College: Verjaring en bezit


Sheetnotes 18/19

Voor dit college zijn geen sheetnotes beschikbaar.

Collegeaantekeningen 16/17

Verkrijgende verjaring is een andere manier dan overdracht van verkrijging van eigendom. Meestal heeft het betrekking ten aanzien van beperkte rechten, maar dat is niet altijd het geval. Bevrijdende verjaring speelt ook een rol in het verbintenissenrecht. Als je te goeder trouw bent, geschiedt verkrijgende verjaring door art. 3:99 BW, als je niet te goeder trouw bent gaat het via art. 3:105 BW.

De ratio achter verkrijgende verjaring lijkt een beetje op die van bevrijdende verjaring. Zit je te lang stil, dan verlies je iets. Het is daarom een bescherming tegen aanspraken die te lang niet geldig zijn gemaakt. Bevrijdende verjaring en verkrijgende verjaring zijn in feite elkaars tegenovergestelde. Als het recht van revindicatie teniet gaat, is er sprake van bevrijdende verjaring. Degene die het goed dat gerevindiceerd kon worden in bezit had, is dan middels verkrijgende verjaring eigenaar geworden.

Stel dat je jaren geleden iets hebt gekocht en je hebt het bonnetje niet meer. Dan kan je niet bewijzen dat je de eigenaar bent. Als je het langer hebt dan de verjaringstermijn, kan je echter wel je goede trouw bewijzen, waardoor je alsnog de rechtmatige eigenaar bent, door middel van de verkrijgende verjaring.

Een andere uitleg van het fenomeen verkrijgende verjaring is de rechtszekerheid. Want als de feitelijke situatie lang genoeg verschilt van de juridische situatie, dan past de juridische situatie zich aan, middels de verjaring.
Soms gaat een overdracht fout, zonder dat men hier van op de hoogte was. Dan is het maar goed dat er verkrijgende verjaring bestaat. Zolang de verkrijger te goeder trouw was, wordt dit probleem in de overdracht betrekkelijk snel rechtgetrokken.

Als je te goeder trouw bent, verschilt het per goed hoe lang de termijn van verkrijgende verjaring duurt. Het meeste daarover wordt geregeld in art. 3:99 e.v. BW. Bij roerende zaken is de termijn meestal drie jaar, bij andere zaken zoals grond tien jaar (goede trouw aangenomen).

Verkrijgende verjaring geldt ook voor beperkte rechten. Denk hierbij aan vruchtgebruik, vorderingen, huurrecht en opstalrecht. Als er onduidelijkheid is over wie de rechthebbende eigenaar is, spelen ook hier de verkeersopvattingen een rol.

In het arrest Muller q.q./Hoogheemraadschap was er een overeenkomst tussen twee broers, Visser, en Hoogheemraadschap. Een klein stukje van een perceel werd verkocht. Het probleem was echter dat water weggepompt moest worden. Om dat te doen werd er een gemaal gebouwd op de grond. Uiteindelijk is het nooit tot een levering gekomen, en jaren later komt het perceel bij Leune Bouw terecht. Vervolgens stelt Leune Bouw dat ze eigenaar is geworden van het hele perceel, inclusief het deel waarop het gemaal staat.
Echter, dat stukje was nooit aan Hoogheemraadschap geleverd, waardoor deze het ook niet aan Leune Bouw had kunnen leveren. De vraag was hier of Hoogheemraadschap het destijds al in bezit had gekregen, of slechts hield voor de vervreemder. Uiteindelijk bepaalt de Hoge raad dat het perceel wel eigendom is geworden van Leune Bouw. Uit de rechtsverhouding volgde namelijk dat de koper zich reeds de feitelijke macht over de zaak kon verschaffen.

De wetgever is van mening dat eigendom bij een en dezelfde persoon moet blijven. Dus niet dat de een de eigenaar is, maar iemand anders zich als eigenaar gaat gedragen. Volgens de Hoge Raad is er dan namelijk sprake van inbezitneming, behalve als de werkelijke eigenaar al zijn pretenties laat varen.

Het Bomenrij-arrest ging om een ander geval van inbezitneming, namelijk de inbezitneming van een erfdienstbaarheid. Een buurman had bomen geplaatst, binnen twee meter van de erfgrens. Daarom kon de buurman verzocht worden om die bomen te verwijderen. Het probleem was dat de bomen er al erg lang stonden. Hier was het de vraag of er inmiddels door verkrijgende verjaring een erfdienstbaarheid was verkregen.
Volgens de Hoge Raad was enkel het feit dat de bomen er lang stonden niet voldoende reden om te zeggen dat er een erfdienstbaarheid is. Er moet namelijk iets zijn waardoor diegene de pretentie had dit uit te oefenen.
Alleen in extreme gevallen zal het lukken om deze pretentie van een erfdienstbaarheid aan de hand van de uiterlijke feitelijke omstandigheden te bewijzen.

Een ander arrest hierover is Duif / Bold. De rechtsvoorganger van Duif had in het verleden toestemming gekregen om een huisje te bouwen op het perceel van iemand anders. Nadat het huisje was gebouwd, heeft Duif deze tientallen jaren onderhouden. Daarnaast is Duif in het huisje gaan wonen, heeft hij een bouwvergunning en een verzekering aangevraagd. Hij was echter geen eigenaar van de grond.
Op een zeker moment werd het eigendom van de grond overgedragen. Doordat het huis duurzaam met de grond was verenigd, zou ook het eigendom van het huisje dan verschuiven. Duif stelde toen dat hij eigenaar van het huisje was geworden. Primair door verjaring, subsidiair dat hij de rechthebbende was van een recht van opstal. Uiteindelijk verloor hij de zaak omdat het feit dat hij ook iets subsidiair aandroeg aangaf dat hij niet ondubbelzinnig uitdroeg eigenaar te zijn.

Bij verjaring speelt altijd een rol of de verkrijger te goeder trouw is of niet. Om dat te bepalen kan je kijken naar art. 3:118 lid 1 BW. Die bevat twee elementen. Het subjectieve element houdt in dat iemand zich als rechthebbende beschouwt. Het objectieve element houdt in dat iemand zich ook redelijkerwijs als rechthebbende heeft mogen beschouwen. Hierbij geldt ook nog een onderzoeksplicht. Gevolg daarvan is dat goede trouw niet zomaar aangenomen kan worden bij inbezitneming.

Bij onroerende zaken is inbezitneming nog lastiger. Onroerende zaken hebben immers altijd een eigenaar. Als er geen eigenaar is, is het van de staat. Verder ben je nooit eigenaar te goeder trouw van een onroerende zaak als je niet bij de notaris bent geweest. Dit omdat de ware aard van eigendom over het algemeen duidelijk wordt bij het kijken in de registers voor onroerende goederen.

Een uitzondering hier op is het arrest Rodewijk Bouwman. Het was een bijzonder geval waarbij er heel veel erfdienstbaarheden gevestigd waren, zodat men over een pad naar hun huis kon lopen. Bij het vestigen van al die erfdienstbaarheden was de notaris er echter eentje vergeten. De akte werd ingeschreven, en voor een lange tijd had niemand iets door. Toen de percelen werden overgedragen werd er in het register gekeken. De verjaringstermijn van 20 jaar was toen nog niet verstreken, die van 10 jaar wel. Vanaf dat moment ging het dus om de vraag of er sprake was van goede trouw.
De Hoge Raad stelt hier dat er sprake was van goede trouw. Dat meneer er met latere raadpleging achter kunnen komen is irrelevant, want ben je eenmaal te goeder trouw, dan blijf je dat. Daarbovenop was het de fout van de notaris.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.