Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 5


Opdrachten 

Opdracht 1 

Huizing is een liefhebber van het golfspel. Op zondag 4 juli doet hij dat met zijn vrienden Boer en Riemersma. Terwijl Huizing nog maar een korte afstand hoeft af te leggen naar de volgende ‘hole’, gebruikt hij een verkeerde ‘club’, waardoor hij de bal veel harder slaat dan bedoeld. De bal treft Boer in zijn oog, die daardoor aan een oog blind raakt.

Vraag 1A

Aangesproken door Boer verweert Huizing zich met de stelling dat hij niet aansprakelijk is, omdat Boer dit risico heeft aanvaard. Beoordeel dit verweer.

Vraag 1B

Is Huizing aansprakelijk?

Vraag 1C

Stel dat de bal niet Boer treft, maar toeschouwer Jolink. Is Huizing aansprakelijk jegens Jolink?

Vraag 1D

Stel dat niet Boer getroffen wordt, maar een voorbijganger buiten het golfterrein. Heeft Huizing onrechtmatig gehandeld?

Opdracht 2

Kees de Wit is meermaals geconfronteerd met inbraken, diefstal en vernieling rondom zijn woning. De daders zijn onbekend. Kees heeft hiervan regelmatig aangifte gedaan. Tot op heden is niemand gearresteerd, laat staan berecht of veroordeeld. Kees heeft er dan genoeg van en stelt de politie aansprakelijk voor de door hem geleden materiële schade, omdat de politie niet voldoende adequaat opsporingshandelingen heeft verricht. Kees redeneert dat wanneer de politie dit wél had gedaan en de daders zouden zijn gevonden, hij de schade op hen had kunnen verhalen. Nu dat niet is gebeurd, wil Kees dat de politie betaalt.

Geef aan gemotiveerd aan waarom Kees de politie al dan niet succesvol aansprakelijk kan stellen. Besteed in uw antwoord aandacht aan de onrechtmatigheidsvraag en de relativiteitsvraag. NB: zie art. 3 Politiewet.

Opdracht 3

Hansen, werkzaam bij de Gemeente Solingerland, wandelt in 1994 op een zaterdagmiddag langs de rivier. Vanuit tegengestelde richting komt Veenman hem tegemoet. Veenman heeft een hond bij zich die niet is aangelijnd. Als beide heren elkaar treffen springt de hond van Veenman tegen Hansen op. Hansen, die erg bang is voor honden, slaat instinctief de hond van zich af. Veenman wordt heel kwaad op Hansen en schopt en slaat Hansen, waardoor de laatste in de rivier valt. Veenman maakt zich vervolgens met zijn hond uit de voeten. Hansen kan zelf uit het water komen. Hij is gewond geraakt en hij is erg van slag.

Enkele maanden later komt in rechte vast te staan dat Veenman aansprakelijk is voor de schade die Hansen heeft geleden. Hansen krijgt ook betaald.  In 1999 heeft Hansen echter nog steeds klachten van mentale en fysieke aard, waardoor hij zijn werk niet meer goed kan doen. Hansen dreigt daardoor (nog meer) schade te lijden. Hansen lijdt echter ook al sinds zijn jeugd aan suikerziekte. Hansen wil graag zijn schade verhalen op Veenman, omdat hij van mening is dat deze schade nog steeds is terug te voeren op de onfortuinlijke gebeurtenissen in 1994. In het kader van een nieuwe gerechtelijke procedure wordt Hansen onderzocht door een psychiater, deze constateert het volgende:

“(…)Er is geen sprake van psychiatrische ongevalsgerelateerde invaliditeit. De resterende klachten en beperkingen op het vakgebied van de psychiater zijn zijns inziens discrete klachten/symptomen die ook bij een posttraumatische stressstoornis voorkomen, doch ontoereikend voor het stellen van die diagnose. In de visie van de psychiater is alles echter nog het beste onder de noemer te brengen van een aanpassingsstoornis, in belangrijke mate bepaald door factoren (onder meer de suikerziekte) die met de mishandeling niet van doen hebben.”

