| Aanwezigheid antistoffen gliadine en algemeen ontstekingsbeeld, histologie: glad binnenoppervlak villi zijn gekrompen (beeld als met metrotrexaat practicum) |
| Brushborder enzym die zorgt voor de absorptie van lactose, ziekten: lactoseintolerantie. Verschijnselen: overmatige gas- en zuurproductie, opgeblazen gevoel, winderigheid en diarree. Lactose in urine kan voorkomen,het wordt toch per ongeluk opgenomen maar kan niet worden verwerkt dus wordt weer uitgescheden. |
| Wat doet het lichaam met het geneesmiddel (farmacon)? |
- Processen in de farmacokinetiek
| Absorptie, metabolisme (biotransformatie). Verdeling, eliminatie |
| Vaak wordt er een diagram gemaakt waar de plasmaconcentratie-tijd relatie van een farmacon zichtbaar in is. Zoiets dus |
| Lumen, mucus, membraan, enteroxyt, interstitiele ruimte, endotheel, capillair |
- Factoren passieve diffusie
| Concentratiegradient, oppervlakte, farmacon |
| Diffusiesnelheid(oplossnelheid, concentratie, oppervlak), farmacon(lipofilie, pKa), maag-darmvloeistof(pH), maag-darmkanaal(doorbloeding, laaglediging, motiliteit) |
| pKa sterkte, mate dissociatie, mate lipofilie is partiele coefficient P (logP), hoe groter hoe lipofieler |
| pH = pKa-log(ongioniseerd/geïoniseerd) (zwakke zuren) pH = pKa-log(geïoniseerd/ongeioniseerd) (zwakke basen) |
- Interacties geneesmiddel voedsel
| Tegen opname of werking. Biofosfaten, quinolons, tetracyclines + meerwaardige ionen > complexvorming. Oplossing: gescheiden innemen (2-3 u na elkaar) |
| Proces om een xenobiotica polair te maken tbv uitscheiding. Enzymatisch lipofiel>hydrofiel. Lever en enterocyten |
- Reacties biotransformatie
| Fase I: functionalisering (functioneelgroepen, oxidatie, reuctie, alkylering) metaboliet substraat voor II Fase II:koppeling (conjugatie endogene hydrofiele substraten, glucoronidering, actetylering) metaboliet is hydrofiel en klaar voor uitscheiding |
| Haemproteinen. CYP’s, in lever en darm Familie (36% overeenkomst), subfamilie (77% overeenkomst), specifiek enzym |
| 3A4 1A2 2C9 2C19 2D6 |
| Herhaaldelijke toename, verhoging CYP, verhoging CYP door farmaca, volledige expressie, na staken herstel traag |
| Competitie met binding aan haemijzer van CYP, bindingsselectiviteit voor specifieke isoenzymen, directe inhibitie, na staken snel herstel |
- Biologische beschikbaarheid
| Het deel van het geneesmiddel dat na passage van de lever/vena porta onveranderd in de circultie komt. |
| metabolisering tijdens eerste passage van de lever (groot First pass effect, lage biologische beschikbaarheid) |
| Pas actief na metabolisering |
| CYP3A4. biologische beschikbaarheid medicijnen stijgt, bijvoorbeeld van simvastatine, gapfruitsap is dus een inhibitor, kan nare bijwerkingen hebben |
| MEOS > CYP2E1 Chronisch: inductie Acuut: inhibitie |
| BMI, gewicht/lengte in het kwadraad |
| Centraal(androide) of perifeer (gynoide) taille omvang vrouw risico: 80 cm extra risico 88cm, man risico 94 cm extra risico 102 cm |
| Grote blazige adipocyten, insuline ongevoelig, goed doorbloed, hoge turnover FFA, gevoeliger voor hormonen, draineren FFA direct naar de lever, rol van adipocytkines |
| Kleine adipocyten, insulinegevoelig |
| Toegenomen door: Dikker, ouder, bewegen, meten meer Opleidingsniveau gerelateerd |
- Risico’s Metabool syndroom
| Diabetes, dyslipidemie, hypertensie, overgewicht > hart en vaatziekten |
| Toenemend met BMI, pancreassecretie omhoog, decompensatie |
- Metabool syndroom criteria
| Tailleomvang, hypertensie, nuchter triglyceriden waarde, nuchter cholesterol, nuchter plasmaglucose (insuline) Drie van deze is een diagnose: metabool syndroom |
| Energie opname > enegie verbruik |
| Hyperthyroidie (te veel schildklierhormoon), syndroom van cushing (overproductie cortisol in de bijnierschors), hypothalamus laesie, insulinoom, congenitale afwijkingen, latrogeen (medicatie gerelateerd) |
| Voedingsadviezen, bewegingsadviezen, gedragsmodificatie, farmacotherapie, bariatrische chirurgie |
| Perifeer: orlistat, werkt lipase remmend Central: sibutramine, werkt serotonine en noradrenaline verhogend (metabolisme verhogend) |
| Maagband, bypass, mason |
| Hongeronderdrukkende hormonen: leptine, CCK, GLP-1, PYY, POMC, α-MSH |
| Hoger stimulerend: ghreline, NPY, AgRP |
| Adipositen, preadipositen, fibroblasten endotheel, macrofagen |
| Meer cellen, grotere cellen, ontstekingsinfiltraat, acute fase stoffen |
| Receptor deficiënt/resistent (obese mensen), endocriene afwijkingen, correleert met vetmassa, Werking: voedselinname verlagend, basaal metabolisme stijgt, fertiliteit, groei, immuunsysteem, sympathisch zenuwstelsel |
- Centrale en perifere peptiden met invloed op eetgedrag
| |
| Voorloperhormoon van ACTH: adrenocorticotroop hormoon. Dit is weer een voorloper van α-MSH: melanocyten-stimulerend hormoon (bindt aan MC4R). processing wordt gestimuleerd door prohormoon convertase 1/3 (gen: PCSK1) en PC2 |
| (klinische) manifestatie: hyperfagie, obesitas op vroege leeftijd, rood haar, ACTH deficiëntie |
| (klinische) manifestatie: Obesitas op vroege leeftijd |
| Geproduceerd in de maag, Centrale werking: release GH (groeihormoon), hongergevoel: stimuleert eetgedrag. Perifere werking: regulatie energie homeostase. Piekt voor een maaltijd, spiegels zijn lager bij obese mensen. Door bariatrische chirurgie spiegels altijd laag, geen pieken meer, gewichtsverlies |
| Hyperfagie, mentale retardatie, obesitas op vroege leeftijd, genetische afwijking, hormonale afwijking, ghreline spiegel altijd hoger |
- Hersenen vijfde musketier?
| Factoren worden in hersenen (m.n. hypothalamus) gemaakt, of grijpen daar aan. Hersenen reguleren ook glucose productie door de lever . |
| 10% afname gewicht → 20-30% afname in basaalmetabolisme, spieren werken efficiënter, eptine omlaag. Andere gevolgen hiervan: schildklierhormoon omlaag, sympathische autonome zenuwstelsel minder actief, parasympathische autonome zenuwstelsel actiever, ghreline spiegels gaan omhoog |
- Longitudinale plooiing oesophagus
| Aan de buitenzijde gelegen spierlaag (circulair binnenkant) longitudinaal, verdwijnen even bij voedselpassage |
| Stratum longidutinale (voortzetting oesophagus), stratum circulaire, fribrae oblique (binnenin dus niet macroscopisch zichtbaar) |
- Lever ligamenten voorlopers
| Lig. Teres hepatis (v Umbilicalis), lig. Venosum (ductus venosus) |
| Klassiek: fissura accesoria Chirurgisch: fissura principale |
- Verschillen ileum en jejunum
| | Jejunum | Ileum | Lengte | 2/5 | 3/5 | Plicae Circularis | Meer en hoog | Minder en lager | Diameter | Groot | Klein | Vaten | Lange enkelvoudig | Kort meervoudig | Vet aan de darm vast | Weinig | Veel | Adsorptie | Veel | Weinig |
|
- Epithelia in tractus digestivus
| Meerlagig plaveisel: mechanische functie, desmosomen, intermediaire filamenten, mond oesophagus, anus, grote klierafvoeren Eenlagig: uitscheiding en opname, desmosomen, zonulae adherentes, tight junctions, (zonula occludens=sluitlijst), maag tot anus Dit is meerlaging epitheel, waarschijnlijk van een tong. Op deze foto is direct onder het epitheel bindweefsel te zien en wat verder naar beneden klierweefsel en spierweefsel . Aan de onderkant van de tong bevindt zich zeer veel spierweefsel en daartussen ook speekselklierweefsel. |
| Tight junctions afsluiting intercellulaire ruimten, adherentes voor mechanische versterking, sluitlijst onder de miscorvilli (zichtbaar op coupe) |
- Verlaten van villi door epitheelcellen
| Apoptose, actine/myosinering ontstaat, cel wordt er als het ware uitgeperst en er valt geen gat in de tight junctions. TJ te zien als een band onder de villi |
- Pancreas microscopisch en bouw
| Je ziet een interlobulaire afvoergang van de exocriene pancreas en een kleine vene.ook zie je in de acini lumen zitten. In het midden is een deeltje endocriene klier te zien, een eilandje van Langerhands |
| Dit is te concluderen uit de aanwezigheid van de slijmklieren in de submucosa: klieren van Brunner (De lichte gebieden). Deze produceren veel slijm, dat in het duodenum het darmepitheel beschermt tegen de binnenkomende zure brij uit de maag Doorsnede van een darmvlok met een speciale kleuring, de pijltjes geven de vele mitochondria aan. |
| Er zijn secreetkorrels aanwezig, maar die zitten aan de basale kant van de cel: dat is een typisch kenmerk van entero-endocriene cellen (EEC’s). Zijn aanvulling op/ fijnregulatie van de regulatie van het zenuwstelsel |
| Hygroscopische, buffer, bescherming mucosa |
| Ontstaat wanneer kliereptiheel in contact blijft met oorspronkelijke epitheel en secreet erop uitscheidt |
| Hormoon dat de gladde spier activiteit stimuleert |
| Stimuleert gladde spiercellen van de bloedvaatjes |
- Ionpompende cellen in klieren
| Sterk vergroot celmembraan en veel mitochondria (moet toch ergens die energie vandaan halen). |
| |
| |
- Overzicht Tractus Digestivus
| |
- Delen die niet bij de TD horen, wel in de buikholte liggen
| Milt, bijnieren, nieren, blaas, voortplantingsorganen |
- Abdomen verdelen in 9 regio’s
| Vlakken: linker/rechter midclaviculair vlak, subcostaal en transtuberculaire vlak Regio’s: RH RL RI E U P LH LL LI H = hypochondrica, E = epigastrica, L = lumbalis, I = inguinalis, U = umbilicales |
- Abdômen verdelen in 4 regio’s
| Vlakken: mediane em transubilicale vlak Regio’s: LBK RBK ROK LOK. K = kwadrant O = onder |
| |
- Behandeling bij ontbreken oesophagus
| Maagbuis of colon interpositie |
| Anatomische verdeling:lig falciforme, fissura lig terretis en venosi Fuctionele verdeling: fossa vesicae fellae, sulcus venae cava inferior |
- Enterohepatische kringloop
| Heropname van stoffen uitgescheiden door de lever in de entero, de darm. Bijvoorbeeld van darmzouten (50%). - maag entree
- absorptie darm, opname poortader, opname lever
- conjugatie glucuronzuur
- galkanaaltje
- biliaire eliminatie
- deconjugatie door bacteriën β-glucoronidase
|
| Voorstuwende spiercontractie van de darmen richting de anus |
- Ritmische segmentale insnoeringen
| Menging, kneden door circulaire spieren |
| Caput, collom, corpus, cardia. In embryonale fase I C duodenum. |
| Afvoergang pancreassap. = ductus van Wirsung |
- Parasympatische stimulatie van de speekselklier
| Verlaagt Na+ absorptie. 1) concentratie Ca+ verhoogt, signaal transductiecascade, verlaagde Na+ en Cl- absorptie. |
- adrenergische stimulatie van de speekselklieren
| Concentratie cyclisch AMP verhoogd, CFTR kanaal actiever |
| Afhankelijk van glycoproteinen. Proline rijk (zuur, basisch, geglycolyseerd) |
- Metabolieten gluconeogenese
| Glycerol door middel van lipolyse, lactaat door middel van anaerobe verbranding in spieren, alanine door middel van proteolyse |
| Heromzetting verbandingsproducten (lactaat spieren) tot glucose door lever |
| Lever en nieren (bij langdurig vasten) |
| Intermediairen glucose nodig, kan ook uit aminozuren gehaald worden maar dat gaat ten koste van je spieren |
- Energievolgorde (35km lopen)
| - ATP + creatine fosfaat
- anaerove glycolyse
- aerobe glycolyse
- aerobe vetzuurverbranding
|
| Door weinig ADH in maagwand en deficiëntie ALDH. P450 gaat langzamer werken bij alcoholgebruik door enzyminductie |
| Glad binnenoppervlak en lactose omzetting door darmbacteriën (laxerend) |
| Synthese membraaneiwitten en apolipoproteinen |
| Amylase an lipase in het bloed vehoogd, cellen gebroken dus komt het in het bindweefsel, daar liggen bloedvaten |
| Produceren eiwitten |
| Motoriek, secretie, vertering, resorptie |
| Parotis, submandibularis, sublingualis afbeelding van submandibularis |
| Haustae, taeniae, appendices omentale |
| Lig. Hepatogastricum, foramen omentale, lig gastrocolicum, mesocolon transversum |
| Afvoer vena mesenterica inferior/superior, vena splenica. Submusosa oesophagus em rectum , lig. Teres hepatis |
| Oesophagus varices, hemorroiden (rectum), caput medusae |
| Forgut, midgut, hindgut. Verdeling door arterien: celiac, superior mesenteric, inferior mesenteric |
| Oesophagus, maag, proximaal duodenum. Verschil dorsale/ventrale groei maag > curvatura’s |
| Ontstaat uit mesenchymale dorsale mesogastrium |
| Duodenum, jejenum, ileum, caecum,colon ascendens. Primary intestinal loop (umbilicus) |
| Distale 1/3 colon transversum, colon descendens, colon sigmoideum, rectum. |
| Expansie boven het cloacale membraan, urorectaal septum |
| Urogenitale sinus en dorase anorectale kanaal (na ectodermale invaginatie > anale pit) |
| Houden contact met epitheel waaruit ze zijn ontstaan, lozen inhoud in lumen, op epitheel |
| Verliezen contact met oorspronkelijk epitheel, lozen inhoud in bloedbaan. Bijna alle verteringsenzymen komen endocrien vrij, aansturing door entero-endocriene celln |
| Maken slijm |
| Slijm dat voornamelijk bestaat uit eiwitten met vele suikerketens. Het zijn hygroscopische moleculen, en zorgen dus voor een mooi glijvlak (cystic fibrosis) |
| Veranderen de ionsamenstelling van het gevormde spijsverteringssap |
| Open: grenst met apex aan lumen (hier krijgt het dus ook de informatie van) Gesloten: niet aan lumen grenzend (krijgt info uit locale omgeving) |
| Macrofagen die voornamelijk voorkopen in de lever |
| Virale infectie en ontsteking van de glandula parotis |
- Pancreassap samenstelling
| Amylase, trypsine, chomotrypsine, carboxypeptidase, lipase, hydrolase, proelastase, collagenase, ribonuclease, deoxy-ribonuclease |
| Aggregaten van vetten en lipoproteines, exocytose > bindweefsel > lymfe |
| - juxta-intestinale lymfe knopen
- 2. mesenterishce lymfe knopen
- 3 superior centrale knopen
|
| Lippen, tanden, tong, orale mucose, speekselklieren |
| Occlusale oppervlak gebit |
| Circomondiale skeletspier, buiten harige huid, vrije vermilion grrnesn, dun licht verhoordn epitheel, orale mucosa binnen dik meerlagig plaveisel, klieren gemengde types |
| Mucus, enzymen, antilichamen, anorganische ionen |
- Secretie unit speeksel klier
| Sereuze demilunes, intercalated ducts(apicale cytoplasmatische granules, golgi rER en mitochondria veel aanwezig)), striated ducts (hoger columnaire cellen, nuclei bij apex, veel miypchondrien, lysozym en IgA) |
| Bedekking lever, een collageencapsule |
- Toedieningsvormen farmaca
| Oraal, dermaal, nsasaal, pulmonaal, rectaal,parenteraal, intraveneus |
- Factoren die invloed hebben op keuze toedieningsvorm
| Plaats, dosis, tijdstip, werkingsduur, comedicatie, farcateutisch eigenschappen, economische aspecten |
- Transport over celmembraan
| Paracellulair (waterkanalen), transcellulair (op basis van diffusie), carrier gemedieerd (mbv membraaneiwitten), pinocytose, efflux door P-glycoproteinen |
- Carrier gemedieerde endocytose
| Vorming complex en dan endocyteren (zoals bij LDL) |
| Is klein als quotient van toxische dosering klein is |
| Wanneer de dosering van het farmacon schadelijk wordt |
| Splitsing onder opname van water, vooral in ER, in mindere mate in cytosol |
| Genetische variatie kan invloed hebben op lichaamsprocessen met betrekking tot biotransformatie waardoor farmaca ineens heel anders kunnen werken. |
- Factoren die biotransformatie beïnvloeden
| Geslacht, leeftijd, dieet, blootstelling aan chemicaliën, erfelijke eigenschappen, omzettingssnelheid farmacon, enzyminductie, enzyminhibitie |
- plasmaeliminatiehalfwaardetijd
| T½el, de tijd dat de helft van het xenobioticum is geëlimineerd (na toediening) |
| Complexvorming, intoxicaties,. Presystemische metabolisering, zuurgraadbeinvloeding |
| Competitie, biologische beschikbaarheid, toxiteit |
| Dragees (tabletten met deklaag > smaak, werking, kenmerk, geur), capsules (lange huls van gelatine), matrixtabletten (stof ingebed in matrix, komty vrij dmv diffusie bij aanraking met water) |
| Tablet in verschillende lagen opgebouwd |
| Fase I van biotransformatie, twee typen: 1: o2 wordt ingebouwd, 2. door oxideren gaat deel van molecuul verloren (dealkylering bv) |
| Met 02 of N (aro/nitroverbinding) |
- Klachten hoge glucosespiegel
| Weinig energie, visual blurring, fungal infections, bacterial infections, polyneuropathie |
- Impaired glucose intolerantie
| Criteria: familie met DM II, leeftijd, centrale+totale obesitas, fysieke inactiviteit, foetale malnutritie, etniciteit. Tussen normaal en DM in, dus nog wat aan te doen! |
| Polyurea, dorst, gewichtsverlies |
| Ketoacidose, deficiëntie insuline |
| Ketoacidose (niet zo veel), insuline resistentie, bij obesen ook vaak leptine resistentie |
- Genetische oorzaken DM II
| Insuline receptor mutatie, obesitas, hyperandrogenisme, hypermigmentatie (in d efamilie), mutaties mitochondria, molecuul insuline mutaties (hyperinsulinanemie), MODY’s |
- Macrovasculaire complicaties DM II
| Beroerdte, hart en vaatziekten, renovasculaire ziekten, periferen vasculaire problemen |
- Microvasculaire complicaties DM II
| Retinopathie, nephropatie, neuropathie |
- Farmacologische behandeling DM I
| Metformine – insuline resistentie, bijwerking hypoglycaemie Sulphonylureas – secretie deficiënties, verlagen fasting bloedglucose en postprandiale hyperglycaemie |
- Farmacologische behandeling DM II
| Thiazolidine – verhoogt sensitiviteit insuline in de weefsels, bijwerkingen gewichtstoename, vocht vasthouden en hartfalen α- glucosidase inhibitors – verlaagd absorptie glucose en dus ook de postprandiale hyperglycaemie, progressie verlagend. |
| Het proces waarmee het geneesmiddel zich in onveranderde vorm beweegt van de plaats van opname naar de algemene circulatie |
| Alle processen die optreden na opname in algemen circulatie en omvat distributie en eliminatie |
| Reversibele transport van bloed naar perifere weefsels en weer terug (enterohepatische kringloop) |
| Irreversibele verdwijning van de stof uit de bloedbaan (excretie na biotransformatie) |
| Kenmerken van de patient, aard behandeling, gedrag arts, maatregelen die gericht zijn op therapietrouw |
| |
| |
- Adrenaline werking (epinefrine)
| Adrenaline in spieren |
| |
| Snelheid waarmee koolhydraten worden verteerd en als glucose in het bloed worden opgenomen |
| |
| |
| 1. Streefwaarden 2. Zelf haalbare doelen formuleren 3. Dagelijkse inspectie voeten bij matig / hoog ulcus risico 4. Passend schoeisel met sokken zonder dikke naden 5. Regelmatige oogheelkundige controle 6. Herkenning hyper- / hypoglykemie en hoe erop reageren 7. Adequaat handelen bij ziekte, koorts, braken en verre reizen 8. Eventueel controle en regulatie eigen bloedglucose |
- Problemen zorgverleners/diabetici
| 1. Samenwerken noodzakelijk 2. Onderling duidelijke afspraken noodzakelijk 3. Kokerzien 4. Hiërarchie 5. Gebrek aan coördinatie 6. Gebrek aan tijd |
Add new contribution