Inleiding Europees Recht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 4


Vragen

Vraag 1

Welk van de volgende stellingen over het subsidiariteitsbeginsel binnen de Europese Unie is juist?

  1. a Het subsidiariteitsbeginsel speelt uitsluitend een rol bij exclusieve bevoegdheden van de EU.

  2. aHet subsidiariteitsbeginsel speelt uitsluitend een rol bij bevoegdheden gedeeld tussen de EU en de lidstaten.

  3. Het subsidiariteitsbeginsel speelt uitsluitend een rol bij exclusieve bevoegdheden van de lidstaten.

  4. Het subsidiariteitsbeginsel speelt uitsluitend een rol bij de aanvullende bevoegdheden van de EU.

Vraag 2

Geef aan welk van de volgende voorbeelden een prejudiciële procedure beschrijft.

  1. De Commissie klaagt Nederland aan bij het Hof van Justitie vanwege te late implementatie van een richtlijn.

  2. Nederland stelt beroep in tegen de Commissie bij het Hof van Justitie omdat de Commissie een besluit ten nadele van Nederland heeft vastgesteld.

  3. Een particulier klaagt Nederland aan bij het Hof van Justitie omdat hij schade lijdt doordat Nederland een richtlijn te laat heeft geïmplementeerd.

  4. De Nederlandse rechter stelt een vraag aan het Hof van Justitie in een bij hem aanhangige procedure tussen een particulier en Nederland omdat de particulier schade lijdt doordat Nederland een richtlijn te laat heeft geïmplementeerd.

Vraag 3

Wat is EU-conforme interpretatie?

  1. Een nationale rechter dient nationale wetgeving zoveel mogelijk uit te leggen inhet licht van het Europees recht.

  2. Een nationale rechter dient Europese richtlijnen zoveel mogelijk uit te leggen in het licht van nationale wetgeving.

  3. Het Hof van Justitie van de EU dient nationale wetgeving zoveel mogelijk uit te leggen in het licht van de Europese richtlijnen.

  4. Het Hof van Justitie van de EU dient Europese richtlijnen zoveel mogelijk uit te leggen in het licht van nationale wetgeving.

Vraag 4

Bestudeer het tekstboek en de artikelen 28 Wv e.v. (vrij verkeer van goederen) en 56 Wv e.v. (vrij verkeer van diensten) en lees vervolgens de zaak C-36/02, Omega.

a) Wat is de definitie van respectievelijk de begrippen goederen en diensten in de zin van het Europese recht? Wat valt wel en wat valt niet onder deze begrippen? Geef voorbeelden van goederen in de zin van Europees recht.

b) Welke goederen bevinden zich in het vrij verkeer?

c) Leg aan de hand van het Verdrag en de jurisprudentie (waaronder het arrest Omega) uit hoe vastgesteld dient te worden of Art. 34, dan wel Art. 56 toegepast moet worden in een specifiek geval.

Vraag 5- Heffingen

Zijn heffingen op buitenlandse producten die aan de grens worden geheven toegestaan onder het Europees recht? Wat is het verschil tussen douanerechten en heffingen van gelijke werking?

Vraag 6- Artikel 34

a) Wat is de definitie van een maatregel van gelijke werking? Welke extra dimensie voegt de zaak Cassis de Dijon toe aan het concept maatregel van gelijke werking?

b) Geef een voorbeeld van indirecte discriminatie. Wat is het verschil tussen directe discriminatie en indirecte discriminatie?

c) Wat is een belemmering in de zin van het vrij verkeer van goederen?

d) Geef enkele voorbeelden van handelsbelemmeringen.

e) Is het verkoopverbod van de Nopea-glijbaan, die uitsluitend is bedoeld voor publieke speeltuinen, een kwantitatieve invoerbeperking of een maatregel van gelijke werking, of geen van beide?

f) Is het verkoopverbod een maatregel met onderscheid? Indien het antwoord op deze vraag negatief zou zijn, is het dan toch mogelijk dat de maatregel onder het verbod van artikel 34 Wv valt?

Vraag 7- Rechtvaardigingsgronden

Stel, de nationale rechter komt tot de conclusie dat het verkoopverbod van de Nopea- glijbaan in strijd is met Art. 34 Wv.

a) Leg uit wat het verschil is tussen een verdragsrechtelijke en een jurisprudentiële rechtvaardigingsgrond. Verwijs naar relevante rechtsbronnen.

b) Onder welke voorwaarden kunnen deze rechtvaardigingsgronden worden toegepast?