Ook is Hansen onderzocht door een neuroloog. Deze heeft het volgende geconstateerd:

“(…)Samengevat zijn er geen ernstige cognitieve functiestoornissen gevonden, maar zijn er mogelijk wel milde cognitieve beperkingen en dan met name in de aandacht en concentratie. Deze milde beperkingen kunnen tevens het leervermogen drukken. Er zijn verschillende oorzaken mogelijk, zoals mild hersenletsel (gerelateerd aan het ongeval en/of de suikerziekte), snel optredende vermoeidheid, pijnklachten, somberheid en effecten van de medicatie.”

De rechter is gevraagd uitspraak te doen en dan met name over de vraag of de door Hansen gestelde schade kan worden verhaald op Veenman. U werkt bij de rechtbank als juridisch medewerker en moet het vonnis op dit punt voorbereiden. Geef aan tegen welk juridisch probleem de rechter aanloopt en formuleer – met gebruikmaking van relevante jurisprudentie – ten minste twee verschillende oplossingen voor dit probleem.

Opdracht 4 

Stoner heeft een helikoptertaxibedrijf. Hij vervoert zakenlieden in de Randstad. Wanneer hij twee directeuren van Tervoort B.V. vervoert (het betreft hier een overeenkomst van personenvervoer door de lucht), raakt hij de macht over de helikopter kwijt en stort deze neer op het huis van Kraan. Stoner en de twee directeuren raken zwaar gewond en Kraans huis is totaal verwoest. Nader onderzoek toont aan dat Stoner tijdens de vlucht onwel is geworden.

Vraag 4A

Is Stoner aansprakelijk voor de schade van Kraan?

Vraag 4B

Stel dat Stoner aansprakelijk is maar weigert te betalen. Is dat een (nieuwe) onrechtmatige daad of valt een andere grondslag voor aansprakelijkheid aan te wijzen in dat geval? Bespreek alle vereisten.

Stel dat het ongeluk niet het gevolg is van het onwel worden van Stoner, maar van slijtage in de stuurinrichting. De helikopter was kort voor het ongeval onderworpen aan een krachtens het Luchtvaartbesluit verplichte keuring door Palingo B.V., die dit toen al aanwezige gebrek niet heeft gevonden. Vast staat dat het Luchtvaartbesluit de strekking heeft de veiligheid in algemene zin van het luchtverkeer te bevorderen.

Vraag 4C

Is Palingo B.V. aansprakelijk voor de schade van Kraan?

Opdracht 5

In het arrest Deloitte/Hassink gaat de Hoge Raad in op de leerstukken proportionele aansprakelijkheiden verlies van een kans; in het arrest Loslatend netvlies staat het leerstuk verlies van een kanscentraal. 

Vraag 5A

De Hoge Raad maakt een duidelijk onderscheid tussen deze twee leerstukken. Leg in eigen woorden uit waarin deze twee leerstukken volgens de HR van elkaar verschillen en in welke categorie het feitencomplex van Deloitte/Hassink geplaatst dient te worden.

Vraag 5B

De Hoge Raad vernietigt in het arrest Loslatend netvlies het arrest van het hof. Volgens de Hoge Raad heeft het hof het leerstuk van verlies van een kans in dit geval niet goed toegepast. Wat had het hof volgens de Hoge Raad anders moeten doen? Formuleer uw antwoord in uw eigen woorden.

Opdracht 6

Het begrip ‘positieve verplichtingen’ heeft een centrale positie in het artikel van Barkhuysen & Van Emmerik. 

Vraag 6A

Wat wordt verstaan onder het begrip ‘positieve verplichtingen’? 

In de bekende Urgenda-zaak was het niet een individueel slachtoffer, maar een belangengroepering die de vordering instelde (op grond van art. 3:305a BW). De vordering werd mede gestoeld op art. 2 en 8 EVRM. 

Backes & Van der Veen opperen in een noot onder het arrest van het hof in deze zaak, dat de Staat met het Urgenda-arrest in de hand ‘tot heel wat maatregelen [zou] kunnen worden gedwongen. Denk, om een willekeurig voorbeeld te noemen, aan een verplichting om altijd met daglicht te rijden. Volgens deskundigen zou dat jaarlijks het leven van minstens dertig slachtoffers in Nederland besparen (…). Of neem het verplicht dragen van een fietshelm. Volgens schattingen van deskundigen zou dat jaarlijks twintig mensen (waaronder tien jonge kinderen) het leven redden en 360 gevallen van ernstige gewonden voorkomen’. 

