VU - Geneeskunde - blok 2.1.3 Groei en Ontwikkeling - Stamplijst

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

 

Inhoudsopgave

The Immune System (Parham)

Illustrated textbook of paediatrics (Lissauer)

Basisboek Jeudgezondheidszorg

MIM’s Medical Microbiology

Leerboek Psychiatrie (Doreleijers)

Basis Histology (Junquiera)

 

Parham

Ontwikkeling B-cel

In het beenmerg ontwikkelen hematopoetische stamcellen zich tot common-lymfoide-progenitor-cels (CPL-cel). Deze ontwikkelen zich verder tot B-cellen in zes stappen:
1) CPL’s verkrijgen functioneel antigeen-receptoren middels gen-rearragnement
2) Negatieve selectie

3) Positieve selectie
4) in deze fase circuleren de volwassen B-cellen tussen bloed en lymfoide weefsel, detecteren daar naar infecties

5) de B-cellen die door infecties geactiveerd worden gaan prolifereren

6) differentiatie van B-cellen waardoor plasmacellen ontstaan die antilichamen maken en waaruit geheugencellen gevormd kunnen worden.

Negatieve selectie (B-cel)

Identificeren en tot apoptose laten gaan van cellen die reageren op lichaamseigen componenten. Dit proces begint in het beenmerg en gaat door tot in de secundaire lymfoide organen.

Positieve selectie (B-cel)

De onvolwassen B-cel moeten vechten voor de beperkte aantal plaatsen in de follikels van de secundaire lymfoide weefsels. Waar ze verder uit rijpen tot volwassen B-cellen. Dit proces noem je positieve selectie.

Pro- B cellen

De functie van dit stadium is de vorming van een zware keten van het immunoglobuline (IgM). Aan het eind van deze fase moet deze cel twee dingen kunnen IgM tot expressie brengen en lichte ketens kunnen binden.

Zware keten

Om de zware keten te vormen worden er een aantal genen herschikt. Eerst D met J en daarna DJ met V.

Non-productive rearrangements er wordt geen functioneel eiwit gevormd.
productive rearrangements  er wordt wel een functioneel eiwit gevormd.

Pre-B cel

Wanneer de ontwikkelende B-cel een zware keten voor IgM heeft gevormd noem je het een pre- B cel. En vervolgens wordt de lichte keten gevormd.

Allelische exclusie

Aanpassingen in de aanmaak van B-cellen waardoor geen enkele B-cel op elkaar lijkt. Dit maakt ons immuunsysteem sterker.

Lichte keten

Er bestaan twee soorten lichte ketens: kappa en labda. Bij de herschikking van de V-J genen voor de lichte keten worden als eerste de kappa-vorm ‘geprobeerd. Op beide chromosomen wordt de gen rearangement toegepast Als dit op beide niet lukt wordt pas de labda uitgeprobeerd. Bij de lichte keten zijn er dus 4 kansen aanwezig om een geslaagde immunoglobuline te produceren.
Als dit lukt, stopt de herschikking. Wordt de lichte keten aan de zware keten gebonden. Als dit alle 4 de keren niet lukt gaat de cel in apoptose.

RAG- genen

Deze genen zijn nodig voordat de herschikkiing van zowel zware als lichte genen. Als de rearrangement succesvol is zal de transcriptie van deze genen worden gestopt.

TdT

Het enzym dat N-nucleotiden toevoegt tussen de losse gensegmenten.

Pax-5

Is een belangrijke receptor op de B-cel die ervoor zorgt dat de B-cel daadwerkelijk richting een B-cel ontwikkelt.

CD5-glycoproteine

Er zijn enkele B-cellen die niet precies de normale route van ontwikkeling volgen. Een aantal B-cellen ontstaan tijdens de embryonale ontwikkeling. Deze hebben CD5 glycoproteinen op hun celoppervlak, iets wat anders alleen bij T-cellen aanwezig is.

B-1-cellen

De hierboven besproken cellen die aangemaakt zijn in de prenatale periode en de CD5-glycoproteinen tot expressie brengen. In de loop van de jaren worden ze steeds minder aangemaakt, en op volwassen leeftijd helemaal niet meer. Ze maken geen geheugencellen aan, en blijven alleen voortbestaan omdat ze delen. De antilichamen zijn polyspecifiek, dat wil zeggen dat ze aan allerlei antigenen kunnen binden.

B-2-cellen

De B-cellen die zich gedurende het leven ontwikkelen, en niet vallen onder B-1-cellen, zijn B-2-cellen. Deze brengen diverse antigenen tot expressie.

Onvolwassen B-cel

Wanneer zowel de zware als lichte ketens zijn gevormd en op het oppervlak zijn geplaatst noemen we de B-cel. Wanneer een onvolwassen B-cel niet reageert op het eigen lichaam kan de cel verder gerijpt worden. Pas dan mag de B-cel het beenmerg verlaten.

Stromale cellen

In het beenmerg is de B-cel afhankelijk van stromale cellen. De B-cel hecht zich aan het membraan van de stromale cel. Vervolgens produceert de stromale cel een aantal groeifactoren.

Receptor editing

Het proces waarbij een onvolwassen B-cel die reageert op het eigen lichaam wordt omgevormd tot ene B-cel die niet reageert op het eigen lichaam. Als de B-cel ondanks deze actie toch nog op het eigen lichaam reageert gaat de cel in apoptose

Anergische B-cel

B-cellen die op het eigen lichaam reageren maar niet in apoptose zijn gegaan. Deze cellen worden inactief gemaakt. Deze cellen gaan IgM en IgD maken. Er wordt daarbij voorkomen dat IgM zich gaat vormen tot een functionele receptor. Deze cellen presenteren zich dus met slechts IgD-receptoren, die niet actief zijn. De anergische cellen mogen de periferie in, maar leven daar slechts 1-5 dagen.

Centrale tolerantie

Het proces in het beenmerg waarbij de zich ontwikkelende B-cel drie mogelijkheden heeft:

- het overleeft en maakt een functionele receptor die niet op het eigen lichaam reageert

- gaat dood d.m.v. apoptose

- het wordt anergisch.
Deze keuring noemen we centrale tolerantie.

Rijping in secundair lymfoide weefsel

Wanneer de B-cellen uit het beenmerg komen zijn ze nog niet actief. Ze brengen veel IgM tot expressie en een klein beetje IgD. De verdere rijping verloopt in de secundair lymfoide weefsels.

