Opvoeding en ontwikkeling 1 - Utrecht - Oefententamen, antwoorden, extra vragen op basis van werkgroepen


Oefententamen

  1. Het verwijderen van een negatieve stimulus in reactie op gewenst gedrag is een voorbeeld van?

    1. Positieve bekrachtiging

    2. Positieve bestraffing

    3. Negatieve bekrachtiging

    4. Negatieve bestraffing

  2. Een attitude is:

    1. een beoordeling van de oorzaak van gedrag van een ouder of kind

    2. het cognitieve proces, waarbij een beslissing over de opvoeding wordt gemaakt

    3. een reactie op of affectieve beoordeling van de veronderstelde feiten over kinderen of opvoeding

    4. de interpretatie van stimuli

  3. Iemand met een positieve kijk op zichzelf maar een negatieve kijk op anderen. Behoort tot welke hechtingsstijl?

    1. Afwijzende hechtingsstijl

    2. Veilige hechtingsstijl

    3. Angstige hechtingsstijl

    4. Bezorgde hechtingsstijl

  4. Een man die een extra X chromosoom heeft, wat verschillende fysieke en gedragsprobleem tot gevolg heeft, heeft welk syndroom?

    1. Syndroom van Turner

    2. Klinefelter Syndroom

    3. Syndroom van Down

    4. Cri du chat syndroom

  5. Er zijn verschillende interventietechnieken in reactie op conflicten tussen brusjes. Wanneer je het conflict negeert en de kinderen het zelf op laat lossen is dit een:

    1. Kindgerichte strategie

    2. Controlestrategie

    3. Passieve non-interventie

  6. Je hebt drie paden wat betreft jeugdig geweld. Wanneer dit begint met enige agressie, zoals pesten. Maar naarmate het kind ouder wordt, de agressie wordt gemanifesteerd in fysiek vechten tot het escaleert tot serieus geweld. Behoort dit tot:

    1. Heimelijke agressie

    2. Openlijke agressie

    3. Autoriteitsconflict

  7. Münchhausen by proxy is een stoornis waarbij een individu een ziekte bij een ander produceert of veinst met als doel zelf aandacht of steun te ontvangen dit is een voorbeeld van

    1. Seksueel misbruik

    2. Verwaarlozing

    3. Fysiek misbruik

    4. Psychologische mishandeling

  8. Individuen maken hun eigen levensloop door hun keuzes en acties. Volgens welk principe is dit zo?

    1. Het principe van menselijke agentschap

    2. Het principe van timing

    3. Het principe van de levensduurtheorie

    4. Principe van verboden levens

  9. Als kinderen voelen dat ze beginnen te vallen, gooien ze hun armen naar opzij en dan weer naar de borst. Dit is welke reflex?

    1. Zuigreflex

    2. Babkin reflex

    3. Moro reflex

    4. Stapreflex

  10. In welk stadium wordt het redeneren van kinderen flexibeler, logischer en meer georganiseerd?

    1. Preoperationele periode

    2. Formeel-operationele periode

    3. Sensomotorische ontwikkeling

    4. Concreet-operationele periode

  11. Vanaf hoeveel maanden kunnen kinderen bepalen welke objecten ze wel en niet eerde in hun gezamenlijke aandacht wederzijds hebben ervaren met een ander persoon?

    1. 9-12 maanden

    2. 12-14 maanden

    3. 14 maanden

  12. Het aantal intonatie-contouren kan verkort worden. Als iemand gelooft dat Mary met John zal trouwen kan iemand anders reageren met een instemming ‘ik geloof dat’ gevolgd door een herhaling van de al eerder uitgedrukte overtuiging. Dit kan verkort worden tot ‘Ik geloof dat Mary met John zal trouwen’. Waarvan is dit een voorbeeld?

    1. Resultative construction

    2. Relative clause construction

    3. Rentential complement construction

    4. Infinitival complement construction

Antwoorden bij het oefententamen

  1. C, negatieve bekrachtiging. Wanneer je bij positief gedrag een positieve stimulus toedient is dit positieve bekrachtiging. Het toedienen van een negatieve stimulus in reactie op ongewenst gedrag is positieve bestraffing en het verwijderen van een positieve stimulus in reactie op ongewenst gedrag is negatieve bestraffing (zie Parenting hoofdstuk 2 blz. 39)

  2. C, A is attributie B is het vermogen tot besluitvorming en D is perceptie (zie Parenting hoofdstuk 3 Blz. 67-71)

  3. A afwijzende hechtingsstijl. Iemand een veilige hechtingsstijl heeft zowel een positieve kijk op zichzelf als op andere. Iemand met een bezorgde hechtingsstijl heeft een negatieve kijk op zichzelf en een positieve kijk op anderen. En iemand met een angstige hechtingsstijl hebben een negatieve kijk op zowel zichzelf als op andere. (zie Parenting hoofdstuk 4 blz. 89-91)

  4. B het Klinefelter syndroom. Een vrouw met maar één x chromosoom heeft het syndroom van Turner, iemand die een extra 21e chromosoom heeft, heeft het syndroom van down. En bij mensen met het cri du chat syndroom mist een deel van het vijfde chromosoom (Parenting hoofdstuk 6, blz.140-143)

  5. C, passieve non-interventie. Wanneer je zegt dat het gedrag moet stoppen of waarschuwt voor een straf maakt je gebruik van een controlestrategie. Bij een kindgerichte strategie help je kinderen bij het gebruiken van woorden om gevoelens te uiten. (zie Parenting hoofdstuk 8 blz. 187)

  6. B, openlijke agressie. Bij heimelijke agressie begint het met oneerlijke gedrag maar naarmate het kind ouder wordt raak het betrokken bij het beschadigen van eigendommen. In de adolescentie kan dit escaleren tot het dealen van drugs en gedragingen als fraude, inbraak en diefstal. Autoriteitsconflict begint met koppig gedrag, deze koppigheid leidt tot opstandigheid en ongehoorzaamheid, en eindigt in de adolescentie in autoriteitvermijende handelingen, zoals van huis weglopen. (zie Parenting hoofdstuk 9 blz. 223)

  7. C, want je brengt op deze manier letsel toe aan het kind (zie Parenting hoofstuk 12 Blz. 289)

  8. A, het principe van timing zegt dat de gevolgen van transities, gebeurtenissen en gedrag variëren met de timing van het leven van een persoon. Het principe van de levensduurtheorie zegt dat ontwikkeling een levenslang proces is. en het principe van verboden level zegt dat sociaalhistorische gebeurtenissen invloed hebben op de relaties tussen mensen. (zie Cognitive development hoofdstuk 2 blz.39

  9. C, het openen van de mand wanneer druk wordt uitgeoefend op de handpalmen heet Babkin reflex. Zuigreflex is het beginnen met zuigen wanneer een tepel of vinger in de mond wordt gebracht. En stapreflex is dat pasgeborenen een soort stapbeweging maken als ze overeind worden gehouden en als hun voet de tafel raakt. (zie Cognitive development hoofdstuk 6 blz 267)

  10. D, voor een beschrijving van alle periodes zie cognitive development hoofdstuk 8 blz. 372-375)

  11. B, deze vraag gaat over de negen maanden revolutie zie voor uitleg (Origins of human communication hoofdstuk 4 blz. 401-402)

  12. C, voor voorbeelden van de andere manier zie Origins of Human Communication hoofdstuk 6 blz.302

Oefenvragen gebaseerd op de werkgroepen

1. Geef in je eigen woorden weer wat bedoeld wordt met de begrippen (dis)continuïteit en (in)stabiliteit.

Antwoord: Continuïteit is iets wat constant blijft en ononderbroken samenhang en/of onafgebroken duur toont. Discontinuïteit is iets wat blijft veranderen, een doorbreking van de continuïteit. Stabiliteit doelt op iemands positie ten opzichte van een vergelijkingsgroep en verandert niet over de tijd. Instabiliteit doelt op iemands positie ten opzichte van een vergelijkingsgroep en verandert wel over de tijd.

Koppeling stof: zie Bornstein & Lamb hoofdstuk 1 en 2

 

2. Wat wordt bedoelt met de termen “beschrijvend”, “verklarend”, “kwalitatief” en “kwantitatief”?

Antwoord:

  • Beschrijvende kwantitatieve veranderingen: iets neemt in hoeveelheid of aantal toe (bv. lichaamslengte, woordenschat)

  • Beschrijvende kwalitatieve veranderingen: iets (een nieuwe kwaliteit) ontstaat, terwijl het daarvoor niet bestond (bv. interesse in seks)

  • Verklarende kwantitatieve veranderingen: een toename in het ene proces veroorzaakt een toename in een ander proces (bv. toename in lichaamsgroei stimuleert aanmaak van hormonen)

  • Verklarende kwalitatieve veranderingen: een verandering in onderliggende processen, zoals doelen, behoeftes (bv. behoefte aan sociale contact is voor een baby anders als voor een adolescent)

Koppeling stof: zie Bornstein & Lamb hoofdstuk 2

 

3. Wat is de essentie van ontwikkelingssysteemtheorieën in het algemeen en welke vier componenten komen hierbij terug?

Antwoord: Factoren die ontwikkeling beïnvloeden, bevinden zich op diverse organisatieniveaus (levels of organization), dus ergens tussen genen en cultuur.

 

Koppeling: zie Bornstein & Lamb hoofdstuk 2

 

4. Wat is de kern van de bio-ecologische theorie van Bronfenbrenner?

Antwoord: “Ontwikkeling” is het resultaat van de voortdurende interacties tussen eigenschappen van het kind (=bio) en de verschillende omgevingen waarin het kind opgroeit. Opvoeding en het opgroeien van kinderen gebeuren bijna nooit in isolatie, maar worden beinvloed door omgevingen of contexten (ecologische systemen).

Koppeling: zie Holden hoofdstuk 2, Bornstein & Lamb hoofstuk 2

 

5. Wat is het verschil tussen micro-, meso-, macro-, exo- en chronosystemen?

Antwoord:

  • Microsysteem: directe context (interacties tussen kind en een ander persoon)

  • Mesosysteem: relaties tussen verschillende microsystemen (stabiele kenmerken van gezin, het kind, de familie, school, peers)

  • Exosysteem: sociale structuren in een samenleving (buurt, werk, stress, sociale steun)

  • Macrosysteem: culturele waarden en instituties (cultuur, sociale klasse, etniciteit)

  • Chronosysteem: veranderingen, cumulerende gebeurtenissen in de tijd

 

6. Leg de volgende begrippen uit in eigen woorden en bedenk er een voorbeeld bij. 1) Co-regulatie, 2) Attachment, 3) Bio-social-behavioral shifts

Antwoord:

  • Co-regulatie: het met hulp van een ander regelen/'handlen' van je gevoel en emoties zodat je je weer comfortabel voelt, een knuffel vragen.

  • Attachment: Sterke emotionele band die opgebouwd wordt met belangrijke personen (zoals ouders). Het is een universeel biologisch gedragssysteem, gericht op bescherming en overleving, en een samenspel tussen nabijheid zoeken en exploreren. Hechtingstheorie: om te kunnen overleven heeft elk kind een aangeboren capaciteit om nabijheid en bescherming bij anderen te zoeken. Hechting, zowel nodig voor beschermingsmechanisme (overleven, stressregulatie), interne werkmodellen (beeld over zichzelf en anderen), persoonlijkheidsontwikkeling (mentaliseren: reflecteren op eigen gevoelens) en voorspelling voor sociaal functioneren in de toekomst. Ondersteuning die ouders bieden aan het kind.

  • Bio-social-behavioral shifts: erschillende levensfases waarin je ontwikkeling ziet en hierin spelen biologie/sociaal/cultuur een even grote rol, van baby naar dreumes.

Koppeling: zie ‘Culture in development’ (Bornstein & Lamb, hoofdstuk 3).

7. Wat is er bekend over het onderscheid in ontwikkeling tussen IPBS geschoolde kinderen en ongeschoolde kinderen op het gebied van logische operaties, geheugen en classificatie?

Antwoord: Cultuur is een invloedrijke factor bij de ontwikkeling van een kind. Hiervoor zijn er twee belangrijke benaderingen:

  1. Cross-culturele psychologie (cultuur als onafhankelijke variabele, m.b.t. verschillen tussen groepen)

  2. Culturele psychologie (cultuur als medium, verweven, m.b.t. verschillen tussen en binnen groepen)

Ander (eerdere) opvattingen over ontwikkeling zijn de volgende:

  • Maturatie (zie: Gesell)

  • Omgeving (zie: Skinner)

  • Biologie en omgeving (zie: Piaget)

  • Biologie en omgeving via cultuur; bio-sociaal-culturele veranderingen (zie: Cole)

Koppeling: zie Bornstein & Lamb, hoofdstuk 3

 

8. Wat is de kern van de theorie over verschillende benaderingen van eenrichtingsverkeer en wederkerigheid?

Koppeling: zie Holden, hoofdstuk 3.

 

9. Wat zijn drie manieren waarop ouders hun kinderen beïnvloeden en wat houden die drie manieren in?

Antwoord: 1) establishing trajectories, 2) mediating trajectories, 3) modifying speed.

Koppeling: zie Holden, hoofdstuk 4.

 

Page access
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use and find summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  3. Search tool: quick & dirty - not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is available at the bottom of most pages or on the Search & Find page
  4. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Quick links to WorldSupporter content for universities in the Netherlands

Follow the author: Social Science Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
More contributions of WorldSupporter author: Social Science Supporter