Vraag 6B

Welke aanknopingspunten biedt de bespreking van Barkhuysen & Van Emmerik met betrekking tot de criteria voor het aannemen van positieve verplichtingen op grond van art. 2 en 8 EVRM om het hierboven geciteerde, door Backes & Van der Veen geopperde idee te temperen?

Antwoordindicatie

Opdracht 1

Vraag 1A

Huizing verweert zich met de stelling dat Boer het risico heeft aanvaard. Dit betekent dat er dan geen onrechtmatige gedraging zou zijn van Huizing. Dit verweer heeft kans van slagen indien wordt aangevoerd dat Boer het risico inderdaad heeft aanvaard, omdat de kans op rondvliegende golfballen heel groot is op een golfveld. Dit is een onderdeel van de sport en wordt aanvaard wanneer iemand deelneemt aan het spel.

Vraag 1B

Onrechtmatige gedraging: inbreuk op een subjectief recht of een doen in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. De laatste heeft de meeste kans van slagen, omdat in bepaalde sporten gedragsnormen gelden. Door deel te nemen aan het spel wordt het risico aanvaardt.

Vraag 1C

Dit is een bijzondere situatie: de toeschouwer is geen deelnemer, maar neemt door zich op de baan te begeven wel bewust een risico. De verhoogde aansprakelijkheidsdrempel die geldt voor de deelnemer geldt niet onverkort, maar of de ‘gewone’ gevaarzettingsnorm (zie onder d) dient te gelden is niet op voorhand duidelijk. De toeschouwer zit tussen deelnemer aan de sport en een willekeurige passant in. Beide routes kunnen daarom met inachtneming van deze constatering worden gevolgd. Afhankelijk van de te kiezen route, zie verder het antwoord onder a en b respectievelijk d. 

Vraag 1D

Onrechtmatigheid (6:162 lid 2 BW)
Hier is geen sprake meer van een sport- en spelsituatie, dus geldt de ‘gewone’ gevaarzetting als gevaltype van een schending van de zorgvuldigheidsnorm. De invulling hiervan geschiedt via de gezichtspunten uit het Kelderluikarrest.

Opdracht 2

onrechtmatigheid: in casu: handelen in strijd met een wettelijke plicht: inspanningsverplichting van de politie om al datgene te doen wat zij kan om de rechtsorde te handhaven en hulpbehoevenden bij te staan (art 3 Politiewet).
Of dat het geval is zal afhangen van hetgeen de politie ter zake heeft ondernomen. 
Een eenduidige conclusie hieromtrent kan niet getrokken worden op basis van de informatie uit de casus.

relativiteit:ingeval van handelen in strijd met de wet is relativiteit voor wat betreft ieder van de drie aspecten (personele bereik, aard van de schade en wijze waarop schade is ontstaan) te toetsen. 
In casu is niet uitgesloten dat, anders dan bij de situatie in Duwbak Linda, de norm wel mede strekt ter bescherming van degene die de aangifte heeft gedaan. Ter zake van de aard van de schade gaat het voor wat betreft de vermogensschade mis: opsporing heeft niet als doel om de gelaedeerde in staat te stellen zijn schade op de laedens te kunnen verhalen.

Opdracht 3

Er zijn ten minste 2 verschillende oplossing voor dit probleem, namelijk de alles-of-niets-benadering of de proportionele benadering. Op grond van de alles-of-niets-benadering wordt er een vermoeden van causaal verband aangenomen of de bewijslast wordt omgekeerd. Dit betekent dat de aansprakelijkheid van de schade dan geheel wel of geheel niet wordt toegerekend. De omkeringsregel zal ervoor zorgen dat de bewijslast op de aansprakelijkgestelde terecht komt. De tweede benadering is de proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband. In dit geval wordt de mogelijkheid aanvaard dat aansprakelijkheid wordt aangenomen voor een percentage van de schade dat correspondeert met de omvang van de kans dat de schade het gevolg is van de normschending. In dit geval zal Hansen niet aansprakelijk worden gesteld voor de psychiatrische ongevalsgerelateerde invaliditeit, maar eventueel voor de mogelijkheid dat de oorzaak mild hersenletsel door het ongeval de oorzaak is van milde cognitieve beperkingen. Echter denk ik dat deze kans in het onderhavige zo klein zal zijn, dat de rechter de vordering het best kan afwijzen.

Opdracht 4

Vraag 4A

Of Stoner aansprakelijk kan worden gesteld, moet worden beoordeeld op grond van art. 6:162:

  • Onrechtmatige daad: er is hier geen sprake van een directe of opzettelijke inbreuk op een recht of een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht. In dit geval is er sprake van een doen in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. Deze situatie moet worden beoordeeld aan de hand van de Kelderluikfactoren, omdat er sprake is van gevaarzetting. In dit geval is er sprake van onrechtmatig gedrag, omdat van een helikopterpiloot mag worden verwacht dat hij de nodige zorg betracht.
  • Toegerekend: het kan aan Stoner worden toegerekend op grond van wat in het maatschappelijk verkeer betaamt. Hij heeft niet direct verwijtbaar gehandeld, omdat hij onwel is geworden tijdens de vlucht. Zie art. 6:165.
  • Schade: het huis van Kraan is totaal verwoest art. 6:96.
  • Causaal verband: doordat Stoner de macht over de helikopter kwijt is geraakt, is het vliegtuig neergestort op het huis van Kraan. Hierdoor heeft Kraan schade geleden. 
  • Relativiteitsvereiste: norm strekt tot bescherming van Kraan. In geval van een doen of nalaten in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, zit de relativiteit ingebakken.

Vraag 4B

Wanneer een onrechtmatige daad wordt bewezen, ontstaat er een verbintenis uit de wet op grond van art. 6:162. Dit betekent dat niet-nakoming wordt aangemerkt als wanprestatie art. 6:74. De vereisten hiervoor zijn: tekortkoming, schade, causaal verband, toegerekend en verzuim. Er moet sprake zijn van een tekortkoming en dat is in dit geval het niet nakomen van het betalen van de schade voortvloeiende uit onrechtmatige daad. De schade is de misgelopen wettelijke rente art. 6:119. Er is causaal verband, doordat er geen schade was geweest als Stoner optijd had betaald. Daarnaast kan het aan Stoner worden toegerekend, omdat hij verwijtbaar heeft gehandeld door niet te betalen. Tot slot kijken naar het vereiste van verzuim. In dit geval is nakoming niet blijvend onmogelijk dus moet er sprake zijn van verzuim. Hiervoor moet worden gekeken naar artikelen 6:81-6:83. In dit geval is geen ingebrekestelling nodig waardoor verzuim al is ingetreden, omdat er sprake is van art. 6:83 sub b. Dit betekent dat Stoner kan worden aangesproken op grond van wanprestatie art. 6:74.

Vraag 4C

In dit geval kan de onrechtmatigheid worden gebaseerd op een strijd met een wettelijke plicht. Het gaat hier om het algemeen belang dat hier beschermd wordt, en niet een individueel vermogensbelang. De geschonden norm strekt niet ter bescherming van het vermogensbelang van derden. Dit betekent dat er dus niet aan het relativiteitsvereiste van art. 6:163 BW voldaan, waardoor Palingo B.V. niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade van Kraan. 

Opdracht 5

Vraag 5A

Nefalit/karamus gaat over proportionele aansprakelijkheid: hiervan is sprake wanneer de aansprakelijkheid van de schade niet volledig kan worden bewezen, de aansprakelijk gestelde persoon mag veroordeling in evenredigheid met de in percentage uitgedrukte kans dat de kans door de aansprakelijk gestelde is veroorzaakt. 

Deloitte/Hassink en loslatend netvlies gaat om kansschade: gaat om het verlies van een kans.

Dus bij proportionele aansprakelijkheid is het causaal verband onzeker en bij kansschade is de schade onduidelijk. 

Vraag 5B

Het Hof heeft beoordeeld of er is gehandeld in strijd met de norm van hetgeen een redelijk handelend en bekwaam beroepsgenoot betaamt. Dit is volgens de Hoge Raad een normatieve beoordeling, terwijl er een feitelijke beoordeling moet plaatsvinden. Er moet een vergelijking worden gemaakt tussen wat er is gebeurd en wat er hypothetisch zou zijn gebeurd als de schending zich niet voor zou hebben gedaan.

Opdracht 6

Vraag 6A

Positieve verplichtingen zitten ingebakken in verschillende rechten. De burger mag ten aanzien van deze rechten een actief optreden van de overheid verlangen ter bescherming van het belang dat dat grondrecht waarborgt. Deze positieve verplichtingen zijn niet onbegrensd. 

Vraag 6B

Niet besproken.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.