margaret Thatcher (1979-1990). Voorstander van interne markt. Eurosceptisch manifest 

  • Kortom, periode 1952-1989: met zes, toen negen, toen tien, toen twaalf lidstaten die werkten aan het bouwen van één markt, onder Amerikaanse bescherming tijdens de Koude Oorlog 

Juridische integratie: 
Het doel van een politieke eenwording zou moeten worden bereikt door een stapsgewijze economische integratie doormiddel van een interne markt. Dit vereist afspraken die in eerste instantie in de vorm van verdragen tussen de lidstaten zijn gemaakt. De lidstaten zijn echter verdergegaan doordat er door de drie oprichtingsverdragen een nieuwe rechtsorde in het leven is geroepen. Het EU-Verdrag en het Werkingsverdrag dienen dus zelf als bron van nieuwe Unieregels. Het Unierecht heeft zelfs voorrang op het nationale recht. Het is vooral de taak van de nationale rechterlijke instantie om het Unierecht uit te leggen en toe te passen. Hierdoor waarborgt het Hof de coherente toepassing van het Unierecht in alle lidstaten. 
Er is een expliciete indeling van de bevoegdheden van de Europese Unie door een onderscheid te maken tussen exclusieve bevoegdheden (art. 3 VEU), gedeelde bevoegdheden (art. 4 VEU) en ondersteunend, coördinerend of aanvullend bevoegdheden (art. 2-6 VWEU). Voor zover het EU-Verdrag en Werkingsverdrag zelf verplichtingen aan de lidstaten opleggen, zijn deze gehouden in overeenstemming van het Unierecht te handelen. 
Het juridische perspectief probeert het nationale recht met het Unierecht de harmoniseren door: 
- Ten eerste, negatieve integratie --> zijn de lidstaten zelf verplicht nationale regels die in strijd zijn met het Unierecht niet langer toe te passen  
- Ten tweede, positieve integratie --> wordt de Unie zelf actief door regels op te stellen in alle lidstaten van toepassing zijn en tot gevolg hebben dat eventueel bestaande tegenstrijdige regels van het nationale recht buiten toepassing moeten blijven dan wel moeten worden aangepast aan het Unierecht. Hier heeft de sector overstijgende rechtsgrondslagen een belangrijk aandeel in gehad. 

Voor het vinden van het antwoord wat de kwaliteit van de nieuwe rechtsorde heeft moet men de relatie tussen de Unie (supranationaal niveau) en de lidstaten (nationaal niveau) realiseren. Deze relatie wordt bepaald door drie beginselen: 

  • Attributiebeginsel 

  • Subsidiariteitsbeginsel 

  • Evenredigheidsbeginsel 

Op bepaalde terreinen hebben de lidstaten hun bevoegdheden opgegeven ten gunste van de Unie, maar weer op andere terreinen behouden de lidstaten hun autonome wetgevingsbevoegdheden 

Politieke integratie: 
Door de oprichtingsverdragen wilde lidstaten op bepaalde beleidsterreinen niet meer los van elkaar beslissingen nemen, maar deze bevoegdheden opdragen aan een nieuw stelsel van gemeenschappelijke instellingen met zelfstandige besluitvormingsbevoegdheden. Met invoering van rechtstreekse algemene verkiezingen voor het Europees Parlement kon er voor het eerst sprake zijn van een gemeenschapsinstelling die rechtstreeks democratisch gelegitimeerd was. Het Europees Parlement heeft ten opzichte van alle Unie-instellingen de grootste ontwikkeling doorlopen van een vertegenwoordiging van de nationale parlementen met een raadgevende functie tot een echte vertegenwoordiging van de burgers van de lidstaten. De rol van de nationale parlementen is hierdoor ook versterkt. Ondanks deze ontwikkelingen is de Raad op vele terreinen het centrale besluitvormingsorgaan gebleven en zijn de in de Europese Raad verzamelde staatshoofden en regeringsleiders misschien meer dan ooit beslissend voor de toekomstige richting van de Europese integratie. Het Hof van Justitie gaf in het politieke integratieproces een bijdrage door het geven van een ruime interpretatie aan het bestaande EU- recht, waardoor de interne markt zich kon blijven ontwikkelen. 

De Raad van Europa werd sterk beïnvloed door de Tweede Wereldoorlog en Koude Oorlog die ze wilde voorkomen om nog een keer te laten gebeuren. 5 mei 1949 Congres van Europa waarin regeringsleiders, premiers, ministers, etc die samen in de Ridderzaal samenkwamen om samen te werken. Dit werd militair (NAVO), economisch (EGKS), maar ook Raad van Europa. De Raad van Europa wilde gezamenlijk mensenrechten, democratie en rechtsstaat te beschermen. P.H. Teitgen minister van Frankrijk wilde een structuur in Europa die tussenbeide kan komen voor het te laat gaat. Niet alleen Duitsland maar ieder land. Hij had een grote vrees voor weer een wereldoorlog. In 1950 werden steeds meer landen lid van de Raad van Europa (Griekenland, IJsland, Turkije). In 1989 valt de Berlijnse Muur en later valt Sovjet-Unie uit elkaar waardoor ook Oostelijke landen lid willen worden. Raad van de Europa vond die prima, mits zij wel democratisch zijn en de rechtsstaat respecteren. Nu 47 landen lid van Raad van Europa en 850 miljoen mensen. Raad van Europa is niet hetzelfde als Europese Unie, Raad van Europa is groter want ook Rusland, Armenië, Azerbeidzjan, etc. Wit-Rusland niet. VK hoort wel bij Raad van Europa, maar niet meer bij de Europese Unie. Raad van Europa is gevestigd in Straatsburg in Palais de l’Europe en tevens ook het EHRM als rechterlijke instantie van het EVRM (1950). Het EVRM heeft zowel positieve (overheid moet bepaalde dingen doen) als negatieve verplichtingen (overheid mag bepaalde dingen niet doen). 

Raad van Europa is bezig met: 
- Doel: bescherming mensenrechten, rechtsstaat, democratie 
- Intergouvernementeel (alles gaat bij unanimiteit) 
- Geen richtlijnen, verordeningen, beschikkingen, etc. (typisch Europese Unie om landen te dwingen). Maar verdragen (die binden wel, mits ondertekening en ratificatie) en aanbevelingen 
- Twee organen: Parlementaire assemblee (Niet Europese Parlement, maar bestaat uit parlementariërs van lidstaten dus leden van Tweede Kamer en Eerste Kamer) en Comité van Ministers (zien toe op de naleving art. 46 EVRM, bestaande uit de ministers van buitenlandse zaken, bepalen beleid, stellen budget vast en belangrijke benoemingen) 
- Straatsburg, Frankrijk gevestigd 
- Werktalen: Engels, Frans 

Chronologie van Europese integratie: 

8 mei 1945 

Einde Tweede Wereldoorlog in Europa 

1 januari 1948 

Inwerkingtreding van het Benelux-Verdrag voor oprichting van douane-unie tussen NL, België en Luxemburg 

