Ongelijkheden in de gezondheid van kinderen zijn van groot belang voor beleidsmakers, volksgezondheidsspecialisten en clinici. Er is een uitgebreide hoeveelheid bewijs dat aantoont dat sociale achterstand geassocieerd is met meerdere nadelige gezondheidsresultaten bij volwassen populaties. Zo ging in Nederland in 2008 het hebben van een laag opleidingsniveau gepaard met een kortere levensverwachting bij mannen (7 jaar) en vrouwen (6 jaar) ten opzichte van het hoogste opleidingsniveau. Studies hebben gesuggereerd dat sociale ongelijkheden niet afnemen en zelfs kunnen toenemen. Het is daarom belangrijk om te evalueren hoe en in welke levensfase de ongelijkheden ontstaan. Veel studies hebben aangetoond dat zelfs in kinderen ongelijkheden in gezondheid kunnen ontstaan met betrekking tot infectieziekten, voorschoolse gezondheid en lengte en gewicht.
Om te bestuderen hoe sociale omstandigheden tijdens de zwangerschap de groei en gezondheid in de vroege kindertijd kunnen beïnvloeden, en hoe sociale omstandigheden tijdens de zwangerschap en de kindertijd de gezondheid in de adolescentie en volwassenheid beïnvloeden, kan een levensloopperspectief worden toegepast. Het is bijvoorbeeld aangetoond dat de sociaaleconomische status van kinderen van invloed kan zijn op de sterfte van volwassenen, onafhankelijk van de sociaaleconomische status van volwassenen. De hypothese van de foetale oorsprong of de Barker-hypothese gaat over de vraag of gezondheidsongelijkheid tijdens de zwangerschap uiteindelijk resulteert in gezondheidsongelijkheid tijdens de volwassenheid. Barker toonde aan dat ongunstige ervaringen van de foetus tijdens de zwangerschap het nageslacht op een negatieve manier kunnen programmeren en zelfs op oudere leeftijd gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken.
Het is relevant voor de ontwikkeling van preventieve strategieën om te ontrafelen hoe sociale achterstand kan leiden tot een slechte gezondheid. Het is onwaarschijnlijk dat bijvoorbeeld een laag opleidingsniveau, of een laag inkomen, direct van invloed is op de gezondheid. Er zijn tussenliggende factoren die zowel geassocieerd zijn met sociale achterstand als slechte gezondheid, die zich op de weg bevinden tussen sociale achterstand en slechte gezondheid. Voorbeelden zijn materiële factoren (bijv. laag inkomen, slechte huisvesting), psychosociale factoren (bijv. stressniveaus, copingmechanismen) en levensstijlgedrag (bijv. roken tijdens de zwangerschap, obesitas veroorzaakt door gebrek aan lichaamsbeweging en ongezonde voeding). Inanalytische termen kunnen deze factoren worden beschouwd als bemiddelende variabelen in de associatie tussen indicatoren van sociale achterstand en indicatoren van de gezondheid van kinderen. Barron en Kenny hebben een analytisch kader voorgesteld om dergelijke bemiddelende mechanismen in epidemiologische studies te evalueren.
Kindcohortstudies zijn ideaal om te bestuderen wanneer en hoe ongelijkheden in de gezondheid van kinderen ontstaan. Wanneer inclusie in een dergelijk kindcohort begint bij de geboorte (geboortecohorten), zijn de zwangerschapsuitkomsten zoals geboortegewicht en zwangerschapsduur de belangrijkste indicatoren voor mogelijke nadelige factoren tijdens de zwangerschap. Wanneer inclusie echter begint in het begin van de zwangerschap, en wanneer gezondheidsdeterminanten en -uitkomsten ook tijdens de zwangerschap worden gemeten, is er een ideale situatie om te evalueren of ongelijkheden in gezondheid hun oorsprong vinden in de zwangerschap, en of nadelige factoren tijdens de zwangerschap van invloed zijn op de groei en gezondheid van het nageslacht.
De Generation R-studie is een prospectieve populatiegebaseerde cohortstudie met inclusie in de vroege zwangerschap. Het is ontworpen om vroege oorzaken van normale en abnormale groei, ontwikkeling en gezondheid vanaf het foetale leven te identificeren.
Het Generation R-onderzoek is uitgevoerd in Rotterdam, nederland, in een multi-etnisch grootstedelijk gebied. Zwangere vrouwen werden geïnformeerd over het onderzoek en uitgenodigd om schriftelijke geïnformeerde toestemming te geven door hun prenatale zorgverlener tijdens het eerste bezoek tijdens de zwangerschap. Het studiegebied omvat ongeveer 350.000 inwoners van circa 150 verschillende etniciteiten.
In totaal waren 9778 moeders ingeschreven in het onderzoek. Van deze moeders was 91% (n = 8880) ingeschreven tijdens de zwangerschap.
Geboortecohortstudies, vooral die met inclusie in de zwangerschap, zoals de Generation R-studie, bieden een ideaal platform om de oorsprong van ongelijkheden in gezondheid te bestuderen, hetzij tijdens de zwangerschap, de vroege kindertijd of beide. Bovendien kunnen dergelijke studies worden gebruikt om inzicht te geven in de mechanismen die ten grondslag liggen aan ongelijkheden in gezondheid, door te evalueren of bekende determinanten van de gezondheid van kinderen (d.w.z. potentiële mediatoren) het verband tussen sociale achterstand en slechte gezondheid verklaren.
De resultaten van het onderzoek illustreren dat verschillen in de gezondheid van de bevolking, althans gedeeltelijk, hun oorsprong vinden in zwangerschap en vroege kinderjaren. Er zijn verschillen aangetoond met betrekking tot de gezondheid van de zwangere moeder, met betrekking tot de groei van de foetus, met betrekking tot geboorte-uitkomsten en met betrekking tot gezondheidsindicatoren in de vroege kinderjaren. Deze resultaten zijn gevonden voor zowel biologische/somatische uitkomsten als voor psychosociale uitkomsten.
Add new contribution