Burgerlijk recht 2 - RUG - Oefententamen 2016/2017 (1)


Vragen

Vraag 1

Paulina sluit als (direct )vertegenwoordiger van een restaurant een overeenkomst met Gerard tot levering van 100 liter vissoep. Vervolgens blijkt dat Paulina niet vertegenwoordigingsbevoegd is en dat Gerard zich ook niet op vertrouwensbescherming kan beroepen. Gerard kan de soep niet meer elders verkopen en moet deze weggooien. Alle kosten die hij voor het maken van de soep heeft gemaakt komen neer op € 300. Als de overeenkomst zou zijn afgewikkeld zou Gerard winst hebben behaald van € 500. Gerard wendt zich tot u met de vraag of hij Paulina persoonlijk kan aanspreken tot schadevergoeding.

Als Paulina aansprakelijk mocht zijn, wil hij ook weten voor welk bedrag zij dat is, voor € 300 of voor € 500. Hoe luidt uw antwoord? (8 punten)

Vraag 2

Liam is eigenaar van een schilderij van een adept van Salvador Dali, dat bekend staat onder de naam ‘Wiebelende Manen’. Het Surrealistisch Museum wil dit doek dolgraag verwerven. Liam heeft daar op zich wel oren naar, maar hij heeft onlangs gelezen dat het schilderij wel eens van Dali zelf zou kunnen zijn. Het museum heeft hier alle begrip voor en op in maart 2016 wordt een overeenkomst gesloten waarin Liam zich verplicht het doek te leveren onder de ontbindende voorwaarde dat het doek van Dali blijkt te zijn; de levering geschiedt meteen daaropvolgend. Het museum kampt intussen met liquiditeitskrapte en sluit een lening af bij de bank. Alle doeken die eigendom zijn van het museum worden verpand, waaronder ook ‘Wiebelende Manen’ (met de geschiedenis waarvan de bank overigens bekend is). Uiteindelijk komt het museum er niet bovenop; het wordt in december 2016 failliet verklaard. In januari 2017 verschijnt een nieuwe studie naar het vroege werk van Dali, waaruit onomwonden blijkt dat ‘Wiebelende Manen’ van de hand van Dali zelf is. Verheugd met dit nieuws wil Liam het schilderij terug van het museum. De curator verweert zich echter met de stelling dat door het faillissementsbeslag ex art. 20 jo. 23 jo. 35 Fw het museum is beschikkingsbevoegd is en het schilderij derhalve niet meer kan terug leveren aan Liam. Het doek valt in de faillissementsboedel en Liam mag zijn vordering ter verificatie indienen, aldus de curator. Ook de bank mengt zich in de strijd met de mededeling dat zij haar pandrecht zal uitoefenen.

Wat is de goederenrechtelijke positie van Liam, het museum en de bank ten aanzien van ‘Wiebelende Manen’? (9 punten)

Vraag 3

Elektronicabedrijf Electro heeft haar magazijn recentelijk uitgebreid en om die reden heeft zij een energiezuinige heftruck gehuurd bij Til BV. Op 1 december 2016 brengt Electro de heftruck voor een kleine reparatie naar garagebedrijf Key BV. Op 4 december 2016 komt Max, een belangrijke klant van Electro, een bezoek brengen aan het bedrijf van Electro. Wanneer Max over de heftruck hoort, is hij meteen enthousiast en hij besluit te heftruck van Electro te kopen. Omdat Max bereid is om een hoge koopprijs te betalen, verzwijgt Electro dat de heftruck eigendom is van Til BV. Nog diezelfde middag verkoopt Electro de heftruck aan Max voor een bedrag van € 20.000. In de koopovereenkomst verklaren partijen dat het bezit van de heftruck aan Max wordt verschaft doordat garagebedrijf Key BV. de heftruck voortaan gaat houden voor Max. Na het ondertekenen van de koopovereenkomst doet Max nog op diezelfde dag mededeling aan Key BV dat de heftruck aan hem is overgedragen. Om problemen met Til BV te voorkomen, besluit Electro om de gehuurde heftruck te kopen van Til BV. Op 8 december 2016, nog voordat Electro de heftruck van Til BV gekocht heeft, wordt Electro echter failliet verklaard. Op 24 december 2016 meldt Til BV zich bij de curator en vordert afgifte van de heftruck, die inmiddels is gerepareerd maar zich nog steeds bij Key BV bevindt. Wanneer ook Max zich meldt, ontstaat een geschil over de eigendom van de heftruck. Volgens Til BV is de heftruck nooit eigendom geworden van Max omdat Electro als houder van de heftruck, deze heftruck op grond van art. 3:111 BW niet rechtsgeldig aan Max kon leveren en omdat Electro ook niet beschikkingsbevoegd was. Max, die inmiddels dankbaar gebruik maakt van de heftruck, wijst er op dat hij te goeder trouw was en dat hij om die reden beschermd wordt en eigenaar is geworden van de heftruck.

Wie is op 24 december 2016 eigenaar van de heftruck? Ga in uw antwoord in op de stellingen van Til BV en van Max. U kunt ervan uitgaan dat Max inderdaad te goeder trouw was. (8 punten)

Vraag 4

Lisa heeft een appeltaartenzaak. Om ervoor te zorgen dat zij niet zonder appels komt te zitten, sluit zij in 2015 een koopovereenkomst met Anne die een appelboomgaard heeft, waarin Anne zich verplicht om 1.000 kilo appels uit het jaar daarop, 2016, te leveren aan Lisa. Deze hoeveelheid komt overeen met de totale appeloogst die Anne verwacht te behalen. Lisa wilde juist met Anne contracteren wegens de heel bijzondere smaak van haar appels. Ten gevolge van slecht weer mislukt de appeloogst echter voor dertig procent zodat Anne niet voldoende appels kan leveren. Lisa moet nu op het laatste moment 300 kilo appels elders betrekken en zij betaalt daarvoor een prijs per kilo die hoger ligt dan de prijs per kilo die zij met Anne overeenkwam.

  1. Kan Lisa van de koopovereenkomst met Anne af voor zover Anne niet kan nakomen? Bespreek of relevant is dat Anne voor dat deel niet kan presteren ten gevolge van weersomstandigheden. (5 punten)
  2. Kan Lisa schadevergoeding vorderen van Anne? (5 punten)

Vraag 5

Elise heeft een lieve poes van het ras Heilige Birmaan. Het lijkt haar een fantastische ervaring om haar poes eenmalig een nestje te laten krijgen. Met inachtneming van alle regels van het fokreglement van de rasvereniging laat zij haar poes dekken door een kater. Na enige tijd worden vier kittens geboren. De dierenarts voert een gezondheidskeuring uit en constateert geen afwijkingen bij de kittens. Elise zet ze te koop en al gauw meldt Erik zich. Hij kiest een kitten, die hij Bloem noemt. Drie weken nadat Erik Bloem heeft meegenomen, blijkt Bloem een aangeboren hartafwijking te hebben. Erik is inmiddels erg gehecht aan Bloem en laat Bloem opereren. De operatiekosten bedragen ruim € 2.000. Erik stelt Elise aansprakelijk voor deze schade. Elise erkent dat Erik niet hoefde te verwachten dat de poes een hartafwijking heeft, maar stelt dat zij dit gebrek niet kende en evenmin kon kennen. Zij is van mening dat zij de operatiekosten daarom niet hoeft te betalen. Volgens Erik is het echter niet van belang of de verkoper schuld heeft of niet.

Is Elise aansprakelijk voor de operatiekosten als ervan wordt uitgegaan dat zij geen schuld heeft? (8 punten)

Vraag 6

Marijke heeft door de jaren heen veel hulp gehad van haar buurman Steven, die onlangs rechten is gaan studeren. Als dank schenkt ze Steven een antiek horloge. Omdat Marijke wil niet dat het horloge in handen van een ander valt, spreekt zij met Steven af dat hij het horloge niet kan overdragen aan een ander. Ook wil Marijke Steven financieel een duwtje in de rug geven, zodat hij zijn studie kan bekostigen. Marijke heeft zelf geen spaargeld dat ze Steven kan schenken, maar wel heeft ze een vordering op Koen. Koen heeft een week eerder Marijke auto gekocht. Bij de verkoop spraken Marijke en Koen af dat Koen de koopprijs van € 10.000 over een maand voldoet. Marijke besluit de vordering op Koen te cederen aan Steven. Marijke en Steven maken een akte op van de cessie en Marijke doet mededeling van de cessie aan Koen. In de akte nemen Marijke en Steven een beding op waarin ze afspreken dat de vordering niet overdraagbaar is in de zin van artikel 3:83 lid 2 BW. Steven is bijzonder blij met de schenkingen van Marijke, omdat hij wat krap bij kas zit. Steven verkoopt zowel het horloge als de vordering op Koen aan Dick. Het horloge geeft Steven meteen mee aan Dick. De cessie van de vordering op Koen leggen Steven en Dick vast in een akte. Dick doet vervolgens mededeling van de cessie aan Koen. ’s Avonds herinnert Steven zich pas dat hij met Marijke had afgesproken dat het horloge en de vordering niet konden worden overgedragen.

  1. Is Dick eigenaar geworden van het horloge? (5 punten)
  2. Is Dick rechthebbende geworden op de vordering op Koen? (5 punten)

Vraag 7

Cedric is handelaar in exclusieve wijnen. Naast wijn van de gerenommeerde huizen, verkoopt hij een door hemzelf gebottelde wijn, de zogeheten Chateau JP. Deze wijn is afkomstig van een Nederlandse wijnboer, genaamd Karel de Grote. Het bottelproces vindt plaats op het landhuis van Cedric en verloopt als volgt. Eerst wordt een fles gevuld met wijn. Daarna wordt deze afgesloten met een kurk. De top van de hals wordt vervolgens gedoopt in een bad van gesmolten, roodkleurige zegellak. Ten slotte wordt iedere fles voorzien van een etiket waarop het landhuis van Cedric is afgebeeld met vermelding van het oogstjaar. Omdat Cedric nodig heeft, sluit hij op 1 april 2016 een kredietovereenkomst met de M&M-bank (hierna: de bank). Als zekerheid vestigt Cedric ten behoeve van de bank een stil pandrecht op al zijn bestaande en toekomstige zaken, eventueel bij voorbaat. De pandakte wordt op 4 april 2016 geregistreerd bij de belastingdienst. Wanneer de wijnoogst van 2015 gereed is voor consumptie, levert Karel de Grote op 15 april 2016 deze wijn (5.000 liter) af bij Cedric. Partijen hebben afgesproken dat de levering geschiedt onder eigendomsvoorbehoud van volledige betaling. De wijn (5.000 liter) die Karel de Grote heeft afgeleverd, wordt opgeslagen in een groot metalen vat. Een week later, op 21 april 2016, wordt Cedric in staat van faillissement verklaard. Op dat moment zijn er 2.500 flessen “Chateau JP 2015” opgeslagen in de kelder van Cedric. Het metalen vat bevat nog zo’n 3.000 liter wijn. De bank eist afgifte van de 2.500 flessen omdat deze onder het pandrecht zouden vallen. Karel de Grote is het hier niet mee eens. Aangezien Cedric nog niets heeft afbetaald, stelt Karel de Grote zich op het standpunt dat hij nog steeds eigenaar is van de wijn, inclusief de wijn in de 2.500 flessen.

Aan wie moet de curator de 2.500 flessen wijn afgeven? (8 punten)

Vraag 8

Noah is een zelfstandig stukadoor die onder de naam Stuko zijn bedrijf uitoefent. Regelmatig bestelt Stuko telefonisch bouwmaterialen bij Zwart BV. Zwart BV heeft talrijke medewerkers in dienst om telefonische bestellingen te verwerken. Noah haalt het bestelde vaak zelf op, maar het komt ook wel eens voor dat hij zijn 28-jarige zoon of een vriend stuurt om het bestelde op te halen. Kleine bestellingen zoals schakelaars worden vaak contant afgerekend bij het ophalen. Als er met een bestelling een hoog bedrag gemoeid is, bijvoorbeeld een gifspuit met een aankoopprijs van € 7.000, stuurt Zwart BV een rekening naar Stuko. Stuko betaalt de rekeningen van Zwart BV altijd keurig op tijd. Op 15 april 2016 ontvangt Stuko een rekening van Zwart BV ad € 14.000 voor twee gifspuiten. Noah kan deze rekening niet thuisbrengen, omdat hij in 2016 geen gifspuiten heeft gekocht. Hij neemt contact op met Zwart BV. Nader onderzoek brengt aan het licht dat een onbekend persoon zich op 31 maart 2016 bij een telefonische bestelling van twee gifspuiten presenteerde als een personeelslid van Stuko. Ook bij het ophalen van de bestelling op 12 april 2016 presenteerde deze persoon zich als uitvoerder van Stuko. De onbekende kwam heel geloofwaardig en betrouwbaar over. Zwart BV is van mening dat zij redelijkerwijs mocht aannemen dat zij zaken deed met Stuko.

Kan Zwart BV met succes Stuko (d.w.z. Noah) op contractuele basis aanspreken voor het bedrag dat in april 2016 in rekening is gebracht? (9 punten)

Antwoordindicatie

Vraag 1

Hoewel Paulina handelde alsof zij (direct) vertegenwoordiger was van het restaurant, blijkt uit de casus dat zij niet vertegenwoordigingsbevoegd was én dat Gerard zich niet op vertrouwensbescherming (3:61 BW) kan beroepen. De vraag is dus of Gerard Paulina persoonlijk kan aanspreken en, zo ja, voor welk bedrag? Voor de beantwoording van deze vraag moeten we kijken in art. 3:70 BW. Algemeen aangenomen wordt dat uit art. 3:70 BW een verplichting tot schadevergoeding voortvloeit en wel een verplichting tot vergoeding van het zogenaamde positieve belang. Dat is in dit geval € 500,-. Het gegeven dat Gerard zich niet op het vertrouwensbeginsel kan beroepen heeft geen directe gevolgen voor de toepassing van 3:70 BW. Vertrouwensbescherming doelt immers op art. 3:61 BW en zegt daarmee iets over de gedragingen van die ander, de pseudo-principaal (in dit geval het restaurant). Dat betekent niet zonder meer dat Gerard wist of behoorde te weten dat er geen toereikende volmacht was zoals bedoeld in de tenzij-formule van art. 3:70 BW. Gerard kan Paulina dus persoonlijk aanspreken tot schadevergoeding op grond van art. 3:70 BW en wel voor het positieve contractsbelang, te weten € 500,-. NB: Zie ook nr. 114 en 115 van Rechtshandeling en Overeenkomst. NB: Het is niet uitgesloten dat Erik ook een actie uit onrechtmatige daad jegens Paulina kan instellen. 2 BR2.1617.2e.ant. Het enkele optreden als onbevoegd vertegenwoordiger is volgens de Hoge Raad (HR 31 januari 1997, NJ 1998/704 m.nt. CJHB, De Slingerij/Groningen) hiervoor echter niet voldoende: 'Het onbevoegdelijk handelen in naam van een ander kan slechts als onrechtmatig worden aangemerkt indien het geschiedt op een wijze of gepaard gaat met omstandigheden, waaruit voortvloeit dat het optreden van de onbevoegde vertegenwoordiger in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt.' NB: Er komt dus in zijn geheel geen overeenkomst tot stand, waardoor van schadevergoeding ex. art. 6:74 BW geen sprake kan zijn!

Vraag 2

Casus ontleend aan Pitlo/Reehuis & Heisterkamp, p. 94. Overdracht onder ontbindende voorwaarde. Overdracht Liam – Museum (art. 3:84 lid 1 BW): - Geldige titel: voorwaardelijke koop onder ontbindende voorwaarde (3:38 jo. 6:21 jo. 6:22 jo. 3:84 lid 4) - Levering: 3:90, bezitsverschaffing - Beschikkingsbevoegdheid: Liam is eigenaar Het museum is vóór faillissement dus eigenaar onder ontbindende voorwaarde terwijl Liam eigenaar is onder opschortende voorwaarde. Het pandrecht van de bank is onderworpen aan dezelfde voorwaarde 3 BR2.1617.2e.ant. als het eigendom van het museum; nemo-plus. In dit kader is van belang het arrest Rabobank/Reuser (Revadap). Door de vervulling van de voorwaarde (het doek blijkt van Dali te zijn), valt de eigendom van rechtswege terug in het vermogen van Liam. Hiervoor is geen retro-overdracht vereist. Het pandrecht komt hiermee eveneens te ontvallen, 3:81 lid 1 BW. Nu retro-overdracht M/A niet is vereist, doet de beschikkingsonbevoegdheid ten gevolge van het faillissement hier geen afbreuk aan. NB: De bank kan geen beroep doen op derdenbescherming omdat niet voldaan is aan de vereisten van 3: 238 lid 1 BW.

Vraag 3

Voor overdracht van de heftruck door Electro aan Max is vereist levering, een geldige titel en beschikkingsbevoegdheid (art. 3:84 lid 1 BW). De koopovereenkomst tussen Electro en Max vormt een geldige titel voor de overdracht. Omdat het een roerende zaak betreft, dient levering plaats te vinden door bezitsverschaffing (art. 3:90 lid 1 BW). In dit geval heeft levering plaatsgevonden door middel van traditio longa manu (in de zin van art. 3:115 aanhef en sub c). Een houder kan namelijk door middel van traditio longa manu het bezit verschaffen. Hierbij diende het arrest LPN/IBM genoemd te worden. Electro was niet beschikkingsbevoegd ten aanzien van de heftruck. Dit gebrek kan echter worden geheeld door art. 3:86 lid 1 BW, aangezien het hier een levering overeenkomstig art. 3:90 BW betreft van een roerende zaak, de overdracht plaatsvindt anders dan om niet, en de verkrijger te goeder trouw is. Max is derhalve op 24 december 2016 eigenaar van de heftruck. Til B.V. is op die datum derhalve geen eigenaar meer van de heftruck. Daarnaast moest U ook ingaan op het argument van Til B.V. dat Electro als houder van de heftruck op grond van art. 3:111 BW niet rechtsgeldig aan Max kon leveren. Dit argument klopt niet. Art. 3:111 BW belet enkel dat Electro zichzelf eenzijdig bezitter kan maken aangezien hij krachtens een rechtsverhouding reeds is gaan houden voor Til B.V. In dier voege kan hij het bezit inderdaad niet overdragen aan Max aangezien hij het bezit dus niet heeft en in beginsel ook niet kan verkrijgen. Hij kan het bezit echter wel verschaffen aan Max aangezien hij het –middels Key- wel degelijk feitelijk in zijn macht heeft

Vraag 4a

Ja, nakoming van de overeenkomst slechts voor een deel mogelijk. Er kunnen slechts 700 appels geleverd worden. Nakoming van de resterende 300 appels is onmogelijk. Anne kon die appels niet leveren door elders appels te kopen, aangezien Lisa nu juist met Anne had gecontracteerd wegens de bijzondere kwaliteit van haar appels. Omdat Anne 300 appels niet kan leveren, kan Lisa de overeenkomst gedeeltelijk ontbinden in de zin van artikel 6:270 BW (vermindering van wederzijdse prestaties) juncto 6:265 BW. De onmogelijkheid is voldoende voor ontbinding. Er is volgens artikel 6:265 BW lid 2 dan geen verzuim vereist. Omdat in artikel 6:265 lid 1 niet gesproken wordt over toerekenbare tekortkoming, maar slechts over tekortkoming, is de reden waarom iemand niet kan presteren (hier de weersomstandigheden) niet relevant.

Vraag 4b

Uit artikel 6:277 BW blijkt dat toerekening voor het vorderen van schadevergoeding naast ontbinding (net als in artikel 6:74 BW) wel van belang is. Indien de tekortkoming Anne niet kan worden toegerekend, kan Lisa slechts schadevergoeding vorderen binnen de grenzen van artikel 6:78 BW (zie artikel 6:277 lid 2 BW). Als de tekortkoming wel toerekenbaar is, geeft ontbinding recht op vergoeding van het positief contractsbelang, hetgeen betekent dat Lisa in een vermogenssituatie dient te komen als ware het contract geheel correct nagekomen. Zie artikel 6:277 BW en Verbintenissenrecht Algemeen nr. 250. Bij toerekenbare tekortkoming kan Lisa dus het prijsverschil vorderen als schadevergoeding. Is de tekortkoming Anne toerekenbaar? Op het hoorcollege is een soortgelijke situatie aan de orde gekomen. Behandeld is een uitspraak van de rechtbank Maastricht over een mislukte aardappeloogst (zie HC 3 sheet 7). De rechtbank oordeelde dat van een voorzichtig handelend landbouwer verwacht mag worden dat hij bij de verkoop van zijn oogst in een bepaalde mate rekening dient te houden met weersomstandigheden. Weliswaar is Anne niet verantwoordelijk voor het weer, maar slechte weersomstandigheden zijn voorzienbaar. Er is dus geen sprake van overmacht.

Vraag 5

Nee. Op grond van artikel 6:74 BW is Elise tegenover Erik tot schadevergoeding verplicht indien er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, tenzij die tekortkoming Elise niet kan worden toegerekend. De hartafwijking is wel een tekortkoming (ogv Haviltex, of ogv nonconformiteit, artikel 7:17 BW). In artikel 6:75 BW is bepaald dat een tekortkoming niet kan worden toegerekend indien zij niet te wijten is aan schuld van de schuldenaar, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Al die mogelijke vormen van toerekening volgen niet uit de vraag, met name voor de eventuele schuld en verkeersopvatting overwoog de Hoge Raad in het arrest Brok/Huberts dat het enkele feit dat de afgeleverde zaak niet beantwoordt aan de overeenkomst, nog niet leidt tot aansprakelijkheid van de verkoopster voor schadevergoeding. Bovendien had Elise al het mogelijke gedaan om dit te voorkomen. NB: Erik doelt op het arrest Oerlemans/Driessen waarin is overwogen dat de verkeersopvattingen meebrengen dat een tekortkoming bestaande in een gebrek van een verkocht product in beginsel voor rekening van de verkoper komt, ook als deze het gebrek niet kende of behoorde te kennen. In dat arrest ging het echter om een koopovereenkomst tussen professionele partijen ter zake van een industrieel product. In de casus gaat het echter om de verkoop van een kitten tussen niet professionele partijen. NB: Er is geen sprake van consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW, omdat Elise niet handelde in het kader van een beroep of bedrijf.

Vraag 6a

Het antwoord vereist behandeling van overdraagbaarheid van eigendom en van de overdrachten.

  • Overdraagbaarheid [3]. Rechtsvraag: Is de eigendom van het horloge overdraagbaar?

- Hoofdregel benoemen: artikel 3:83 lid 1 BW bepaalt dat eigendom overdraagbaar is, tenzij de wet of de aard van het recht zich tegen een overdracht verzet. [1 punt].

- Uitzonderingen uitsluiten. Noch de wet, noch de aard van het recht verzet zich in dit geval tegen de overdracht. Partijen kunnen de overdraagbaarheid bovendien niet uitsluiten door middel van een beding, zoals een schuldeiser en schuldenaar dit wel kunnen bij vorderingsrechten op grond van art. 3:83 lid 2 BW. [1 punt].

- Toepassen uitkomst op casus: Er zijn geen belemmeringen met betrekking tot de overdraagbaarheid: de hoofdregel gaat op. Het beding heeft verbintenisrechtelijke werking (wanprestatie Steven), maar staat niet aan de weg aan de overdracht van het horloge. NB Nietig beding = fout. [1 punt].

 

  • Overdrachten [2]. Rechtsvraag: Is Dick rechtsgeldig eigenaar geworden?

- Stap 1: Was Steven (vervreemder) beschikkingsbevoegd? Immers: nemo plus iuris ad alium transferre potest quam ipse haberet… Uitwerken: aan de eisen van 3:84 is voldaan: titel – schenking, levering: 3:90 BW (bezitsverschaffing). De beschikkingsbevoegdheid Marijke is gegeven. De overdracht van Marijke aan Steven is dus geslaagd: Steven is eigenaar en dus beschikkingsbevoegd. [1 punt].

- Stap 2: Heeft Steven Dick eigenaar gemaakt? Uitwerken: aan de eisen van 3:84 BW is voldaan: titel – koop, levering – 3:90 BW (bezitsverschaffing), hierboven vastgesteld dat Steven beschikkingsbevoegd was (indien gedaan hoeft dit niet opnieuw uitgewerkt te worden). De overdracht aan Dick is dus geslaagd: Dick is eigenaar geworden van het horloge. [1 punt].

Vraag 6b

Het antwoord vereist behandeling van zowel het gemaakte beding als van beide overdrachten.

  •  Overdraagbaarheid [3]. Rechtsvraag: blokkeert het beding overdracht van de vordering?

- Wetsvoorschrift benoemen: een onoverdraagbaarheidsbeding bij vorderingsrechten kan op grond van art. 3:83 lid 2 BW (expliciet genoemd in de casus) slechts goederenrechtelijke werking hebben, indien schuldeiser en schuldenaar afspreken dat de vordering onoverdraagbaar is. [1 punt]

- Kern = toepassing voorschrift. Marijke en Steven spreken af dat de vordering onoverdraagbaar zal zijn. Marijke en Steven zijn cedent en cessionaris, niet: schuldeiser en schuldenaar.

Concluderen: het beding staat dus niet in de weg aan de overdracht. [2 punten]

  • Overdrachten [2]. Rechtsvraag: Is Dick rechthebbende geworden?

- Stap 1: Was Steven (vervreemder) beschikkingsbevoegd? (nemo plus iuris etc.) Nalopen vereisten overdracht Marijke -Steven, aan de eisen van 3:84 BW is voldaan: titel – schenking, levering – ex art. 3:94 lid 1 BW, beschikkingsbevoegdheid

– Marijke was schuldeiser. Overdracht aan Steven geslaagd: Steven was rechthebbende en dus beschikkingsbevoegd. [1 punt]

- Stap 2: Heeft hij Dick rechthebbende gemaakt door overdracht vordering? Nalopen vereisten overdracht Steven-Dick, aan de eisen van 3:84 BW is voldaan: titel – koop, levering – ex art. 3:94 lid 1 BW en beschikkingsbevoegdheid – Steven was rechthebbende, zoals bleek uit stap 1 (indien gedaan hoeft dit niet opnieuw uitgewerkt te worden). De overdracht aan Dick is dus geslaagd: Dick is rechthebbende geworden [1 punt].

 

Vraag 7

Het antwoord vereist de uitwerking en de doorwerking van originaire wijze van eigendomsverkrijging op het stil pandrecht bij voorbaat op toekomstige zaken.

  • Originaire & derivatieve wijze eigendomsverkrijging [4]. Rechtsvraag: wie is eigenaar van de flessen?

- Duiding casus: Karel de Grote heeft de 5000 liter wijn onder eigendomsvoorbehoud geleverd aan Cedric (art. 3:92 lid 1 BW). Hiermee wenst hij geen afstand te doen van zijn eigenaarsbevoegdheden totdat de koopprijs is betaald. Wanneer deze wijn wordt gebotteld, vindt er echter zaaksvorming plaats. Door deze originaire wijze van verkrijging van eigendom wordt Cedric eigenaar ook al heeft hij de verschuldigde kooppenningen niet betaald. [1 punt]

- Verklaring: De wijn wordt immers in een fles gegoten die wordt afgesloten en van een etiket voorzien. Daardoor ontstaat naar verkeersopvattingen een zaak met een nieuwe identiteit. [1 punt].

- Toepasselijk wetsvoorschrift: artikel 5:16 BW bepaalt wie eigenaar wordt van de nieuw, gevormde zaak. [1 punt]

- Toepassing en uitwerking: Hier is sprake van vormen voor zichzelf. Cedric maakt de flessen wijn voor zichzelf en wordt daarvan eigenaar op grond van de hoofdregel uit art. 5:16 lid 2 BW. Hij verricht de arbeid voor zichzelf (niet in opdracht van Karel de Grote) en bepaalt bovendien hoe een en ander wordt vormgegeven (het etiket bevat bijvoorbeeld een afbeelding van zijn landgoed). Iedere keer dat Cedric een nieuwe fles wijn produceert, verliest Karel de Grote de eigendom van de daarin gebottelde wijn. (vgl. evt. ook Breda/Antonius) [1 punt]

  • Rechtsvraag: Verhouding eigendom en het stil pandrecht op toekomstige zaken? [4]

- Vermelding betekenis voor pandrecht bank: Er is gegeven dat de bank een stil pandrecht bij voorbaat heeft gevestigd op alle toekomstige zaken van Cedric. Op grond van art. 3:97 lid 1 BW j° 3:237 lid 1 BW wordt, zodra er een nieuwe fles is geproduceerd, deze bezwaard met een stil pandrecht. [1 punt]

- Verklaring: Op dat moment is immers voldaan aan de eisen voor vestiging van een pandrecht: titel -kredietovereenkomst, vestigingshandeling - pandakte, geregistreerd op 4 april 2016 en beschikkingsbevoegdheid - ogv 5:16 lid 2 BW wordt Cedric eigenaar van de fles. [2 punten]

- Uitkomst + antwoord: Dit geldt voor alle flessen die tot aan de dag van faillietverklaring zijn geproduceerd. De curator zal de 2500 flessen dus moeten vrijgeven aan de bank krachtens art. 57 Fw. [1 punt]

Vraag 8

Nee. De onbekende persoon had geen volmacht (art. 3:60 lid 1 BW) om in naam van Noah/Stuko overeenkomsten aan te gaan. Er is dus sprake van onbevoegde vertegenwoordiging. Volgens de hoofdregel van art. 3:66 lid 1 BW komt er dan geen overeenkomst tot stand tussen Zwart BV en Noah/Stuko. Uitzonderingen op de hoofdregel zijn vertrouwensbescherming (art. 3:61 lid 2 BW) of bekrachtiging (3:69 BW). Geen van deze uitzonderingen is echter op deze casus van toepassing. Een beroep van Zwart BV op 3:61 lid 2 BW zal niet slagen. Zwart BV mocht wel aannemen dat de onbekende bevoegd was (geen reden voor twijfel), maar er is geen sprake van toedoen bij Noah/Stuko (er is geen verklaring of gedraging van Noah/Stuko op grond waarvan Zwart BV mocht aannemen dat de onbekende persoon Noah/Stuko mocht vertegenwoordigen). De schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is juist niet gewekt door Noah/Stuko, maar door de verklaring en gedraging van de onbekende persoon, die zich presenteerde als personeelslid van Stuko. Ten tweede zijn er in deze casus geen feiten en omstandigheden in de risicosfeer van Stuko die maken dat de onbevoegde vertegenwoordiging voor rekening zou moeten komen van Stuko. Zie R&O nr. 103 en 104. Het feit dat Noah producten af en toe liet ophalen door iemand anders is hiervoor onvoldoende.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.