Vraag 8- Verkoopmodaliteiten en gebruiksvoorschriften

Naast het verkoopverbod, verbiedt de Nederlandse Voedsel & Warenautoriteit ook tijdelijk alle reclame voor Wickey-kettingen op televisie en in tijdschriften en kranten.

a) Wat is het verschil tussen een producteis en een verkoopmodaliteit? Welk nieuw inzicht heeft het Hof van Justitie geïntroduceerd in de zaak Keck? Licht uw antwoord toe en geef voorbeelden.

b) Hoe verhoudt deze nieuwe regel zich tot de definitie van maatregelen van gelijke werking, zoals o.a. ontwikkeld in de zaak Dassonville en daaropvolgende arresten?

c) Is – in het licht van de zaak Keck – het reclameverbod voor o.a. de Humora- nestschommel in strijd met Art. 34 Wv? Licht uw antwoord toe.

Lees de zaak C-110/05, Commissie tegen Italië.

d) Stel, de Voedsel en Warenautoriteit had niet besloten om een verkoopverbod in te voeren voor in Finland geproduceerde speeltoestellen, maar om een verbod in te voeren op het gebruik van alle hoge glijbanen in openbare speeltuinen. Is een dergelijk verbod in strijd met Art. 34 Wv? Motiveer uw antwoord.

Vraag 9- Proportionaliteit

Indien een maatregel een legitiem doel nastreeft, dient nog te worden beoordeeld of de maatregel ook proportioneel (evenredig) is. Leg uit wat de proportionaliteitstoets inhoudt.

Antwoordindicatie

Vraag 1

b. Volgens artikel 5 lid 3 VEU: de Unie op de gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen.

Vraag 2

d. Hier is sprake van een prejudiciële procedure, omdat de nationale rechter een vraag stelt aan het Hof over een zaak waarin er onenigheid bestaat over Unierecht.

Vraag 3

A. is juist

Vraag 4

a. Goederen zijn producten die op geld waardeerbaar zijn en als zodanig het voorwerp van handelstransacties kunnen vormen. Diensten zijn de dienstverrichtingen welke gewoonlijk tegen vergoeding geschieden en omvatten met name werkzaamheid vanindustriële/commerciële aard, van het ambacht en van de vrije beroepen (art. 57 Wv).

b. De producten uit derde landen waarvoor in genoemde staat de invoerformaliteiten zijn verricht en de verschuldigde douanerechten en heffingen van gelijke werking zijn voldaan en waarvoor geen gehele of gedeeltelijke teruggave van die rechten en heffingen is verleend (art. 29 Wv). Voorbeelden van goederen zijn: voedsel, kleding, telefoons. Voorbeeld van diensten: advocaat. Art. 28 lid 2: producten welke van oorsprong zijn uit de lidstaten alsook de producten uit derde landen welke zich in de lidstaten in het vrije verkeer bevinden.

c. Mocht het niet duidelijk zijn tussen welke twee je moet kiezen, dan moet je kijken welke vrijheid ondergeschikt is aan de ander. De diensten zijn een restcategorie (ro. 26 en 27 Omega). “Indien uit de omstandigheden van de zaak blijkt dat een van de vrijheden volledig ondergeschikt is aan de andere en daarmee kan worden verbonden.” Omega wilde dat het verbod ongeldig werd
verklaard, vanwege strijd met het Unierecht. In deze zaak was de vrijheid van dienstverrichting belangrijker dan het vrije verkeer van goederen, dus kijken naar art. 56. Er gelden dan andere rechtsregels; welke secundaire wetgeving is van toepassing? en er gelden andere rechtvaardigingsgronden.

Vraag 5- Heffingen

Volgens art. 28 lid 2 Wv is artikel 30 en de bepalingen van hoofdstuk 3 van deze titel ook van toepassing op de producten welke van oorsprong zijn uit de lidstaten alsook op de producten uit derde landen welke zich in de lidstaten in het vrije verkeer bevinden. Volgens art. 30 zijn in- en uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking verboden tussen de lidstaten, dit geldt ook voor douanerechten van fiscale aard. Heffingen die aan de grens worden geheven op buitenlandse producten zijn niet toegestaan. Heffingen van gelijke werking zijn heffingen die lijken op douanerechten, maar geen douanerechten zijn. Heffingen van gelijke werking die gelijke werking als in- en uitvoerrechten hebben. Heffingen van gelijke werking zijn bijvoorbeeld bepaalde
grenscontroles verplichten, waarvoor betaald moet worden. Dit zijn geen in- of uitvoerrechten, maar wel een heffing van gelijke werking. Het lijkt heel erg op een in- of uitvoerrecht, maar het is het niet.

