Inleiding strafrecht - UL - Recht - B1 - Oefententamen 2015


MC-vragen

Casus 'De licht-ontvlambare voetbalvete'

Van oudsher bestaat er een flinke rivaliteit tussen de voetbalclubs van de dorpen Lienden en Ochten. Het voetbalkampioenschap in augustus vormt voor beide dorpen het hoogtepunt van het jaar. Dit jaar zijn de verwachtingen extra hoog gespannen nu de dertigste editie zal plaatsvinden. Op 10 augustus 2014 zal de strijd losbarsten. Vanwege het belang van deze wedstrijd is besloten de wedstrijd op neutraal terrein in een aangrenzende gemeente te laten plaatsvinden. Hans, Imke en Johan wonen alle drie in Lienden en zijn van kinds af aan groot fan van de voetbalclub van Lienden. Nog nooit hebben ze een wedstrijd gemist en al tijden kijken ze uit naar de eindwedstrijd van dit jaar. Na ruim anderhalf uur voetbal, waarbij Hans, Imke en Johan vanaf hun vaste plaatsen op de publiekstribune keihard hebben staan supporten, valt hun droom in duigen: het team van Lienden verliest de wedstrijd. Het verdriet is groot en tijdens het jubileumfeest dat na de wedstrijd plaatsvindt, grijpen Hans, Imke en Johan gedrieën naar drank. Nadat ze ieder zo'n acht flesjes Heineken hebben gedronken, zegt Johan tegen Imke en Hans dat ze wraak zouden moeten nemen. Hij geeft aan dat hij thuis nog vuurpijlen en wasbenzine heeft liggen, waarmee ze het clubhuis van de voetbalclub van Ochten voor eens en voor altijd van de wereld kunnen laten verdwijnen. Hans en Imke zijn direct enthousiast en roepen instemmend: "Ja, laten we de boel affikken". Terwijl ze naar het bestelbusje van Johan lopen, komen ze hun vriend Aron tegen. Johan spreekt hem aan en vraagt of hij even op zijn mobiele telefoon het weerbericht wilt checken om te zien of het de komende uren droog blijft, omdat dat "absoluut noodzakelijk is voor het plan dat ze met z'n drieën hebben". Aron ziet dat Johan niet bepaald vrolijk is en vraagt dus niet verder. Hij grijpt naar zijn telefoon en zoekt het weerbericht op. Er blijkt geen bewolking te zijn voorspeld, waarop Hans – gerustgesteld dat zijn plan succesvol kan worden uitgevoerd - hem haastig bedankt en zijn busje start. Nadat ze met zijn drieën vuurpijlen, een jerrycan wasbenzine en lucifers hebben opgehaald bij het huis van Hans, rijden ze direct door naar Ochten. Echter, voordat zij in Ochten aankomen, stuiten ze op een verkeerscontrole. Politieagent Klaassen - een algemeen opsporingsambtenaar in de zin van art. 141 lid 1 onder b Sv - geeft het teken het voertuig tot stilstand te brengen. Wanneer Hans het raampje opendraait, vraagt Klaassen het drietal eerst of zij toevallig de eindstand van de voetbalwedstrijd kennen; hij heeft de wedstrijd helaas moeten missen. Daarop ontsteekt Imke in woede en schreeuwt uit dat Ochten ten onrechte heeft gewonnen en dat de voetbalclub van Ochten zal boeten. Bij haar woede-uitbarsting wijst zij dreigend naar de jerrycan wasbenzine bij Hans op de achterbank. Klaassen gebiedt het drietal onmiddellijk uit te stappen, waarna hij hen fouilleert. Vervolgens besluit hij Hans, Imke en Johan aan te houden en mee te nemen naar het politiebureau voor verhoor. Hans, Imke en Johan worden op 1 november om 21.30 uur 's avonds binnengebracht op het politiebureau van Ochten, waar ze worden verhoord. Vervolgens blijven ze in verzekering en voorlopige hechtenis. De officier van justitie legt aan Hans, Imke en Johan ieder afzonderlijk primair poging tot brandstichting (art. 157 sub 1 jo. art. 45 Sr) en subsidiair voorbereiding van brandstichting (art. 157 sub 1 jo. art. 46 Sr) ten laste. Op grond van de verklaringen van Hans, Imke en Johan stuurt de officier van justitie voorts een dagvaarding uit naar Arn, aan wie primair medeplichtigheid tot poging tot brandstichting (art. 157 sub 1 jo. art. 45 jo. art. 48 Sr) en subsidiair medeplichtigheid tot voorbereiding van brandstichting (art. 157 sub 1 jo. art. 46 jo. art. 48 Sr) ten laste wordt gelegd. Alle tenlasteleggingen voldoen aan de eisen die daaraan gesteld zijn in art. 261 Sv.

