Inleiding tot Adult personality development: theories and concepts - TentamenTests 1

Open Vragen

Vraag 1

Welke drie theoretische perspectieven op ontwikkeling worden onderscheiden?

Vraag 2

Wat is het uitgangspunt van alle vroege-formatietheorieën?

Vraag 3

Wat houdt een levensscript (‘life script‘) in?

Vraag 4

Wat is de rol van een ‘crisis’ binnen de fasetheorieën?

Vraag 5

Waarin onderscheidt de dialectische benadering zich van de vroege-formatie- en fasetheorieën?

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

De vroege-formatietheorieën, fasetheorieën en de dialectische benadering.

Vraag 2

Ervaringen tijdens de kindertijd structureren iemands levensoriëntatie als volwassene. ervaringen tijdens de kindertijd structureren iemands levensoriëntatie als volwassene.

Vraag 3

Een levensscript is een oriëntatie richting de sociale omgeving die een kind in de eerste vijf levensjaren ontwikkelt en gedurende de rest van zijn leven aanhoudt.

Vraag 4

Een crisis beëindigt een fase; door een crisis ontwikkelt een persoon vaardigheden die nodig zijn om conflicten in een volgende fase op te kunnen lossen.

Vraag 5

De dialectische benadering gaat er vanuit dat er nooit stabiliteit bereikt zal worden.

Wat is psychoanalyse? - TentamenTests 2

Open Vragen

Vraag 1

Welke drie systemen worden er in de psychoanalyse onderscheiden en wat is hun samenhang?

Vraag 2

Wat wordt er binnen de psychoanalyse bedoeld met de term ‘libido’?

Vraag 3

Welke vijf ontwikkelingsfases worden onderscheiden binnen de psychoanalyse?

Vraag 4

Wat wordt bedoeld met het Oedipus-complex?

Vraag 5

Welke manieren zijn er volgens Horney om met angst in de omgang met anderen om te gaan?

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

In de psychoanalyse wordt onderscheid gemaakt tussen het id (primitieve en irrationele behoeftes), het superego (geweten en idealen) en het ego (realiteitsprincipe).

Het id houdt de andere twee systemen draaiende; het superego legt grenzen op aan het id en het ego bemiddelt tussen het id en het superego.

Vraag 2

Libido is de psychische energie die verbruikt wordt bij de pogingen om het id te bevredigen. Wanneer men libido op andere zaken kan richten gedurende het opgroeien, spreekt men van ontwikkeling.

Vraag 3

De orale fase, de anale fase, de fallische fase, de latentiefase en de genitale fase.

Vraag 4

Een kind dat zich in de fallische fase bevindt kan zich aangetrokken voelen tot zijn moeder en hierdoor jaloerse gevoelens ontwikkelen ten opzichte van zijn vader. Bij meisjes wordt dit ook wel het Electra-complex genoemd: zij beschuldigt de moeder van het feit dat zij zelf geen penis heeft en voelt zich inferieur, waardoor zij haar aandacht op haar vader richt.

Vraag 5

Iemand kan zich 1. naar mensen toetrekken, 2. van mensen afkeren en 3. vijandig tegen mensen opstellen. ‘Normale’ mensen integreren deze drie stijlen, terwijl neurotische mensen maar één stijl gebruiken.

Vraag 1

Welke drie systemen worden er in de psychoanalyse onderscheiden en wat is hun samenhang?

Hebben theorieën een subjectieve basis? - TentamenTests 3

Open Vragen

Vraag 1

Wat wordt bedoeld met de subjectiviteit van theorieën?

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

De concepten van theoretici komen (gedeeltelijk) voort uit de ervaringen die dezelfde theoretici gehad hebben.

Vraag 1

Wat wordt bedoeld met de subjectiviteit van theorieën?

Wat is Erikson's kijk op psychosociale ontwikkeling? - TentamenTests 4

Open Vragen

Vraag 1

Op welke vier punten verschilt Eriksons theorie van de psychoanalyse?

Vraag 2

Wat wordt bedoeld met het epigenetisch principe?

Vraag 3

Welke fase binnen Eriksons theorie wordt als belangrijkst beschouwd en waarom?

Vraag 4

Baumeister formuleerde op basis van Eriksons theorie twee types van identiteitscrisis. Welke twee types zijn dit en op welke fase in Eriksons theorie zijn ze gebaseerd?

Vraag 5

Welke twee processen moeten volgens Marcia doorlopen worden voordat een volwassen identiteit bereikt wordt?

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

1. Erikson legde de nadruk op zelfgenezing in plaats van op zelfvernietiging.
2. Het Ego is bij Erikson van groter belang en heeft hier een eigen psychische energie.
3. De zware biologische oriëntatie van de psychoanalyse wordt verworpen: de maatschappij heeft veel invloed op het individu.
4. Psychologische ontwikkeling vindt gedurende het hele leven plaats en niet alleen in de vroege kindertijd.

Vraag 2

Het succes waarmee een bepaalde crisis wordt opgelost legt de fundering voor het oplossen van crises in de volgende fasen.

