Strafrecht 3 werkgroepuitwerkingen 2018/2019 week 2

Werkgroep 2 – Voorarrest

 

Aantekeningen

 

Aanhouding is wel een vrijheidsbenemend  dwangmiddel, maar valt niet onder het voorarrest. Bewaring en gevangenhouding en- neming zijn de voorlopige hechtenis. Voorarrest bevindt zich voor de berechting. Artikel 5 EVRM is van toepassing bij vrijheidsbeneming, dat gaat niet over de vrijheidsbeperking zoals staande houden. Goed het onderscheid maken tussen vrijheidsbeneming en vrijheidsbeperking. Vrijheidsbeneming is alleen toegestaan als het valt onder een van de gevallen genoemd in artikel 5 lid 1 onder a t/m f EVRM. Dit artikel stelt ook voorwaarden aan het nationaal recht voordat iemand kan worden opgesloten, namelijk de materiele rechtmatigheidseisen en formele rechtmatigheidseisen:

  • Inhoudelijke eisen die worden gesteld aan de vrijheidsbeneming. Het moet bijvoorbeeld duidelijke zijn waar je aan toe bent
  • Formele eisen hebben te maken met de procedure. Het gaat om de waarborgen in de procedure dat er ook daadwerkelijk wordt getoetst dat er aan alle voorwaarden is voldaan.

Verloop

 

  • Ophouden voor onderzoek artikel 56a Sv. Het moet gaan om een aangehouden verdachte. (Hulp)ovj moet het bevel geven. De tijd is 6 of 9 uur. 6 uur als er geen voorlopige hechtenis is toegelaten, 9 uur als er wel voorlopige hechtenis is toegelaten. Hoe kan je iemand ophouden voor onderzoek als er geen voorlopige hechtenis is toegelaten? In de gevallen van heterdaad. ‘s Nachts wordt de tijd niet meegerekend, dus dan kan de termijn in principe worden verlengd. Je kan iemand dus wel 18 uur lang vasthouden. Wat is de grond om iemand op te houden voor onderzoek? Het belang van het onderzoek.

 

  • Inverzekeringstelling artikel 57 Sv. Dit is mogelijk wanneer voorlopige hechtenis is toegelaten. Dus er moet sprake zijn van een gevangenisstraf van 4 jaar of meer. De OvJ geeft weer het bevel. Verlenging kan alleen door de OvJ en niet door de hulpOvJ. De termijn is drie dagen + nog eens drie dagen. De grond is weer het belang van onderzoek.

 

  • Bewaring artikel 63 e.v. Sv. Dit is mogelijk wanneer voorlopige hechtenis is toegelaten. De rechter-commissaris heeft het bevel, maar dat gebeurt op vordering van de OvJ. De termijn is 14 dagen. In artikel 67a Sv staan de gronden voor bewaring.

 

  • Gevangenhouding en –neming artikel 65 e.v. Sv. Dit is mogelijk wanneer voorlopige hechtenis is toegestaan. Gebeurt door de rechtbank (raadkamer) op grond van artikel 67 Sv. De termijn is maximaal 90 dagen artikel 66 lid 1 Sv. De gronden zijn de gronden voor voorlopige hechtenis artikel 67a Sv.

 

Hoe groter de inbreuk die worden gemaakt op een burger, hoe strenger de voorwaarden zijn die daaraan worden gesteld. Eén grond is voldoende zoals die benoemd zijn in artikel 67a Sv. Er moet een geval zijn en er moet een grond zijn. Het is van belang dat je dit onderscheid maakt. De gevallen zijn de strafbare feiten waar voorlopige hechtenis voor openstaan. De gronden zijn de redenen. De vijfde grond is collusiegevaar, dit is geen waarheidsvinding. Verder onderzoek doen is geen goede grond om iemand in bewaring te stellen. Dat is anders bij het onderzoeksbelang bij inverzekeringstelling. Daar is waarheidsvinding wel van belang. Zoals de verdachte horen over het strafbare feit, DNA afnemen, vingerafdrukken etc.

 

Om de rechtmatigheid van een inverzekeringstelling te toetsen kijk je naar de volgende criteria:

 

  • Gevallen van voorlopige hechtenis (artikel 67 lid 1 en 2 Sv)
  • Gronden voor voorlopige hechtenis
  • Ernstige bezwaren (artikel67 lid 3 Sv). Verdenkingscriterium. Moet zwaarder zijn dan redelijk vermoeden van schuld, beiden moet je baseren op bewijs.
  • Anticipatiegebod (artikel 67a lid 3 Sv). RC moet rekening houden met de straf die de rechter gaat opleggen, op die manier kan worden voorkomen dat iemand heel lang wordt vastgezet, terwijl die een veel lagere straf krijgt.