1 mei 1949 

Oprichting van de Raad van Europa, die in november 1950 het EVRM aanneemt 

9 mei 1950 

Voorstel van Schuman-plan (Schumanverklaring) (Franse minister Buitenlandse Zaken), voor oprichting van EGKS 

18 april 1951 

Ondertekening van Parijse Verdragen tot oprichting van de EGKS door NL, België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Italië 

27 mei 1952 

NL, België, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland en Italië ondertekenen het Europese Defensiegemeenschap (EGDG) Verdrag 

10 maart 1953 

Voorstel voor het oprichten van een Europese Politieke Gemeenschap (EPG) 

25 maart 1957 

Ondertekening van Verdragen van Rome tot oprichting van de EEG en de Euratom 

8 april 1965 

Ondertekening van het Verdrag inzake de fusie van de uitvoerende organen van de drie Europese Gemeenschappen (één Commissie en één Raad) 

1 januari 1973 

VK, Denemarken en Ierland ondertekenen Verdragen inzake hun toetreding 

31 december 1978 

Instellen van het Europese Monetair Stelsel (EMS), met onder andere een wisselkoers tussen deelnemende nationale munteenheden op basis van de ecu 

1 januari 1981 

Toetreding Griekenland 

1 januari 1986 

Toetreding van Spanje en Portugal 

17/28 februari 1986 

Ondertekening van de Europese Akte, eerste grote wijziging van EEG-Verdrag 

12 april 1989 

Presentatie van Delors-rapport over de oprichting van een Economische en Monetaire Unie (EMU) in drie stappen 

1 juli 1990 

Begin van eerste stap naar de EMU (voltooiing van de interne markt) 

7 februari 1992 

Ondertekening van het Verdrag van de Europese Unie (ook wel Verdrag van Maastricht). Ook tweede grote wijziging van het EEG-verdrag: EEG wordt EG 

1 januari 1994 

Begin van tweede stap naar de EMU 

1 januari 1995 

Toetreding Finland, Oostenrijk en Zweden 

26 maart 1995 

Overeenkomst van Schengen betreffende de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen treeft in werking tussen NL, België, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Spanje en Portugal 

2 oktober 1997 

Ondertekening van het Verdrag van Amsterdam, eerste wijziging van het EU-Verdrag en wijziging van de overige verdragen 

3 mei 1998 

Instellen van de Europese Centrale Bank (ECB) 

1 januari 1999 

Begin van de derde stap van de EMU 

26 februari 2001 

Ondertekening van het Verdrag van Nice tot wijziging van het EU-Verdrag en EG-Verdrag, onder andere betreffende de uitbreiding van de medebeslissingsprocedure en een hervorming van het Hof van Justitie 

1 januari 2002 

Invoering van euromunten en –bilketten in de lidstaten van de eurozone 

23 juli 2002 

Looptijd van de EGKS eindigt 

20 juni 2003 

Voorstel ontwerp Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa 

1 mei 2004 

Toetreding van tien nieuwe lidstaten 

29 oktober 2004 

Ondertekening van het Verdrag betreffende een Grondwet voor Europa door 25 lidstaten 

29 mei/1 juni 2005 

De meerderheid van de opgekomen kiezers in Frankrijk en Nederland hebben zich negatief uitgesproken over de Grondwet voor Europa via een referendum 

3 oktober 2005 

Toetredingsonderhandelingen met Turkije worden geopend 

1 januari 2007 

Toetreding van Bulgarije en Roemenië 

13 december 2007 

Ondertekening van het Verdrag van Lissabon --> art. 17 Verdrag van Lissabon is het voorrangsbeginsel 

1 december 2009 

Inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon 

1 januari 2011 

Estland introduceert als 17de land de euro 

30 januari 2012 

Lidstaten ondertekenen Verdrag over stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie (Stabiliteitspact) 

2 februari 2012 

De 17 eurolanden ondertekenen het ESM-verdrag 

1 maart 2012 

Servië wordt de status van kandidaat-lidstaat toegekend 

1 juli 2012 

Toetreding Kroatië als 28ste lidstaat van de EU 

4 november 2014 

Het gemeenschappelijke toezichtmechanisme (SSM) voor de financiële instellingen in het eurogebied treedt in werking 

23 juli 2016 

In een referendum stemt de meerderheid voor een vertrek van het VK uit de EU 

9 mei 2018 

Dag van Europa, ter herdenking van de dag waarop het Schuman-plan werd voorgesteld 

 

Met het inwerkingtreden van de Verdragen van Parijs en Rome hebben de lidstaten, zoals het Hof in de beroemde zaken Van Gend en Loos-arrest en Costa/ENEL-arrest heeft beschreven, een nieuwe rechtsorde gecreëerd. De lidstaten hebben ten gunste van deze rechtsorde hun soevereiniteit op bepaalde terreinen beperkt. Omdat de lidstaten hun bevoegdheden dus gedeeltelijk aan de Europese Gemeenschap hebben overgedragen, werd het noodzakelijk om door middel van de verdragen een institutioneel stelsel in het leven te roepen om deze gemeenschap handelingsbekwaam te maken. De Unie heeft met andere woorden behoefte aan een wetgever, bestuur en rechter.  
In de oorspronkelijke verdragen waren de drie Gemeenschappen met gescheiden organen voorzien. In de EGKS waren dit de: 

  • Bijzondere Raad van Ministers 

  • De Hoge Autoriteit (voorloper van Europees Commissie) 

  • Gemeenschappelijke Vergadering (voorloper Europees Parlement) 

  • Hof van Justitie 

In de EEG en Euratom Verdragen was er sprake van: 

  • Raad 

  • Europese Commissie 

  • Hof van Justitie 

  • De Vergadering 

Door de Overeenkomst werden alle rechterlijke instanties van de drie verdragen tot één Hof van Justitie samengevoegd. Bovendien werd een vergadering voor alle drie de Gemeenschappen ingesteld en met het Verdrag betreffende de fusie van de instellingen van de drie Gemeenschappen in 1967 werd er ook een uniform stelsel voor de Raad en de Europese Commissie in het leven geroepen. Met uiteindelijk het Verdrag van Lissabon kreeg de Europese Unie eigen rechtspersoonlijkheid. 

Het is noodzakelijk een onderscheid te maken tussen instellingen, organen en instanties van de Unie: 

  • Instellingen (art. 13 VUE) --> Europees Parlement, Europese Raad, de Raad, de Europese Commissie, Hof van Justitie, de ECB en de Rekenkamer. Instellingen hebben bijvoorbeeld beroepsrecht voor de instellingen van de Unie (art. 265 VWEU). 

