HC10: Prenatale diagnostiek en screening
Algemene informatie
- Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?
- In dit college worden verschillende methoden van prenatale diagnostiek en screening behandeld en wordt uitgelegd wat precies het verschil tussen diagnostiek en screening is
- Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?
- Alle onderwerpen in dit college worden ook behandeld in de literatuur
- Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
- De NIPT is een redelijk recente ontwikkeling op het gebied van prenatale screening
- Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?
- Er zijn geen opmerkingen met betrekking tot het tentamen gedaan
- Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?
- Er zijn geen mogelijke vragen behandeld
Prenatale diagnostiek
Voor elke willekeurige zwangere is de kans op een kind met een aangeboren afwijking en/of een verstandelijke beperking 3-5%.
Prenatale diagnostiek heeft meerdere methoden:
- Vruchtwaterpunctie
- Termijn: week 15/16
- Naald wordt ingebracht → foetale cellen worden onderzocht
- Wordt gebruikt voor karyotypering: duurt 2-3 weken
- 0,3% kans op miskraam
- Afbreking: inleiding van de bevalling
- Vlokkentest
- Termijn: vanaf 11 weken
- Een stuk foetaal placenta wordt genomen
- De placenta bestaat uit een moederlijk en kinderlijk deel
- Er kan transabdominaal) of cervicaal een stuk kinderlijk placenta worden genomen
- De placenta bestaat uit twee lagen
- Buitenlaag: korte termijnkweek
- Binnenlaag: lange termijnkweek
- De placenta deelt snel → door mozaïek ontstaat er een verschil in de uitslag van korte en lange termijn
- De uitslag komt vanaf 2 dagen - 2 weken
- 0,5-1% kans op miskraam Risico miskraam: 1/100 of 1/200
- Afbreking: curettage/medicamenteus
Prenatale diagnostiek heeft meerdere doelen:
- Karyotypering
- DNA-onderzoek
- Enzymonderzoek
Indicaties invasieve prenatale diagnostiek:
- Maternale leeftijd: dit is in 2015 afgeschaft
- Echo-afwijking
- Verhoogde kans op een kind met een stofwisselingsziekte (DNA- of enzymonderzoek)
- Verhoogde kans op een kind met een aandoening waarvoor DNA-onderzoek mogelijk is (bv. cystic fibrosis)
- Voorgaand kind met een chromosoomafwijking
Het voordeel van prenatale diagnostiek is dat het diagnostisch onderzoek is → hoge betrouwbaarheid. Echter zijn er ook een aantal nadelen. Zo is leeftijd is een slechte voorspeller → 95% van de ingrepen heeft een normale uitslag → er is een ingreeprisico.
Prenatale screening
Bij prenataal screenend onderzoek worden hoog-risico zwangeren geselecteerd en worden zij niet-invasief onderzocht. Er zijn enkele verschillen tussen diagnostiek en screening:
Diagnostische test | Screenende test |
Individueel | (Deel van) de bevolking |
Definitieve uitslag | Voorlopige uitslag |
Test op verzoek | Ongevraagd aangeboden |
Bij aangedane of bezorgde personen | Bij personen zonder klachten of symptomen |
Mag veel tijd/moeite/geld kosten | Snel/goedkoop |
Er zijn enkele uitgangspunten/criteria voor screening, samengesteld door Wilson en Jungner (1968):
- Belangrijk gezondheidsprobleem
- Nut, zinvolle handelingsopties
- Betrouwbare, valide, aanvaardbare test/methode
- Respect voor autonomie
- Doelmatig gebruik van middelen
In sommige gevallen is er een vergunning nodig (WBO):
- Ioniserende straling
- Kanker
- Onbehandelbare aandoeningen
Screening heeft twee grote doelen:
- Gezondheidswinst:
- Vroege opsporing → vroege start van de behandeling, betere prognose
- Vaststellen risico → preventieve interventies
- Geïnformeerde reproductieve keuzes:
- Afzien van kinderen
- Embryoselectie
- Prenatale diagnostiek, afbreken zwangerschap
Screeningsmethoden in de zwangerschap
- Nekplooimeting: geeft een voorspelling of het kind een chromosoomafwijking heeft
- Gebeurt via echografisch onderzoek tussen 11 en 14 weken
- Serumscreening: via bloedafname bij de zwangere wordt het serum bepaald
- Hormonen van de foetus worden onderzocht
- Gebeurt tussen de 9 en 14 weken
- Combinatietest: nekplooimeting met serumscreening
- Hierbij worden gevonden:
- 85% van de kinderen met trisomie 21
- 77% van de kinderen met trisomie 18
- 65% van de kinderen met trisomie 13
- De sensitiviteit is 80% → niet erg goed
- NIPT: onderzoek van foetaal DNA in het maternale bloed
- Betere sensitiviteit
- 3-10% van het vrije DNA in het plasma van de moeder is foetaal, afkomstig van de placenta → na de bevalling gaat dit na enkele uren weg
- Wordt gebruikt voor detectie van trisomie 13, 18 of 21
- Verloopt als volgt:
- Op de grens tussen maternale en foetale placenta is bloed en celafbraak
- Afgebroken DNA wordt teruggevonden in het maternale bloed als kleine fragmentjes
- Aanwezig vanaf week 5 van de zwangerschap
- Vanaf week 10 is de foetale fractie groter en is het bruikbaar → de fragmentjes worden via sequencing (MPS) vermeerderd totdat er evenveel chormosomen van het moederlijk en foetaal DNA zijn
- Als er een chromosoom te veel is, is dit zichtbaar: bij sprake van Downsyndroom is er in het “bakje” van chromosoom 21 net iets meer signaal
- Geeft wel:
- Aanwijzingen voor numerieke chromosoomafwijkingen van de autosomen (chromosoom 1 t/m 22)
- Geeft niet:
- Geslachtschromosomale afwijkingen
- Kleine deleties/duplicaties
- Specifieke mutaties
- Exclusiecriteria NIPT:
- Dichoriale tweeling
- Vanishing twin (tweede lege vruchtzak)
- Echoscopisch vastgestelde afwijkingen bij de foetus
- De zwangere (of partner) heeft zelf een chromosoomafwijking
- Heeft een sensitiviteit van >95% voor trisomie 21
- Echter is een NIPT niet altijd zeker: chromosoom 21 is erg klein
- 2x chromosoom 21 = 1,5% van het totale genoom
- 3x chromosoom 21 = 2,25% van het genoom
- Is 2,5x zo duur als een combinatietest
- SEO (Structureel Echoscopisch Onderzoek
Add new contribution