Ter terechtzitting voert de raadsman van Hans het volgende verweer: "Het is waanzin dat mijn cliënt zich vandaag moet verantwoorden voor zijn daden. Hij was onder invloed van alcohol en kon daarom geen weerstand bieden aan de druk die Johan uitoefende door de wraakactie voor te stellen. Dat kon evenmin van hem worden verwacht in de gegeven omstandigheden." De raadsman van Imke voert het volgende verweer: "De hoeveelheid wasbenzine die de verdachten bij zich droegen was verreweg ontoereikend om daadwerkelijk het clubhuis van de voetbalclub van Ochten te doen laten afbranden. Bovendien bleken het lucifeerdoosje die verdachten hadden meegenomen, leeg te zijn. Derhalve waren de voorwerpen die mijn cliënt en de medeverdachten bij zich droegen ondeugdelijk om het tenlastegelegde doel, te weten brandstichting, te bereiken. Er is derhalve geen sprake van strafbare voorbereiding van brandstichting zoals subsidiair tenlastegelegd."

Op het moment dat de einduitspraak onherroepelijk wordt, te weten op 3 december 2014, bevinden Hans, Imke en Johan zich nog in voorlopige hechtenis. In de zaak van Hans legt de rechter achttien maanden gevangenisstraf op, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar.

Vraag 1

Zijn Hans, Imke en Johan rechtmatig aangehouden door politieagent Klaasen?

  1. ja, er is sprake van voortgezette toepassing van bevoegdheden;
  2. ja, de aanhouding geschiedde immers op grond van toezicht;
  3. nee, er was geen sprake van een verdenking;
  4. nee, er is gehandeld in strijd met het verbod van détournement de pouvoir.

Vraag 2

Tot wanneer mogen Hans, Imke en Johan worden opgehouden voor onderzoek?

  1. tot 2 november, 03:30 uur;
  2. tot 2 november, 12:30 uur;
  3. tot 2 november, 14:30 uur;
  4. tot 2 november, 18.30 uur.

Vraag 3

Op grond van welke wettelijke bepaling mocht politieagent Klaassen het drietal fouilleren?

  1. art. 56 lid 4 Sv;
  2. art. 9 lid 2 Opiumwet;
  3. art. 52 lid 2 WWM:;
  4. art. 7 lid 3 Politiewet 2012.

Vraag 4

Kan Aron succesvol worden veroordeeld als medeplichtige aan een strafbaar feit?

  1. ja, omdat hij opzettelijk inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van het misdrijf;
  2. ja, omdat hij op basis van de Garantenstellung had moeten doorvragen naar het doel waarmee Johan om informatie vroeg;
  3. nee, omdat hij door misleiding van Hans is uitgelokt;
  4. nee, omdat er geen sprake is van dubbel opzet.

Vraag 5

Wat is de maximale gevangenisstraf die Aron kan krijgen indien het subsidiaire feit bewezen wordt verklaard?

  1. 2 jaar gevangenisstraf;
  2. 4 jaar gevangenisstraf;
  3. 6 jaar gevangenisstraf;
  4. 8 jaar gevangenisstraf.

Vraag 6

Welke stelling over het primair tenlastegelegde feit in de zaak van Johan is correct?