Vraag 6- Artikel 34

a. Volgens Dassonville is een maatregel van gelijke werking iedere handelsregeling der Lidstaten die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, kan belemmeren, als een maatregel van gelijke werking als kwantitatieve beperkingen is te beschouwen (ro. 5). Volgens het arrest Cassis de Dijon heeft het ook betrekking op de vaststelling van een alcoholpercentage, dat in voor menselijke consumptie bestemd gedistilleerd ten minste moet voorkomen, zolang er sprake is van de invoer van gedistilleerd dat in een nadere Lidstaat rechtmatig geproduceerd en in de handel gebracht is (ro. 15). In Cassis de Dijon moet dit ook gezien worden als maatregel van gelijke werking, dit is zo omdat het vrij verkeer van goederen wordt belemmerd omdat dranken met een lager percentage niet als bedoelde drank verkocht worden. In de lidstaat van herkomst golden niet dezelfde regels als in Duitsland, het kon daar niet als likeur worden verkocht, waardoor het alcoholpercentage omhoog zou moeten, wat een belemmering is, want de markttoegang wordt belemmerd -> dual regulatory burden. In Cassis de Dijon is een regel daarvoor gegeven: wederzijdse aanvaardingsregel. Deze regel houdt er rekening mee dat om belemmeringen te voorkomen je elkaars goederen moet aanvaarden, als je dat niet doet is er sprake van een handelsbelemmering en dus een schending van art. 34. Dus ook een feitelijke handeling kan onder een maatregel van gelijke werking vallen.

b. Directe discriminatie vindt plaats wanneer een maatregel expliciet is gebaseerd op nationaliteit, geslacht, leeftijd etc. Indirecte discriminatie vindt plaats wanneer een ogenschijnlijk niet- discriminerende maatregel toch gevolgen heeft voor de nationaliteit, geslacht, leeftijd etc., als deze maatregel niet te rechtvaardigen is, is hij indirect discriminerend. Direct discriminatie is nooit te rechtvaardigen. Een voorbeeld van indirecte discriminatie staat in het arrest O’ Flynn. Directe discriminatie op grond van nationaliteit wil zeggen dat de nationaliteit het onderscheidingscriterium is in de betrokken nationale regelgeving. In plaats daarvan zien we vaker dat het onderscheid niet in formele zin gemaakt wordt op basis van een nationaliteitscriterium, maar op basis van een criterium dat wel tot gevolg heeft dat met name de buitenlandse marktdeelnemer door die wetgever wordt benadeeld. Dit wordt materiële/verkapte/indirect discriminatie genoemd.

c. Maatregelen die het vrije verkeer belemmeren of moeilijker maken zijn verboden op grond van de vrij-verkeer bepaling. Ro. 56 Commissie v. Italië -> negatieve uitwerking voor de toegang van dit product tot de markt van deze lidstaat.

d. Minimumprijzen. Kwalitatieve vereisten stellen aan producten; het ene land produceert kwalitatief hogere producten dan andere landen, waardoor het moeilijker wordt om die producten in het andere land te verkopen.  Technische voorschriften.

e. Er is sprake van een maatregel van gelijke werking omdat hij volgens de Dassonville-formule potentieel het vrij verkeer kan belemmeren. Er is geen kwantitatieve invoerbeperking, omdat alleen het verkopen
van glijbanen verboden is, niet het invoeren van glijbanen. Ze worden daardoor ook niet meer ingevoerd, wat dan slaat op de gelijke werking (als een kwantitatieve invoerbeperking).

Op tentamen: Dit is geen kwantitatieve invoerbeperking, maar een maatregel van gelijke werking. In het arrest Dassonville is een definitie van maatregel van gelijke werking gegeven: rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel belemmeren. Dit verkoopverbod kan potentieel belemmeren, omdat als je ze niet mag verkopen het ook geen zin heeft om te invoeren. In het arrest Cassis de Dijon staat de wederzijdse aanvaarding uitgelegd, omdat het in Finland wel geaccepteerd wordt, maar in Nederland niet, is er sprake van een belemmering. In het arrest Commissie v. Italië gaat het over het belemmeren van markttoegang. Het verkoopverbod belemmert de markttoegang.

f. Het is mogelijk dat ook neutrale regels verboden zijn op grond van art. 34 Wv als zij belemmerend werken, dat heeft het Hof bepaalt in het arrest Cassis de Dijon. Het verkoopverbod is een maatregel met onderscheid, omdat alle glijbanen uit Finland verboden worden.

Vraag 7- Rechtvaardigingsgronden

a. Een verdragsrechtelijke rechtvaardigingsgrond is gebaseerd op het EU- Werkingsverdrag, bijv. art. 36. Een jurisprudentiële rechtvaardigingsgrond is gebaseerd op jurisprudentie, waarbij het startschot werd gegeven door Cassis de Dijon. Verdragsrechtelijke rechtvaardigingsgronden zijn geschreven en kunnen dus veel minder breed uitgelegd worden. Jurisprudentiële rechtvaardigingsgronden zijn ongeschreven en kunnen veel breder uitgelegd worden. Kan gerechtvaardigd worden door dwingende vereisten van algemeen belang in jurisprudentie, rule of reason kan uitgebreid worden. Vereisten in art. 36 staan vast, doelen van schending art. 34 staan vast. De verdragsrechtelijke rechtvaardigingsgronden zijn limitatief, terwijl de rule of reason uitgebreid kan worden.

b. Er moet sprake zijn van een verbod op kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking, daarnaast moet er sprake zijn van een uitzondering, dus een toegestane belemmering en de harmonisatie moet ontbreken.
1. Nationale maatregel. 2. Is er sprake van harmonisatie (kijken naar de richtlijn, zo niet dan kijken naar verdragsbepalingen. 3. Kwantitatieve beperking/maatregel van gelijke werking (Dassonville ro. 5)/inbreuk art. 34 (tenzij art. 36 en proportionaliteit/inbreuk art. 34 (tenzij art. 36 en rule of reason + proportionaliteit/verkoopmodaliteiten. Er moet altijd sprake zijn van een soort algemeen belang (verdrag: doelen staan in verdrag, jurisprudentie: dwingende reden van algemeen belang). Jurisprudentie kan niet gebruikt worden bij inbreuk van art. 34 met onderscheid. Inbreuk zonder onderscheid kan bij allebei. Proportionaliteit: striktheid, noodzakelijk en proportionaliteit stricto sensu (wordt bijna nooit toegepast).

Vraag 8- Verkoopmodaliteiten en gebruiksvoorschriften

a. Verkoopmodaliteiten zijn geen maatregelen van gelijke werking en geen beperkingen of belemmeringen van het vrij verkeer, indien er geen sprake is van discriminatie. Er is in dit geval geen schending van art. 34, omdat het buiten het bereik van het artikel valt. Als er wel een schending van dit artikel is, kan dat nog gerechtvaardigd worden op grond van art. 36 en proportionaliteit. Er kan geen beroep worden gedaan op de rule of reason omdat erin de eisen van ro. 16 al gekeken wordt of er sprake is van discriminatie.

b. In de zaken Dassonville en bijv. Cassis de Dijon werden de maatregelen van gelijke werking heel breed uitgelegd, terwijl dat later, bijvoorbeeld in het arrest Keck, veel minder breed werd uitgelegd.

c. Volgens Keck is een reclameverbod een verkoopmodaliteit (ro. 16). Er zijn twee eisen: het moet van toepassing zijn op alle marktdeelnemers en het moet rechtens en feitelijk dezelfde invloed op nationale producten hebben. Er moet ook gekeken worden of er sprake is van een discriminatoire maatregel. Dit reclameverbod is niet van toepassing op alle marktdeelnemers, namelijk alleen voor Supra Saltus. Er is wel sprake van een discriminatoire maatregel, want Supra Saltus wordt ermee benadeeld, op basis van hun (Finse) nationaliteit. Het reclameverbod is dus in strijd met art. 34.

d. Dit verbod is niet in strijd met art. 34, omdat het van toepassing is op alle marktdeelnemers, namelijk alle producten van hoge glijbanen. Er is geen sprake van een discriminatoire maatregel omdat zij allemaal benadeeld worden door het reclameverbod, maar niet omdat iemand een bepaalde nationaliteit heeft.

Vraag 9- Proportionaliteit

Proportionaliteit wil zeggen dat het optreden van de EU niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is om de nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken. Er moet dan gekeken worden naar striktheid, noodzakelijkheid en proportionaliteit stricto sensu.

Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer