BulletPointsummary of Fundamentals of Human Neuropsychology by Kolb and Wishaw - 7th edition
- 3532 reads
Gedurende de adolescentie periode worden leeftijdsgenoten steeds belangrijker, adolescenten besteden ook steeds meer van hun tijd met leeftijdsgenoten. Deze veranderde tijdsbesteding brengt een belangrijk nadeel met zich mee: de kans op afwijzing wordt vergroot. Aan de andere kant bieden de leeftijdsgenoten ook voordelen, zoals sociale steun. Dit kan adolescenten dan weer wapenen tegen afwijzing door anderen. Hoe meer sociale steun een adolescent krijgt, hoe minder nadelige effecten hij of zij ondervindt na afwijzing door leeftijdsgenoten. De onderliggende mechanismen voor dit effect zijn nog onbekend.
In het huidige onderzoek wordt gekeken naar de neurobiologische achtergrond van vrienden gedurende de adolescentie en afwijzing door leeftijdgenoten op latere leeftijd. Een recent idee is dat mensen die meer sociale steun krijgen sociale stressoren als minder bedreigend ervaren.
De dorsale anteriore cingulate cortex en de anteriore insula worden in verband gebracht met de affectieve reactie op negatieve sociale ervaringen, zoals sociale uitsluiting. Bij negatieve sociale interacties zouden mensen met veel vrienden dus minder activiteit in deze twee structuren moeten laten zien. Een recente studie toonde aan dat jongvolwassenen die dagelijks contact hebben met goede vrienden minder activiteit vertonen in de dorsale anteriore cingulate cortex bij sociale uitsluiting. In het huidige onderzoek wordt deze bevinding uitgebreid, met de vraag of sociale contacten gedurende de adolescentie hetzelfde effect hebben, wanneer de sociale uitsluiting pas later (in de jongvolwassenheid) plaatsvindt.
Vriendschap gedurende de adolescentie werden in het huidige onderzoek gemeten als de hoeveelheid tijd die de adolescent doorbrengt met vrienden (buiten school) met behulp van een dagboek. Twee jaar later werden de deelnemers onderzocht met een fMRI scan terwijl ze werden uitgesloten door twee leeftijdsgenoten. De voorspelling was dat wanneer adolescenten vele tijd met leeftijdsgenoten doorbrachten, zij in de jongvolwassenheid minder gevoelig zouden zijn voor de sociale uitsluiting.
Er werd onderzoek gedaan onder 21 deelnemers, waarvan 13 vrouw. Zij zaten in het laatste jaar van hun middelbare school (12th grade). Ongeveer de helft van de deelnemers was blank en de andere helft latino.
Gedurende twee weken moesten de deelnemers hun dagboek elke avond invullen. Hierin vermeldden zij de hoeveelheid tijd die zij buiten school met hun vrienden hadden doorgebracht. Ongeveer twee jaar later werd de fMRI scan uitgevoerd.
Om de illusie van sociale uitsluiting te creëren werd er gewerkt met Cyberball. Hierbij denkt de deelnemer dat hij een bal overspeelt met twee anderen, die hij vooraf aan de fMRI scan had ontmoet (een man en een vrouw). De deelnemer kon hierbij zelf beslissen naar wie hij de bal gooide, de beslissingen van de twee andere personen werden genomen door de computer. Nadat de deelnemer werd betrokken bij de eerste tien keer gooien, werd hij voor de rest van het spel uitgesloten van balbezit.
Voorafgaand aan het Cyberball spel voerden alle deelnemers ook een controletaak uit. Hierbij keken ze naar een sterretje dat in een driehoekige vorm het Cyberball spel deels nadeed.
Het Cyberball spel en de controletaak werden uitgevoerd in een blockdesign. Om de neurale activiteit te meten werd gebruik gemaakt van contrasten op groepsniveau. Hierbij werd gekeken naar de neurale activiteit gedurende de periode van uitsluiting tijdens het Cyberball spel en tijdens de controle taak.
Om het verband tussen de tijdsbesteding met vrienden in de adolescentie en de hersenactiviteit (dorsale anteriore cingulate cortex en anteriore insula) bij sociale uitsluiting te meten, werd gebruik gemaakt van regressie analyse (Region of Interest, ROI). Daarnaast werd nog een regressie analyse uitgevoerd naar de activiteit in het gehele brein gedurende sociale exclusie en de tijdsbesteding met vrienden in de adolescentie.
Adolescenten spendeerden 0 tot 4,47 uur per dag met hun vrienden. Er was geen geslachtsverschil, maar wel een verschil wat betreft afkomst: blanke deelnemers brachten meer tijd door met vrienden dan latino's. In alle statistische analyses is daarom gecontroleerd voor afkomst.
Gedurende de sociale exclusie was er bij de deelnemers een grotere hersenactiviteit te zien in de dorsale anteriore cingulate cortex en de linker en rechter anteriore insula, in vergelijking met de controleconditie. Daarnaast was er ook een verhoogde activiteit in verschillende hersengebieden betrokken bij emotieregulatie.
Er bleek een negatief verband te zijn tussen de hoeveelheid tijd een adolescent met vrienden doorbracht en de activiteit in de anteriore insula tijdens sociale uitsluiting (hoe meer tijd met vrienden, hoe minder activiteit in de anteriore insula). Er werd geen verband gevonden met activiteit in de dorsale anteriore cingulate cortex.
De relatie tussen vrienden in de adolescentie en verminderde hersenactiviteit in de jongvolwassenheid bij sociale uitsluiting had enkel betrekking op twee gebieden in de linker anteriore insula en een gebied net achter de dorsale anteriore cingulate cortex, nog wel behorend bij deze structuur, maar niet meegenomen in de ROI analyse. Er bleek geen effect te zijn bij andere hersengebieden.
Een grotere tijdsbesteding met vrienden gedurende de adolescentie lijkt samen te hangen met een verminderde gevoeligheid voor sociale uitsluiting gedurende de jongvolwassenheid. Dit draagt bij aan onze kennis over vriendschappen gedurende de adolescentie en hun effecten op de lange termijn. Tevens bevestigt deze bevinding resultaten uit eerder onderzoek. Er is bijvoorbeeld aangetoond dat er verminderde pijngerelateerde neuronale reacties ontstaan bij sociale uitsluiting (volwassenen), wanneer er veel contact is met ondersteunende anderen.
Naast voorgaande lijken de bevindingen in het huidige onderzoek een bewijs te zijn voor de protectieve werking van vrienden gedurende de adolescentie op de lange termijn. Hier is echter nog meer onderzoek nodig. Ook de bevinding dat vriendschap de mate van sociale stress medieert wordt met het huidige onderzoek ondersteund.
De resultaten van het huidige onderzoek zijn echter niet geheel eenduidig: vriendschap gedurende de adolescentie zou bijvoorbeeld als gevolg kunnen hebben dat men minder gevoelig is voor negatieve sociale gebeurtenissen, in plaats van een verbeterd vermogen om affectieve reacties op sociale stress te reguleren.
Afwijzing door leeftijdsgenoten is voor adolescenten met veel vrienden minder bedreigend:
Ze weten dat ze betrouwbare vrienden hebben, afwijzing door een leeftijdsgenoot is daarom niet heel erg.
Ze weten dat ze worden geaccepteerd door veel leeftijdsgenoten, afwijzing is daarom niet bedreigend voor deze acceptatie.
Afwijzing vergroot de behoefte om met iemand contact te hebben. Een adolescent met veel vrienden heeft hier een vergrote kans op.
Vrienden die getuige zijn van de afwijzing komen de adolescent vaak te hulp.
In dit onderzoek is gekeken naar de hoeveelheid tijd die een adolescent met leeftijdsgenoten doorbracht. Eenzelfde onderzoek zou uitgevoerd kunnen worden met andere variabelen, zoals de hoeveelheid vrienden of de kwaliteit van de vriendschap. Daarnaast zou ook kunnen worden gekeken naar stabiliteit: kan de adolescent de vriendschap gedurende langere tijd behouden en welke effecten heeft dit op sociale uitsluiting?
In het huidige onderzoek is ervoor gekozen de tijdsbesteding met leeftijdsgenoten en de sociale uitsluiting beiden op één moment te meten. De verandering hierin over de tijd zou daarom een interessant onderzoeksonderwerp kunnen zijn.
In het onderzoek is daarnaast ook niet gekeken naar de huidige vriendschappen. Er kan dus niet met zekerheid worden gesteld dat vriendschappen in de adolescentie dit effect hebben bewerkstelligd; het zou zo kunnen zijn dat een adolescent die veel tijd met vrienden doorbrengt, dit in de volwassenheid nog steeds doet. Onderzoek waarbij dit gegeven wordt meegenomen is daarom wenselijk.
De twee hersengebieden die specifiek zijn onderzocht in het huidige onderzoek, zijn gekozen op basis van eerder onderzoek. Dit wil echter niet zeggen dat enkel deze hersengebieden betrokken zijn. Ook de onderliggende mechanismen zijn hiermee niet onthuld.
Andere biologische en neurochemische mechanismen zouden ook verder moeten worden onderzocht.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1044 |
Add new contribution