 

Voorarrest toegestaan op grond van artikelikel 5 lid 1 onder c

  • Doel: berechting (for the purpose of bringing him before the competent legal authority)
  • Voorwaarde: redelijke verdenking
  • Aanvullende redenen : prevention en fleeing (opsomming niet uitputtend)
  • EHRM toetst of goede redenen bestaan voor voortduring voorarrest (of voorarrest lawful is en blijft)

 

Voorwaarde 2 lid 3:

Prompte voorgeleiding (promptly). In arrest Brogan hebben ze bepaald wat niet meer onder prompte voorgeleiding viel. Dat was namelijk 4 dagen en 6 uur. Dit was de tijd dat de verdachte nog niet voor een rechter was gebracht.  Dat was te lang, dus dan wordt artikel 5 EVRM geschonden. Dus het moet eerder. Dat heeft de Nederlandse wetgever bepaald in artikel 59a Sv. Binnen drie dagen en 18 uur. Dat is op het randje wat de Europese wetgever toestaat. Termijn gaat lopen vanaf de aanhouding. Verder moet er de waarborg zijn dat de overheid geen misbruik van de bevoegdheid maakt om burgers hun vrijheid te ontnemen

 

Artikel 59a Sv: RC toetst inverzekeringstelling

Aan de hand van de volgende criteria:

  • Een redelijke verdenking
  • Een geval van voorlopige hechtenis
  • Een onderzoeksbelang
  • Naleving van vormvoorschriften
  • Gronden voor onrechtmatigheid, waaronder strijd met het ongeschreven recht

RC kijkt terug in de tijd, of het in het verleden goed is gegaan. Dat is anders in het geval dat er een bewaring moet worden opgelegd.

 

Wat is nou het onderzoeksbelang?

  • Bestaat in ieder geval uit waarheidsvinding. Zie r.o. 4.3 arrest Belang van het onderzoek.  Niet alleen waarheidsvinding, maar ook dat je alvast mag vooruitlopen op een vordering van inbewaringstelling. Waarom is dat van belang? Stel een verdacht heeft alles wel gezegd, maar als we hem vrijlaten dan willen we voorkomen dat hij nog een strafbaar feit pleegt. Er is geen onderzoeksbelang meer, maar het is wel onwenselijk om hem vrij te laten. Daarom mag je dat ook onder het onderzoeksbelang scharen.

 

 

 

Algemene vragen

 

  1. Welke vier fasen kunnen in het voorarrest worden onderscheiden?

a. ophouden voor onderzoek (artikel 61 Sv; artikel 56a en 56b Sv)

b. inverzekeringstelling (artikel 57 e.v. Sv)

c. bewaring (artikelen 63 e.v. Sv)

d. gevangenhouding (artikel. 65 e.v. Sv)

 

2.       Wat is het doel van het horen van de verdachte door de (hulp)officier van justitie voorafgaande aan het ophouden voor onderzoek?

          De verdachte kan zich beklagen over de onrechtmatigheid van de aanhouding of aantonen dat de verdenking op een misverstand berust, waardoor hij dadelijk in vrijheid moet worden gesteld.

 

3.       Wat is de grond voor het ophouden voor onderzoek?

          Het belang van het onderzoek, waaronder ook wordt

verstaan het belang van het aan de verdachte in persoon uitreiken van mededelingen over de strafzaak, ex art. 61 lid 3 Sv.

 

4.       In welk geval en op welke grond is inverzekeringstelling mogelijk?

          Inverzekeringstelling is alleen mogelijk als sprake is van een geval van voorlopige hechtenis (artikel 58 lid 1 jo. Artikel 67 lid 1 en 2 Sv). De inverzekeringstelling kent haar eigen grond. Zij vindt volgens artikel 57 lid 1 Sv plaats in het belang van het onderzoek.

         

5.       Stelling: onder het belang van het onderzoek kan ook gerekend worden het belang van een verantwoorde besluitvorming met betrekking tot de voortzetting van vrijheidsbeneming in de vorm van voorlopige hechtenis. Is deze stelling juist?