  • Organen en instanties --> Definitie ontbreekt in verdragen en dus is het aannemelijk dat alle overige, niet in art. 13 VEU genoemde lichamen worden omschreven, zoals Europese Investeringsbank, adviesorganen en agentschappen van de EU 

Europees Parlement
Artikel 14 lid 1 VEU: “Het Europees Parlement oefent samen met de Raad de wetgevingstaak en de begrotingstaak uit. Het oefent onder de bij de Verdragen bepaalde voorwaarden politieke controle en adviserende taken uit. Het kiest de voorzitter van de Commissie.” 
Zij heeft haar zetel in principe in Straatsburg. Hier vinden ook de twaalf maandelijkse voltallige zittingen van het Europees Parlement plaats. Bijkomende voltallige zittingen worden gehouden in Brussel. De commissies van het Europees Parlement zijn in Brussel gevestigd; het secretariaat-generaal en zijn diensten bevinden zich in Luxemburg. 
Het Europees Parlement is de enige instelling van de Unie die zijn legitimatie rechtstreeks aan de onderdanen van de lidstaten en dus de burgers van de Unie, ontleent. Zij vertegenwoordigen de burgers van de Unie en zijn dan ook rechtstreeks vertegenwoordigd in het Europees Parlement (art. 10 lid 2 VEU). De leden worden rechtstreeks met algemene verkiezingen elke vijf jaar in alle lidstaten benoemd, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Raad en de Europese Commissie. Dit zijn rechtstreekse, algemene en vrije verkiezingen en elke stem mag maar één keer gelden. Wel mag er aan hun bijzondere kiesstelsels worden vastgehouden, mits het land lidstaat is (art. 22 lid 2 VWEU bijvoorbeeld een kiesdrempel of dat een Belg die in NL woont en 18 is wel verkiesbaar mag stellen maar in België niet doordat hij niet 21 is) en niet ook deel uitmaakt van regering van lidstaat of andere instelling, orgaan of instantie van de Unie zelf. Door het ontbreken van een uniform verkiezingssysteem zijn er geen Europese politieke partijen en zijn deze verkiezingen in handen van de nationale partijen, wat problematisch is omdat zij hun zwaartepunt vaak leggen op nationaal politiek landschap. Het is daarom nauwelijks meer dat politieke partijen op Europees niveau bijdragen tot de vorming van Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de Unie (art. 14 lid 4 VEU).  

Het Europees Parlement als Unie-instelling moet een directe terugkoppeling van het supranationale niveau naar de bevolking van de lidstaten verzekeren. 
Het aantal leden mag niet meer dan 750 leden zijn, plus de voorzitter: David Sassoli, bedragen (art. 14 lid 2 VEU). Momenteel 705 leden, inclusief de voorzitter. Art. 14 VEU houdt in dat de burgers van de Unie van de lidstaten alleen degressief evenredig vertegenwoordigd zijn (art. 14 lid 2 VEU). Dit houdt in dat het totale aantal zetels wordt toegewezen op basis van de omvang van de bevolking van de lidstaten, maar dat de lidstaten met een grotere bevolking aanvaarden dat zij ondervertegenwoordigd zijn zodat de lidstaten met een kleinere bevolking ruimer kunnen worden vertegenwoordigd). Minimaal 6 (Malta bijvoorbeeld), maximaal 96 (Duitsland) per land. NL: 29 zetels. Hoe groter de bevolking des te meer leden. Maar voor een Malta mag je meer Europarlementariërs sturen per 1 miljoen inwoners dan een Spanje. 
Hiervoor voorziet het VEU in de toedeling van zetels van het Europees Parlement aan lidstaten, waarbij geen enkele lidstaat meer dan 96 zetels toegewezen mag krijgen en het minimumaantal is 6 zetels per lidstaat (art. 14 lid 2 VEU). Lidstaten met relatief een kleine bevolking zijn dus onevenredig sterk vertegenwoordigd in het Europees Parlement. Het alternatief hiervoor zou zijn om niet langer uit te gaan van vertegenwoordiging van de bevolking van een lidstaat, maar van de vertegenwoordiging van de Europese bevolking. 

Kernbevoegdheden (art. 14 lid 1 VEU): 

  1. Medewetgever --> gewone wetgevingsprocedure (op gelijke voet met de Raad) en bijzondere wetgevingsprocedure 

  1. Begrotingstaak (art. 314 VWEU) 

  1. Politieke controle (onder andere debat, benoeming en ontslag Commissie)  

Medewetgever: 
Het Europese Parlement heeft echter zo goed als geen bevoegdheid om zelf wetgevingsvoorstellen in te brengen. Het kan alleen met meerderheid van stemmen van zijn leden de Europese Commissie doormiddel van een resolutie verzoeken om voorstellen voor nieuwe of wijzigingen van bestaande Uniewetgeving aan het Europees Parlement voorleggen. Tevens neemt het Parlement alleen deel aan het tot stand komen van Uniewetgeving samen met de Europese Commissie en de Raad. In het kader van de uitbreiding van de Unie speelt het Parlement een belangrijke rol, aangezien de Raad over een verzoek tot toetreding van een staat alleen na instemming van het Europees Parlement mag beslissen (art. 50 VEU).  

Politieke controle: 
Het Europees Parlement kan onderzoeken instellen bij vermeende inbreuken op het Unierecht of bij gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het Unierecht. Hiervoor kan zij enquêtecommissies in het leven roepen (art. 226 VWEU). Naast de participatie in de benoeming van de Europese Commissie is het Europees Parlement ook betrokken bij de controle van de werkzaamheden van de Europese Commissie. Zij moet namelijk jaarlijks het algemeen verslag over de werkzaamheden van de Unie aan de Europees Parlement voorleggen (art. 249 lid 2 en art. 233 VWEU). Ook legt zij het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie voor aan het Parlement. Het Parlement kan ook het vraagrecht gebruiken, waarop mondeling of schriftelijk antwoord op moet komen (art. 230 VWEU). Deze controlebevoegdheden gaan zelfs verder dan dat. Een motie van wantrouwen kan worden ingediend bij de voorzitter, indien hier ten minste een tiende van de leden van het Europees Parlement voorstander van zijn (art. 234 VWEU). Een motie tegen individuen is niet toegestaan. De motie wordt aangenomen indien twee derde van de uitgebrachte stemmen hiervoor zijn na een plenair debat en tevens een meerderheid van de leden van het Europees Parlement in het openbaar voor de motie stemmen. 
Het Europees Parlement controleert ook de werkzaamheden van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en de Europese Centrale Bank (ECB) doormiddel van een door de president van de ECB voorgelegd algemeen jaarverslag (art. 284 lid 3 VWEU).  

In het uiterste geval kan het Europees Parlement ook het Hof inschakelen. Hiermee heeft zij een bevoorrecht beroeps tegen andere instellingen van de Unie (art. 263 en 265 VWEU). Ook kan zij het Hof om advies vragen over de verenigbaarheid van een beoogd internationaal akkoord met de bepalingen van het EU-Verdrag of het Werkingsverdrag (art. 218 lid 11 VWEU). 

Begrotingstaak: 
Het Europees Parlement stelt aan het eind van ieder jaar samen met de Raad de begroting van de Europese Unie voor het volgende begrotingsjaar vast, op basis van een door de Commissie opgestelde ontwerpbegroting en volgens de bijzondere wetgevingsprocedure vastgesteld in art. 314 VWEU. De Europese Commissie voert de vastgestelde begroting uit op eigen verantwoording en op basis van een door de Europese Commissie opgestelde rekening moet het Europees Parlement de Europese Commissie echter kwijting verlenen over de uitvoering van de begroting van het afgelopen begrotingsjaar. De plenaire vergadering van het Europees Parlement stemt in principe met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen over het aannemen van het ontwerpbesluit en dus over het kwijting verlenen aan de Europese Commissie 

De organisatie van het Europees Parlement is op basis van politieke groepen of fracties. Deze zijn gebaseerd op politieke overtuiging van hun leden en niet identiek aan politieke partijen in de lidstaten. Het oprichten van een fractie vereist ten minste 25 leden die uit ten minste een vierde van de lidstaten moeten komen (art. 32 lid 3 Reglement EP). Fracties spelen een belangrijke rol in de organisatie van de werkzaamheden van het Europees Parlement en het kanaliseren van de werkzaamheden van hun individuele leden. Zij krijgen ook bepaalde rechten van het Reglement van het Europees Parlement. De fractievoorzitters en de voorzitter van het Europees Parlement komen samen in de Conferentie van voorzitters (art. 26 Reglement EP). Een belangrijke taak van deze Conferentie is de organisatie van de werkzaamheden van het Europees Parlement en te beslissen over vraagstukken betreffende het wetgevingsprogramma (art. 27 EP). 

Het Europees kiest elke tweeënhalf jaar uit zijn midden een voorzitter, die het Europees Parlement naar buiten toe vertegenwoordigt. Hij heeft leiding aan alle werkzaamheden van het Europees Parlement en zit de plenaire vergaderingen voor (art. 22 Reglement EP). Tijdens de vergaderperiode vindt elke maand gedurende en week en plenaire vergadering plaats in Straatsburg. Spoedgevallen hebben ook plenaire vergaderingen maar die zijn in Brussel 

De Europese Raad
Artikel 15 lid 1: "De Europese Raad geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten. Hij oefent geen wetgevingstaak uit." Artikel 13 VEU draagt aan de instellingen van de Unie op om de in artikel 3 VEU genoemde doelstellingen te bereiken. De Europese Raad komt normaliter bijeen in Brussel. De Europese Raad neemt een centrale plaats in het politieke leven van de Europese Unie in. 

Zij is samengesteld uit (art. 15 lid 2 VEU): 

  1. Staatshoofden en regeringsleiders (NL heeft koning als staatshoofd, dus stuurt regeringsleider --> Mark Rutte) 

  1. Voorzitter Europese Raad (Charles Michel) 

  1. Voorzitter Europese Commissie (Ursula von der Leyen) 

Staatshoofden betekent eigenlijk democratisch gekozen regeringsleiders, want anders zou de koning moeten komen. Dit is bedoeld omdat bij sommige lidstaten (Frankrijk) ook het staatshoofd politieke verantwoordelijkheden heeft. Het heeft ook een permanente voorzitter die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor een periode van tweeënhalf jaar door de in de Europese Raad wordt gekozen. Daarnaast kunnen de leden van de Europese Raad besluiten zich elk te laten bijstaan door een minister en in het geval van de voorzitter van de Commissie, door een lid van de commissie (art. 15 lid 3 VUE).  

De Europese Raad heeft als algemene taak de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie te geven en de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten vast te leggen (art. 15 lid 1 VEU). Zij voeren geen wetgevingstaak uit (art. 15 lid 1 VEU). Vertegenwoordigen belangen van hun land. Dit kan inhouden het herzien en door ontwikkelen van bestaande bevoegdheden, het creëren van nieuwe bevoegdheden of slechts het doen uitgaan van openbare verklaringen ten aanzien van een bepaald onderwerp. Geen wetgevende taak (dat doet de Commissie, Parlement en de Raad), wel verdragswijziging. Maar in praktijk komt het soms wel dichtbij als wetgevende orgaan, met bijvoorbeeld deadlines of geven hun mening hoe de verdragen eruit moet zien. 
De Europese Raad heeft echter ook concrete taken, vooral op het terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid, en recht en het buitenlands beleid van de Unie. Hij speelt een beslissende rol in het vaststellen van de operationele en wetgevende agenda in het kader van de ruimte van vrijheid, veiligheid en het recht (art. VWEU). Op terrein van het externe optreden van de Unie definieert de Europese Raad op basis van de in artikel 21 VEU vastgestelde beginselen van algemene richtsnoeren de strategische belangen en doelstellingen van de Unie. In overeenstemming met artikel 22 VEU moeten de besluiten van de Europese Raad betrekking hebben op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en op andere onderdelen van het externe optreden van de Unie. Verder benoemt de Europese Raad de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid (art. 18 lid 1 VEU) en stelt hij op korte termijn de strategische beleidslijnen van de Unie vast indien internationale ontwikkelingen dit vereisen (art. 26 lid 1 VEU). 
De voorzitter van de Europese Raad is vooral de voorbereiding en de continuïteit van de werkzaamheden van de Europese Raad te leiden en de samenhang en de consensus binnen de Europese Raad te bevorderen (art. 15 lid 6 VEU). Besluitvorming bij consensus (iedereen moet het ermee eens zijn, soort unanimiteit maar niet helemaal want ze stemmen niet). 

Hij is gehouden om een nauwe samenwerking en coördinatie tot stand te brengen met het voorzitterschap van de Raad en de voorzitter van de Commissie 

De Europese Raad komt ten minste twee keer per halfjaar bijeen op initiatief van zijn voorzitter (art. 15 lid 3 VEU), maar in praktijk gemiddeld één keer per maand. Geen wet waarbij de leden dus kunnen besluiten zich te laten bijstaan door een minister en wat de voorzitter van de Commissie betreft, door een lid van de Commissie (art. 15 VEU). Daarnaast kan er een buitengewone vergadering op de agenda worden gezet (art. 15 lid 3 VEU). In beginsel moeten alle staatshoofden en regeringsleiders met de beoogde conclusie, resolutie of besluiten instemmen (art. 15 lid 4 VEU). Wanneer de Europese Raad zich in een stemming uitspreekt nemen de voorzitter van de Europese Raad en die van de Commissie niet aan de stemming deel (art. 235 lid 1 VWEU). Besluiten over procedurekwesties worden met gewone meerderheid genomen (art. 235 lid 3 VWEU). 

Voorzitter van Europese Raad: is het chairman (voorzitter die vergadering voorbereid) of Président (naast voorzitter ook een leider). Dit debat kon niet beslecht worden. Voorzitter wordt gekozen door gekwalificeerde meerderheid door de Europese Raad en doet het voor 2,5 jaar en één keer verlengen, dus maximaal 5 jaar. De voorzitter van de Europese raad mag geen nationale belangen op de agenda moeten zetten (art. 15, lid 6) Drie belangrijke rollen voor voorzitter (art. 15 lid 6 VEU): 

  1. Leidt vergadering Europese Raad bereidt ze voor en zorgt voor continuïteit 

  1. Kan besluiten een top bijeen te roepen 

Verschil met voorzitter Commissie: weinig formele bevoegdheden, weinig staf, geen begroting, geen wetgevingsinitiatief. Sterk afhankelijk van eigen gezag bij andere leiders. 

