Strafrecht met mate - Klip e.a. - 12e druk - BulletPoints


Hoofdstuk 1. Het ongewenste gedrag wat afwijkt van de materiële norm

  • Formeel strafrecht schrijft de procedure voor

  • Het materieel strafrecht wordt gehandhaafd via het formele strafrecht

  • Depenalisering is het zoveel mogelijk vermijden van schadelijke effecten bij straffen door alternatieve straffen of bestuurlijke sancties (complementair aan decriminalisering)

  • Bestuursstrafrecht bevindt zich tussen het strafrecht en bestuursrecht, hetwelk inhoudt dat een groot aantal wetten van de strafoplegging niet meer wordt toebedeeld aan de rechterlijke macht, maar aan het bestuur

  • Strafbeschikkingen zijn bevoegdheden van het Openbaar Ministerie om zelfstandig straffen op te leggen

  • Verloop strafproces gaat in de volgende stappen:

    1. Opsporingsambtenaren

    2. Leden van het Openbaar Ministerie

    3. de raadsman

    4. reclasseringsfunctionaris

    5. de rechter

    6. de griffier

    7. de particulier (aangifte)

    8. ministerie van Veiligheid en Justitie

    9. Europese Unie (Luxemburg en Brussel)

  • Inquisitoire procestype is type proces waarbij de rechter actief op zoek is naar de waarheid. De overheid brengt de zaak bij de rechter.

  • De klassieke school leert dat de codificatie van het strafrecht en proportionaliteit van straffen, de klassieke leer van het (straf)recht.

  • Criminologie houdt zich bezig met de persoon van de deliquent en de oorzaak van criminaliteit.

  • De leer van de antropologische school is gebaseerd op de leer van de arts Lombroso die onderzocht had dat er bij gedetineerden lichamelijke afwijkingen waren. Deze leer van de geboren misdadiger miskende andere oorzaken van criminaliteit dan de biologische.

  • De leer van de Franse milieuschool stelde dat de criminaliteit, net als andere maatschappelijke verschijnselen, door de imitatie, de navolging wordt veroorzaakt.

  • Bindingstheorie is de theorie die zich bezighoudt met verbanden tussen criminaliteit en factoren die daar aan bijdragen (het missen is van voldoende sociale bindingen met familie, werk, collegae of met maatschappelijke instituties).

  • Een persoon kan alleen aansprakelijk gehouden worden als er wetsbepalingen zijn op het moment dat hij/zij de daad begaat, nulla poena (artikel 1 en 2 Sr). Wel is er een plicht tot vervolging, oftewel het legaliteitsbeginsel.

  • Wederrechtelijk gedrag is het ongewenste gedrag wat afwijkt van de materiële norm.

Hoofdstuk 2. Indeling van strafbare feiten

  • Het willens en wetens handelen of nalaten (doleuze misdrijven): de gedraging komt voort uit een wilsbesluit (dolus). Bij doleuze misdrijven wordt nooit hechtenisstraf bedreigd.

  • Het onwetend handelen, wat wel aangewreven kan worden dat de verdachte het kon weten. In dit geval kan hem grove of lichte schuld verweten worden (culpa). Culpoze misdrijven hebben als strafbedreiging hechtenisstraf, gevangenisstraf of een geldboete.

  • De hoogste graad van de culpa (roekeloosheid), wordt ook wel omschreven als: welbewust een onaanvaardbaar groot risico nemen, maar dit risico zeer lichtzinnig onwaarschijnlijk achten.

  • Zedendelict oftwel zedenmisdrijf, een wetovertreding tegen de zeden.

  • De vermogensdelicten zijn diefstal, afpersing, verduistering en oplicht (resp. art. 310, 317, 321 en 326 Sr)( titels XXII tot en met XXVII).

  • Sinds 9/11 zijn in het Wetboek van Strafrecht antiterroristische bepalingen opgenomen (Artikel 83 Sr) tegen terroristische misdrijven.

  • WED wordt getracht tot een zekere ordening van de economische markten te komen, en in ieder geval oneerlijke concurrentie te bestrijden.

  • Verkeersdelicten zijn opgenomen in de volgende wetgeving: WVW 1994, RVV en WVR.

  • Drugsdelicten zijn opgenomen in de Opiumwet waar drugs worden onderscheiden in zwaarte.

  • De Wet Wapens en Munitie is een wet met eigen strafvorderlijke bevoegdheden. In art. 49 tot en met 52 staat een aantal bevoegdheden opgesomd die verder gaan dan die in het Wetboek van Strafvordering.