          Deze stelling is juist, dat heeft de Hoge Raad geoordeeld op 31 oktober 2000 (NJ 2000, 239)

 

6a.     Wanneer begint de termijn voor rechtmatigheidstoetsing van drie dagen en achttien uur uit artikel. 59a lid 1 Sv te lopen?

          Vanaf het tijdstip van de aanhouding

 

6b.    Welke vijf punten moet de rechter-commissaris. in het kader van de rechtmatigheidstoets van artikel. 59a lid 1 Sv onderzoeken als deze de inverzekeringstelling beoordeelt?

          (1) een redelijke verdenking

          (2) een geval van voorlopige hechtenis

          (3) een onderzoeksbelang

          (4) naleving van de vormvoorschriften

          (5) of de inverzekeringstelling op andere gronden onrechtmatig is

 

7.       Wat zal de rechter-commissaris doen als hij de inverzekeringstelling onrechtmatig oordeelt?

          De RC stelt de verdachte in vrijheid of het vormverzuim blijft zonder sanctie

 

8.       Welke van de fasen uit vraag 1. vallen onder het begrip voorlopige hechtenis?

          Bewaring en gevangenneming

 

9.       Is er ten tijde van de voorlopige hechtenis al sprake van vervolging?

          De beslissingen over voorlopige hechtenis worden genomen door een rechter-commissaris of (de raadkamer van de) rechtbank. De rechter is op vordering van de officier van justitie bij de zaak betrokken en derhalve is er sprake van vervolging.

         

10.     Wanneer is sprake van een geval van voorlopige hechtenis?

          De gevallen voor voorlopige hechtenis staan in art. 67 lid 1 en 2 Sv. De hoofdregel staat in lid 1 sub a: het moet gaan om een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving vier jaar gevangenisstraf of meer is gesteld. In lid 1 sub b en c staan nog limitatief opgesomde misdrijven die niet onder het eerste criterium vallen, maar waarvoor wel voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast geldt nog de uitzondering van lid 2 voor verdachten die in Nederland geen bekende woon- of verblijfplaats hebben.  

 

11.     Wanneer is sprake van een grond voor voorlopige hechtenis?

          Wanneer er is sprake is van (1) een gevaar voor vlucht, (2) geschokte rechtsorde, (3) gevaar voor recidive, (4) ordeverstoringen en (5) onderzoeksbelang

 

12.     Wanneer is sprake van ernstig gevaar voor vlucht?

          Het moet ernstig en concreet zijn. Volgens de wet moet het gevaar blijken uit bepaalde gedragingen en verdachten of uit bepaalde omstandigheden die hem persoonlijk betreffen. Het enkele feit dat de verdachte van een ernstig misdrijf wordt verdacht, is niet een hem persoonlijk betreffende omstandigheid op grond waarvan vluchtgevaar kan worden aangenomen.

 

13.     Wat zijn naast de eis van een geval en een grond, de twee andere voorwaarden die in beginsel gelden voor voorlopige hechtenis?

          (1) een bevel tot voorlopige hechtenis mag alleen worden gegeven als sprake is van ernstige bezwaren.

          (2) bij de toepassing van voorlopige hechtenis mag geen voorschot worden genomen op de later op te leggen straf. Dat de rechter verwacht dat de verdachte (zwaar) wordt gestraft, mag geen reden vormen hem voorlopig te hechten.

 

14.     Stelling: de rechter-commissaris kan de bewaring als bedoeld in artikel. 63 Sv ambtshalve bevelen. Is deze stelling juist?

          Deze stelling is onjuist, de RC kan dat alleen een bewaring bevelen op vordering van de OvJ.

 

15.     Kan bewaring ook bevolen worden tegen een verdachte die niet in verzekering is gesteld?

          Ja. In de praktijk gaat het bijna altijd om verdachten die in verzekering zijn gesteld, maar ook tegen een verdachte die zich op vrije voeten bevindt kan een bevel bewaring worden afgegeven.

 

16.     Kan het bevel gevangenhouding zoals bedoeld in artikel. 65 Sv ook worden bevolen tegen een verdachte die niet in bewaring zit?

          Nee, het bevel kan alleen worden gegeven ten aanzien van een verdachte die zich in bewaring bevindt.

         

17.     Wanneer begint de termijn van veertien dagen bewaring?

          Volgens artikel 64 lid 1 Sv gaat de termijn in op het ogenblik der tenuitvoerlegging.

 

18.     Hoe lang kan de gevangenhouding duren?

          Artikel 66 lid 1 Sv bepaalt dat de gevangenhouding voor ten hoogste negentig dagen kan worden bevolen.

 

19.     Waarom schrijft artikel. 5 lid 2 EVRM voor dat de reden van de vrijheidsbeneming onverwijld aan de betrokkene moet worden medegedeeld?

          Omdat het anders moeilijk wordt voor de verdachte om de rechtmatigheid aan te vechten als men niet weet waarvoor hij is vastgezet.

 

20.     Is een officier van justitie een ‘other officer authorised by law to exercise judicial power’ uit artikel. 5 lid 3 EVRM?

          Nee, omdat de OvJ de nodige onafhankelijkheid mist.

 

21.     Is het verplicht voor het Openbaar Ministerie om een verdachte te vervolgen die op basis van artikel. 5 lid 1 sub c EVRM van zijn vrijheid is benomen, bijvoorbeeld omdat hij in verzekering is gesteld?

          Nee, want de vrijheidsbeneming kan er juist toe dienen daarover een beslissing te nemen.

 

22.     Stelling: als een verdachte in eerste aanleg is veroordeeld tot een gevangenisstraf, en hij gaat van die uitspraak in hoger beroep, dan valt de voorlopige hechtenis die op hem wordt toegepast onder artikel. 5 lid 1 sub c EVRM, want er is geen sprake van een onherroepelijke veroordeling. Is deze stelling juist?

          Nee. Het EHRM legt het begrip ‘conviction’ uit art. 5 lid 1 sub a EVRM autonoom uit. Het Hof verstaat onder ‘conviction’ ook een herroepelijke veroordeling. De voorlopige hechtenis die wordt toegepast nadat een verdachte in hoger beroep is gegaan van de veroordeling in eerste aanleg valt dus onder art. 5 lid 1 sub a EVRM.

 

23.     Wat is collusiegevaar?

          Dat het onderzoek wordt gefrustreerd als de verdachte zou worden vrijgelaten. Het gevaar voor het verdwijnen van bewijsmateriaal doordat de verdachte sporen uitwist, getuigen bedreigt, of afspraken maakt met medeverdachten.

 

Arresten

 

Brogan tegen het Verenigd Koninkrijk

1.         Klagers klagen over schending van artikel 5 lid 1 sub c EVRM onder meer omdat zij niet zijn vastgehouden om voor de bevoegde rechterlijke instantie te worden geleid. Hoe oordeelt het EHRM over deze klacht?

            In r.o. 49 stellen klagers dat hun vrijheidsbeneming niet strookt met art. 5 lid 1 sub c EVRM omdat ze niet waren aangehouden voor verdenking van een ‘offence’ en omdat de aanhouding niet tot doel had ze voor een ‘competent legal authority’ te brengen.

2.         Het EHRM geeft aan waarom het belangrijk is dat een gedetineerd persoon ‘promptly’ voor een rechter moet worden geleid (zie artikel. 5 lid 3 EVRM). Welke argumenten voert het EHRM hiervoor aan?

            Dat artikel houdt een fundamenteel mensenrecht in, namelijk de bescherming van het individu tegen willekeurig overheidsingrijpen op zijn recht op bewegingsvrijheid. Rechterlijke controle is hierbij van essentieel belang omdat rechterlijke controle het risico van willekeurig overheidsoptreden vermindert

3.         Tot welk oordeel komt het EHRM in deze zaak?

Schending van art. 5 lid 3 EVRM voor alle vier de klagers. Uit r.o. 62 volgt dat zelfs de kortste termijn van vier dagen en 6 uur die een van de klagers heeft vastgezeten zonder dat hij voor een rechter is gebracht, te lang is en niet meer kan vallen onder de definitie van het woord ‘promptly’.

4.         Op grond van artikel. 5 lid 4 EVRM heeft degene die van zijn vrijheid is beroofd het recht voorziening te vragen bij een rechter die beslist over de rechtmatigheid van zijn detentie (habeas corpus). Kent het Nederlandse recht een dergelijke voorziening?

            Ja, zie art. 59a Sv voor de rechtmatigheidstoetsing van de inverzekeringstelling. Op grond van lid 4 van dit artikel kan de verdachte de RC zijn invrijheidsstelling verzoeken.

 

Belang van het onderzoek

1.         Schets de gang van zaken wat betreft de toepassing van dwangmiddelen in deze zaak.

            Verdachte is op heterdaad aangehouden wegens winkeldiefstal,waarna hij is voorgeleid aan de hulp-OvJ en vervolgens in verzekering is gesteld.Vervolgens is het zogenaamde ‘supersnelrecht’ toegepast waarbij verdachte binnen de termijn van 3 dagen en 15 uren, dus voor het tijdstip waarop verdachte ex art. 59a Sv voor de RC moet worden geleid voor een rechtmatigheidstoetsing, is gedagvaard om voor de politierechter te verschijnen. Op die terechtzitting heeft de rechter de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling getoetst en de toepassing van dit dwangmiddel rechtmatig geoordeeld. De rechter heeft – ten onrechte, zie r.o. 4.6 – de vordering van de OvJ tot gevangenneming van de verdachte afgewezen en de gevangenhouding bevolen.

2.         Wat is volgens de Hoge Raad de betekenis van het begrip ‘belang van het onderzoek’ in artikel. 57 lid 1 Sv?

            Zie r.o. 4.3. Volgens de Hoge Raad brengt redelijke wetstoepassing mee dat onder het onderzoeksbelang uit art. 57 lid 1 Sv niet alleen moet worden begrepen het onderzoek naar het mogelijk gepleegde strafbare feit, maar ook het onderzoek, zowel door de officier van justitie als door de rechter die over een door de officier van justitie ingediende vordering tot voorlopige hechtenis heeft te oordelen, naar de mogelijkheid en wenselijkheid een bevel tot voorlopige hechtenis te vorderen dan wel te geven.

 

Buzadji tegen Moldavië

1.         Welke bepaling in het EVRM waarborgt voor de verdachte de vrijlating in afwachting van het proces? Je berechting altijd in vrijheid afwachten. R.o. 89 the presumption is always in favour of release.       

2.         Welke mate van verdenking is noodzakelijk voor de toepassing van voorlopige hechtenis volgens nationaal recht? En volgens het EHRM?

A persistence of a reasonable suspicion. (R.o.87) In Nederland moet het gaan om ernstige bezwaren.  

3.         Is alleen een verdenking van een strafbaar feit volgens het EHRM voldoende om aan een verdachte zijn vrijheid te ontnemen?

            Voor voorlopige hechtenis zijn naast redelijke verdenking aanvullende ‘relevant and sufficient’ reasons for detention vereist, r.o 102.

4.         Wat volgens het EHRM goede redenen om voorlopige hechtenis te bevelen?

            Ro. 88 in ieder geval vluchtgevaar, collusiegevaar, recidivegevaar, gevaar voor publieke orde en bescherming gevangene, maar er zijn ook andere redenen denkbaar. Maar altijd op basis van concrete feiten.

5.         Tot welk oordeel komt het EHRM in deze zaak? Waarom? Het hof vindt dat artikel 5 lid 3 is geschonden,. Alle redenen die gegeven waren door de rechter waren onbevredigend. Twee voorbeelden:

            1) collusiegevaar. Dat is op zich een goede reden, maar de onderbouwing was zeer matig. Verdachte werd verdacht van fraude. Verdachte werd pas heel laat aangehouden na de verdenking, dus dan had hij allang kunnen overleggen met andere mensen

            2) de rechters die noemen op een gegeven moment dat de verdachte zou gaan vluchten. Maar er was geen enkele onderbouwing waarom hij zou gaan vluchten, het enkele feit dat het een ernstig delict is niet voldoende. Onderbouwing moet zijn gebaseerd op concrete aanwijzingen, motivering was stereotyped and abstract. Ro. 115-122.

 

 

 

Oefenvragen

 

Casus 1

 

Op vrijdag 12 oktober 2018 om 04.00 uur belt Tim de meldkamer van de regiopolitie Groningen en doet melding van een gewelddadige diefstal. Twee mannen hebben eerder die nacht zijn woning aan de Oosterhamrikkade 34 te Groningen overvallen. In de woning hebben ze Tim geschopt, geboeid en geslagen met een pistool. Tim beschrijft de daders: het waren twee blanke mannen en zij droegen grijze sweaters met capuchon en donkere trainingsbroeken. Ze hadden een rode sporttas bij zich. De twee mannen hebben Tim’s autosleutels en zijn auto gestolen: een donkerblauwe Renault Megane met kenteken: 00-AAW-1. Twee opsporingsambtenaren ontvangen van de meldkamer de melding om 04.10 uur en om 06.00 uur zien zij tijdens een reguliere surveillance op de Ring Groningen de donkerblauwe Renault Megane rijden. Het kenteken komt overeen met de gestolen auto. Op de hoedenplank zien de opsporingsambtenaren bovendien een rode sporttas liggen. Daarop besluiten ze de auto een stopteken te geven. Er zit één persoon in de auto, dat is Laurens en hij voldoet aan het signalement. Hij stapt uit en gooit meteen zijn handen in de lucht. De opsporingsambtenaren twijfelen geen moment en houden Laurens aan op verdenking van artikel. 312 lid 2 sub 1 en 2 Sr en brengen hem vervolgens naar het politiebureau. Laurens wordt vervolgens om 09.00 uur voorgeleid aan de hulpofficier van justitie. Laurens heeft contact gehad met zijn advocaat Wim de Jong. Zijn advocaat is aanwezig bij de voorgeleiding en tijdens het verhoor. Laurens bekent dat hij samen met medeverdachte Evert de gewelddadige diefstal in de woning van Tim heeft gepleegd. De hulpofficier van justitie stelt Laurens daarop in verzekering, omdat hij hem verder wil verhoren en daarnaast de wenselijkheid van een vordering inbewaringstelling wil onderzoeken.

 

Twee dagen later wordt Laurens voorgeleid bij de rechter-commissaris.

 

1.       Hoe zal een rechter-commissaris de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling beoordelen? Hij zal kijken naar de volgende gronden:

          (1) een redelijke verdenking. Ja er is in casu een redelijke verdenking. Het kenteken van de gestolen komt overeen, er ligt een rode sporttas en de persoon voldoet aan het signalement. Verder is er ook een bekentenis. De RC moet toetsen of er na de aanhouding een redelijke verdenking is.

          (2) een geval van voorlopige hechtenis. Op grond van artikel 67 lid 1 sub a Sv jo. Artikel 312 Sr staat op gewelddadige diefstal 12 jaar dus er is aan het criterium van 4 jaar voldaan.

          (3) een onderzoeksbelang. Ja, er is sprake van een onderzoeksbelang. De hulpOvJ wil hem nog vasthouden om te kijken of er een vordering tot inbewaringstelling moet worden gedaan. HulpOvJ geeft aan dat hij nog verder wil verhoren.

          (4) vormvoorschriften nageleefd. Geen bevel van Ovj, er is geen aanhouding op heterdaad. Ze hadden dus wel de tijd gehad om met de OvJ te bellen. Dus de vormvoorschriften zijn niet nageleefd.  

NB: Als er kleine procedurele voorschriften niet zijn genoemd, dan mag je er vanuit gaan dat het goed is gegaan.

          (5) of de verzekeringstelling op andere gronden onrechtmatig is. Kijken naar de beginselen, zoals proportionaliteit en subsidiariteit.

          Lijkt geen probleem.

          NB: Als er op het tentamen staat dat je alle voorwaarden langs moet gaan, dan moet je dat ook doen.

          Mogelijk gevolg: onrechtmatige aanhouding leidt tot onrechtmatige inverzekeringstelling

 

Casus 2

 

Op een mooie zonnige dag in mei loopt de 20-jarige Anna door het Noorderplantsoen. Opeens staat er naakte man voor haar die zijn geslachtsdeel vasthoudt. Anna schrikt en loopt snel door. Hoewel zij niet erg van streek is door het voorval besluit zij toch aangifte te doen. Bij het politiebureau op de Rademarkt neemt agent Wouter de aangifte af. Anna vertelt bij de aangifte dat het haar opviel dat de man er onverzorgd uitzag, een groen geverfde baard had en opvallende tatoeages had op de handen.

 

De volgende dag ziet agent Wouter de hem ambtshalve bekende Henk Visser lopen. Henk is een bij de politie bekende dakloze die al jaren in de stad Groningen rondzwerft en regelmatig betrokken is bij incidenten waarbij hij naakt rondloopt. Wouter ziet dat Henk recent zijn baard groen heeft gekleurd en nog steeds opvallende tatoeages op zijn handen heeft. Daardoor heeft Wouter – in combinatie met zijn kennis over het strafblad van Henk – direct het sterke vermoeden dat Henk degene is die Anna bij haar aangifte heeft omschreven. Hij houdt hem staande en vraagt ondertussen zijn collega om de officier van justitie te bellen, zodat die een bevel tot aanhouding buiten heterdaad kan geven. De officier van justitie geeft het betreffende bevel en Henk wordt meegenomen naar het bureau.

 

Op het bureau aangekomen wordt Henk voorgeleid aan de hulpofficier van justitie. Nadat aan Henk zijn rechten zijn voorgelezen, doet Henk afstand van zijn recht op rechtsbijstand. Vervolgens wordt Henk verhoord in verband met de aangifte van Anna en enkele andere incidenten waarbij mannen hun geslachtsdelen hebben getoond. Voorafgaand aan het verhoor krijgt Henk de cautie. Henk weigert tijdens het verhoor een verklaring af te leggen en geeft geen enkel antwoord op de vragen van de agenten of hij betrokken is geweest bij de incidenten. Na een aantal uren vinden de agenten het wel mooi geweest. Zij verzoeken de officier van justitie om Henk in verzekering te stellen, zodat hij de volgende dag weer kan worden verhoord.  De officier van justitie acht het ophelderen van al die incidenten waarbij de eerbaarheid is geschonden (artikel. 239 Sr) in het belang van het onderzoek en geeft het bevel tot inverzekeringstelling. De volgende dag wordt Henk weer verhoord en dit keer bekent hij twee dagen daarvoor naakt te hebben rondgelopen in het Noorderplantsoen. Ook geeft hij inzake de andere incidenten alle informatie die van hem wordt gevraagd. Hoewel de officier van justitie besluit geen vordering tot inbewaringstelling te doen, wordt Henk na het verhoor wel weer terug gebracht naar zijn cel. Het is tenslotte mooi weer en zo kunnen alle stadjers en studenten ongestoord in het Noorderplantsoen recreëren.

 

Drie dagen en zeventien uur na de aanhouding wordt Henk voorgeleid voor de rechter-commissaris.

 

1.       Stel u bent de rechter-commissaris. Beoordeel de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling. Besteed aandacht aan alle punten die de rechter-commissaris in zijn overweging moet betrekken.

          (1) een redelijke verdenking. De verdachte voldoet aan het signalement. Het is geoorloofd dat Wouter de kennis meeneemt die hij over de verdachte heeft.

          (2) een geval van voorlopige hechtenis. Op grond van artikel 67 Sv jo. artikel 239 Sr staat voor dit delict niet meer dan vier jaar gevangenisstraf. Dat betekent dat dit geen geval is van voorlopige hechtenis. Het bevel tot inverzekeringstelling is dus onrechtmatig.

          (3) een onderzoeksbelang. Ja, de OvJ acht het ophelderen van al die incidenten waarbij de eerbaarheid is geschonden (artikel. 239 Sr) in het belang van het onderzoek

          (4) vormvoorschriften nageleefd. Er blijkt niet uit de casus dat aan Henk is gemeld bij de staandehouding voor welk delict hij verdacht wordt.

          (5) of de verzekeringstelling op andere grond onrechtmatig is. Kijken naar de proportionaliteit en subsidiariteit.

          Conclusie: de inverzekeringstelling is onrechtmatig

 

Casus 3

 

Andries Looper heeft met zijn scooter (die te boek staat als ‘snorfiets’, maar die flink is opgevoerd) de toegestane snelheid fors overschreden en heeft daardoor een ongeval veroorzaakt waarbij het slachtoffer letsel heeft opgelopen (artikel. 5 WVW). Het slachtoffer, een leraar van de middelbare school, reed op de fiets achter een groep brugklassers met wie hij onderweg was naar de sporthal voor de wekelijkse gymnastiekles. Getuigen die het incident zagen vertelden dat de leraar – toen hij Andries hoorde aankomen – nog probeerde Andries met armgebaren te waarschuwen en zichzelf breed te maken om de groep leerlingen te beschermen tegen de aanstormende en luid toeterende scooter. Maar Andries kon hem niet meer ontwijken door zijn niets en niemand ontziende rijstijl en de hoge snelheid.

 

Nadat aanhouding en inverzekeringstelling is Andries in bewaring gesteld om hem te beschermen tegen de woede en de dreigementen van een aantal omstanders die het ongeval hadden zien gebeuren.

 

1.       In welke opzichten is in deze casus niet voldaan aan de voorwaarden om Andries in bewaring te stellen?

          (1) Is er sprake van een geval van voorlopige hechtenis? Op grond van artikel 177 lid 1 sub a jo. sub d WVW wordt overtreding van artikel 5 WVW gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden. Artikel 5 WVW wordt niet genoemd in artikel 67 Sv en dat betekent dat er geen voorlopige hechtenis hiervoor openstaat. Als er geen voorlopige hechtenis openstaat, betekent dat ook dat Andries niet in bewaring had kunnen worden gesteld. Voorlopige hechtenis is nooit mogelijk bij een overtreding! Dat laatste is het betere antwoord.

          (2)  Is er sprake van ernstige bezwaren? Voldoende waarschijnlijk is dat de verdachte het strafbare feit heeft begaan.

          (3) Grond voorlopige hechtenis? Artikel 67a Sv

          Geschikte rechtsorde alleen bij 12 jaar en meer. Niet de bescherming van de verdachte.

          (4) Anticipatiegebod

          Hoeft geen probleem te zijn.

 

Casus 4

 

Bob Dijkstra is aan cocaïne verslaafd. Hij bekostigt zijn drugs door middel van winkeldiefstal en insluiping. Inbreken durft hij niet, bang als hij is voor geweld. Op 28 augustus 2014 is hij op heterdaad bij een diefstal betrapt. Op het bureau bekent hij nog een dertigtal diefstallen.

1.       Kan Bob in bewaring worden gesteld?

          (1) Is er sprake van een geval van voorlopige hechtenis? (artikel 67 lid 1 of lid 2 Sv)?

          Ja, zie art. 67 lid 1 sub a Sv jo art. 310 Sr (vier jaar; insluiping, maar geen braak, dus geen 311 Sr). Misschien is de verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats  (art. 67 lid 2 Sr.) Ook dat is een geval voor voorlopige hechtenis.

          (2) Is er sprake van ernstige bezwaren (artikel 67 lid 3 Sv)?

          Ook daaraan is voldaan. Immers, hij is op heterdaad betrapt en heeft nog 30 andere diefstallen bekend.

          (3) Is er sprake van een grond (artikel 67a Sv)?

Art 67a lid 2 sub 3 Sv. Dit is de recidivegrond voor misdrijven onder de 6 jaar gevangenisstraf. Aangezien hij al 30 keer eerder een diefstal heeft gepleegd, is er een grote kans dat er recidive plaatsvindt als hij wordt vrijgelaten. Er zijn dan wel twee voorwaarden:

  • De verdachte moet eerder voor één van die misdrijven onherroepelijk zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, tot een vrijheidsbeperkende maatregel of tot een taakstraf.
  • Sinds het onherroepelijk worden van de veroordeling mag niet meer dan vijf jaren zijn verstreken.

(4) Anticipatiegebod. Lijkt aan te voldoen

2.       Maakt het voor het antwoord op vraag 1 iets uit als blijkt dat Arie op 2 september 2013 bij vonnis van de rechtbank ook al veroordeeld is voor diefstallen?

          Ja, want dan kan hij dus op grond van recidive in bewaring worden gesteld.

3.       Maakt het voor het antwoord op vraag 2 iets uit als blijkt dat tegen dit vonnis nog hoger beroep loopt?

          Indien er hoger beroep is ingesteld, is er nog geen sprake van een onherroepelijke veroordeling. Art. 67a lid 2 sub 3 Sv vormt in dat geval geen grond (meer) voor de inbewaringstelling.

Casus 5

 

Hanny Vriesema is op 31 juli 2015 op de luchthaven Schiphol aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet, te weten de opzettelijke invoer van ongeveer 2,2 kg cocaïne. Hanny is op dezelfde dag in verzekering gesteld, en vervolgens is tegen haar een bevel tot bewaring gegeven. Als grond voor dit bevel is aangenomen dat op het feit waarvan de verdachte wordt verdacht, naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt (artikel. 67a, tweede lid onder 1°, Sv). De rechter-commissaris stelde op dit punt in zijn beschikking:

 

“Uit de strafbedreiging blijkt, dat het feit zo ernstig is, dat het met de heersende rechtsovertuiging zou strijden en het in de samenleving onbegrijpelijk en onaanvaardbaar zou worden gevonden als de verdachte, mede gezien de hoeveelheid ingevoerde cocaïne, haar berechting in vrijheid zou mogen afwachten.”

 

1.       Acht u deze motivering in overeenstemming met de Nederlandse wet en de rechtspraak van het EHRM?

          De vraag is hier of de rechtsorde door dit feit ernstig is geschokt. Er moeten concrete aanwijzingen zijn dat dit zal gebeuren. In casu is er sprake van een ernstig feit, maar er zijn geen aanwijzingen dat de rechtsorde zal worden geschokt door dit feit. Het enkele feit van een hoge strafbedreiging rechtvaardigt de voorlopige hechtenis op zichzelf nog niet.

Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: iwanabosman
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer