Het vermogensrecht, vastgelegd in de Boeken 3 t/m 9 BW, regelt de subjectieve rechten en verplichtingen die onderdeel van een vermogen vormen. Het vermogensrecht omvat het goederen- en het verbintenissenrecht. Goederen worden onderverdeeld in zaken en vermogensrechten, art. 3:1 BW.In Boek 3 BW zijn algemene (titels 3.1.1, 3.2, 3.2 en 3.11) en goederenrechtelijke bepalingen (titels 3.1.2 en 3.4 - 3.10) opgenomen. De algemene bepalingen gelden voor zowel het verbintenissen- als het goederenrecht.Een goed, art. 3:1 BW, is een zaak of een vermogensrecht. Een zaak is een voor de menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object, art. 3:2 BW. Een vermogensrecht is een overdraagbaar recht dat ziet op het verschaffen van stoffelijk voordeel, art. 3:6 BW. Dieren vallen onder de categorie zaken. Schulden zijn geen goederen. Een zaak is roerend of onroerend. Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn. Art. 3:3 BW bepaalt wat onroerende zaken zijn.Een bestanddeel is geen (zelfstandige) zaak, maar een onderdeel ervan, art. 3:4 BW. Bestanddeel: alles wat naar verkeersopvatting deel uitmaakt van de hoofdzaak en een zaak die zodanig met de hoofdzaak verbonden is, dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat een van beide zaken hierdoor beschadigt. De eigenaar van de hoofdzaak is ook eigenaar van de bestanddelen.Er zijn verschillende soorten vermogensrechten:Volledig recht, zoals eigendom, vorderingsrechten en rechten op voortbrengselen van de geest.Beperkt recht, art. 3:8 BW: afgeleid uit een meer omvattend recht (moederrecht), welke met het beperkte recht is bezwaard. Er is een onderscheid tussen gebruiksrechten en zekerheidsrechten. Deze zijn limitatief...
Add new contribution