  1. het feit kan worden bewezenverklaard, omdat er sprake was van voorwaardelijk opzet;
  2. het feit kan worden bewezenverklaard, omdat Johan niet vrijwillig is teruggetreden;
  3. het feit kan niet worden bewezenverklaard, omdat er geen sprake was van een begin van uitvoering;
  4. het feit kan niet worden bewezenverklaard, omdat er sprake was van een relatief ondeugdelijke poging.

Vraag 7

Op welke strafuitsluitingsgrond doet de raadsman van Hans ter terechtzitting een beroep?

  1. psychische overmacht;
  2. noodweer;
  3. ontoerekenbaarheid;
  4. overmacht in de zin van noodtoestand.

Vraag 8

Indien de rechter het beroep van de raadsman van Hans op deze strafuitsluitingsgrond gegrond acht, tot welke einduitspraak zal hij dan komen?

  1. vrijspraak wegens het ontbreken van wederrechtelijkheid;
  2. ontslag van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van wederrechtelijkheid;
  3. vrijspraak wegens het ontbreken van verwijtbaarheid;
  4. ontslag van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van verwijtbaarheid.

Vraag 9

Hoe dient het verweer van de raadsman van Imke ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde voorbereiding van brandstichting te worden beoordeeld, gelet op de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad?

  1. het verweer moet worden gehonoreerd, aangezien de voorwerpen niet daadwerkelijk konden bijdragen aan het geplande misdrijf en er als zodanig geen reële dreiging vanuit ging;
  2. het verweer moet worden gehonoreerd, aangezien de rechter enkel objectieve en geen subjectieve elementen mag meewegen bij de waardering van de bestemming van gebruikte voorwerpen;
  3. het verweer moet worden verworpen, aangezien een geslaagd beroep op ondeugdelijkheid van de voorwerpen enkel aan de strafbaarheid van poging in de weg staat, maar niet aan de strafbaarheid van voorbereiding;
  4. het verweer moet worden verworpen, aangezien de voorwerpen gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig waren aan het misdadige doel dat de verdachten daarmee voor ogen hadden.

Vraag 10

Wanneer wordt Johan hoogstwaarschijnlijk in vrijheid gesteld?

  1. op 3 oktober 2015;
  2. op 3 december 2015;
  3. op 3 februari i 2016;
  4. op 3 april 2016.

Vraag 11

De vraag naar een causaal verband is met name relevant bij materieel omschreven delicten en door het gevolg gekwalificeerde delicten.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 12

Bij de vraag naar de redelijkheid van de toerekening van een bepaald gevolg van een gedraging aan een verdachte, kunnen feiten van algemene bekendheid een doorslaggevende rol spelen.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 13

In HR 8 september 1987, NJ 1988, 612 (Grenswisselkantoor) kon een strafbare poging niet worden bewezen, aangezien er geen begin van uitvoering was. Daarentegen stelde de rechter vast dat er wel sprake was van strafbare voorbereiding.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 14

Een geslaagd beroep op de strafuitsluitingsgrond onbevoegd gegeven ambtelijk bevel (art. 43 lid 2 Sr) ontneemt de wederrechtelijkheid aan het door de verdachte gepleegde feit.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 15

Co Schippers wordt verdacht van eenvoudige mishandeling (art. 300 Sr). Hij kan voor dit strafbare feit wel worden aangehouden, maar niet in verzekering worden gesteld.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 16

Monica wordt veroordeeld voor grootschalige oplichting (art. 326 Sr). De rechtbank legt haar een straf op bestaande uit een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk (met een proeftijd van drie jaar), een geldboete van € 50.000,- en een taakstraf van 120 uur. Volgens de raadsman van Miranda is deze combinatie van straffen niet mogelijk.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 17

De gronden voor inverzekeringstelling zijn ruimer dan de gronden voor het ophouden voor onderzoek.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 18

De bepaling van art. 182 Sv kan worden gezien als een tempering van het inquisitoire karakter van het vooronderzoek.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 19

Met het begrip culpa wordt gedoeld op schuld als element van een strafbaar feit.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 20

Overeenkomstig de leer van de machtenscheiding mag de rechter de wet niet anders uitleggen dan de wetgever oorspronkelijk heeft bedoeld.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 21