  • Decentraal strafrecht: Op grond van artikel 27 en 28 invoeringswet Strafrecht zijn provincies, gemeenten, waterschappen, bedrijfs- en productschappen bevoegd om op overtreding van hun verordeningen straf te stellen, de strafbepalingen worden geregeerd door het Algemeen Deel van het Wetboek van Strafrecht (art. 91), ook mogen de strafbepalingen van lagere wetgevers niet treden in de materie van de hogere wetgevers.

Hoofdstuk 3. Constructie van strafbare feiten

  • Menselijk gedrag is te onderscheiden in iets doen (commissiedelict, zoals art. 310 Sr) of iets nalaten (ommissiedelict art. 444 Sr).

  • Commissiedelict wordt onderverdeeld in materieel omschreven delicten (gevolg staat centraal) en formeel omschreven delicten (de behandeling staat centraal).

  • Ommissiedelict is bijna altijd een formeel omschreven delict. Het is trouwens niet ondenkbaar dat een positief gevolg, waarop een materieel omschreven delict is gebaseerd, bewerkstelligd wordt door nalatigheid.

  • Omstandigheden van gedraging zijn ook van belang. De omstandigheden kunnen betrekking hebben op diegene die ze verdraging verricht (persoonlijke omstandigheden) of het slachtoffer (onpersoonlijke omstandigheden).

  • Omstandigheden niet-van gedraging is een omstandigheid die nog niet aanwezig is op het moment van de gedrag en niet een direct gevolg ervan is, maar die pas naderhand intreedt en het gebeurde alsnog in de strafrechtelijke sfeer trekt.

  • Het op een feitelijk gebeuren niet één, maar twee of zelfs meerdere strafbepalingen toepasselijk zijn. We spreken hier van eendaadse samenloop.

  • Van lex specialis is er sprake wanneer een bepaalde delictsomschrijving, die los van incidentele bewezenverklaringen, alle bestanddelen van een andere delictsomschrijving omvat, maar met nog één of meer bestanddelen daaraan toegevoegd.

  • Er is sprake van meerdaadse samenloop als de dader meerdere feiten heeft gepleegd, die elk op zichzelf een delict opleveren.

  • Ne bis in idem : Niemand kan ter zake van hetzelfde feite meer dan eenmaal vervolg worden.

Hoofdstuk 4. Inwendige bestanddelen: opzet en schuld

  • Voorwaardelijke opzet is bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden en voor lief nemen.

  • Opzetvereiste, bijvoorbeeld bij diefstal, artikel 310 Sr, is opgenomen dat je het oogmerk moet hebben om het goed wederrechtelijk toe te eigenen.

  • Voorbedachte rade houdt in dat men voldoende tijd en en kalm beraad had om een misdrijf te plegen (dit kan al enkele minuten zijn).

Hoofdstuk 5. Voorwaarden en uitzonderingen van de strafbaarheid

  • Wederrechtelijkheid is hetgeen wat in strijd is met de geldende wetgeving, ook wel 'onrechtmatig' genoemd. Dan is er nog een onderscheid wederrechtelijkheid als voorwaarde van strafbaarheid en als bestanddeel van een strafbaar feit (facet-wederrechtelijkheid).

  • Een vorm van strafwetgeving waarbij een delictsomschrijving een verbod inhoudt , tenzij zich een uitzondering voordoet wordt de uitzonderingsmethode genoemd.

  • Een vorm van strafwetgeving waarbij een specifieke omstandigheid wordt beschreven in de delictsomschrijving is de aanwijzingsmethode.

  • Noodweer is een vorm van zelfverdediging, maar ook de fysieke en seksuele integriteit van iemand anders mag mag in de zelfde situatie verdedigd worden (Zie: Artikel 41 lid 1 Sr). De noodweerbehandeling moet voldoen aan subsidiariteit en proportionaliteit.

  • Bij subsidiariteit wordt er gekeken of de zelfverdediging noodzakelijk was en/of er een minder schadelijke uitweg mogelijk was.

  • De zelfverdediging moet evenredig zijn. Een redelijk middel tot een redelijk doel, oftwel proportionaliteit.

  • De Garantenstellung: Er rust een grotere verantwoordelijkheid rust op een persoon met een bijzondere kwaliteit.

  • Overmacht is een kracht, dwang of drang waar geen weerstand tegen geboden kan worden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen absolute en relatieve overmacht (artikel 40 Sr).

  • Absolute overmacht valt buiten de delictsomschrijving, een bestanddeel van het strafbare feit blijft onvervuld. Bij absolute overmacht is geen opzet, geen opzettelijke wederrechtelijkheid en geen gedraging en er is geen spraak van vrije wil.

  • Bij relatieve overmacht kan de dader of slachtoffer zich niet verzetten tegen de kracht, drang of dwang die door een derde persoon tegen hem wordt uitgeoefend.

  • Theoretische schuldbegrip is verwijtbaar, met andere woorden: valt een persoon een verwijt te maken van het vervullen van de delictsomschrijving? Dit schuldbegrip wordt ook wel het fundamenteel schuldbegrip genoemd.

  • Fait materiel is de leer die bij overtredingen niet differentieert binnen opzet en onachtzaamheid. Het is in deze leer niet relevant of de verboden delictshandeling vanuit psychische hoedanigheid is verricht. Er is risico-aansprakelijkheid die getemperd wordt door de eis dat de dader wel enig verwijt kan worden gemaakt.

  • Avas betekent afwezigheid van alle schuld, ongeschreven schulduitsluitingsgrond.

  • Ontoerekeningsvatbaar: Inzichtstekort en/of wilstekort.

  • Naast volledig kan een dader ook verminderd toerekenbaar zijn

  • Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging (noodweerexces), indien zij het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt (art. 41 lid 2 Sr)

  • Een onbevoegd gegeven ambtelijk bevel heft de strafbaarheid niet op, tenzij het door de ondergeschikte te goeder trouw als bevoegd gegeven bevel werd beschouw en de nakoming daarvan binnen de kring van zijn ondergeschiktheid was gelegen (art. 43 lid 2 Sr)

Hoofdstuk 6. Poging, voorbereiding en deelneming; de uitbreiding van de strafbaarheid

  • Een poging tot een misdrijf is strafbaar, ook wel strafbare poging genoemd, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard (art. 45 Sr).

  • Subjectieve pogingsleer neemt als uitgangspunt de gevaarlijkheid van de dader.

  • Objectieve pogingsleer neemt als uitgangspunt de gevaarlijkheid van de daad voor de rechtsorde.

  • Het teveel focussen op het strafbaar stellen van alleen de gezindheid noemt men ook wel Gesinnungsstrafrecht.

  • Vrijwillig terugtred is het vrijwillig afzien van het misdrijf, een verdachte mag dan niet meer beschouwd worden als dader die een poging heeft gedaan of heeft voorbereid (art. 46b Sr).

  • Ondeugdelijke poging is een poging die nooit tot voltooiing van misdrijf kan leiden.

  • Bij middelen of objecten die nooit en in geen enkele omstandigheid, het resultaat zou kunnen bereiken die iemand voor ogen had praten we over absolute ondeugdelijkheid.

  • Bij middelen of objecten die in de gegeven omstandigheden niet het beoogde resultaat zouden kunnen bereiken, maar in het algemeen wel zou kunnen worden bereikt praten we over relatieve ondeugdelijkheid.

  • Strafbare voorbereiding is de voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft (art. 46 Sr).

  • Deelneming naast de pleger in een strafbaar feit die op een intensieve manier bij de totstandkoming van het strafbare feit is betrokken en zo een belangrijke plaats heeft ingenomen in de causale keten van het delict, dat hij als dader of medeplichtige moet worden gestraft, alhoewel hij maar een gedeelte van de delictsomschrijving heeft gerealiseerd. Of als er verschillende personen, in wisselwerking tot elkaar, een volledige delictsomschrijving hebben vervuld, terwijl ieder van hen maar een gedeelte daarvan voor zijn rekening heeft genomen.

  • Zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen hebben daderschap. Zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken (art. 47 Sr).

  • Zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van een misdrijf en/of die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van een misdrijf zijn medeplichtig.

  • Door gebruik van uitlokkingsmiddelen probeert de lokker zijn eigen plannen bij een ander 'op te dringen'.

  • Er wordt gebruik gemaakt van een straffeloos tussenpersoon om het doel te bereiken (doen plegen).

  • Medeplegen is het in overleg met een ander tot een gezamenlijke uitvoering van een delict komen. Er zijn drie vormen: medeplegen-medeplegen, medeplegen-plegen en plegen-plegen.

Hoofdstuk 7. Daderschap en causaliteit

  • Conditio-sine-qua-non-theorie: het houdt in dat elke factor die niet kan worden weggedacht uit de schakelreeks, welke naar het delict leidde. Een voorwaarde vormt voor het delict en dus dient te worden gezien als oorzaak van dat delict. Dit wordt ook wel aselecte theorie genoemd.

  • De theorie van de adequate veroorzaking: slechts de gedraging die als oorzaak van een bepaald gevolg mag gelden, de strekking heeft om het gevolg in het leven te roepen en de kans op het intreden daarvan relevant vergroot. Deze leer kan subjectief of objectief worden uitgewerkt.

Hoofdstuk 8. Het Nederlandse straf- en strafprocesrecht en de Europese invloeden hierop; en rechtsmacht

  • De Unie heeft een geheel eigen rechtsorde, op grond van het EG-verdrag. Het VWEU heeft rechtstreekse werking en hoeft niet te worden omgezet naar nationaal recht. Het recht van de Europese Unie schrijft echter niet voor hoe die rechtstreekse werking moet plaatsvinden, dit is overgelaten aan de lidstaten.

  • Een rechter moet bij de toepassing van het nationaal recht, zijn nationale wetgeving uitleggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de Richtlijn, richtlijnconforme interpretatie.

  • Het Universaliteitsbeginsel: misdrijven die als schokkend voor de internationale rechtsorde worden ervaren, kunnen in Nederland behandeld worden bij het Internationaal Gerechtshof (art. 4 Sr).

Hoofdstuk 9. Formeel strafrecht

  • Waarheidsvinding is de materiële waarheid boven water halen.

  • Inquisitoir: de verdachte is meer voorwerp is van het onderzoek, dan drager van rechten.

  • Accusatoir: de verdachte is meer drager van rechten is, dan voorwerp van onderzoek.

  • Nemo teneturbeginsel zegt dat de vervolgende autoriteiten moeten zelf het bewijs tegen een verdachte leveren, en niet de burger tegen zichzelf.

  • Een vermoeden dat objectief afleidbaar is uit voorafgaande feiten of omstandigheden, waarschijnlijkheid met betrekking tot het daderschap en er moet sprake zijn van een bepaald strafbaar feit, dan hebben we het over een verdachte(-begrip).

  • Praesumptio innocentiae: een persoon is onschuldig totdat het tegendeel is bewezen.

  • Uit artikel 6 EVRM, ‘equality of arms’, vloeit de waarborg van adequate rechtsbijstand voort. Het EVRM garandeert hierbij het recht op rechtsbijstand door een advocaat naar keuze. De Nederlandse wetgever heeft ook zorg gedragen voor een regeling voor de rechten van de verdediging.

  • Op heterdaad betrapt wordt beschreven in artikel 128 Sv als:’ wanneer het strafbaar feit ontdekt wordt, terwijl het begaan wordt of terstond nadat het begaan is’.

  • Er zijn drie soorten dwangmiddelen: tussen personen, met betrekking tot zaken en met betrekking tot plaatsen.

  • Op grond van artikel 56 Sv kunnen opsporingsambtenaren, een verdachte onderzoeken aan de kleding, fouilleren. Er moeten dan wel ernstige bezwaren tegen deze verdachte bestaan.

  • Bij doorzoeking wordt er gericht en stelselmatig gezocht. Huiszoeking is vervangen door doorzoeking.

  • Voorwerpen ten behoeve van de strafvordering veilig stellen noemt men inbeslagneming.

  • Computeronderzoek is een onderzoek in database en andere bestanddelen van een computer (art. 125i-125n Sv).

  • Financieel strafrechtelijk onderzoek is de opsporing en vaststelling van de wederrechtelijke verkregen voordeel (art. 126-126fa Sv).

  • Bewaring dwangmiddel; voorlopige hechtenis (art. 63 en 63 Sv).

  • Gevangenhouding; de na voorlopige hechtenis vrijheidsberoving.

  • Een dagvaarding vermeldt op grond van artikel 261 Sv, het feit, het tijdstip en de plaats waar het feit zou zijn begaan.

  • Bij cumulatieve tenlastelegging is er sprake van meerdaadse samenloop van misdrijven of overtredingen of misdrijven met overtredingen.

  • Bij subsidiaire tenlastelegging worden er verschillende strafbare feiten ten laste gelegd, waarbij het ene strafbare feite een species is van het een ander strafbaar feit (genus).

  • De alternatieve tenlastelegging houdt in dat er meerdere strafbare feiten worden ten laste gelegd, waarbij het ene feit, het andere niet uitsluit.

  • Bezwaarschrift tegen de dagvaarding is om te voorkomen openbaar terecht te staan, omdat de vervolging ondeugdelijk is (art. 267 Sv).

  • Een voorbeeld van een formele nietigheid is het niet in acht nemen van artikel 175 Sv.

  • Een voorbeeld van substantiële nietigheid is een verdachte niet wijzen op zijn zwijgrecht.

  • De vier formele vragen:

    1. Is de dagvaarding geldig?

    2. Is de rechter bevoegd?

    3. Is de OvJ ontvankelijk?

    4. Schorsing van vervolging?

  • De vier materiële vragen:

    1. Is bewezen dat het tenlastegelegde door de verdachte is begaan?

    2. Welk strafbaar feit levert dit bewezen feit volgens de wet op?

    3. Is verdachte strafbaar wanneer vaststaat dat het feit door de verdachte is begaan en een strafbaar feit is?

    4. Kan en/of moet een straf en/of maatregel worden opgelegd, en zo ja, welke?

  • Onmiddelijkheidsbeginsel; op grond van artikel 338 Sv, moet het materiaal waarop de rechter de bewezenverklaring doet steunen, ter zitting aan de orde.

  • Feitelijk bewijsverweren zijn onrechtmatigheid en onbetrouwbaarheid van het bewijsmateriaal, gat in de bewijsconstructie en het alternatief scenario.

  • Juridische bewijsverweren zijn dakdekker verweren, er is dan sprake van een rechtsvraag en een wetsinterpretatie. Er is er sprake van vrijspraak, indien de feitelijke of het juridische bewijsverweer gegrond worden geacht.

Hoofdstuk 10. Straftenuitvoerlegging, sancties en straftoemeting

  • Mechanische solidariteit zijn gemeenschappelijk waarden oftewel consensus, een maatschappij met dit kenmerk zal vooral punitief van aard zijn.

  • Organische solidariteit gaat over de arbeidsverdeling en de specialisatie van maatschappelijke functies, een maatschappij met dit kenmerk zal vooral restitutief van aard zijn.

  • Natuurrechtelijke wils- en verdragstheorieën omschrijven dat de straf wordt gerechtvaardigd als natuurlijk gevolg van een delict.

  • Absolute theorieën zeggen alleen omdat er misdaan is, moet er straf volgen. Er wordt gestraft om te vergelden wat ermisdaan is, ook wel ‘oog om oog, tand om tand’.

  • Bij de relatieve theorie staat preventie voorop. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen speciale preventie(afschrikwekkend effect op de dader zelf) en generale preventie (afschrikwekkend effect op anderen dan de dader).

  • Verenigingstheorieën omschrijven dat de rechtsgrond van de straf is vergelding en het doel is preventie, dit wordt ook wel de gemengde theorie genoemd.

  • Hoofdstraffen zijn: de gevangenisstraf, hechtenis, taakstraf en de geldboete zijn de hoofdstraffen.

  • Bijstraffen zijn: Ontzetting uit bepaalde rechten, verbeurdverklaring en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak zijn de bijkomende straffen.

  • TBS staat voor terbeschikkingstelling.

  • Bij algehele ontoerekenbaarheideen heeft een persoon een misdrijf gepleegd, dat hem op grond van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis der geestvermogens niet kan worden toegerekend (schulduitsluitingsgrond).

  • Als er sprake is van verminderde toerekenbaarheid heeft een persoon een misdrijf gepleegd, ten tijde waarvan hij lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis en dat hem uit dien hoofde slechts verminderd kan worden toegerekend.

  • Rechtelijke straftoemeting; op grond van artikel 350 Sv is de rechter verplicht een straf of/en een maatregel op te leggen.

  • Formeel raamwerk De straftoemeting wordt beheerst door een formeel raamwerk, die bestaat uit drie aspecten; De strafsoort, de strafmaat en de strafvorm.

  • Jeugdstrafrecht is het strafrecht op minderjarigen van twaalf tot achttien jaar zijn (artikel 77a-77gg Sr) van toepassing.

  • Voorwaardelijke invrijheidstelling is de mogelijkheid voor veroordeelden om na een deel van de straftijd onder voorwaarden in vrijheid te stellen.

  • Gratie is een persoonlijke gunst aan een veroordeelde burger betonen door genade voor recht te doen gelden.

  • Nederland heeft ervoor gekozen om in het buitenland opgelegde straffen om te zetten naar Nederlandse maatstaven, dus Exequatur-procedure.

Page access
Public
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer