Volgens John Dewey was een gemeenschappelijke school, waarin mensen van verschillende achtergronden waren, cruciaal voor de volgende generaties. Het idee was namelijk dat men op een gemeenschappelijke school leert om in harmonie samen te leven, ondanks belangrijke verschillen in culturen. In Engeland heerste dit idee echter minder. Hier werden scholen vooral opgericht door bepaalde groepen, zoals gelovige groepen die in dienst van de staat waren. In dit artikel wordt deze Engelse context beschreven.
In Engeland werden kinderen, voor het ontstaan van gemeenschappelijke scholen, op hun 11e geselecteerd voor onderwijs. Slechts een kleine minderheid van kinderen werd geselecteerd om verder te studeren op hoog niveau. Dit was gebaseerd op het idee dat er drie typen kinderen zijn: kinderen die goed abstract kunnen redeneren, kinderen die goed praktisch werken en kinderen die gewoon ‘goed’ zijn. Intelligentie werd gezien als iets dat genetisch bepaald was en dat rond het 11e levensjaar duidelijk was. Later, rond 1950 werd dit idee verworpen. Zo stelde Edward Boyle in 1963 dat alle kinderen in staat moesten zijn om ‘intelligent te worden’. Vervolgens streden mensen om het opzetten van een gemeenschappelijke school en dit was vooral een morele strijd die gebaseerd was op waarden zoals rechtvaardigheid en gelijkheid. In Engeland was er namelijk sprake van een grote segregatie tussen rijk en arm en het opzetten van een gemeenschappelijke school zou deze verschillen verminderen. Engeland ontwikkelde zich op dit gebied een stuk later dan de V.S. In de V.S. was men er dus al eerder van overtuigd dat het samenleven van mensen met verschillende achtergronden zou leiden tot culturele verrijking. Ook zou het mensen helpen bij hun ontwikkeling. Dewey stelt dan ook dat onderwijs een sociale functie heeft, die ervoor moet zorgen dat men zich in een goede richting ontwikkelt. School wordt gezien als een extensie van de groep waartoe men behoort: als familie en vrienden de ontwikkeling niet steunen, dan kan school alsnog iemand helpen bij zijn of haar ontwikkeling. Daarbij helpt onderwijs bij het vormen en ontwikkelen van een gemeenschap.
Gemeenschap gaat niet alleen over een groep mensen. Het gaat over een sociale context waarin individuen op een bepaalde manier met elkaar omgaan. Deze interactie kan plaatsvinden doordat men bepaalde gedeelde overtuigingen, normen, waarden en begrip heeft. Deze hoeven niet per se uitgesproken te worden, vaak worden deze niet eens uitgesproken. Echter komen ze terug in bepaalde tradities en praktijken die men samenbrengt en die belangrijk voor hen zijn. Daarom voelen individuen zich vaak ook niet alleen. Een persoon kan ook bij meerdere gemeenschappen horen, zoals een politieke gemeenschap en een religieuze gemeenschap. Ook bevinden gemeenschappen zich vaak op een bepaalde fysieke locatie. Zo behoren academici tot gemeenschappen van geleerden over verschillende universiteiten en voelen zij zich thuis in hun professionele vakgebied. Gemeenschappen verschillen in sterkte en grootte. Kleinere gemeenschappen kunnen ook onderdeel zijn van een grotere gemeenschap. Zo kan een religieuze gemeenschap onderdeel zijn van een politieke gemeenschap en proberen zij ook bij te dragen aan deze gemeenschap door hun religieuze activiteiten. Daarnaast zijn niet alle mensen die samenwonen onderdeel van een gemeenschap. Zo kan het zijn dat mensen heel dicht bij elkaar wonen, maar dat er vrijwel geen communicatie tussen deze mensen is. Voordat groepen mensen dus een gemeenschap kunnen worden genoemd is het belangrijk dat zij gedeelde overtuigingen hebben en dat zij gemeenschappelijke activiteiten uitvoeren. Onderwijs kan dus ook verschillend zijn voor verschillende gemeenschappen, bijvoorbeeld ander onderwijs voor boeren dan voor politici. Echter kan het ook van belang zijn om deze groepen te herenigen en hen samen te laten werken om zo de verschillen tussen de gemeenschappen te overbruggen. Het kan ook zo zijn dat gemeenschappen veranderen als gevolg van sociale, economische en culturele veranderingen. Dit kan leiden tot subgroepen, die geen contact meer hebben met de oude gemeenschap. Samengevat zal het samenbrengen van gemeenschappen in één school ervoor zorgen dat jongeren leren dat er meer is in het leven dan wat zij zien van hun ouders en van hun vrienden.
Cultuur is gekoppeld aan gemeenschap. Een descriptieve beschrijving van cultuur is dat men gedeelde praktijken, waarden en normen heeft die men gebruikt bij het begrijpen van de wereld om hen heen. Ook kunnen zij door deze waarden en normen zich verplaatsen in anderen die dezelfde cultuur hebben. Deze normen, waarden en praktijken worden overgebracht van generatie tot generatie via gemeenschappelijke activiteiten, taal, symbolen en instructies. Onderwijzers kunnen verschillende culturen bekijken om op deze manier te bepalen wat er waardevol is binnen die cultuur: wordt er bijvoorbeeld veel waarde gehecht aan rechtvaardigheid? Dit laatste is een evaluatieve beschrijving van cultuur. Hier wordt dus bekeken naar welke waarden ‘goed’ zijn en welke ‘slecht’ voor de menselijke ontwikkeling op het gebied van begrip, gevoel en aanpassing. Dit heeft echter ook zijn gevaren en het kan leiden tot een soort van ‘elitegroep’ waarin sommige mensen als ‘beter of hoger’ dan anderen worden gezien.
Een gemeenschappelijke school heeft drie doelen: men stimuleren in het begrijpen en accepteren van andere culturele tradities die de verschillende leerlingen met zich meebrengen; het herenigen van de verschillende culturele tradities die, wanneer deze niet herenigd worden, kunnen leiden tot fragmentatie in de maatschappij; en om mensen te stimuleren in hun ontwikkeling door hen bijvoorbeeld te leren over kunst, ambacht en de wetenschappen. Er is echter wel sprake van een paradox: de gemeenschappelijke school wil graag een gemeenschappelijke cultuur creëren waarin mensen samenleven binnen één gemeenschap en waarin zij in staat zijn om met andere gemeenschappen te communiceren. Daarnaast brengt een gemeenschappelijke school mensen samen van verschillende gemeenschappen die al bestaande tradities, normen en waarden hebben. De vraag is dan: Hoe is het mogelijk om deze twee te herenigen: hoe kan men een gemeenschappelijke cultuur creëren en tegelijkertijd de bestaande normen en waarden in de gemeenschappen respecteren en stimuleren? Om dit te bereiken moet men dus keuzes maken over wat wel/geen goede normen, waarden en praktijken zijn binnen gemeenschappen. Er moet ook sprake zijn van een ‘gemeenschappelijke curriculum’ waarin iedereen, ongeacht achtergrond, dezelfde dingen leert. Om hierbij voordelen van diversiteit te ervaren is het belangrijk dat iedereen, ongeacht religie, ook leert over zijn of haar eigen cultuur.
De politieke drijfveer achter de gemeenschappelijke school was het idee dat alle jonge mensen onderwezen moeten worden. Net als cultuur heeft onderwijs een beschrijvende als wel een evaluatieve betekenis. Een beschrijvende betekenis van onderwijs gaat over de inhoud van het onderwijs: wordt er grammatica aangeleerd of worden diplomaten opgeleid? Echter overlapt deze descriptieve betekenis vaak met de evaluatieve betekenis. Zo vindt men het vaak goed dat iemand ‘opgeleid’ is, ongeacht wat de inhoud van deze opleiding is. Echter zijn er ook verschillen in meningen over wat goed onderwijs is en wat men helpt bij ontwikkeling. Zo vinden sommigen ‘intellectuele excellentie’ belangrijk, wat inhoudt dat men beter in staat is om de fysieke en sociale wereld waarin zij leven te begrijpen. Er is ook een ander begrip van onderwijs dat gericht is op de persoon zelf. Zo vinden sommigen het belangrijk dat scholen bijdragen aan de ontwikkeling van een persoon op basis van wat belangrijk is voor de persoon zelf. Dit gaat dus verder dan pure intelligentie, het gaat ook om sociale en morele kwesties. Een derde doel van onderwijs zou zijn dat jonge mensen leren om actief binnen een gemeenschap te leven. Dit doel werd steeds belangrijker in Engeland waarin men zocht naar een manier om de solidariteit in Engeland te vergroten. Er werd gezocht naar een manier om jonge mensen te leren om zich intelligenter te gedragen binnen een gemeenschap en ook om het begrip van deze persoon over de gemeenschap, de activiteiten en de problemen binnen een gemeenschap te verhogen. Gemeenschappelijke scholen werden gezien als de plek waar dit plaats zou kunnen vinden.
Sommige mensen geloven dat gemeenschappelijke scholen alleen zouden ontstaan binnen een bepaalde wijk of buurt. Dit zou ertoe leiden dat bepaalde groepen individuen niet naar deze school zouden komen en dus zou er geen vermenging van verschillende gemeenschappen zijn. Dit is juist belangrijk bij een gemeenschappelijke school. Ten tweede, zo lang ouders beslissen over het lot van hun kinderen, zullen er altijd kinderen zijn die tóch naar een speciale privéschool worden gestuurd. Ten derde vinden sommige mensen dat de waarden en normen die horen bij een gemeenschappelijke school heel abstract zijn. Ten vierde zijn er financiële kritiekpunten: een gemeenschappelijke school heeft geld nodig en moet dus gereguleerd worden wat ingaat tegen het principe van subsidiariteit.
De argumenten vóór een gemeenschappelijke school zijn gebaseerd op een bepaalde betekenis van onderwijs, namelijk dat onderwijs het doel heeft om de gemeenschap te verrijken en cohesie binnen de gemeenschap te verhogen. Dit wordt niet bereikt door het uitbannen van verschillende culturen, maar juist door deze verschillende culturen samen te brengen binnen één gemeenschap. Dit is gebaseerd op het idee dat men altijd kan leren van anderen die een andere denkwijze hebben. Ook helpt het jonge mensen doordat zij leren hoe zij respectvol met anderen om kunnen gaan, zelfs als deze mensen heel anders zijn dan zijzelf.
Add new contribution