Vraag 3

De eerste fase (vertrouwen versus wantrouwen) legt de fundering voor de rest van het leven. Vertrouwen schept orde en overzicht in de wereld en creëert daardoor veiligheid.

Vraag 4

Baumeister onderscheidde identiteitsgebrek en identiteitsconflict; beiden zijn gebaseerd op fase vijf (identiteit versus rolverwarring).

Vraag 5

Er moet een crisis ervaren worden (“wie ben ik echt?”) en er moeten toegewijde keuzes gemaakt worden.

Vraag 1

Op welke vier punten verschilt Eriksons theorie van de psychoanalyse?

Wat is een psycho-biografie? - TentamenTests 5

Open Vragen

Vraag 1

Wat is het verschil tussen psycho-geschiedenis en psycho-biografie?

Vraag 2

Welke twee verklaringen weerspiegelt de psycho-biografie volgens Crosby en Crosby?

Vraag 3

Wat is een voordeel van coherent-geheelverklaringen ten opzichte van causale verklaringen?

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

Psycho-geschiedenis richt zich op de analyse van een gebeurtenis, fenomeen, cultuur of nationaliteit. Psycho-biografie richt zich op het analyseren van de levensloop van één bepaald individu.

Vraag 2

Causale verklaringen (“waarom gedraagt iemand zich zo?”) en coherent-geheel verklaringen (“hoe is iemand?”).

Vraag 3

Causale verklaringen berusten op de kindertijd van de persoon in kwestie; dit is niet altijd handig, zeker niet als de betreffende persoon in vroegere tijden leefde. Bij coherent-geheelverklaringen hoeft de informatie uit de kindertijd er niet per se bij betrokken te worden.

Vraag 1

Wat is het verschil tussen psycho-geschiedenis en psycho-biografie?

Wat zijn hedendaagse fasetheorieën? - TentamenTests 6

Open Vragen

Vraag 1

Welke factoren beïnvloeden de opkomst van taken in de theorie van Havighurst?

Vraag 2

Wat zijn drie veelgehoorde kritieken op de theorie van Havighurst?

Vraag 3

De theorie van Gould is gebaseerd op componenten uit twee andere theorieën. Welke theorieën zijn dit?

Vraag 4

Wat is volgens Gould de basistaak die ten grondslag ligt aan ontwikkeling?

Vraag 5

Welke drie punten van kritiek zijn er te noemen bij de theorie van Gould?

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

Een combinatie van fysieke groei en culturele druk.

Vraag 2

1. Het vastpinnen van taken aan een leeftijd.
2. Het verwarren van “typisch” met “normaal”: niet iedereen heeft dezelfde levensloop.
3. Het feit dat er niet wordt gesproken over mogelijke voordelen van het “out of phase” zijn.

Vraag 3

De psychoanalyse en de object-relatietheorie.

Vraag 4

Het loslaten van verkeerde aannames (mythes).

Vraag 5

1. De data in zijn onderzoek zijn niet statistisch getest.
2. De data zijn gebaseerd op cross-sectioneel onderzoek.
3. Goulds uitspraken zijn generaliserend; hij gaat voorbij aan individuele verschillen.

Vraag 1

Welke factoren beïnvloeden de opkomst van taken in de theorie van Havighurst?

Wat is Levinson's kijk op psychosociale ontwikkeling? - TentamenTests 7

Open Vragen

Vraag 1

Levinson onderscheidt twee soorten periodes tijdens het volwassen leven. Welke periodes zijn dit en hoe zijn deze gerelateerd?

Vraag 2

Welke vier polariteiten onderscheidt Levinson tijdens de midlife?

Vraag 3

Welke kritiek is er op de theorie van Levinson?

Vraag 4

Fasetheorieën hebben een mannelijke bias. Wat zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen bij het toepassen van deze theorieën?

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

Levinson maakt onderscheid tussen overgansperiodes en stabiele periodes. De stabiele periodes worden gezien als levensstructuren; een overgangsperiode reflecteert de overgang tussen twee levensstructuren.

Vraag 2

1. Verbondenheid - afgesnedenheid.
2. Verwoesting - creatie.
3. Mannelijkheid – vrouwelijkheid.
4. Jong - oud.

Vraag 3

De data werd verzameld op basis van biografisch case-materiaal, het verzamelen van data stopte op 45-jarige leeftijd, er word geen gebruik gemaakt van statistische methodes, de interviewprocedure maakte had een psychoanalytische oriëntatie en er bestaat discrepatie tussen de data en de conclusies.

Vraag 4

Vrouwen hechten waarde aan andere dingen dan mannen; vrouwen hebben in tegenstelling tot mannen meer behoefte aan autonomie en succes op middelbare leeftijd; voor vrouwen zijn er meer individuele verschillen, omdat er voor hen meer combinaties van werk en gezinsleven mogelijk zijn

Vraag 1

Levinson onderscheidt twee soorten periodes tijdens het volwassen leven. Welke periodes zijn dit en hoe zijn deze gerelateerd?

Wat is de dialectisch benadering? - TentamenTests 8

Open Vragen

Vraag 1

Welke drie punten staan centraal binnen de dialectische benadering?

Vraag 2

Hoe worden persoonlijkheid en persoonlijkheidsontwikkeling gezien binnen de dialectische benadering?

Vraag 3

Wordt het dis-equilibrium als normaal of als abnormaal beschouwd?

Vraag 4

Waarom is het lastig om de dialectische benadering als goede theorie te zien?

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

1. Het idee van tegenovergestelde krachten (polariteiten).
2. De eenheid van polariteiten: de tegenstellingen kunnen niet zonder elkaar bestaan.
3. De dynamische relatie tussen de polariteiten waardoor constant verandering nodig is.

Vraag 2

Persoonlijkheid wordt gezien als verzet binnen paren van polariteiten binnen een individu. Persoonlijkheidsontwikkeling wordt gezien als een vervulling van elk van die kenmerken afzonderlijk.

Vraag 3

Omdat er een constante spanning tussen de paren van polariteit bestaat, is er vrijwel nooit sprake van stabiliteit of evenwicht. Het dis-equilibrium is dan ook een normale toestand: het wordt gezien als eeuwig durende worsteling.

Vraag 4

De dialectische benadering is als persoonlijkheidstheorie lang niet zo goed ontwikkeld is als andere benaderingen. Het is daarom beter om de benadering als een bepaald gezichtspunt te zien dan als een falsifieerbare theorie.

Vraag 1

Welke drie punten staan centraal binnen de dialectische benadering?

Is persoonlijkheid consistent? - TentamenTests 9

Open Vragen

Vraag 1

Welke drie punten van kritiek zijn te noemen als het gaat om het belang van stabiliteit van trekken (‘traits’)?

Vraag 2

Welke vijf factoren vormen grote aspecten van de persoonlijkheid en hoe worden zij samen aangeduid?

Vraag 3

Welke twee vormen van consistentie worden onderscheiden en wat houden zij in?

Vraag 4

Welke twee fasen voegde Vaillant toe aan de fasetheorie van Erikson?

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

Drie punten:

1. Trekken kunnen niet gegeneraliseerd worden over situaties: de externe situatie heeft een grotere invloed dan de interne persoonlijkheidsdispositie.
2. De mens heeft, volgens de humanistische benadering, de mogelijkheid te veranderen.
3. De fasetheorieën legden nadruk op groei en verandering.

Vraag 2

De vijf factoren die een rol spelen zijn:

1. Neuroticisme.
2. Extraversie.
3. Openheid.
4. Altruïsme.
5. Conscientieusheid.

Samen worden zij aangeduid als de “Big Five”.

Vraag 3

Men onderscheidt absolute consistentie, waarbij bepaalde scores op een bepaalde persoonlijkheidstrek precies hetzelfde blijven bij het ouder worden, en de relatieve consistentie, waarbij de scores met de leeftijd veranderen in een consistente richting. De relatieve positie van de persoon blijft hierbij hetzelfde.

Vraag 4

Het vast worden van een carrière en de betekenis houden versus rigiditeit.

Vraag 1

Welke drie punten van kritiek zijn te noemen als het gaat om het belang van stabiliteit van trekken (‘traits’)?

Conclusie van Adult personality development: theories and concepts - TentamenTests 10

Open Vragen

Vraag 1

De genoemde benaderingen van persoonlijkheidsontwikkeling zijn alledrie te plaatsen op een continuüm van stabiliteit en verandering. Welke plaatsen zouden de drie benaderingen respectievelijk innemen op dit continuüm?

Vraag 2

Noem enkele redelijk stabiele aspecten van persoonlijkheid.

Vraag 3

Noem enkele aspecten van persoonlijkheid die aan verandering onderhevig zijn.

Vraag 4

Wat is het probleem met methodologie als het gaat om stabiliteit van persoonlijkheidstrekken?

Vraag 5

Welke twee methodes onderscheiden Stewart en Vandewater als het gaat om stabiliteit en verandering?

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

De psychoanalyse (als vroege-formatietheorie) wordt rond het stabiliteitsuiterste geplaatst; de fasetheorieën staan vanwege hun abrupte overgangen halverwege de kant van verandering en de dialectische benadering staat bijna op het veranderingsuiteinde, vanwege de continue verandering en instabiliteit.

Vraag 2

Emotionele stijl, introversie/extroversie, niveau van angst, copingstijlen, en depressie.

Vraag 3

Waarden, zelfwaardering, het gevoel controle te hebben over je leven.

Vraag 4

Er wordt vaak meer stabiliteit (of verandering) gevonden dan werkelijk het geval is.

Vraag 5

Zij onderscheiden harde (‘tough’) en zachte (‘tender’) methodes. De harde methodes zijn gebaseerd op gestandaardiseerde metingen met een flinke hoeveelheid normatieve data, terwijl zachte methodes gebruik maken van open vragen die niet objectief gescoord kunnen worden.

Vraag 1

De genoemde benaderingen van persoonlijkheidsontwikkeling zijn alledrie te plaatsen op een continuüm van stabiliteit en verandering. Welke plaatsen zouden de drie benaderingen respectievelijk innemen op dit continuüm?