Raad van ministers (de Raad)
Artikel 16 lid 1: "De Raad oefent samen met het Europees Parlement de wetgevingstaak en de begrotingstaak uit. Hij oefent onder de bij de Verdragen bepaalde voorwaarden beleidsbepalende en coördinerende taken uit."  
De Raad zetelt in beginsel in Brussel. De Raad is de vertegenwoordiging van de nationale overheden van lidstaten van de Europese Unie op het Europese niveau. Volgens artikel 16 lid 2 en 9 VEU bestaat de Raad uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat op ministerieel niveau. Deze vertegenwoordigen dus de regeringen op nationaal niveau, die op hun beurt weer democratisch zijn verkozen. Deze vertegenwoordiger kan namens de lidstaat in de Raad stemmen. De lidstaten bepalen hoe zij in de Raad worden vertegenwoordigd (art. 16 VEU), als in welke omvang van bevoegdheid strekt wat voornamelijk afhangt van het nationale grondwettelijke stelsel. In NL zijn de ministers verantwoording schuldig tegenover de Tweede Kamer. De Raad komt in verschillende formaties bijeen (zoals Justitie en Binnenlandse Zaken, Landbouw en Visserij, Milieu en Economische en Financiële zaken), die samenvallen met de verschillende beleidsterreinen van de Europese Unie. Daarnaast vergadert de Raad ook nog in de samenstelling van de ministers van de lidstaten van het eurogebied, de zogenoemde Eurogroep (art. 136 lid 1 VWEU).  

Kerntaken (art. 16 lid 1 VEU): 
- Wetgeving en budget (samen met Europees Parlement) 
- Beleid en coördinatie 
- Aansturing nationale handhaving 

Wetgeving en budget: 
De Raad oefent samen met het Europees Parlement de wetgevings- en begrotingstaak uit (art. 16 lid 1 VEU). Nationale uitvoerende macht (regering, want ministers) wordt onderdeel van EU wetgevende/uitvoerende macht! Artikel 48 VEU betreffende de herziening van de verdragen kent naast de Europese Raad ook een belangrijke rol toe aan de Raad. Voorstellen voor verdragsherzieningen door een lidstaat, het Europees Parlement of de Europese Commissie moeten in het kader van de gewone herzieningsprocedure aan de Raad voorgelegd worden. Bovendien heeft de Raad bij uitzondering ook de bevoegdheid om buiten de verdragswijzigingsprocedure om over aanpassingen van het Unierecht te beslissen. Dit betreft de wijziging van delen van het Protocol betreffende de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank (art. 129 lid 3 VWEU). Ondanks het feit dat het initiatiefrecht bij de Europese Commissie ligt kan ook de Raad de richting van de ontwikkelingen van de Europese integratie beïnvloeden door de Europese Commissie formeel te verzoeken om studies die hij wenselijk acht ter verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen te verrichten en hem alle ter zake dienende voorstellen te doen (art. 241 VWEU).  

Beleid en coördinatie: 
Ook is de Raad in zijn rol van wetgever, beleidsmatig bezig. Daarbij definieert hij niet alleen de beleidslijnen voor de Unie, maar voor een deel ook voor de lidstaten. De Raad draagt zorg voor de coördinatie van het algemeen economisch beleid van de lidstaten. In het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid werkt de Raad op basis van de algemene richtsnoeren en strategisch beleidslijnen van de Europese Raad het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit en neemt hij de nodige besluiten voor het bepalen en uitvoeren van dat beleid (art. 26 lid 2 VEU). Aan de Raad worden ook bestuurstaken opgedragen, bijvoorbeeld het vaststellen in samenwerking met het Europees Parlement de jaarlijkse begroting van de Unie (art. 314 VWEU). De Raad is bevoegd om aan de Europese Commissie de bevoegdheden tot uitvoering van zijn besluiten te verlenen (art. 290 VWEU). 

Omdat de leden van de Raad met hun medewerkers niet op permanente basis in Brussel werkzaam zijn, moet het overwegende gedeelte van de werkzaamheden met name in de wetgevingsprocedures door anderen worden voorbereid. Hier speelt het Comité van Permanente Vertegenwoordigers, comités en werkgroepen, het secretariaat-generaal en het voorzitterschap een belangrijke rol.  

Voor de meeste besluiten is een gekwalificeerde meerderheid van de stemmen in de Raad vereist (art. 16 lid 3 VEU). Elke lidstaat krijgt een bepaald aantal stemmen toegewezen (NL: 13, VK: 29).  Toch veel besluiten formeel met unanimiteit. In de praktijk wordt er echter maar weinig gestemd, men zoekt consensus. Hierdoor zorgt het ervoor dat iedereen er wel in kan vinden. De stemregel is meer als drukmiddel als iemand onredelijk is bijvoorbeeld. 

Voorzitterschap is een land (art. 16 lid 9 VEU jo. Art. 236 sub b VWEU): 
- Roterend, voor zes maanden (Duitsland 1 juli-31 december, Portugal 1 jan-30 juni 2021, etc) 

Europese Commissie
Artikel 17 lid 1: “De Commissie bevordert het algemeen belang van de Unie en neemt daartoe passende initiatieven. Zij ziet toe op de toepassing van zowel de Verdragen als de maatregelen die de instellingen krachtens deze Verdragen vaststellen. Onder de controle van het Hof van Justitie van de Europese Unie ziet zij toe op de toepassing van het recht van de Unie. Zij voert de begroting uit en beheert de programma’s. Zij oefent onder de bij de Verdragen bepaalde voorwaarden coördinerende, uitvoerende en beheerstaken uit. Zij zorgt voor de externe vertegenwoordiging van de Unie, behalve wat betreft het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de andere bij de Verdragen bepaalde gevallen. Zij neemt de initiatieven tot de jaarlijkse en meerjarige programmering van de Unie om interinstitutionele akkoorden tot stand te brengen.” 
De Europese Commissie heeft haar zetel in principe in Brussel. De Commissie vertegenwoordigt het belang van de Unie (art. 17 lid 1 VEU) en dus niet de nationale belangen. Twee algemene diensten van de Europese Commissie, Eurostat (het statistische ambt van de Europese Unie) en het Bureau voor officiële publicaties van de Europese Unie (de uitgever van publicaties van de Unie-instellingen). Behalve in de verdragen zijn de details van de werking van de Europese Commissie geregeld in het Reglement van orde (art. 249 VWEU). In het bestuur van de Europese Unie neemt de Europese Commissie een centrale rol in. De Europese Commissie kan als supranationale instelling en als een uitvloeisel van de nieuwe rechtsorde worden gekarakteriseerd. 

De Europese Commissie bestaat uit een onderdaan van elke lidstaat en kent dus 28 leden (art. 17 lid 4 VEU). College van Commissarissen (Eén commissaris per lidstaat, NL: Frans Timmermans). Elk commissaris heeft een cabinets (7 à 8 mensen per commissaris, met een cabinet-chef als belangrijkste adviseur). De leden worden voor een periode van vijf jaar benoemd en zijn herbenoembaar (art. 17 lid 3 VEU). De benoemingsprocedure kan in twee fasen worden onderverdeeld, waarbij in eerste instantie overeenstemming over de voorzitter van de Europese Commissie wordt bereikt. De voorzitter stelt voor elke vergadering de agenda vast (art. 6 Reglement Commissie). Daarna worden de overige leden van de Commissie geselecteerd.  
Benoemingsprocedure: 

  1. Europese Raad raadpleegt de lidstaten en het Europees Parlement en draagt met gekwalificeerde meerderheid een kandidaat-voorzitter voor (art. 17 lid 7 VEU) 

  1. Europees Parlement moet instemmen met kandidaat-voorzitter 

  1. Verkozen voorzitter stelt samen met Raad lijst van overige kandidaat-leden Commissie vast 

  1. Verkozen voorzitter en overige leden van de Commissie, worden aan het Europees Parlement ter goedkeuring voorgelegd 

  1. Europees Parlement moet de kandidaat-Commissie als college aanvaarden 

  1. Europese Raad benoemt de Commissie met gekwalificeerde meerderheid 

Ontslag gaat door Europees Parlement (art. 17 lid 8 VEU jo. Art. 234 VWEU), doormiddel van een Motie van Afkeuring met 2/3 stemmen. Alles of niets: geen ontslag van individuele Commissarissen. Maar, de voorzitter van de Europese Commissie kan wel een commissaris dwingen ontslag te nemen 

De taken van de Europese Commissie zijn in vier functies onderverdeeld (art. 17 lid 1 en 2 VEU). Vertegenwoordigen belang van de Unie. De Europese Commissie als: 

  1. Wetgevende bevoegdheid 

  1. Uitvoerende bevoegdheid 

  1. Toezicht bevoegdheid 

Wetgevende bevoegdheden: 
De Europese Commissie heeft een eigen beslissingsbevoegdheid en werkt deze mee aan de totstandkoming van secundair Unierecht (art. 17 lid 1 VEU). Zij waakt over de inachtneming van de Unieregels betreffende openbare ondernemingen (art. 106 lid 3 VWEU). Zij is dus gemachtigd om passende richtlijnen of besluiten tot de lidstaten te richten (art. 45 lid 3 VWEU) of eventuele sancties opleggen (art. 95 lid 4 VWEU). 
De belangrijkste bevoegdheid is het initiatiefrecht voor wetgevingshandelingen of regelgeving (art. 17 lid 1 VEU). Wetgevingsprojecten en daarmee de toekomstige richting van de Europese integratie worden dus voor een belangrijk deel door de Europese Commissie bepaald. Ook geeft de Europese Commissie adviezen, waarop de Raad in een aantal gevallen op handelt. Bovendien bij de herziening van de verdragen is een rol voor de Europese Commissie voorzien (art. 48 VEU).  

Vertegenwoordiger van de Unie: 
De Europese Commissie is voor de externe vertegenwoordiging van de Unie (art. 17 lid 1 VEU). Dit gaat bijvoorbeeld over internationale onderhandelingen op initiatief van de Commissie (art. 218 VWEU).  

Uitvoering: 
Hierbij haat het om door het Unierecht zelf aan de Europese Commissie opgedragen taken en taken die aan haar door de Raad worden gedelegeerd. Voornamelijk op het mededingingsrecht oefent zij de rol van een bestuursorgaan uit. Volgens artikel 3117 voert zij de begroting van de Unie uit onder haar eigen verantwoordelijkheid binnen de grenzen van het vastgestelde financiële reglement. Commissie ook taak tot voorstel van wetgeving (art. 17 lid 1 VEU). 

Handhaving: 
Gezien het feit dat artikel 17 lid 1 VEU de Europese Commissie belast met het toezicht op de toepassing van het recht van de Unie samen met het Hof van Justitie, wordt de Europese Commissie vaak als toezichthouder van de Unie of als hoedster van het belang van de Unie gekarakteriseerd. Dit moet niet worden verward met het Hof. Dit betreft vooral de toepassing van het Unierecht door de lidstaten, anders kan zij sancties opleggen.  

De Europese Commissie wordt ondersteund in haar werk door 40 directoraten-generaal (25.500 ambtenaren). Zij zijn verantwoordelijk voor de voorbereiding van de werkzaamheden van de Europese Commissie en de implementatie van haar beslissingen (art. 21 Reglement Commissie). De Europese Commissie vergadert ten minste één keer per week op initiatief van haar voorzitter. Deze zijn niet openbaar (art. 5 lid 2 en 9 Reglement Commissie) en worden geacht er te zijn, anders is vertegenwoordiging mogelijk (art. 5 en 10 Reglement Commissie).  

Eerste vicevoorzitter --> Frans Timmermans.  Voorzitter Ursala von der Leyen. Zij heeft 6 belangrijke rollen (art. 17 lid 6 VEU): 

  1. Nomineert Commissarissen 

  1. Bepaalt de interne organisatie 

  1. Kan individuele Commissarissen ontslaan 

  1. Politieke sturing 

  1. Kan elke portefeuille overnemen 

  1. Vertegenwoordigende functie 

Europese Commissie is dus: 

  • Uitvoerende macht (voert verdragen uit) 

  • Controleur (doormiddel van art. 258 inbreukprocedure) 

  • Medewetgever (recht van initiatief) 

  • Rechter (waakhond van EU-recht) 

Hof van Justitie, Gerecht en rechterlijke kamers
Artikel 19 lid 1: "Het Hof van Justitie van de Europese Unie omvat het Hof van Justitie, het Gerecht en gespecialiseerde rechtbanken. Het verzekert de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van de Verdragen. 
De lidstaten voorzien in de nodige rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren." Het Hof van Justitie van de Europese Unie, het Gerecht alsook alle ondersteunende diensten zetelen in Luxemburg. Artikel 13 VEU noemt het Hof van Justitie als een van de instellingen van de Unie. Deze instelling bestaat uit drie onderdelen (art. 19 lid 1 VEU): 

  1. Hof van Justitie --> elke lidstaat één rechter (art. 19 lid 2 VEU). Ook advocaten-Generaal.  

  1. Het Gerecht --> elke lidstaat twee rechters 

  1. Gespecialiseerde rechtbanken (art. 257 VWEU)  

Naast deze rechterlijke instanties van de lidstaten spelen de rechterlijke nationale instanties een belangrijke rol in de effectieve uitvoering van het Unierecht op nationaal niveau. Zo kunnen ze (en soms verplicht) het Hof om advies vragen. 
De rechter worden door de lidstaten in onderlinge overeenstemming voor een periode van zes jaren benoemd. Vervanging van de rechter vindt niet in één keer, maar gedeeltelijk elke drie jaar plaats (art. 253 VWEU). Het Hof moet echter volgens artikel 19 lid 2 VEU uit één rechter per lidstaat bestaan. Zij mogen geen politieke functie of bestuursambt uitoefenen (art. 4 Statuut Hof) en zijn bovendien vrijgesteld van rechtsvervolging (art. 3 Statuut Hof). Het Hof wordt in zijn werkzaamheden bijgestaan door elf advocaten-generaal (art. 252 VWEU), die worden in onderlinge overeenstemming van de lidstaten voor een periode van zes jaren benoemd waarbij elke drie jaar een gedeeltelijke vervanging plaatsvindt. Zij zijn niet vertegenwoordigers van de lidstaten, omdat zij onpartijdig zijn (art. 2 Statuut Hof). Hun functie, die in principe alleen bij het Hof bestaat, is het Hof van een onpartijdige en onafhankelijke evaluatie van de feiten en de juridische vraagstukken te voorzien. Deze adviezen worden in de vorm van met reden omklede conclusies uit alle zaken die bij het Hof aanhangig zijn gemaakt. Dit lijkt dus veel op de taak van de procureur-generaal bij de Hoge Raad 
Wat het Gerecht betreft is de ambtstermijn zes jaar, waarbij elke drie jaar een gedeeltelijke vervanging plaatsvindt (art. 19 lid 2 VEU). Hierbij zijn er twee rechter per lidstaat. Advocaten-generaal en rechters kunnen herbenoembaar zijn.  

Artikel 19 VEU omschrijft de taak van het Hof en het Gerecht als het verzekeren van de eerbieding van het Unierecht bij de uitlegging en toepassing van de verdragen. Het Hof en het Gerecht beoordelen geschillen tussen de Unie-instellingen onderling, tussen Unie-instellingen en hun personeelsleden, tussen Unie-instellingen, -organen en –instanties en lidstaten, tussen lidstaten en tussen natuurlijke en rechtspersonen en Unie-instellingen, -organen en –instanties voor zover Unierecht op het geschil van toepassing is. Bovendien doet het Hof uitspraken over de uitlegging van het primaire en secundaire Unierecht en over de geldigheid van het secundaire Unierecht, naar aanleiding van een verzoek van een rechterlijke instantie van een van de lidstaten. 

De procedure bij het Hof en het Gerecht bestaat uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte. Het Hof en het Gerecht beraadslagen elke zaak in de raadkamer. Beslissingen van de uit drie of vijf rechter bestaande kamers zijn geldig wanneer zij door drie rechter zijn genomen. De beslissingen van de Grote Kamer van het Hof zijn geldig wanneer elf rechter aanwezig zijn en in de voltallige zittingen zijn pas geldig als zeventien rechters aanwezig zijn (art. 33-35 Reglement van Procesvoering Hof).  

Aldus: 

Artikel 19 VEU: 

  • Verzekert de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van de verdragen, doormiddel van: 
    - Door de lidstaten, instellingen of een natuurlijke of rechtspersoon ingesteld beroep 
    - Op verzoek van nationale rechterlijke instanties bij wijze van prejudiciële beslissing 
    - De overige in de verdragen bepaalde gevallen 

Bestaat uit twee instanties: Hof van Justitie en Gerecht 

Hof van Justitie bevoegd in: 

  • Prejudiciële procedure (art. 267 VWEU) 

  • Verdragschendingsprocedures (art. 258-260 VWEU) 

  • Rechtstreeks beroep tot nietigheid (art. 263 VWEU) 

  • Rechtstreeks beroep wegens nalaten (art. 265 VWEU) 

  • Advies over internationale akkoorden (art. 218 lid 11 VWEU) 

  • Naleving procedures (art. 7 VEU) en grondrechten (art. 269 VWEU) 

  • Of hoger beroep als Gerecht oordeel heeft gedaan (art. 256 VWEU) 

Het Gerecht bevoegd in: 

  • Rechtstreekse beroepen ingesteld door natuurlijke of rechtspersonen (art. 263 lid 4, 265 VWEU) 

  • Rechtstreekse beroepen van de lidstaten tegen handelingen van de Commissie en handelingen van de Raad inzake staatssteun, dumping en uitvoeringsbevoegdheden 

  • Aansprakelijkheid van de instellingen van de Unie (art. 268 VWEU) 

  • Andere beroepen, bijvoorbeeld inzake merkenrecht en ambtenarenzaken 

  • Kan bevoegd worden bepaalde prejudiciële vragen te beantwoorden (art. 256 lid 3 VWEU) 

De Europese Centrale Bank
De ECB zetelt in Frankfurt am Main. Door artikel 13 VEU is de ECB een instelling van de Unie (art. 282-284 VWEU). De ECB neemt een zelfstandige en onafhankelijke positie in ten opzichte van de andere Unie-instellingen en de nationale centrale banken. Het is geheel onafhankelijk en voert het monetaire beleid uit samen met nationale banken (ESCB). De ECB heeft drie besluitvormende organen:  

  1. De Directie 

  1. De Raad van Bestuur 

  1. De Algemene Raad.  

Directie: 
De Directie bestaat uit de president en de vicepresident van de ECB en vier overige leden. Voor NL: Frank Elderson. Zij worden door de Europese Raad in onderlinge overeenstemming met gekwalificeerde meerderheid benoemd. Dit vindt plaats op aanbeveling van de Raad (art. 283 lid 2 VWEU). De Directie heeft het dagelijks bestuur is handelen en is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de zittingen van de Raad van Bestuur en de uitvoering van het monetair beleid overeenkomstig de richtsnoeren en besluiten van de Raad van Bestuur. Leden van de Directie moeten wel de nationaliteit van een van de lidstaten bezitten. 

De Raad van Bestuur: 
De Raad van Bestuur bestaat uit des zes leden van de Directie en de presidenten van de nationale centrale banken van de lidstaten van het eurogebied (art. 283 lid 1 VWEU). Voor NL: Klaas Knot. Hier stelt het Unierecht geen bijzondere eisen aan de professionele kwalificatie van de presidenten, maar ze moeten wel volledig onafhankelijk kunnen beslissen en niet gebonden zijn aan regeringen. De ambtstermijnen van de presidenten van de nationale centrale banken moeten minimaal vijf jaar bedragen (art. 14.2 Statuten ESCB en ECB).  

De Algemene Raad: 
Centrale banken van de lidstaten buiten het eurogebied maken wel deel uit van het ESCB. Zij zijn vertegenwoordigd in de Algemene Raad van de ECB.   

De lidstaten van het eurogebied hebben hun competenties ten opzichte van het monetaire beleid overgedragen aan de ECB. De ECB heeft de handhaving van de prijsstabiliteit in het eurogebied als primaire doelstelling. Voor zover verenigbaar met dit primaire doel heeft zij als secundaire doelstelling de ondersteuning van het algemeen economisch beleid van de Unie. Alleen de ECB mag immers machtiging geven tot uitgifte van eurobiljetten binnen de Unie en bovendien de uitgifte van euromunten door de lidstaten goedkeuren (art. 128 VWEU).  

Rekenkamer
De Rekenkamer zetelt in Luxemburg (art. 285-287 VWEU). In de Rekenkamer heeft per lidstaat één onderdaan zitting. De leden worden door de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement met gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor een periode van zes jaar benoemd (art. 286 lid 2 VWEU). Eisen zijn wel dat diegene in hun eigen staat tot verglijkbare externe controle-instanties behoren of behoord hebben of bijzonder geschikt zijn. Tevens moeten zij onafhankelijk zijn van bijvoorbeeld regeringen en in het algemeen belang van de Unie functioneren. Ook is het verboden om gedurende hun ambtsperiode andere beroepswerkzaamheden te verrichten (art. 286 lid 4 en 5 VWEU). Leden zijn wel herbenoembaar.  

De taken van de Rekenkamer staan in artikel 285 VWEU, namelijk de controle van de rekeningen. Volgens artikel 287 VWEU onderzoekt zij de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Unie en van alle door de Unie ingestelde organen en instanties, voor zover het instellingsbesluit dit onderzoek niet uitsluit. Enerzijds omvat de taak van de Rekenkamer een jaarlijks terugkerend onderzoek van de jaarrekeningen van de Europese Unie. Anderzijds omvat deze taak ook specifieke controles op verschillende beleidsterreinen, die de Rekenkamer in een jaarlijks werkprogramma vaststelt. De nadruk bij de controles van de Rekenkamer ligt in het opsporen van onregelmatigheden. Als er sprake is van bijvoorbeeld fraude wordt dit gemeld aan het Europese Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF). De controle geschiedt aan de hand van stukken en zo nodig ter plaatse bij Unie-instellingen of –lichamen die ontvangsten of uitgaven namens de Unie beheren. Bovendien kunnen controles ook plaatsvinden in de lidstaten en in de gebouwen van natuurlijke en rechtspersonen, die betalingen uit de begroting van de Unie ontvangen (art. 287 lid 2 en lid 3 VWEU). De Rekenkamer stelt na afsluiting van elk begrotingsjaar een jaarverslag op. 

De leden van de rekenkamer kiezen uit hun midden een president voor drie jaar. Deze is belast met de organisatie en het voorzitten van de vergaderingen van het college van leden, ziet toe op de uitvoering van de besluiten van de Rekenkamer en vertegenwoordigt de Rekenkamer in alle rechtsgedingen en externe betrekkingen (art. 9 Reglement Rekenkamer). Het college wordt gesteund door een secretariaat onder de leiding van een secretaris-generaal. 

Interacties tussen instellingen: 

  • De EU heeft 7 instellingen maar de crux zit in het formele en informele samenspel tussen de 4 politieke instellingen --> Europees Parlement, Europese Raad, Raad en Commissie 

  • Het Hof, ECB en de Rekenkamers zijn onafhankelijk 

Commissie & Parlement: 

  • Commissie en Europees Parlement: beschouwen zich als de aanjagers en uitdrukking van het project als Europese instellingen. Als verwezenlijking van de EU.  

  • Hun verhouding heeft trekken van die tussen een regering en een parlement in een Parlementair stelsel. Toch zijn er ook verschillen (vaste zittingstermijn Commissie) 

Parlement & Raad: 

  • Beide mede-wetgevers, dus tot elkaar veroordeeld. Want beiden moeten goedkeuren 

  • Komen wel uit andere werelden: 
    - Parlement --> Brusselse/Straatsburgse sfeer en zijn vertegenwoordigers van de burgers 
    - Ministers --> nationale regeringen en zijn vertegenwoordigers van de overheden 

  • Dit leidt tot clashes op privacy-wetgeving (Parlement burgerrechten beschermen maar ministers wil juist opsporing helpen) of klimaat 

  • Derde speler: Commissie, staat soms meer aan de ene, soms aan de andere kant 

Europese Raad & rest: 

  • Europese Raad en Commissie: voorzitter van de Commissie is lid van de Europese Raad (uniek). Von der Leyen zit bij de regeringsleiders 

  • Verhouding Europees Raad en Parlement: moeizaam 

  • Europese Raad (hoewel geen wetgevingstaak) stelt vaak deadlines aan de wetgevers, of roept andere instelling (Commissie, Raad) om iets te doen 

  • Als de Europese Raad de lidstaten vraagt iets te doen, spreken de leden in feite tot zichzelf 
     

Trias Politica in de EU: 

  • Jarenlang zeiden juristen en geleerden: Europese Gemeenschap is een ding apart en dus kan dit niet --> In Commissie en deels Raad liep alles door elkaar: wetgevend, uitvoerend en rechtsprekend 

  • Toch is duidelijk en vroeg Rechterlijke Macht ontstaan: het Hof van Justitie  

  • Daarna ook zichtbaar Wetgevende macht: een Parlement en een tweekamerstelsel (Parlement en Raad) 

  • Maar waar zit de Uitvoerende Macht? 

Visies op uitvoerende macht: 

  • De stichter in 1950 vonden dat dit niet nodig was 

  • Sindsdien twee denklijnen wie uitvoerende macht moet zijn: 

  1. Commissie wordt ooit een regering (Duitse/Belgische denklijn --> federatie, parlementair stelsel) 

  1. Nodig is samenbundeling van de lidstaten op het hoogste niveau, in de Europese Raad (Franse denklijn --> confederatie, presidentieel stelsel) 

Democratie in de EU: 

  • Formeel: alle wetgeving door democratisch verkozen en gecontroleerde politici aangenomen 

  • Dubbele vertegenwoordingslijn: direct en indirect: 

  1. Directe lijn --> Europese verkiezingen (samenstelling Europees Parlement, meerderheid Europees Parlement steunt Commissie) 

  1. Indirecte lijn --> Nationale verkiezingen (bepalen samenstelling nationale parlementen, schragen nationale regeringen, dat bepaalt samenstelling Raad en Europese Raad) 

De Tweede Kamer verkiezingen bepalen dus ook wie er namens NL zit bij Europese Raad en de Raad 

Waarom hardnekkige kritiek: 

  • Macht van onafhankelijke instellingen: (Commissie), Hof, ECB 

  • Stichters kozen bewust voor depolitisering: politieke conflicten veranderen in technische problemen 

  • Voorkeur voor stabiliteit en rechtszekerheid boven snelle keizersinvloed op politieke proces 

  • Afstand tot Brussel & constitutionele aard van EU versterken dit. In de EU is niet één regering en dus ook geen zichtbare oppositie 

Besluit: geen superstaat: 

  • Samenspel tussen EU-instellingen heeft soms trekken van nationale, parlementaire politiek 

  • Toch is de EU geen staat, laat staan super-staat 

  • Belangrijk formele grond: het attributie-beginsel. De EU-instellingen kunnen alleen besluiten in domeinen waarvoor per Verdrag bevoegdheden zijn toegekend, niet op eigen houtje 

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Abel-Jan Scheffer
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1094
Search a summary, study help or student organization