
The goal construct in social psychology van Fishbach & Ferguson (2007) - Artikel
Doelen zijn de punten waar het gedrag van mensen rond georganiseerd is. Wat zijn doelen en hoe hebben die invloed op het gedrag van mensen?
Wat is een doel?
Een doel wordt gedefinieerd als: een cognitieve representatie van een gewild eindpunt die invloed heeft op emoties, representaties en gedrag.
Onderzoekers hebben lang aangenomen dat doelen bestaan als cognitieve representaties in het geheugen. Het feit dat doelen bestaan als kennisstructuur, suggereert 3 karakteristieken:
Doordat het een constructie van het geheugen is, veranderd een doel in toegankelijkheid. De waarschijnlijkheid dat een doel geactiveerd is, varieert over verschillende situaties aan de hand van de toegankelijkheid op dat moment.
Er zijn meerdere herinneringen verbonden aan een doel. Een doel bestaat uit veel aan elkaar gerelateerde herinneringen die gerelateerd zijn aan dat doel en op verschillende manieren kunnen worden geassocieerd met andere gedachten.
Herinneringen aan het doel worden geactiveerd door middel van dezelfde processen die leiden tot het activeren van kennis. Als een herinnering aan het doel wordt geactiveerd en daardoor meer toegankelijk wordt, worden de gerelateerde herinneringen ook geactiveerd en toegankelijk. Op die manier kan het geheel meer toegankelijk worden door de activering van een deeltje. Het activeren van een bepaald doel, hangt ver samen met het verminderen van de activatie van een ander doel. Wanneer iemand bijvoorbeeld als doel heeft om af te studeren, wordt het doel om te feesten automatisch verminderd.
Welk type kennis wordt gereflecteerd door herinneringen aan doelen? Dit hangt samen met de definitie van doelen als een gewild eindpunt dat gedrag, emoties en evaluaties leidt. Allereerst bevatten doelen informatie over de eindstatus. Deze eindstatussen kunnen variëren in hun abstractheid (bijvoorbeeld: ‘een kop koffie drinken’ of ‘iets bereiken’). Doelen bevatten echter meer dan alleen een eindstatus. Ze gaan ook over verschillende gedragingen, plannen en objecten die iemand helpen om de gewilde eindstatus te bereiken. Ook deze dingen kunnen variëren in hun abstractheid. Alle eindstatussen kunnen worden gezien als deel van een grotere eindstatus.
Een doel bestaat dus uit een uiteindelijke eindstatus en het gedrag dat daartoe leidt. Er is echter nog een tweede aspect wat belangrijk is voor het opstellen van doelen: de eindstatus moet gewild zijn. Het doel moet dus worden geassocieerd met het positieve effect. Dit is de voornaamste reden waarom doelen gedrag leiden. Doelen verschillen dus in toegankelijkheid, bestaan uit veel verbonden herinneringen en werken volgens klassieke principes over de activatie van kennis. Hoe is een doel dan anders van andere kennisstructuren? Dit ligt vooral aan de effecten die doelen hebben op het gedrag. Dit neemt pas af wanneer het doel is bereikt.
Cues die met het doel te maken hebben leiden niet altijd tot de activatie van het doel. Dit hangt ook af van de natuur van de taak en of het doel daarmee samenvalt.
Wat bepaalt dan of een doel is geactiveerd en het gedrag leidt? Deels worden mensen door doelen geleid omdat ze dit bewust doel. Er zijn echter ook onbewuste processen die mensen kunnen leiden. Uit onderzoek blijkt dat doelen ook onbewust kunnen worden geactiveerd, de perceptie van een stimulus hoeft niet altijd bewust te zijn. En ook al is de stimulus bewust, iemand hoeft zich nog niet bewust te zijn van de hele keten geactiveerde herinneringen.
Onderzoeken tonen aan dat het simpelweg lezen van woorden die zijn gerelateerd aan een gewilde eindstatus, personen onbewust gedrag kunnen gaan vertonen dat leidt naar het doel. Onbewuste priming van een doel kan zelfs dezelfde resultaten hebben als het bewust primen van iemand.
Hoe weet je nu dat het doel geactiveerd is en niet simpelweg begrippen die gerelateerd zijn aan het doel? Een doel heeft als kenmerk dat het blijvend is, totdat het doel bereikt. In onderzoek hebben ze de participanten daarom een tijdje laten wachten voordat ze de taak uitvoerden. Dit had nog steeds hetzelfde resultaat (geactiveerde doelen) en daarom kan er worden geconcludeerd dat het doelen van mensen waren die zijn geactiveerd en niet simpelweg de woorden.
Er zijn verschillende dingen waardoor doelen geactiveerd kunnen worden:
Allereerst door de eindstatussen, zoals hierboven beschreven.
Doelen kunnen worden geactiveerd door de middelen en strategieën.
Doelen kunnen een representatie bevatten van de individuen die willen dat iemand een doel bereikt 9bijvoorbeeld een vader die wil dat zijn zoon afstudeert). Wanneer de doelen een representatie van iemand bevatten, kunnen percepties van die persoon deze doelen automatisch activeren. Wanneer iemand subtiel wordt herinnerd aan de verwachtingen van iemand, kan dit invloed hebben op zijn gedrag.
De perceptie van groepsleden kan ook doelen activeren. De perceptie van een groepslid activeert iemands doel tegenover die groep en deze doelen hebben invloed op het gedrag.
Een vreemdeling kan ook invloed hebben op het willen bereiken van doelen, wanneer die persoon doelgerelateerde gedragingen vertoont. Het observeren van iemands gedrag kan het doel activeren wat met dit gedrag wordt geassocieerd.
De uitwerking van een doel
Hierin blijkt dat sommige karakteristieken van de uitvoering van doelen direct afgeleid kan worden van de aannames over het concept over doelen.
Een vergrootte toegankelijkheid van doelgerelateerde kennis houdt in dat een doel wordt geactiveerd. Daarnaast kan deze vergrootte toegankelijkheid ook een consequentie van het doel zijn. Al lang wordt er in theorieën verondersteld dat de bewuste activatie van doeleninvloed heeft op het type kennis dat toegankelijk wordt. Een actief doel vergroot de toegankelijkheid van gerelateerde kennis. Wat mensen willen, nodig hebben of hopen kan de toegankelijkheid van hun kennis beïnvloeden en op die manier ook de wereld om hen heen. De toegankelijke kennis maakt mensen perceptueel klaar om stimuli op een bepaalde manier te categoriseren of waar te nemen. Kennis die gerelateerd is aan een doel, vangt automatisch de aandacht.
Dit is beschreven in een experiment waarbij mensen die dorst hadden meer aandacht hadden voor stimuli die gaan over drinken. Hieruit blijkt dat wanneer een doel is geactiveerd (hier: drinken), dit doel meer toegankelijk wordt en automatisch de aandacht trekt. Mensen die dorst hebben laten een grotere toegankelijkheid van drinkgerelateerde woorden zien wanneer ze worden vergeleken met een niet-dorstige groep.
Beïnvloedt dit actieve doel nu ook echt wat mensen daadwerkelijk zien? Dit wordt aangetoond in een onderzoek dat zegt wanneer mensen een letter of een cijfer (verschillende condities) zien, ze een vies drankje moeten drinken en anders een lekkere krijgen. De computer liep daarna vast en de onderzoeker vraagt of mensen al iets hebben gezien. Steeds wordt een cijfer/letter getoond dat kan worden gezien als een B of als een 13. Wanneer het nummer inhoudt dat mensen in de gewilde conditie zitten, hadden mensen meer de neiging om een 13 in het teken te zien en wanneer de letter betekende dat mensen in de gewilde conditie zitten, zien mensen vaker de B. Hieruit kan dus worden geconcludeerd dat iets wat mensen willen invloed heeft op hoe zij de wereld zien.
Wat onderzoek ook nog laat zien is dat wanneer het doel is bereikt, de speciaal gerichte aandacht ineens verdwijnt en zelfs lager wordt dan een groep die helemaal geen gerichte aandacht had.
Ook het effect van doelen op evaluaties van mensen kan worden gezien als bewijs dat die stimuli relevant zijn voor het doel of als consequentie van het doel. Hoe heeft een actief doel invloed op de manier waarop mensen de stimuli die gerelateerd zijn evalueren? Mensen hebben meer positieve evaluaties voor de stimuli die hen helpen het doel te bereiken en meer negatieve evaluaties voor de stimuli die dwars liggen.
Ook zijn er onderzoeken die de nadruk leggen op impliciete metingen. Deze gaan over veranderingen in evaluaties die niet zijn veroorzaakt door vooroordelen, prestatiedruk of het effect van vragen. Daarnaast zijn impliciete evaluaties niet gelijk aan expliciete: ze gaan over andere herinneringen en onderliggende processen en leiden tot andere typen gedrag.
Ervaringen van stimuli die consistent zijn met het doel: wanneer rokers een tijd niet gerookt hebben, beoordelen ze sigaretten reclames positiever. Stimuli die helpen bij het bereiken van een doel worden positiever gewaardeerd. Het effect van een doel op impliciete evaluaties blijft alleen maar als het doel actief is. Dit betekent niet dat stimuli die niet zijn gerelateerd aan een doel geen waarde hebben. De stimuli die constant bruikbaar zijn voor iemands doelen kunnen als positief worden geëvalueerd terwijl degene die maar soms nodig zijn als minder positief worden gezien. Chronische doelen van mensen hebben dus ook een invloed.
Ervaringen van stimuli die inconsistent zijn met het doel: negatievere evaluaties van stimuli die het doel ondermijnen. De mate waarin dit voorkomt hangt ook af van de mate waarin een persoon zelf invloed heeft in het domein, bijvoorbeeld mensen die ergens voor geleerd hebben. Soms hangt de mate waarin doelen automatische evaluaties veranderen dus af van de geleerdheid en de ervaring op dat gebied.
Stimuli die niet direct relevant zijn voor het algemene doel worden gezien als minder positief.
Naast evaluaties van een specifieke stimulus, hoe hebben doelen in het algemeen effect op iemands status? Kunnen de manieren worden nagegaan waarop doelen een invloed hebben tijdens het bereiken en erna?
Tijdens het bereiken van het bereiken van het doel zullen de geassocieerde eindstatus en betekenissen positiever gewaardeerd worden op een impliciete en expliciete manier. Hieruit kan worden afgeleid dat de positiviteit die geassocieerd wordt met de betekenis van een stimulus, zich ook kan uitbreiden naar een humeur of emotie. Uit onderzoekt blijkt dat de mate van associatie tussen het doel en de betekenissen van stimuli ook een associatie tussen de emoties en de betekenissen teweeg brengt. Ook ervaren mensen een positieve status tijdens het bereiken van doelen door feedback processen aan de hand van gedragsmatige controle. Wanneer mensen het doel sneller naderen, zullen ze een positief humeur creëren. Een negatief humeur ontstaat wanneer iemand zijn doel langzamer nadert dan verwacht.
En hoe zit het met emoties na het bereiken van een doel? Mensen willen doelen bereiken omdat het plezier oplevert en pijn vermijdt. De natuur van het doel heeft invloed op het humeur en emoties. Een focus op het verminderen van de verschillen tussen de ideale en daadwerkelijke zelf zorgen voor een positieve mood en andersom voor een negatieve. Het bereiken van doelen zorgt voor positieve emoties en het falen voor negatieve.
Emoties kunnen dus worden geassocieerd met de eindstatus, maar ook met de betekenissen van het bereiken. Ze zijn dus een oorzaak van het activeren van doelen en het bereiken.
De interactie tussen doelen
In alledaagse situaties ervaren mensen erg veel stimuli en dit heeft als logisch gevolg dat er meerdere cues zijn voor meerdere doelen. Het samen activeren van meerdere doelen lijkt daarom onvermijdelijk. Het is dus erg belangrijk om te begrijpen hoe meerdere doelen naast elkaar werken en daardoor gedrag en emoties beïnvloeden. Dit kan op 3 manieren:
1. Meerdere doelen met gelijke centraliteit voor mensen: dit kan meerdere uitwerkingen hebben:
Competitie tussen doelen: doelen voeren een competitie om de beperkte bronnen die een mens kan inzetten. Ze strijden voor aandacht en betrokkenheid. De activatie van een doel op de achtergrond wanneer iemand een taak uitvoert, leidt tot een afname in de aandacht voor de eerste taak, lagere prestaties en verminderde emotionele reacties op succes en falen. De activatie van een alternatief doel haalt dus bronnen weg bij het eerste doel. Soms kan een doel zich afschermen zodat de toegankelijkheid van andere doelen wordt verminderd. Hier speelt zelfcontrole een rol in. De processen waarbij aandacht voor een bron weg gehaald wordt om een ander doel uit te voeren kan ook onbewust gebeuren. Hoe heeft deze competitie invloed op iemands evaluaties, emoties en gedrag? Competitie van doelen kan leiden tot instabiliteit van evaluaties over de tijd. Omdat doelen verschillen in toegankelijkheid, zullen de evaluaties van de objecten die bij de doelen horen dit ook doen.. Het gedragsmatige effect van doelencompetitie kan zijn dat mensen te veel nadruk leggen op een bepaald doel en de andere achterwege laten.
Het bereiken van meerdere doelen: betekenissen die verbonden zijn aan meerdere doelen tegelijkertijd, bijvoorbeeld uit eten gaan om honger te stillen en in een sociale behoefte te voorzien. Mensen hebben niet veel doelen die samen kunnen gaan, maar wanneer ze dit kunnen combineren heeft het uitwerken van meerdere doelen tegelijkertijd ook nog eens als resultaat dat mensen langer aan het zoeken zijn naar een manier om de doelen tegelijk te kunnen bevredigen. Ze zijn op zoek naar een ‘compromis’ en dit leidt tot opties die minder effectief zijn dan de opties die zouden worden gekozen wanneer de doelen apart van elkaar zouden worden bevredigd.
Ook zijn er consequenties voor evaluaties, emoties en gedrag. Eerder is besproken dat stimuli die dwarsliggen bij het bereiken van een doel negatief worden beoordeeld. Wanneer er meerdere doelen moeten worden bereikt, kunnen stimuli voor deze doelen elkaar dwars liggen (bijvoorbeeld lekker willen eten en gezond willen eten). Dit kan zorgen voor minder positieve gevoelens. Het streven naar verschillende eindstatussen tegelijk kan ook leiden tot gemengde emoties, omdat hetzelfde object tegelijk positief en negatief wordt ervaren.
Uit onderzoek blijkt dat er een negatieve relatie is tussen het streven naar meerdere doelen en het aantal acceptabele oplossingen: hoe meer doelen, hoe minder oplossingen er zijn. Meerdere doelen tegelijk hebben dus nadelen en zijn minder effectief.
2. Doelen met verschillende centraliteit, zelfcontrole conflicten: Mensen hebben vaak meerdere doelen die verschillen in hoe belangrijk ze zijn. Dit kan echter leiden tot een dilemma in de zelfcontrole. Welke objecten verleidingen vormen voor mensen, verschilt per situatie en per hoofddoel.
Wanneer iemand in een evaluatieve status (cognitief) is in plaats van in een actiestatus (emotioneel), is de kans groter dat iemand zich richt op een belangrijker doel. In onderzoek is dit bijvoorbeeld gemanipuleerd aan de hand van vragen over ‘waarom’ en ‘hoe’. Het abstract en dus cognitief beoordelen van situaties zorgt ervoor dat mensen hun onmiddellijke aversie tegenover hun hogere doelen kunnen negeren.
Een andere manier van zelfcontrole is door middel van tegenwerkende controle processen, waarmee de invloed van verleidingen wordt gecompenseerd. De aanwezigheid van een verleidelijk alternatief kan gedrag op 2 manieren beïnvloeden: verleidingen kunnen ervoor zorgen dat iemand zich minder hecht aan het centrale doel of ze kunnen een tegenwerkende controle aansporen om zo de waarschijnlijkheid te vergroten dat iemand zich aan zijn eerste doel houdt. Dit kan bijvoorbeeld door de keuzesituatie te veranderen, bijvoorbeeld door verleidingen uit hun omgeving te verbannen. Ook kunnen ze de positieve evaluaties veranderen en daarmee ook de significantie van doelen en verleidingen. Ze kunnen bijvoorbeeld het falen meer negatieve waarde geven of het originele doel intenser waarderen. Dit zijn bewuste processen, maar verleidingen kunnen ook onbewust worden overwonnen, door bijvoorbeeld representaties van het doel te activeren als reactie op verleidelijke cues.
Wat is nu de relatie tussen emoties en succes in zelfcontrole? De ervaringen en het humeur bepalen hoe mensen een controle-conflict oplossen. Mensen ervaren hele bewuste emoties als trots wanneer ze zich aan hun doel vasthouden en schaamte wanneer ze falen. Deze emoties zijn anders dan basisemoties zoals blijheid. Mensen houden zich aan doelen om positieve zelfbewuste gevoelens te ervaren.
Hoe motiveert dit in het uitoefenen van zelfcontrole? Er zijn veel onderzoeken over de invloed van een positief en negatief humeur op het vasthouden aan doelen. Bij een positief humeur willen mensen dingen doen om dit positieve gevoel te blijven behouden, maar soms wordt dit positieve humeur ook gebruikt om af te zien van onmiddellijke positieve gevoelens en daarmee werkt het wel goed voor de zelfcontrole. Een positief humeur zorgt ervoor dat mensen een toegankelijk doel aannemen. Positieve mensen zijn dus beter in zelfcontrole wanneer hun hoofddoel toegankelijk is.
3. Meerdere doelen in een keuzesituatie: Het highlighten van keuzes gaat over een dynamische vorm van zelfcontrole die maakt dat wanneer mensen verschillende doelen tegelijk willen bepalen maar dit niet kan, mensen hun betrokkenheid bij een bepaald doel verhogen in vergelijking met de andere. Balancing houdt in dat mensen andere doelen bij de volgende gelegenheid bevredigen.
Wat bepaalt welke strategie mensen gebruiken? Een factor hierin is de interpretatie van mensen met betrekking tot een actie die in overeenstemming is met een van de doelen. Èen persoon kan hierbij verschillende kanten op. Er kan worden gekozen voor highlighting of balancing.
Uit onderzoek blijkt dat mensen inderdaad kiezen voor verplichtingen van een doel of vooruitgang en dit zorgt voor de activatie van verschillende soorten zelfregulatie. Ook het falen om een doel te behalen kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Wanneer mensen het falen zien als veroorzaakt door lage verplichting, zorgt dit falen ervoor dat mensen zich van het doel afkeren. Wanneer ze het falen zien als veroorzaakt door de weinig benadering van het doel, proberen ze een balans te vinden tussen het falen en de grotere motivatie om harder te werken.
En hoe zit het dan met het vervangen van doelen? Mensen moesten in een onderzoek meerdere taken doen die op elkaar leken of van elkaar verschilden. Succes bij de eerste taak leidt tot verminderde prestaties bij de tweede taak wanneer het gaat over hetzelfde doel. Dit komt doordat de participanten ervoeren dat ze het doel al hadden bereikt. Wanneer de participanten faalden op de taak, zorgde dit juist voor een verbetering in prestaties bij de tweede taak.
Hoe heeft deze vervanging nu invloed op alledaags gedrag? Het intuïtieve geloof van mensen dat ze een balans moeten hebben tussen meerdere doelen heeft als gevolg dat mensen gaan variëren in keuzes van dingen, zoals bijvoorbeeld te zien is hij de keuze van eten. Dit komt voor uit het idee dat het zo groot mogelijk maken van het bereiken van verschillenden doelen.
Wat is het effect van in de toekomst geplande acties? Er is een beetje bewijs voor dat deze een invloed hebben op acties in de tegenwoordige tijd. Meer positieve gedachten over acties die in de toekomst zullen worden ondernomen leiden tot een vergrootte motivatie om nu ook harder te werken voor dat doel. Positieve verwachtingen leiden tot meer succes in de uitoefening van dingen, terwijl positieve fantasieën het omgekeerde effect hebben. Wanneer mensen kijken naar de mate van doelverplichtingen terwijl ze over de toekomstige plannen nadenken, leidt dit tot meer persistentie in hun toekomstige doelen. Wanneer mensen kijken naar de mate van vooruitgang in hun doelen is dit effect juist omgekeerd.
Verschillende factoren bepalen de focus op verplichtingen tegenover vooruitgang.
Bepaald door situationele cues.
Bepaald door de relatieve aandacht voor de concrete aspecten van de actie in vergelijking met de abstracte doelen achter een actie. Meer aandacht voor het doel in zijn geheel, dus meer abstract, zorgt ervoor dat mensen meer waarde hechten aan verplichtingen.
Bepaald door de aandacht die mensen leggen op de mate waarin een doel al is volbracht tegenover het deel wat nog moet worden gedaan. Acties die al zijn volbracht leiden tot een gevoel van verplichtingen doordat het iemand laat zien dat het doel belangrijk is.
Er zijn ook verdere implicaties voor evaluaties en emoties. Wat nu wanneer mensen de doelen en de verleidingen zien als gelijkwaardig in plaats van als competitief?
Wanneer mensen een doel willen highlighten, moet er een positieve evaluatie van objecten en betekenissen gerelateerd aan dit doel ontstaan. Wanneer ze beide doelen even belangrijk vinden, zullen ze toegeven aan verleidingen, omdat doelen gaan op lange termijn en ze dan daarvoor de verleidingen kunnen vervullen. Bijvoorbeeld morgen op dieet gaan en vandaag nog lekker eten.
De evaluatie van items die zijn gerelateerd aan meerdere doelen hebben ook invloed op emotionele ervaringen. Wanneer mensen iets willen highlighten, zorgt dit ook voor meer positieve emoties. Balanceren wordt daarnaast juist weer minder geassocieerd met hele positieve emoties tegenover een bepaald doel.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
534 |
Add new contribution