Ons strafrecht kent een subjectief opzetbegrip. Voor het bewijs van opzet is het nodig de intenties van de verdachte vast te stellen.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 22

Voor een poging tot overtreding geldt straffeloosheid.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 23

Het bijzonder deel van het Wetboek van Strafrecht kent een indeling in titels die gemaakt is aan de hand van het beschermde rechtsbelang.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 24

Bij doleuze delicten is voor de strafbaarheid van de dader boos opzet vereist.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 25

De verdachte mag niet voor een tweede keer worden vervolgd voor hetzelfde feit, indien de rechter ten aanzien van dat feit reeds een onherroepelijke beslissing heeft genomen op de eerste vraag van art. 350 Sv.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 26

Vanwege een aanhoudende kraaienplaag is in de APV van de gemeente Kampen een bepaling opgenomen waarin staat dat het niet is toegestaan gedurende de zomermaanden kraaien te voeren binnen de gemeentegrenzen. Het legaliteitsbeginsel staat toe dat de gemeente Kampen een dergelijke bepaling in haar APV opneemt.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 27

Jörg, Kelk en Klip (p. 9) problematiseren vrijheidsbenemende straffen met de volgende woorden: "De vrijheidsstraf bijvoorbeeld pleegt in het algemeen heel wat meer aan de burger te ontnemen dan de fysieke vrijheidsbeneming die inhoudt dat de veroordeelde gedurende de door de rechter bepaalde tijd niet aan het maatschappelijk verkeer kan deelnemen. Men wordt er veelal zowel lichamelijk als psychisch ellendig van, men kan daardoor zijn arbeidspositie verliezen, betrokkene's gezinsverhoudingen kunnen ernstig worden verstoord, zijn reputatie kan een onherstelbare deuk krijgen etcetera. Dit laatste wordt de stigmatiserende werking van de straf genoemd. Ook wetenschappelijk onderzoek heeft al deze effecten meer dan eens bevestigd." Binnen welke benaderingswijze van het strafrecht passen deze beschouwingen het beste?

  1. de benaderingswijze die primair uitgaat van het strafrechtelijk systeem als zodanig;
  2. de benaderingswijze die primair uitgaat van de rechtspositie van de individuele burger als justitiabele;
  3. de benaderingswijze die primair het maatschappelijk welzijn van de burger als uitgangspunt neemt;
  4. geen van de bovenstaande.

Vraag 28

Welke van de onderstaande handelingen kunnen worden aangemerkt als een daad van vervolging?

  1. het aanmerken van een persoon als verdachte, het uitbrengen van een dagvaarding en het vorderen van de voorlopige hechtenis;
  2. het aanmerken van een persoon als verdachte, het uitbrengen van een dagvaarding en het uitvaardigen van een strafbeschikking;
  3. het uitbrengen van een dagvaarding, het uitvaardigen van een strafbeschikking en het vorderen van de voorlopige hechtenis;
  4. het aanmerken van een persoon als verdachte, het uitvaardigen van een strafbeschikking en het vorderen van de voorlopige hechtenis.

Vraag 29

Simon wordt verweten dat hij zich met anderen (namelijk met een grote groep boze RUG-studenten) schuldig heeft gemaakt aan lokaalvredebreuk (art. 139 Sr) door niet aanstonds, na een daartoe strekkende vordering van een bevoegde politieambtenaar, het Universiteitsmuseum in Groningen te verlaten. Echter, 'bevriende studiegenoot' Victor heeft zich, toen hij werd aangehouden, uitgegeven voor Simon In de hectiek is de betreffende politieambtenaar vergeten aan de hand van diens legitimatie de identiteit van Victor te verifiëren. Ter terechtzitting bemerkt de rechter deze persoonsverwisseling. Tot welke einduitspraak dient hij te komen?

  1. nietigheid van de dagvaarding;
  2. niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie;
  3. vrijspraak;
  4. ontslag van alle rechtsvervolging, vanwege niet strafbaarheid van de verdachte.

Vraag 30

Sanne is medewerkster van een peuterspeelzaal. Om enige controle te houden op wie waar is, besluit ze een zogenaamde plasarmband te maken die de kinderen moeten dragen als zij het toilet bezoeken. Terwijl ze de armband van kleine plastic kraaltjes maakt, ziet ze dat de ketting als twee druppels water lijkt op de snoeparmbanden waarmee ze de kinderen wel eens bij wijze van traktatie verrast. Ze moet lachen om het idee dat één van de kinderen de plasarmband misschien wel zal proberen op te eten, maar ze is er van overtuigd dat dit in werkelijkheid nooit zal gebeuren: óók de kinderen zullen overduidelijk zien dat de kraaltjes van plastic zijn en bovendien maakt Sanne de ketting van stevig materiaal. Als op een dag de Emma van 2,5 jaar besluit aan de plasarmband te knagen, schiet al snel een van de plastic kraaltjes los die vervolgens in haar luchtpijp terechtkomt. Als gevolg daarvan loopt zij door zuurstofgebrek een hersenbeschadiging op. De officier van justitie zal een doleus of een culpoos misdrijf aan Carla ten laste zal leggen. Welke schuldvorm is bij deze stand van zaken het meest passend?

  1. opzet in de zin van oogmerk;
  2. voorwaardelijk opzet;
  3. bewuste schuld;
  4. onbewuste schuld.

Vraag 31

De Hoge Raad overweegt in het Bijlmer noodweer-arrest (HR 23 oktober 1984, NJ 1986, 56) in rechtsoverweging 6.2 als volgt: 'Voor zover het middel zich [] beoogt te keren tegen het [] oordeel van het hof met een beroep op de onwettigheid van het wapenbezit van de verdachte faalt het, omdat het hof, in de situatie waarin de verdachte verkeerde, vuurwapengebruik geboden, en een andere verdedigingsmogelijkheid dus niet aanwezig heeft geacht.' Op welk(e) bij de vaststelling van noodweer(exces) relevant(e) vereiste(n) doelt deze overweging?

  1. de ogenblikkelijkheid van de aanranding;
  2. de wederrechtelijkheid van de aanranding;
  3. de subsidiariteit en proportionaliteit van de verdedigingshandeling;
  4. een op de verdachte rustende Garantenstellung.

Vraag 32

Op welke strafuitsluitingsgrond doet de verdachte een beroep als hij het volgende verweer voert: 'Terwijl ik bezig was om een voor mij rijdend busje in te halen, zag ik ineens dat de tegemoetkomende auto door een andere auto met zeer hoge snelheid werd ingehaald. Toen moest ik snel handelen, want ik kon niet naar rechts, daar reed de auto die ik inhaalde, ik kon niet remmen, omdat een auto achter mij ook al bezig was met inhalen, en gewoon door blijven rijden kon ook niet, dan was ik hoe dan ook op de tegenliggers gebotst. Ik kon dus niet anders dan het gas helemaal intrappen en snel naar rechts uitwijken om een botsing te voorkomen. En toen ben ik geflitst omdat ik vijfentwintig kilometer harder reed dan toegestaan. Ik vind dat onterecht. Ik heb gedaan wat het beste was en ik vind dat mijn gedraging daarom gerechtvaardigd was.'

  1. noodweer;
  2. overmacht in de zin van noodtoestand;
  3. psychische overmacht;
  4. ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid.

Vraag 33

Thomas heeft al jaren een hoogoplopende ruzie met zijn buurvrouw over een boom. Deze boom, die op de grond van de buurvrouw staat, neemt alle zonlicht weg en zorgt voor veel bladerafval in de tuin van Thomas. Hij vraagt zijn 12-jarige neefje Marco of hij voor een paar euro een klusje voor hem wil doen, namelijk het omzagen van een boom in de tuin. Marco is direct enthousiast. Nadat Thomas hem een zaag heeft gegeven en de nodige instructies, ligt de boom binnen anderhalf uur op de grond. De buurvrouw is woedend en doet aangifte van vernieling. De officier van justitie wil Thomas vervolgen voor vernieling (art. 350 Sr). Welke deelnemingsvorm is het meest passend?

  1. doen plegen;
  2. medeplegen;
  3. uitlokking;
  4. medeplichtigheid.

Vraag 34

Robin wordt vervolgd voor doodslag. De rechtbank Den Haag is van oordeel dat de tenlastelegging kan worden bewezen en dat er een aanzienlijk gevaar bestaat dat Robin in herhaling valt. De psycholoog en de psychiater die hem hebben onderzocht zijn tot de conclusie gekomen dat Robin verminderd toerekeningsvatbaar is wegens een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De rechtbank vindt dat een overtuigend standpunt. Welke sanctie kan de rechtbank niet opleggen?

  1. plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis;
  2. terbeschikkingstelling;
  3. een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde een behandelverplichting;
  4. een gevangenisstraf van twaalf jaar.

Vraag 35

Lees de volgende motivering van de verwerping van een verweer. Op welk beginsel van een goede procesorde is door de verdediging hoogstwaarschijnlijk een beroep gedaan?

"Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling van een scooter. Informatie over de (strafrechtelijke) positie van [medeverdachte] bevindt zich niet in het dossier en is ter terechtzitting niet nader toegelicht. Desalniettemin kan de enkele omstandigheid dat verdachte eerder ter zake van heling met justitie in aanraking is geweest, een beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging over te gaan rechtvaardigen."

  1. het vertrouwensbeginsel;
  2. het gelijkheidsbeginsel;
  3. het verbod van détournement de pouvoir;
  4. het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging.

Vraag 36

Door wie kan aan het Openbaar Ministerie worden opgedragen het uitbrengen van een dagvaarding achterwege te laten?

  1. door het gerechtshof;
  2. door de raadkamer van de rechtbank;
  3. door de zittingsrechter;
  4. door de minister van Veiligheid en Justitie.

Vraag 37

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat "hij op of omstreeks 9 september 2010 te Rotterdam zich op de weg, te weten de Coolsingel heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet te koop aan te bieden". Deze strafbepaling is gebaseerd op een artikel uit de APV van Rotterdam. De verdachte legt ter zitting een bekennende verklaring af, maar zijn raadsman stelt dat de bepaling in de APV onverbindend is omdat zij in strijd is met een hogere regeling, namelijk de Opiumwet. Wat zal de einduitspraak van de rechter zijn indien hij het verweer honoreert?

  1. niet-ontvankelijkheid, omdat het Openbaar Ministerie niet had mogen vervolgen;
  2. vrijspraak, omdat de tenlastelegging niet kan worden bewezen;
  3. ontslag van alle rechtsvervolging, omdat het bewezenverklaarde niet kan worden gekwalificeerd;
  4. ontslag van alle rechtsvervolging, omdat de verdachte zich kan beroepen op de rechtvaardigingsgrond wettelijk voorschrift.

Vraag 38

In verband met overlast van hooligans is in art. 2:1 van de APV van Eindhoven het volgende opgenomen:

  1. het is verboden op de openbare weg deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of uitdagend gedrag te vertonen als dat leidt tot wanordelijkheden.
  2. Diegene die flessen of blikken alcoholhoudende drank met zich voert, is verplicht deze na een daartoe strekkende vordering van een politieambtenaar op een bureau van politie in te leveren.

Is het de gemeente toegestaan deze bepaling in de APV op te nemen?

  1. ja, beide bepalingen zijn toegestaan;
  2. nee, alleen de bepaling neergelegd in lid 1 is toegestaan;
  3. nee, alleen de bepaling neergelegd in lid 2 is toegestaan;
  4. nee, beide bepalingen zijn niet toegestaan.

Vraag 39

Welke stelling over het legaliteitsbeginsel is niet correct?

  1. uit het legaliteitsbeginsel volgt dat gedragingen niet met terugwerkende kracht strafbaar kunnen worden gesteld;
  2. uit het legaliteitsbeginsel volgt dat strafbare feiten voldoende duidelijk in de wet moeten worden omschreven;
  3. uit het legaliteitsbeginsel volgt dat de rechter wettelijke bepalingen niet extensief mag interpreteren;
  4. uit het legaliteitsbeginsel volgt dat gewoonte niet kan worden aangemerkt als geldige rechtsbron voor het vestigen van strafrechtelijke aansprakelijkheid.

Vraag 40

Welk woord is weggelaten uit het onderstaande abstract (uit The Oxford Handbook of Criminological Theory)?

"Numerous studies carried out over the past two decades suggest that several risk factors significantly increase the likelihood for people to commit crime and violence across the lifespan. Researchers trying to understand the relationship between and crime have focused on criminal offenders, individuals who display high rates of violent or aggressive behaviors, and those with psychiatric disorders with a strong correlation to criminal behavior, such as psychopathy and antisocial personality disorder. This article summarizes research findings linking neurological risk factors with a predisposition to crime, focusing on six domains: genetics, neuroimaging, neuropsychology, psychophysiology, endocrinology and neurotransmitters, and early health risks."

  1. physics;
  2. chemistry;
  3. biology;
  4. sociology.

Open vraag

Door de eeuwen heen is gezocht naar een rechtvaardiging voor het opleggen van straf door de overheid door middel van het strafrecht. We onderscheiden (i) natuurrechtelijke wils- en verdragstheorieën, (ii) absolute theorieën, (iii) relatieve theorieën en (iv) verenigingstheorieën. Leg uit wat deze verschillende theorieën inhouden, hoe deze zich tot elkaar verhouden en hoe deze tot uitdrukking komen in het huidige sanctiestelsel.

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. A
  2. B
  3. ABCD
  4. D
  5. B
  6. C
  7. A
  8. D
  9. D
  10. C
  11. A
  12. A
  13. B
  14. B
  15. B
  16. B
  17. B
  18. A
  19. B
  20. AB
  21. AB
  22. A
  23. A
  24. B
  25. A
  26. C
  27. C
  28. C
  29. C
  30. C
  31. C
  32. B
  33. A
  34. ABCD
  35. A
  36. B
  37. C
  38. B
  39. C
  40. C

Antwoordindicatie Open vraag

Wat de verschillende theorieën inhouden:

  • Natuurrechtelijke wils- en verdragstheorieën: Deze theorieën rechtvaardigen de straf als natuurlijk gevolg van een delict. Degene die mis doet, moet datgene wat van nature daarbij hoort, te weten de straf, accepteren. Een soort 'contrat social' ligt hieraan ten grondslag: burgers sluiten onderling 'vrijwillig' een maatschappelijk verdrag, waarin de mogelijkheid van bestraffing bij verdragsschending is ingecalculeerd, waardoor daadwerkelijke bestraffing gerechtvaardigd is en de dader weer in de gemeenschap kan treden.
  • Absolute theorieën (vergeldingstheorieën): Deze theorieën houden in dat louter omdat misdaan is, straf moet volgen. Er wordt derhalve gestraft teneinde te vergelden wat is misdreven: 'oog om oog, tand om tand'.
  • Relatieve theorieën: Deze theorieën stellen de preventie centraal. Het dreigen met leedtoevoeging wordt een geschikt middel gevonden om handelen in overeenstemming met de geldende normen te bevorderen en van onrechtmatig handelen af te houden. Twee vormen worden onderscheiden: speciale preventie (ziet op de invloed van de straf op de delinquent) en generale preventie (ziet op de invloed van de straf op de rechtsgenoten in de samenleving).
  • Verenigingstheorieën: Deze theorieën verenigingen bepaalde gedachten uit zowel de absolute als de relatieve theorieën. De rechtsgrond van de straf is vergelding (van schuld en feit) met preventie als doel. De zwaarte van de straf in een concreet geval mag zijn rechtsgrond (de maat voor de vergelding) niet te boven gaan, doch wordt binnen die grenzen bepaald door wat in dat geval doelmatig is. Er mag dus onvergolden blijven.

Theorieën

Rechtsgrond

Rechtsdoel

Natuurrechtelijke wils- en verdragstheorieën

Schending van ' contrat social'

Het 'Repareren' van de schending en het bieden van een optie aan de schender om terug te keren in de samenleving

Absolute theorieën

Louter omdat een misdaad begaan is

Vergelding

Relatieve theorieën

Preventie

Speciale en generale preventie

Verenigingstheorieën

Vergelding

Preventie

Hoe de theorieën zich tot elkaar verhouden:

Voor het onderscheid is het van belang de rechtsgrond ('waarom mag er gestraft worden?') en het rechtsdoel ('wat wordt met de straf beoogd?') te onderscheiden - zie het schema hierboven. De natuurrechtelijke wils- en verdragstheorieën kijken primair naar de connectie met de straf die ten aanzien van elk delict is afgesproken in een sociaal contract, of die gezien wordt als een uitdrukking van de wil van het volk. Deze theorieën zien burgers als autonoom en bieden hen een mogelijkheid terug te keren in de samenleving na hun verdiende straf. De absolute theorieën gaan uit van een noodzakelijk verband tussen misdaad en straf: deze theorieën hebben als achterliggend idee dat in de 'terecht'stelling van de dader het doel bereikt is, te weten vergelding, en gaan ervan uit dat motieven en omstandigheden er in beginsel niet toe doen. De absolute theorieën kennen dus geen pardon: ook al zou de straf geen nuttig effect hebben of zou de dader er slechter door worden, dan nog moet er gestraft worden. De relatieve theorieën kijken juist wel naar het effect van bestraffing, waarbij primair verderliggende doelen (preventie) worden beoogd. De verenigingstheorieën verenigen deze twee perspectieven door de vergelding als rechtsgrond te hanteren en de preventie als rechtsdoel. Hierbij zijn twee varianten mogelijk (die in beginsel dezelfde verenigingstheorieën uitdrukken), afhankelijk van welk vertrekpunt men neemt: (i) het verdiendeleed is de bovengrens van de vergelding, waar beneden de rechter om doelmatigheidsredenen mag blijven, of (ii) het maatschappelijke of individuele nut wordt getemperd door de absolute gerechtigheid.

Hoe de theorieën tot uitdrukking komen in het huidige sanctiestelsel:

  • Wils- en verdragstheorieën: komen bijvoorbeeld tot uiting in de strafbedreiging die aan elk afzonderlijk delict verbonden is, en het bepaalde in artikel 351 Sv dat de rechtbank bij een veroordeling de straf oplegt die op het feit is gesteld. Wanneer iemand immers een bepaald strafbaar feit heeft gepleegd, moet hij vervolgens de straf ondergaan die de samenleving daaraan verbonden heeft.
  • Absolute theorieën: Deze kunnen we terugvinden in het adagium 'geen straf zonder schuld', en 'straf naar de mate van schuld'. Dat laatste uitgangspunt wordt niet strikt gehandhaafd in het Nederlandse strafrecht, maar de gedachte wordt wel breed aanvaard dat er een proportionele verhouding dient te bestaan tussen de ernst van het feit en de zwaarte van de straf. Vergelding wordt aanvaard als onontkoombaar wezen van de straf, en de vrijheidsstraf is ook geschikt als leedtoevoeging (zonder dat er veel preventieve werking vanuit gaat).
  • Relatieve theorieën: speciale preventie komt bijvoorbeeld tot uiting in het feit dat individuele omstandigheden, inclusief de kans op recidive, kunnen worden meegewogen in de straftoemeting en dat voorwaardelijke straffen kunnen worden opgelegd. Deze dienen ervoor om veroordeelden te weerhouden van het plegen van nieuwe delicten, en om hen door middel van bijzondere voorwaarden daar ook toe uit te rusten. Generale preventie komt in meer algemene zin voort uit het feit dat langdurige gevangenisstraffen - met name levenslange gevangenisstraffen - kunnen worden opgelegd en ook daadwerkelijk worden opgelegd. Deze zijn mede bedoeld als afschrikkend en kunnen ook zo werken.
  • De verenigingstheorieën zijn waarschijnlijk in één of andere vorm overheersend in het Nederlandse strafrecht. Vrijheidsstraffen worden bijvoorbeeld regelmatig deels voorwaardelijk en deels onvoorwaardelijk opgelegd. Ook in de tenuitvoerlegging van onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen wordt aandacht gegeven aan speciale preventie, bijvoorbeeld in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.