Samenvatting artikel O’Conner (2014) The psychology of suicidal behavior

Persoonlijkheid, individuele verschillen, cognitieve factoren, sociale aspecten en negatieve levensgebeurtenissen zijn de belangrijkste bijdragen aan suïcidaal gedrag. Doel van dit onderzoek is om een samenvatting te geven wan de meest belangrijke bevindingen zijn omtrent suïcide.

Epidemiologie:

In 17 verschillende landen is de levenstijd prevalentie van suïcide gedocumenteerd. 1/3 van de mensen die aan suicide denkt, zal ook een suicidepoging maken. De grootste risicofactor voor suicide is de aanwezigheid van een voorafgaande psychiatrische stoornis. (90% van suicideplegers had psychiatrische stoornis). Aan de andere kant is het zo dat wanneer iemand een stoornis heeft, de kans erg klein is dat diegene ook suicide pleegt. Ook al zijn psychiatrische stoornissen risicofactoren, hebben ze een kleine voorspellende kracht.  Modellen voor suïcide zijn het diathese-stress model en cognitief in de focus.

Psychologische theorieën zijn theoretisch en klinisch belangrijk omdat ze een kader bieden om te begrijpen hoe complex het samenspel van factoren samen om het risico op zelfmoord te vergroten is. Bovendien helpen deze theorieën om potentieel aanpasbare doelen voor behandeling te identificeren. 

Joiners interpersoonlijke theorie van suicide:

  • Hoge levels van burdensomeness: Het voelen tot een last voor anderen
  • Lage levels van ergens bijhoren (belongingness)

Zelfmoord verlangen is essentieel voor suïcide maar niet voldoende voor een suïcide poging. Blootstelling aan of eerder in aanraking gekomen met fysiek-pijnvolle aspecten of zelfbeschadiging verhoogd de tolerantie voor het individu.

Het geïntegreerde motivationele-wilskracht model van suïcidaal gedrag.

Dit model ziet suïcide als losstaand gedrag (in plaats van triggers van stoornissen) dat zich ontwikkelt door motivationele en wilskrachtige fases. De motivationele fase beschrijft factoren die de ontwikkeling van sucidicale gedachten beheerst. De wilskrachtige (volitional) fase beschrijft de factoren die bepalen of een individu daadwerkelijk zelfmoord pleegt.

Feelings of defeat: zich verslagen voelen

Entrapment: onmogelijkheid om te ontsnappen uit bepaalde stressvolle situaties. Deze twee factoren lijken het meest belangrijk in het model.

Wanneer een individu zich verslagen voelt en het idee heeft dat hij niet kan ontsnappen uit bepaalde situaties, zal de suicidale gedachten en intentie toenemen wanneer motivationele moderatoren aanwezig zijn.

Factoren die de waarschijnlijkheid van suïcide pogingen (attempt) toenemen zijn:

  • Blootstelling aan suicidaal gedrag van anderen
  • Impulsiviteit
  • Toegang hebben tot suicidale middelen

Factoren die geassocieerd worden met risico op suicide zijn verdeeld in vier groepen:

  1. Persoonlijkheid en individuele verschillen
  2. Cognitieve factoren
  3. Sociale factoren
  4. Negatieve levensgebeurtenissen

 

  1. Persoonlijkheid en individuele verschillen

Deze factoren zijn stabiel in de volwassenheid, hebben vaak een biologische basis, staan in relatie met de omgeving en zijn gerelateerd aan cognitie en emotie.

  • Hopeloosheid: Pessimistisch over de toekomst. Ook al is dit vaak een staat (veranderlijk), het wordt ook als trek gezien. Recent onderzoek wijst uit dat hopeloosheid belangrijk is in de ontwikkeling van suïcide pogingen maar dat andere factoren beter gebruikt kunnen worden in de voorspelling van actuele suïcide pogingen.
  • Impulsiviteit: impulsiviteit kan bruikbaar zijn in het voorspellen van herhaaldelijke suicide pogingen bij individuen met een persoonlijkheidsstoornis.
  • Perfectionisme: bij gedachtevorming en suicidepogingen zijn geassocieerd met perfectionisme. Met name sociaal voorgeschreven perfectionisme (verwachtingen van famillie), is hoog gerelateerd aan suïcidale gedachten en pogingen.
  • De Big5 persoonlijkheidstrekken: neuroticisme, vriendelijkheid, openheid, extraversie en gewetensvolheid. Hoge levels van neuroticisme en lage levels van extraversie zijn gerelateerd aan suicidale gedachten, pogingen en voleinding. De interactie tussen neuroticisme en extraversie is een hogere voorspeller dan neuroticisme alleen.
  • Optimisme en veerkracht: mensen met hoge mate van optimisme hebben een verminderde kans op suicide gedachten of pogingen wanneer men te maken krijgt met negatieve levensgebeurtenissen.
  1. Cognitieve factoren
  • Cognitieve rigiditeit. Onderzoekers beschrijven suicidale individuen als stijf of inflexibel, leidend naar de conclusie dat suicide de enige optie is.
  • Ruminatie/gepieker: repetitieve focus op symptomen van angst
  • Gedachte onderdrukking: de intentie om ongewilde gedachten te stoppen. Paradoxaal versterkt dit juist de frequentie van ongewilde gedachten.
  • Vooringenomen autobiografisch geheugen: verminderde mogelijkheid om specifieke autobiografische gegevens op te halen en hebben daarmee een verminderde mate van oplossend vermogen.
  • Toebehoren en belastendheid(belongingness and burdensomeness): een belemmerd toebehoren, ergens bijhoren, wordt geassocieerd met suicidale gedachten. Gebrek aan sociale relaties en subjectieve perceptie over ergens bijhoren worden daar ook mee geassocieerd. Het zijn van een last tot anderen is een onafhankelijke voorspeller van suicidale gedachten.
  • Dapperheid en pijnongevoeligheid: suicideplegers hebben hogere mate van dapperheid (fearlessness).
  • Probleemoplossing en omgaan (met) problemen
  • Agitatie: zenuwachtig, onrustig, een staat van angstige opgewondenheid.
  • Impliciete associaties: een impliciete associatie tussen de dood en zichzelf.
  • Aandachts bias met betrekking tot suicide. Suicide plegers hebben meer aandacht voor suicidestimuli.
  • Toekomst denken (future thinking) en aanpassing van het doel: pessimisme voor de toekomst, dus afwezigheid van positieve toekomstgedachten, leiden tot suicidale gedachten en pogingen.
  • Leefredenen: mensen met weinig redenen om te leven hebben ook een verhoogde kans.
  • Gevoelens van verslagenheid en het niet kunnen ontsnappen (defeat and entrapment) 
  1. Sociale factoren
  • Familiegeschiedenis van suicide verhoogt het risico op suicide.
  • Blootstelling aan suicidaal gedrag verhoogt ook suicidaal gedrag bij een individu.
  • Sociale isolatie en de afwezigheid van sociale support zijn risicofactoren. 
  1. Negatieve levensgebeurtenissen
  • Seksueel en fysiek misbruikt in de kindertijd
  • Traumatische levensgebeurtenissen in volwassenheid
  • Fysieke ziekten; hartziekten, chronische pijn, zijn significant geassocieerd.
  • Andere interpersoonlijke stressoren: problemen in romantiek, geldproblemen, seksuele problemen, pesten, slachtoffering. 

Psychologische behandeling

Behandelen van depressie laat geen vermindering in suicide gedachten en pogingen zien. Klinische proeven voor het testen van dialectische gedragstherapie (in patiënten met borderlinepersoonlijkheidsstoornis) en cognitieve therapie (in recente zelfmoordpogingen) leenden steun aan de effectiviteit van deze behandelingen aan het aantal zelfmoordaanslagen verminderen in vergelijking met andere interventies.

Page access
Public
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.