Vraag 1
Minkema is als kind van 2004 tot 2008 ernstig mishandeld door zijn vader. Hij is daardoor zo getraumatiseerd, dat hij pas in oktober 2016 een vordering tot vergoeding van vermogenschade en smartengeld jegens zijn vader durft in te stellen. Deze houdt zijn zoon voor dat de vordering is verjaard. Is dat juist?
Vraag 2
Alhoewel Han nog geen idee heeft welk schadebedrag hij zou kunnen vorderen, stuurt hij de kaakschirurg op 15 april 2016 een brief waarin hij haar aansprakelijk stelt en zich ondubbelzinnig zijn recht op schadevergoeding voorbehoudt. De kaakchirurg ontvangt de brief op 16 april 2016 en voert in haar reactie het verweer dat de rechtsvordering tot schadevergoeding verjaard is.
Is de rechtsvordering tot schadevergoeding van schade inderdaad verjaard? Zo, ja op welke datum? Zo nee, op welke datum verjaard de rechtsvordering?
Vraag 3
Art. 6:191 lid 2 BW stelt, dat de vordering wegens productaansprakelijkheid jegens de producten vervalt na verloop van tien jaren na aanvang van de dag, volgende op die waarop de producent de zaak in het verkeer heeft gebracht. Moet de rechter deze termijn ambtshalve toepassen of slechts dan, wanneer de producent hierop een beroep doet?
Vraag 4
Mandringa en Van Vleuten zijn gehuwd buiten iedere gemeenschap van goederen. Op 1 januari 2004 pakken Mandringa en zijn vriend Visser na het nuttigen van ieder zeker tien biertjes de autosleutels uit de tas van Van Vleuten en stappen in haar auto (een tweedehands Panda ter waarde van 3000 euro). Terwijl Mandringa met een vaart van 90 km per uur door de bebouwde kom rijdt, trekt Visser voor de grap aan zijn arm. De rit eindigt daardoor tegen een boom en de auto is total loss.
Van Vleuten gaat er niet toe over haar man en diens vriend aan te spreken tot vergoeding van de schade, omdat zij dit gênant vindt. Wanneer echter op 1 februari 2010 inzake het huwelijk van Mandringa en Van Vleuten echtscheiding is bewerkstelligd, spreekt zij op 1 maart 2010 zowel Mandringa als Visser aan tot vergoeding van de 3000euro.
In reactie hierop erkennen zij dat zij gezien de gang van zaken op de fatale nieuwjaarsdag ieder voor dit bedrag aansprakelijk zijn geworden, maar zij beroepen zich erop dat de vordering nu is verjaard. Zal dit beroep van Mandringa resp. Visser op verjaring opgaan?
Antwoordindicatie
Vraag 1
- In beginsel verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van 5 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. En in ieder geval door een verloop van
20 jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt, zo volgt uit art. 3:310 lid 1 BW
- Je kan ook kijken naar art. 3:310 lid 5 BW; in dit geval door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden.
Maar arrest Sealman/Academisch ziekenhuis zegt dat je moet kijken naar wanneer hij
daadwerkelijk in staat is zijn vordering in te stellen. Situaties waarin ernstige psychische druk is (bijv. bij misbruik of mishandeling), ben je ook niet daadwerkelijk in staat om de vordering in te stellen.
Dus oktober 2016.
Vraag 2
- Hoofdregel 3:306; 20 jaar.
- Echter 3:310 lid 5
Arrest BEA/Rensing= vermoeden vergiftiging door inkt. Huisarts belt andere arts en die stelt dat niet het geval kan zijn. Maar vervolgens gaat hij naar een andere arts en blijkt dat hij toch wel een vergiftiging heeft opgelopen. Hij stapt naar de rechter. Rechter= bekent geworden dient subjectief te worden opgevat. Degene die zich hierop beroept moet causaal verband bestaan tussen schade en aansprakelijke persoon. In casu is dat pas bij de tweede arts want dan blijkt dat door de inkt de schade is ontstaan. Toen begon pas de termijn van 5 jaar te lopen!
Een enkel vermoeden voor het bestaan van een causaal verband is onvoldoende; moet daadwerkelijk gaan om een causaal verband. Dan begint de termijn pas te lopen.
Termijn van 5 jaar begint te lopen vanaf (10 april + 1 dag) 11 april 2016; dus tot 11 april 2021.
Op de 16e ontving de kaakchirurg het briefje; 3:317 jo. 3:319 BW; door stuiting v.d. verjaring van een rechtsvordering begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen met de aanvang van de volgende dag; 17 april 2016/
+ 5 jaar = DUS 17 april 2021.
Conclusie = geen verjaring.
Vraag 3
Dit is een vervaltermijn. Deze dient ambtshalve te worden toegepast ook als hier niet expliciet beroep op word gedaan (tenzij 6:89/7:23 BW.)
Vraag 4
Vergoeding schade: art. 3:310 lid 1 BW. Termijn gaat op 2 januari 2004 lopen; namelijk wanneer er sprake is van bekendheid.
Termijn 5 jaar eindigt op 2 januari 2009. Echter, dit gaat slechts top voor vordering op Visser.
Verlenging mogelijk voor Mandriga 3:320. Art. 3:321lid 1 sub a à6 gronden voor verlenging van de verjaring, bijv. echtgenoten. Verjaring gaat dan door totdat de verlengingsgrond voorbij is. 1 februari 2010 echtscheiding, tot een half jaar daarna kan Van Vleuten nog vorderen op Mandringa. (Verjaring vordering tussen echtgenoten kan niet zolang ze getrouwd zijn); dus 1 augustus 2010; nog mogelijk om in te stellen jegens haar ex-man, 1 maart is immers voor augustus!
Echter, Visser is als medeaansprakelijke draagplichtig (6:11 lid 3 jo 6:102 jo. 6:101 jo. 6:10). Nu Mandringa nog aan te spreken is door Van Vleuten, kan ook Mandringa een deel terughalen bij Visser.
Burgerlijkrecht 2 - RUG -Werkcolleges
- werkcollege 2b burgerlijkrecht 2
- Werkcollege 3a bestuursrecht 2
- werkcollege 3b bestuursrecht 2
- Werkcollege 4a burgerlijkrecht 2
- werkcollege 4b burgerlijkrecht 2
- werkcollege 5a burgerlijkrecht 2
- Burgerlijkrecht 2 WC7B responsiecollege
- WC7A Burgerlijkrecht
- WC5B burgerlijkrecht
- WC6A burgerlijkrecht
- WC6B Burgerlijkrecht
Add new contribution