Hoog endotheliale venulen (HEV)

Via kleine bloedvaatjes komen de B-cellen de secundair lymfoide organen binnen. Deze vaatjes noemen we HEV.

Folliculaire dendritische cellen (FDC’s)

In de secundair lymfoide organen vinden we de zogenaamde FDC’s. Binding tussen een B-cel en een FDC’s zorgt voor verdere uitrijping. Nu is het een volwassen B-cel. Wanneer de B-cel geen antigeen tegenkomt laat het de FDC’s los en gaat het terug de circulatie in.

Naieve B-cell

Volwassen B-cellen die nog geen antigeen zijn tegengekomen

Plasmacel

Wanneer de B-cel in de secundair lymfoide organen wel een antigeen tegenkomt wordt de B-cel naar een T-cel specifiek gebied gestuurd. Daar wordt de B-cel geactiveerd door specifieke CD4 T-cellen. Na deze activatie vormt de B-cel zich tot plasmacel.

Thymus

In dit primaire lymfoide orgaan worden vanuit de CPL’s (die afkomstig zijn uit het beenmerg) 2 type cellen:
- alfa: beta Tcellen
- gamma: delta T-cellen

Voorloper T-cel

De cellen die vanuit het beenmerg naar de thymus reizen zijn nog niet bestempeld tot T-cel. Pas wanneer er interactie is met stromale cellen zet deze ontwikkeling zich in.

Notch-1

Dit is een belangrijke receptor die zich bevindt op het celoppervlakte van de T-cel. Deze zorgt ervoor dat de cel een T-cel wordt en geen B-cel

Dubbel-negatieve thymocyten

De cellen waarbij de genherschikking begint en het vormen van de T-cel receptor. Deze thymocyt kan zowel tot alfa:beta T-cel vormen als gamma:lapda T-cel. De DN thymocyt begint met het herschikken van beta, gamma en lapda genen. Er ontstaat een soort competitie, waarbij er een aantal opties zijn
- wanneer er als eerste een beta keten gevormd wordt, zal het een alfa:beta T-cel worden
- Waneer gamma:lapda genen tegelijk als eerste succesvol zijn wordt de thymocyt een gamma:lapda T-cel. Dit gebeurd echter minder vaak als optie 1.

Dubbel positieve thymocyten

Wanneer er een beta keten gevormd is, wordt de gen herschikking stopgezet. De beta keten owrdt in een eiwit gezet, dat de pre-T-cel receptor wordt. De cel prolifereert en vormt zowel CD4 als CD8 co-receptoren. De cel is nu een dubbel positieve thymocyt.

Positieve selectie T-cel

Dit bestaat uit het kijken of de gevormde T-cel kan binden aan het MHC-molecuul.

Negatieve selectie T-cel

De negatieve selectie bestaat uit het elimineren van die T-cellen die binden aan MHC-moleculen. Belangrijkste cellen hierbij zijn de dendritische cellen uit het beenmerg en macrofagen.

AIRE

Epitheelcellen van de thymus hebben een belangrijke functie. Ze moeten in staat zijn om de T-cellen te controleren op het aanvallen van eigen weefsel. Om te zorgen dat ze op allerlei soorten weefsel (pancreas, lever etc) kunnen checken bevatten ze AIRE. Dit is een transcriptiefactor die het mogelijk maakt allerlei soort weefsel te maken.

Antigeen presenterende cellen

Activatie van rijpe T-cellen is alleen mogelijk via APC’s. De APC’s migreren van de plaats van infectie naar de secundair lymfoide organen. Hier presenteren ze het antigeen, waarmee ze T-cellen activeren.
We kennen drie type APC’s: macrofagen, dendritische cellen, B-cellen.

MHC-1

Antigeen dat wordt verwerkt via een receptor gemedieerde endocytose worden in lysosomen afgebroken. De overblijfselen worden gepresenteerd aan CD-4

MHC-2

Virussen worden opgenomen via fagocytose of macropinocytose. Ze worden afgebroken en aan CD-8 cellen gepresenteerd via MHC-1.

Co-stimulatie

Een T-cel wordt pas geactiveerd wanneer deze een werkend MHC molecuul bindt. En daarnaast ook co-stimulatie plaatsvindt.
Wanneer er enkel een MHC molecuul is wordt de T-cel anerg.

Naieve T-cellen

Wanneer een T-cel niet geactiveerd wordt in de secundaire lymfoide organen blijven deze jaren circuleren door het lichaam.

Effector T-cellen

Wanneer de T-cel geactiveerd wordt door een antigeen, gaan ze differentiëren. Ze migreren vervolgens naar de plek van infectie. Dit zijn effector T-cellen.

Il-2

Voor de proliferatie van T-cellen is deze stof noodzakelijk. Il-2 wordt door de T-cellen zelf geproduceerd.

CD-4 cellen

Dit type T-cel noemen we ook wel T-helper cellen. Waarvan we twee type kennen:

Th1-cellen: deze hebben als doel macrofagenactivatie, ontstekingsreactie, fagocytose. Cel-gemedieerde afweer.
Th2-cellen: productie IL-4 en IL-5 B-cel differentiatie, humorale afweer.
Of een CD-4 cel uiteindelijk een Th1 cel of Th2 cel wordt is afhankelijk van cytokines.

Wanneer een CD-4 cel gevormd is kan deze afreizen naar het bloed. (alleen th2 cellen blijven achter)

CD-8 cellen

Voor de vorming tot CD-8 cellen zijn dendritische cellen nodig. De cellen gaan vervolgens zelf IL-2 wat zorgt dat hij differntieerd en prolifereert. Wanneer de CD-8 cel gevormd is kan deze afreizen naar het bloed.

Primaire immuunreactie

N een infectie blijven de gevormde antilichamen een tijdje in het lichaam. Na enige tijd zijn ze allemaal dood. Dit deel van onze immuunrespons noemen we primaire immuunrespons.

Secundaire immuunreactie

Een tweede reactie met hetzelfde antigeen geeft een snellere reactie. Dit komt door de vorming van geheugen T-cellen en geheugen B-cellen.

IgM

IgM is het eerste antilichaam dat gevormd wordt in het lichaam. Ze kunnen sterk binden, het enige nadeel is dat ze erg groot zijn en moeilijk te transporteren zijn.

IgA

Beschermt mucosale oppervlakten van het lichaam (ogen, keel etc.)

IgG

IgG wordt in grote hoeveelheden aangemaakt bij herhaald contact met een antigeen. En is het enige antigeen dat de placenta kan passeren.

IgE

Dit antilichaam bindt snel aan een Fc-receptor. De Fc-receptor zit ook op mestcellen, maar ook op basofiele en eosinofiele granulocyten.

Ring van Waldeyer

In de mond is een ring van lymfoid weefsel te vinden. Dit nomen we de ring van Waldeyer  de verschillende tonsillen. Deze zorgen voor een goede afweer tegen de micro-organismen die we via ons voedsel binnen krijgen.

Peyerse plaat

Secundair lymfoid weefsel dat zich bevindt in de dunne darm. In de peyerse plaat liggen verschillende cellen van ons immuunsysteem:

Microfold cel (M-cel)

Bevinden zich in het epitheel van de darmen. En nemen antigenen op, en geven deze aan de basale kant door aan de peyerse plaat.

Primaire immunodeficienties

Veroorzaakt door genetische factoren

Secundaire immunodeficienties

Veroorzaakt door omgevingsfactoren. Je kunt hierbij denken aan bijvoorbeeld medicatie.

Gevoeligheidsreacties

We kennen vier type:
type 1: IgE speelt een rol, waarbij IgE middels de Fc-receptoren de mestcellen activeert. Dit zorgt voor afgifte van ontstekingsmediatoren. Afhankelijk van de plaats van de mestcel is de reactie.

type 2: wordt veroorzaakt door moleculen die zich op de menselijke cellen bindt. Hierdoor worden deze cellen als niet menselijk beschouwd, en wordt er een IgG reactie op gang gebracht.
type 3: antigenen binden aan IgG, deze gebonden groepen stapelen zich op. Wat leidt tot een ontstekingsreactie.

Type 4: deze worden veroorzaakt door T-cellen die onjuist reageren.

Allergische rhinitis

Wanneer allergenen geïnhaleerd worden en een milde reactie opwekken. Dit leidt tot geïrriteerd neusepitheel en oedeem.

Allergische conjunctivitis

Wanneer ten gevolge van een rhinitis er ook oogklachten ontstaan noemen we dit een allergische conjunctivitis.

Astma

Wanneer er na inhalatie van antigenen ernstigere klachten ontstaan die leiden tot een chronisch beeld noemen we dit astma.

Huidallergie

Allergenen die mestcellen in de huid activeren veroorzaken jeukende bultjes  urticaria of netelroos.

Histamine

Wanneer een antigeen bindt aan een IgE-molecuul op een mestcel ontstaat degranulatie binnen enkele seconde. Eer komt histamine vrij. Histamine zorgt voor verschillende reacties via de volgende receptoren  H1, H2 en H3.
Binding aan H1 receptoren veroorzaakt secretie van mucosa en binding op het glad spierweefsel in de longen, wat zorgt voor constrictie van de luchtwegen. Met als gevolg: benauwdheid, overgeven, diarree, niezen, hoesten etc.

Leukotriёnen

Deze cellen zorgen ook voor een ontstekingsreactie. En worden aangemaakt door de aanwezigheid van histamine. Histamine zorgt voor de eerste ontstekingsreactie, en vervolgens nemen de leukotrienen dit over.

Prostaglandinen

Dit zijn stoffen die door de mestcellen worden afgegeven. En zorgen voor dilatatie en verhoogde permeabiliteit van de bloedvaten. Ook trekt het neutrofielen aan.

 

Illustrated textbook of paediatrics (Lissauer)

Ontwikkelingsvelden

Er zijn vier velend van ontwikkeling te onderscheiden:
- grove motoriek
- zicht en fijne motoriek
- horen, spreken en taal
- psychologische ontwikkeling
wanneer je de ontwikkeling van een kind analyseert, doe je dit per ontwikkelingsveld.

Algemene ontwikkelingsachterstand

Dit houdt in dat de ontwikkeling op alle velden zijn aangedaan. Dit komt naar voren in de eerste twee levensjaren.

Abnormale motorische achterstand

Hierbij is er alleen een achterstand in de grove motorische ontwikkeling. Deze problemen komen meestal naar voren tussen de 3 maanden en 2 jaar.
Symptomen:
- voorkeur voor gebruik van 1 hand in het eerste levensjaar.

Ontwikkelingsvertraging

Er zijn verschillende oorzaken voor ontwikkelingsvertraging te onderscheiden.
Prenataal genetich, teratogenen, congenitaal
Perinataal extreme prematuriteit, asfyxie bij geboorte

Postnataal trauma, infectie (meningitis), anoxia

Gehoorstesten bij een zuigeling

Er zijn verschillende methodes om het gehoor van een zuigeling te testen:
Evoked otoacoustic (EOAE): er wordt een geluidspuls op het trommelvlies losgelaten en er wordt geregistreerd of de reflectie terug is.
Auditory brainstem response (ABR): er owrden geluidspulsjes het oor ingestuurd en er wordt vervolgens met een EEG gemeten of er reactie is in de hersenen.

Gehoorsafwijkingen

Er zijn twee type gehoorsafwijkingen
1) sensorineuraal: veroorzaakt door een laesie in de cochlea of gehoorszenuw en is vaak aanwezig bij de geboorte. Komt zelden voor.
2) conductief: abnormaliteit in het gehoorskanaal. Oorzaak is vaak een otitis media.

Visuele afwijkingen

Bij visuele afwijkingen op latere leeftijd onderscheiden we twee type:
1) concomitant: meestal een convergente afwijking, en kan opgelost worden door een bril of een chirurgische afwijking.

2) paralytisch: een zelden voorkomende verlamming van de motorische zenuwen

Refractieve afwijkingen

Hypermetropie: ver weg zien
myopie: dichtbij zien
astigmatisme: ernstige vorm van amblyopia
amblyopia: lui oog

ALTE

Apparent lif-threatening events: dit is een combinatie van apnoes, kleurverandering en verandering van de spiertonus

SIDS

Sudden infancy death syndroom: hierbij is er geen aanwijzbare oorzaak voor het overlijden, treedt meestal op tussen de 2-4 maanden. Dit komt tegenwoordig nog maar zelden voor, doordat er goede maatregelen ter preventie worden genomen. Maatregelen kinderen op de rug in slaap laten vallen, niet te veel dekens, ouders moeten niet roken in aanwezigheid van hun kinderen, ouders moeten snel medische hulp inschakelen als hun kind zich onwel voelt, ouders moeten hun kind in de eerste 6 maanden op hun slaapkamer laten slapen, ouders moeten voorkomen dat ze hun kind mee naar bed nemen als ze moe zijn of alcohol hebben gedronken, ouders moeten voorkomen om met hun kind op de bank of stoel in slaap te vallen.

Pubertas praecox

De ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken voor de leeftijd van 8 jaar bij meisjes en 9 jaar bij jongens. En komt vaaker voor bij meisjes dan bij jongens. Hierbij onderscheiden we twee typen:
- gonadotropine afhankelijk: premature activatie van de hypothalamus-hypofyse-gonadal-as. Behandeling: toedienen van GnRH.
- gonadotropine-onafhankelijk: te veel aan sekshormomen. Dit komt zelden voor.

Vertraagde puberteit

Dit wordt gekenmerkt door de afwezigheid van puberteit bij 14 jaar bij meisjes en bij 15 jaar voor jongens. Dit probleem komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes. Bij jongens is het meestal familiar, of wordt het veroorzaakt door een dieet of extreem fysieke training. Bij meisjes moet er gekeken worden naar karyotypering.

Hypergonadotroop hypogonadisme

Er is geen testosteron of oestrogeen waardoor GnRH en LH/FSH enorm verhoogd zijn.

Hypofysair hypogonadisme

LH/FSH is er niet waardoor GnRH enorm is verhoogd en testosteron en oestrogeen afwezig zijn.

Hypothalaam hypogonadisme

GnRH is er niet waardoor LH/FSH, testosteron en oestrogeen enorm verlaagd zijn

Failure to thrive

Deze term wordt gebruikt voor minder optimale gewichtstoename. Oorzaken kunnen worden onderverdeeld in organisch of niet-organisch.

Malnutritie

Verminderde inname.

Marasmus

Ernstige proteine-energie-malnutritie kan leiden tot marasmus laag gewicht en lengte, geen oedeem, huidplooidikte is afgenomen, apatische toestand

Kwashiorkor

Ernstige proteine-energie-malnutritie kan leiden tot kwashiorkor oedeem, waarbij het gewicht niet eens afwijkend hoeft te zijn.

Rachitis

Wanneer botten onvoldoende mineraliseren spreek je van rachitis (bij volwassenen noem je dit osteomalacie).

Meningitis

Ontsteking van de hersenvliezen, dit kan worden aangetoond door ontstekingscellen in de liquor. Hierbij geldt dat de virale infectie niet zo ernstig is, maar de bacteriële vorm wel.

Humane herpes virus

Er zijn tot nu toe 8 verschillende vormen gevonden:
- herpes simplexvirus: HSV1 koortslip, HSV2 genitale herpes, neonatale meningitis
- Varicella-zostervirus: Wanneer je hiermee voor het eerst in aanraking komt krijg je waterpokken . De keren daarna uit het zich in herpes zoster, oftewel gordelroos (herpes zoster)
- Epstein-barrvirus: Dit wordt ook wel mononucleoisis infectiosa of ziekte van pfeiffer genoemd.
- cytomegalovirus
- humaan herpes virus type 6 en 7
- humaan herpes virus type 8: karposi sarcoom

Norovirussen

Zorgen voor 50% van de gastro-enteritisepisoden.

Latente infectie

Gastheercel herbergt virus in potentieel actieve toestand, wanneer er een trigger voor replicatie optreedt, wordt het heractiveert. Een goed voorbeeld hiervan is gordelroos.

Retrovirussen

Bouwen linear DNA in het genoom van de gastheercel.

Mediaanleeftijd

De leeftijd waarop de helft van de kinderen uit een standaard populatie iets kan.

Limietleeftijd

Zijn die leeftijden waarbij een bepaalde vaardigheid zou moeten zijn geleerd.

Ontwikkelingvertraging

Er zijn in verschillende levensstadia, verschillende signalen voor vertraagde ontwikkeling:
Prenataal positieve familiegeschiedenis, prenatale screening

Perinataal problemen tijdens de geboorte (bv. Asfyxie), prematuur en dysmorfe kenmerken

Kindertijd algemene achterstand in de ontwikkeling, asymmetrische ontwikkeling, visie of gehoorproblemen, dysmorfe kenmerken

Kleuter spraak en taalachterstand, weinig sociale vaardigheden, klunselige motorische vaardigheden

Schoolleeftijd problemen met balans en coördinatie, leerproblemen, hyperactiviteit, slechte sociale vaardigheden

Oorzaken voor ontwikkelingsvertraging

Prenataal genetisch (chromosoomafwijkingen), vasculair (bloeding, afsluiting), metabool (hupothyreoidie, phenylketonurie), teratogeen (alcohol en drugs), congenitaal (rubella, CMV, HIV, toxoplasmose)
Perinataal extreme prematuriteit, afyxie bij geboorte, metabool (symptomatische hypoglycaemie, hyperbilirubinemie)

Postnataal infectie (meningitis, encephalitis), anoxia (verstikking), trauma (hoofdletsel), metabool (hypoglycaemie), vasculair (beroerte)

Cerebrale parese

Houding-/bewegingsstoornis ten gevolge van een stationaire beschadiging van de hersenen in het 1e levensjaar (prevalentie: 2/1000). De oorzaak is in de meeste (80%) gevallen een vasculaire occlusie. We onderscheiden verschillende types:
- spastische parese (80%): schade aan de bovenste motorneuronen. Er is een verhoogde spiertonus en snelheidsafhankelijke weerstand bij passief bewegen. Van dit type zijn er drie subtypes te onderscheiden: hemiplegie, quadriplegie en displegie.
- dyskinetische parese: hierbij zijn onvrijwillige, ongecontroleerde bewegingen kenmerkend. Spiertonus is variabel en er zijn verschillende reflexpatronen mogelijk.
- atactische parese: er is sprake van hypotonie van de romp en

ledematen.

Lengte kind

Afhankelijk van de lengte van de moeder en de voedingstoevoer vanuit de placenta. De lengte van het kind is onafhankelijk van de lengte van de vader. Na de geboorte is de voedingstoestand ook bepalend voor de groei. Tijdens de kindertijd blijft een goede voedingstoestand noodzakelijk. In de puberteit is de groei afhankelijk van hormonen.

Puberteit beide geslachten

- acne ontwikkeling

- okselhaar

- veranderingen in lichaamsgeur

- gedragsveranderingen

Puberteit meisjes

- Borstontwikkeling: tussen de 8.5-12.5 jaar
- schaamhaar groei en een snelle groeispurt begint meestal na de borstontwikkeling
- menarche: begint meestal 2,5 jaar na de start van de puberteit. Het geeft het signaal af dat de groei langzaam aan het verminderen is.

Puberteit jongens

- testiculaire vergroting tot 4ml. Dit is het eerste teken van de puberteit

- schaamhaar groei, volgt op testiculaire vergroting en begint meestal tussen de 10-14 jaar
- groeispurt: als het testiculaire volume 12-15ml is, na een vertraging van ongeveer 18 maanden. Dit is op het punt dat de grootte van de testes 10-12 ml zijn.

Korte lengte

Een lengte die -2 SD onder de mediaan ligt. Oorzaken: familiar bepaald, IUGR, kinderen met vertraagde puberteit, endocrien (hypothyreoidie, GH-deficientie, cushing syndroom), chronische ziekte en ondervoeding, chromosomale afwijkingen.

Behandeling bestaat veelal uit toedienen van groeihormomen.

Extreem korte lengte

Oorzaken hiervoor: resistentie tegen groeihormoon (laron syndroom), dwerggroei, ISS, SHOX

Lange lengte

Oorzaken hiervoor: familiar, obesitas, hyperthyreioidie, sydromen (marfan, klinefelter).
In extreme gevallen kan ervoor gekozen worden om een deel van het been eraf te halen.

Microcephalie

Microcephalie is een hoofdomtrek van midner dan het 2e percentiel. Oorzaken: familiair, autosomaal recessieve aandoening, congenitale infectie, hypoxie, menigitis

Macrocephalie

Macrocephalie is een hoofdomtrek van meer dan het 98e percentiel. Oorzaken: lange lengte, familiar, verhoogde intracraniele druk, hydrocephalus, chronische subduraal hematoom, cerebrale tumor, sotos syndroom.

Craniosynostose

De schedelnaden fuseren te vroeg. Normaal gesproken fuseren de naden tijdens de kindertijd maar is pas definitief tijdens de late kindertijd. Premature fusie kan leiden tot een afwijkend hoofd.

Premature sekse ontwikkeling

De ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken voor de leeftijd van 8 jaar bij meisjes en 9 jaar bij jongens.

Vroegrijpe puberteit

Oorzaken voor vroegrijpe puberteit kunnen we onderverdelen in twee type:

  1. Gonadotropine afhankelijk: premature activatie van de hypothalamus-hypofyse-gonadal-as.

  2. Gonadotropine onafhankelijk: te veel aan sekshormonen. Dit komt zelden voor.

Een andere manier om oorzaken te onderscheiden is:

1) centraal: de oorzaak ligt bij de hypofyse

2) niet- centraal: de oorzaak ligt in de bijnier.

Vroegrijpe puberteit bij vrouwen

Dit is meestal idiopatisch. Organische oorzaken zijn zeldzaam.

Vroegrijpe puberteit bij mannen

Komt zelden voor. Heeft wel vaker een organische oorzaak. Daarom moet er bij mannen een MRI gedaan worden om hersentumoren uit te sluiten.

Vertraagde puberteit

Dit wordt gekenmerkt door de afwezigheid van puberteit bij 14 jaar bij meisjes en 15 jaar bij jongens. Dit probleem komt, in contrast tot een vroege start van de puberteit, vaker voor bij jongens dan bij meisjes. Meestal is dit familiair. Andere oorzaken zijn extreem veel fysieke training of een dieet. Bij meisjes moet er gedacht worden aan het Turner syndroom.

Ondervoeding

Te weinig calorische intake. Dit leidt tot groeirestrictie en wordt geassocieerd met CHD, beroerte, diabetes en hypertensie op volwassen leeftijd.

Failure to thrive

Minder optimale gewichtstoename. Oorzaken hiervoor kunnen verdeeld worden in twee groepen:
- organische oorzaken
- niet-organische oorzaken (omgevingsfactoren als mishandeling, verwaarlozing etc.)

Malnutritie

Is een verminderde inname van de juiste hoeveelheid voedingstoffen die benodigd zijn. Denk hierbij aan ijzerdeficiëntie wat nog steeds veel voorkomt in ontwikkelingslanden. Behandeling bestaat uit toedienen van voeding en supletie van elektrolyten. Er moet worden opgepast voor een te snelle voedinginname, dit kan leiden tot diarree.

Marasmus

Ernstige proteine-energie-malnutritie leidt tot marasmus. Het gewicht is -3SD onder de mediaan bij de lengte die erbij hoort. Er is geen oedeem, de huidplooidikte is ernstig verminderd en kinderen zijn apatisch.

Kwashiorkor

Dit is een andere manifestatie van een ernstige proteïne malnutritie. Hierbij is er gegeneraliseerd oedeem. Het gewicht hoeft niet heel afwijkend te zijn (mede door het oedeem). Andere kenmerken zijn: uitslag, hyperkeratose, opgezette buik, vergrootte lever, stomatitis, gedepigmenteerde haren, diarree, hypothermie, bradycardie, hypotensie.

Vitamine D deficiëntie

De oorzaak is doorgaans te weinig intake of een defect in het metabolisme van vitamine D. Hierdoor ontstaat een laag serum calcium, als compensatie wordt het serum calcium verhoogd door de afgifte van parathyroide hormoon. Waarbij bot gedemineraliseerd wordt. Hierdoor kunnen botdeformaties en rachitis ontstaan. Daarnaast moet gelet worden op symptomen van hypocalciaemie: epileptische aanvallen, neuromusculaire irritatie en stridor.

Rachitis

Het falen van mineralisatie van de groeiende botten. Het valen van de mineralisatie van volwassen botten is osteomalacie. De oorzaak kan liggen in verminderde intake van calcium en vitamine D, maar ook malabsorptiestoornissen.

Vitamine A-deficientie

Dit leidt tot blindheid, nachtblindheid, verhoogde kans op infecties (vooral mazelen).

Meningitis

Is een ontsteking van de hersenvliezen en kan worden aangetoond als er ontstekingscellen in de liquor zitten. Virale meningitis is niet zo ernstig en gaat doorgaans vanzelf over. Bacteriële meningitis is ernstiger. Hierbij overlijdt 5-10%. Van de overlevenden heeft 10% neurologische schade.
Verwekkers zijn afhankelijk van de leeftijd van het kind:
-neonataal groep B streptokokken, E. coli, listeria monocytogenes
- 1 mnd- 6 jaar neisseria meiningitidis, streptokokken pneumoniae, haemofilus influenzae
- >6 jaar  neisseria meningitidis, streptokokken pneumoniae

 

Symptomen: hoofdpijn, nekstijfheid, fotofobie. Ook kunnen er tekenen zijn van shock.

Encepahlitis/encephalopathie

Hierbij is er geen ontsteking van de hersenvliezen, maar van het hersenweefsel zelf.

Toxische shock syndroom

Staphylococcus areus en groep A streptokokken kunnen dit syndroom veroorzaken. Dit syndroom wordt gekenmerkt door:

- koorts
- hypotensie

- diffuse erythematous

Necrotiserende fasciitis/cellulitis

Ernstige subcutane infectie. Er ontstaan necrotiserende plekken, ernstige pijn en systemische ziekte. Dit akn worden veroorzaakt door staphylococcus aureus of groep A streptokokken. Behandeling: antibiotica iv. En chirurgisch ingrijpen door het verwijderen van het necrotiserende weefsel.

Humaan herpes virus

Er zijn tot nu toe 8 verschillende virussen gevonden:
- HSV type 1 en 2 komt meestal het lichaam binnen via mucose. Type 1 wordt geassocieerd met lip en huidlaesies. Type 2 met genitale laesies. Behandeling: aclovir.

- Varicella zoster virus de eerste infectie met deze bacterie leidt tot de waterpokken. Daarna gaat het virus in een soort slaapstand. Heractivatie van het virus leidt tot gordelroos.
- cytomegalovirus wordt overgedragen via slijm, seksueel contact of moedermelk.
- Epstein-barr virus symptomen zijn: koorts, malaise, tonsillopharyngitis en lymfadenopathie. Diagnose: serumtest (IgG en IgM) monospot test en atypische lymfocyten.
- HHV type 6, 7 en 8.

Enterovirussen

Hieronder vallen onder andere poliovirus, echovirus en coxsackie virus. Veel voorkomende oorzaak van infectie tijdens de kindertijd. Meestal in de zomer en herfst.

Allergische reactie

Dit ontstaat als het immuunsysteem een respons initieert tegen een niet bedreigende stimulus.

Atopie

Een persoonlijk, vaak familiair, voorkomen om IgE te maken als reactie op normale blootstelling aan potentiële allergenen. Sterk verbonden aan astma.

Kroep

Een laryngotracheale bronchitis waarbij de mucosa ontstoken is. Verhoogde secretie van mucus en oedeemvorming. Komt voor tussen de 6 maanden en 6 jaar, met een piek in het tweede levensjaar. Psuedokroep is een ernstigere vorm.

Acute epiglottis

Levensbedreigende respiratoire obstructie, waarbij een enorme zwelling van de epiglottis ontstaat.

Bronchitis

Acute bronchitis bij kinderen vertoont hoest en koorts als de belangrijkste symptomen

Bronchiolitis

De meest voorkomende ernstige respiratoire infectie. Meestal bij kinderen tussen de 1-9 maanden.

Astma

Komt voor bij 15-20% van de kinderen. Diagnose is te stellen op basis van recidiverend hoesten en piepen

Potter syndroom

Afwezigheid van beide nieren: renale agnesie

Multicystische dysplastische nier

De nier is vervangen door cysten. Er is geen nierweefsel. Wanneer dit bilateraal is spreek je van het potter syndroom

Autosomaal recessieve polycystische nierziekten

Ook hierbij zijn beide nieren aangedaan door cysten. Echter wel met behoudt van de functie.

Hoefijzernier

Als de onderste polen van beide nieren met elkaar verbonden zijn

Urineweginfecties

Meest voorkomende oorzaak is een infectie met E.coli. Bij kinderen met een urineweginfectie moet er altijd gedacht worden aan organische afwijkingen:
- niet volledig aanleggen van de blaas

- anatomische afwijkingen aan de urinewegen

- vesico-ureterale reflux

Vesico-ureterale reflux (VUR)

Is een afwijking van de vesico-ureterale junctions. De ureteren komen normaal gesproken in de blaas via een bepaalde hoek. Dit is bij deze afwijking niet zo. Waardoor urine makkelijker terug kan stromen. Een milde vorm is vaak niet erg.

Liesbruek

Bij kinderen wordt dit meestal veroorzaakt door een nog openstaande processus vaginalis. Dit komt het meeste voor bij jongens aan hun rechterzijde.

Cryptorchidisme

Niet ingedaalde testis.

Hypospadias

Een afwijking waarbij de opening van de urineweg op het lichaam van de penis zit. Dit moet chirurgisch gecorrigeerd worden.

Besnijdenis

Er zijn een aantal medische indicaties voor besnijdenis:
- phimosis: de voorhuid kan niet worden teruggetrokken
- steeds terugkerende balanopsthitis: een aanval van roodheid en ontsteking van de voorhuid

- steeds terugkerende urineweginfecties

Ziekte van Hirsprung

Innervatiestoornis waardoor er incontinentie ontstaat. Bij kinderen met spina bifida komt dit vaker voor. Behandeling bestaat uit dieetadviezen, toilettrianing en laxeermiddelen

 

Basisboek JGZ

Efficacy

Doet het wat het moet doen

Effectiveness

Werkt het in praktijk ook zoals het bedoeld is

Effficiency

Wegen de kosten op tegen de gezondheidswinst

Vaccinatieprogramma Nederland

Geboorte: Hepatitis B (bij kinderen van moeders met HBV)
2 mnd: DTPa-IPV-HiB-HBV & Pnc7 vaccin

3 mnd: herhaling maand 2 vaccin
4 mnd: herhaling maand 2 vaccin

11 mnd: herhaling maand 2 vaccin
14 mnd: MMR, mazelen en rode hond. Daarnaast ook meningokokken C

4 jaar: DTP en polio vaccin

9 jaar: drifterie tetanus en polio

12 jaar: HPV en hepatitits B

DTP vaccinatie

Vaccinatie ter bescherming tegen: Drifterie Tetanus Pertussis, waarbij pertussis staat voor kinkhoest

IPV

Injecteerbaar polio vaccin

HiB

Haemophilus influezae type b vaccin

Pnc7

Pneumokokken vaccin

MMR

Vaccin tegen de bof

Drifterie

Is een ernstige keelontsteking. De ziekte kan verstikkingsgevaar veroorzaken en het hart en zenuwstelsel aantasten.

Tetanus

Veroorzaakt door de bacterie clostridium tetani. Tetanus kan leiden tot een verkramping van de kaakspieren, slikklachten en ademhalingsproblemen. Zonder behandeling is tetanus dodelijk.

Kinkhoest

En infectie veroorzaakt door bordetella perussis bacterie. Geeft enorme hoestbuien met mogelijk schade aan longen, overgeven ondervoeding etc.

Polio

Verloopt meestal asymptomatisch, maar bij sommige kinderen leidt een infectie met het poliovirus tot meningitis of paralytische polio (verlamming)

Influenza type B

Een virus dat ernstige verschijnselen geeft: OMA, pneumonie, meningitis of sepsis.

Pneumokokken

Een verzamelnaam voor ziekten die worden veroorzaakt door de bacterie streptococcus pneumoniae. Er bestaan 92 type van deze bacterie.

Hepatitis B

Dit is een acute of chronische leverontsteking die kan leiden tot leverfalen of leverkanker.

Bof

Dit is een ziekte van de speekselklieren die in enkele gevallen kan leiden tot een hersenvliesontsteking.

Mazelen

Mazelen kunnen een kind heel ziek maken, met hoge koorts, hoesten en huiduitslag.

Rode hond

Dit wordt veroorzaakt door het rubella virus, dat alleen bij mensen voorkomt. Besmetting verloopt door hoesten en niezen. Kenmerken zij een roze-rode huiduitslag over het hele lichaam.

Meningokokken C

Een verzamelnaam voor ziekten die veroorzaakt worden door de bacterie neisseria meningitidis. Er bestaan meerdere groepen van deze bacterie.

 

MIMS

Mycologie

Bestuderen van schimmels en gisten

Prokaryoten

Bacterieen zijn prokaryoten, de overige organisme zijn eukaryoten

Kenmerken:
- deling via insnoering
- geen kern

- circulair DNA
- transcriptie en translatie worden tegelijkertijd uitgevoerd
- celmembraan wordt omgeven door een beschermende laag

Eukaryoten

Kenmerken:

- deling middels mitose

- DNA zit in de vorm van chromosomen in de kern
- de kern is omgeven door een membraan
- translatie vindt plaats in ribosomen

Micro-organisme

We kennen vier type micro-organisme: virussen, bacteriën, protozoën en schimmels.

Bacteriën

De bacteriën kan middles een kleuring en microscopische analyse bepaald wordne om welke bacterie het gaat:

Bolletjes kokken
a. druiventros: staphylococcen
b. keten/streng: streptococcen
c. per 2 gekoppeld: diplococcen
Staafjes
a. Spirillen
b kommavormig

 

Verder kun je bacteriën onder verdelen op basis van gramkleuring:

Gram-positief dikke peptidoglycaanlaag = paars

Gram- negatief dunne peptidoglycaanlaag = roze

Flagellen

Zijn filamenten die als een staart uit een cel steken. Dit verbeterd het transport van de cel.

Pili

Naast flagellen kunnen bacteriën vaak ook pili hebben, dit zijn een soort fimbriae en zijn stijver dan flagelle.

Congenitale infecties

infecties voor de geboorte. Dit leidt vaak tot overlijden van de foetus of congenitale malformaties. Voorbeelden hiervan zijn: rubella, CMV, HIV, parvovirus (zijn er nog veel meer!)

Congenitale Syfilis

Dit is een zeldzame infectie, maar komt vaker voor in onderontwikkkelde landen. Klinische symptomen: rhinitis, huid en mucosale laesies, hepatosplenomegalie.

Toxoplasmose

De incidentie en schade stijgt van 14% bij overdracht in het eerste trimester, tot 59% in het tweede trimester. Voor dit virus geld dat er geen vaccinatie beschikbaar is, en voorlichting over preventie belangrijk is.

Perinatale infecties

Infecties tijdens en rond de geboorte. Varicella zoster virus kan in de eerste 20 weken ledemaat afwijkingen geven. Andere voorbeelden van infecties die tijdens de bevalling overgedragen kunnen worden zijn: E. coli, proteus, bacteroides (zijn er nog veel meer!)

Theorieën over het ontstaan van virussen

Over het ontstaan van virussen bestaan verschillende theorieën:

- regressie (degeneracy hypothesis) kleine zelfstandige levensvormen zijn cellen/bacteriën gaan parasiteren en hebben daarna een groot aantal genen verloren
- Co-evolutie: virussen zijn samen met cellen ontstaan als aggregaten van eiwit en nucleïnezuur die zelf kunnen repliceren

- vagrancy hypothesis: stukjes DNA, afkomstig van mobiele genetische elementen zoals plasmiden en transposons hebben zich georganiseerd.

Kenmerken virussen

- genetisch materiaal in de vorm van RNA of DNA
- nucleocapside
- enkele virussen hebben nog een envelope om zich heen die besstaat meestal uit een lipide laag

Fases in infecties door virussen

  1. binding

  2. penetratie

  3. uncoating

  4. replicatie

  5. montage

  6. vrijlating
    Kan op twee manieren: budding en cytolyse

  7. binding

Eclips fase

Moment waarop het virus zich in de cel bevindt, maar niet infectieus is.

Humane herpes virussen

Dit is een verzamelgroep van verschillende herpesvirussen; Herpes Simplexvirus, Varicella-zosterviurs, Epstein-bBarrviurs, Cytomegalovirus, Humaan herpes viurs type 6,7 en humaan herpes virus type 8

Epstein-barr virus

Veroorzaakt mononucleosis infectiosa, beter bekend als Pfeiffer

Herpes Simplex virus

HSV1  koortslip
HSV 2  genitale herpes

Humaan herpes virus type 6 &7

Symptomen zijn exanthema subitum en roseola infantum

Lytische infectie

Virus leidt tot dood van de gastheercel (influenza, polio en rotavirus)

Latente infectie

Gastheercel herbergt virus in potentieel actieve toestand

Persisterende infectie

Er is wel replicatie maar op laag niveau. Er is een symptoomloze, infectieuze drager

Celtransformatie

Gastheercel transformeert naar cel met kankerkarakteristieken.

Prionen

Kenmerken;
- klein,
- hebben geen genoom,
- extreme weerstand tegen hitte, desinfectans en straling
- trage replicatie
- veroorzaken geen immuun- of onstekingsreactie

Normale huidflora

Staphylococcus aureus en sthaphylococcus eppidermis. Functie hiervan is om zuren te produceren om op die manier andere bacteriën ervan te weerhouden om binnen te dringen

Normale Dunne darm flora

Duodenum en eerste deel jejunum: lactobacilli en streptococci
Tweede deel jejunum en ileum: enterobacteria en bacteroides spp.

Functie van deze bacteriën is dat ze stofjes maken die een antibacteriële werking hebben.

Normale darmflora

E.coli bacterie. Functie van deze bacteriën is dat ze stofjes maken die een antibacteriële werking hebben.

Commensalisme

Een vorm van symbiotische relatie. Een organisme leeft onschuldig op of in het lichaam van een groter organisme. Zij zoeken hier dekking en leven soms van het lichaam van een ander. Een voorbeeld hiervan is de E.coli bacterie.

Mutualisme

Een vorm van symbiotische relatie. Beide organisme hebben voordeel van het samenleven. Meestal is de samenlevingsvorm voor in ieder geval 1 organisme noodzakelijk.

Parasitisme

Een vorm van symbiotische relatie. Bij deze samenlevingsvorm is alleen het micro-organisme in het voordeel. En het kan zelfs pathogene werking hebben op de gastheer.

Urineweginfectie (UWI)

We onderscheiden hierin twee type:

- UWI die ontstaan is in de bevolking. Belangrijkst oorzaak van UWI is E. Coli (80% in niet ziekenhuisinfecties)
- nosocomiale infectie: ontstaan in het ziekenhuis.
Van de ziekenhuisinfecties is Klebsiella, enterobacter en de serratia spp de meest voorkomende micro-organismen. Ook komt hierbij E.coli in 25% van de gevallen voor. Deze E. coli is vaak resistenter tegen antibiotica.

Virale urineweginfecties zijn zeldzaam.

Acute urineweginfectie

Symptomen hiervan zijn: dysurie, urgentie, en frequente mictie.

 

Dorelijers

Autoritaire controle

Machtsuitoefening door strikte regels, straffen etc.

Autoritatieve controle

Hierbij gaat het om uitleg geven bij regels en informatie en aanwijzingen geven door beroep te doen op de verantwoordelijkheden van het kind.

Transactionele beïnvloeding

Opvoeding kan het beste worden opgevat als een dynamisch systeem van wederzijdse beïnvloeding waardoor zowel ouders als kind veranderen in de loop van

 

 

Junqueira

Lymfocyten

Immuuncompetente cellen die in staat zijn op lichaamsvreemde stoffen of organisme te reageren met een specifieke immunologische reactie.

Secundaire/perifere lymfoide organen

Lymfeklieren, milt, lymfo-epitheliale organen

Immuunreactie

Deze bestaat uit twee componenten
- humorale afweer; waarbij B-lymfocyten transformeren tot plasmablasten die in staat zijn imuuunglobuline te produceren.

- cellulaire afweer, waarbij T-lymfocyten transformeren tot T-lymfoblasten, die zich weer verder kunnen differentiëren tot T-effectorcellen

Antigene determinant/epitoop

Antigenen die verantwoordelijk zijn voor het uitlokken van een immuunreactie

IgM

In beginfase geproduceerd. Omvat 10% van de IgG’s in het plasma. Meestal in de vorm van een pentameer.

IgG

Dit is de grootste groep die je terug vindt in het cytoplasma. En ook het enige molecuul dat de placenta kan passeren.

IgA

Deze vind je in kleinere hoeveelheid in het plasma. Maar zit voornamelijk in speeksel en slijmvliezen van het darmkanaal, luchtwegen en urinewegen.

IgD

Komt in combinatie voor met IgM. Over de werking van IgD is weinig bekend.

IgE

Grote affiniteit voor Fc-receptoren op mestcellen en basofiele granulocytenen.

Transplantatie

Autotransplantaat: van eigen weefsel

Isotransplantaat: van een genetisch identiek individu
Allotransplantaat: van een ander individu van hetzelfde soort

Xenotransplantaat: van een ander soort

Thymus

Een orgaan waarin T-cellen uitrijpen. Deze bestaat uit verschillende lobuli. Elke lobus bestaat weer uit een cortex en een merg gedeelte.
In de cortex vind je een dichte concentratie van thymocyten.
In het merg vind je een minder grote concentratie. En bevat daarbij ook lichaampjes van Hassal.

Lymfeklieren

De lymfeklieren zijn opgebouwd uit een buitenste schorsgebied (lymfefollikels) en een binnenste schorsgebied (paracorticaal schorsgebied) dit grenst aan het merg.
Lymfeklieren vormen filters, waar de lymfe, die afkomstig is uit de weefsels gefilterd wordt voordat ze de bloedbaan ingaan.

HEV

Hoog endotheel venule.

Milt

Deze heeft twee functie:
- belangrijkste verdedigingsmechanisme tegen in bloed binnengedrongen micro-organisme
- wegvangen van erytrocyten die afgebroken moeten worden.

Tonsillen

Tonsillen zijn organen die bestaan uit een opeenhoping van onvolledig door een kapsel lymfoid weefsel. Ze vormen in de keelingang een ring. Die we de ring van Waldeyer noemen.

 

 

 

Page access
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use and find summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  3. Search tool: quick & dirty - not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is available at the bottom of most pages or on the Search & Find page
  4. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Quick links to WorldSupporter content for universities in the Netherlands

Follow the author: Medicine Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer