Burgerlijk Recht 1 - RUG - Oefententamen 2013-2014 (1)


Vragen

Vraag 1

Barbara en Hans besluiten na drie jaar te gaan scheiden. Barbara heeft stiekem al een lange tijd een relatie met Frederick. Ze raakt zwanger, en zegt hierover niets tegen Hans. Na een lange procedure wordt de echtscheiding uitgesproken. Daarna wordt het kind, Monique, geboren. Vervolgens wordt de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Barbara wil verder met Frederick als vader van Monique. Hoe kan Frederick het vaderschap en het ouderlijk gezag over Monique verkrijgen? (5 punten)

Vraag 2

Op 21 januari 2012 is Frits overleden. Hij laat zijn vrouw Milou en zijn drie meerderjarige kinderen, Pieter, Bart en Kees na. Met Kees had Frits geen band meer en daarom heeft hij Kees onterft. Frits was gehuwd in ''koude uitsluiting'' en zijn nalatenschap bestond uit:

  • Een bungalow ter waarde van 400.000 euro.
  • 30.000 euro aan banktegoeden.
  • 10.000 euro aan meubelen.
  • Een hypotheekschuld van 100.000 euro.
  • En 10.000 euro aan reparatiekosten.

Gedurende zijn leven heeft Frits in 2005 aan Greenpeace 10.000 euro geschonken. Verder heeft hij datzelfde jaar 35.000 euro aan Bart geschonken. In 2010 kreeg Pieter hetzelfde bedrag. Kees wil zijn legitieme portie. Op welk bedrag maakt hij aanspraak en wanneer kan hij dit bedrag opeisen? Laat zien hoe u het antwoord berekent; de exacte uitkomst is niet belangrijk. (5 punten)

Vraag 3

Vijf jaar geleden kocht de 22-jarige Anita een teckel na het overlijden van haar vriend. Het hondje krijgt de prestigieuze naam Blaffie. Helaas loopt Blaffie op een dag weg van huis. Anita is erg ontdaan, Blaffie is namelijk in geen velden of wegen te bekennen. Ondertussen ziet Herman Blaffie op straat lopen; hij herkent het hondje meteen aan zijn vervelende gekef. Hij besluit Blaffie zelf te houden, omdat het tussen hem en Anita al een tijdje niet zo goed botert. Zijn vriendinnetje Romana, die van niets weet, is gek op honden. Herman verkoopt Blaffie voor 780 euro aan Romana, zonder dat zij weet dat Herman niet de eigenaar is. Zij spreken af dat Blaffie nu van Romana is en dat zij de hond over een week zal ophalen, omdat ze eerst nog op vakantie gaat naar Ibiza. Een week later laat Herman Blaffie uit. Toevallig ziet Anita hem. Anita wil Blaffie terug. Herman zegt dat Blaffie nu eigendom van Romana is. Wie is eigenaar van Blaffie? (8 punten)

Vraag 4

Annabel heeft in verband met een geldlening ten behoeve van Peter een geldig pandrecht gevestigd op haar konijnen. Op 7 maart is de pandakte geregistreerd bij de belastingdienst. Een week later verpand ze de zelfde kudde schapen echter aan haar vriendin Marjolijn voor een bedrag dat ze nog van haar tegoed heeft. Op 14 maart wordt deze akte geregistreerd. Omdat Annabel een wanbetaler is, eist Marjolijn haar konijnen op op 22 maart. Hij brengt deze konijnen onder in haar kelder met als gevolg dat een teleurgestelde Peter bij haar voor de deur staat, die nog zijn geld heeft en ook geen konijnen meekrijgt. Ook als Peter zijn pandakte van 7 maart tevoorschijn tovert, krijgt hij niets mee. Wie heeft of hebben een geldig pandrecht op de kudde schapen en met welke rang? (8 punten)

Vraag 5

Bakker Otto mag voor zijn dorpsvereniging één zeer groot stokbrood bakken voor het zomerfeest op 30 augustus. Hiervoor krijgt hij instructies van de dorpsvereniging en ontvangt hij op 22 mei 2 kilo speciaal streekgebonden deeg ter waarde van 60 euro om het stokbrood een authentiek karakter te geven. Na het bakken ziet hij tot zijn schrik dat er ook nog een kilo van zijn eigen deeg in de oven is meegebakken. Tot slot snijd hij conform de opdracht het stokbrood in 100 stukken.

a. Wie is de eigenaar van de drie kilo deeg voordat het stokbrood in stukken werd gesneden en nadat het deeg uit de oven kwam?

b. Wie is eigenaar van de 100 stukken brood? Motiveer uw antwoord. (4 punten).

Vraag 6

Marloe haar bungalo ‘Ad Gustum’ grenst aan een stuk grond van de gemeente Den Haag. Ten behoeve van ‘Ad Gustum’ is in een ver verleden op het stuk gemeentegrond een erfdienstbaarheid van overpad gevestigd, zodat Marloe vrij kan wandelen in de omgeving. Na het zien van een fraai artikel in de Libelle, besluit Marloe dat het tijd is om te verhuizen naar Griekenland. Ze verkoopt en levert de bungalo op de juiste manier aan Willem. Na een half jaar heeft ze er echter weer schoon genoeg van. Ze gaat dan ook weer terug het jaar daarop. Als ze over het stuk gemeentegrond loopt, wordt ze aangesproken door een stadswacht die meent dat het stuk niet voor iedereen toegankelijk is en dat ze zich zonder recht ophoudt. Volgens Marloe heeft ze nog steeds alle recht om daar te wandelen omdat ze alleen de bungalo heeft overgedragen aan Willem. Niet de erfdienstbaarheid.

Is Marloe nog steeds gerechtigd tot de erfdienstbaarheid van overpad? (6 punten)

Vraag 7

Hans Worst is een gespecialiseerde winkel in worsten. Salsa, een delicatessenwinkel, is geïnteresseerd in ‘Saucisse Douce’, een zeldzame Franse zoete worst uit de streek Bordeaux. Hans Worst biedt via e-mail d.d. 12 februari 2014 aan Salsa vier worsten aan voor een bedrag van € 400. Onderaan de e-mail staat vermeld “al onze aanbiedingen geschieden vrijblijvend”. Salsa aanvaardt via e-mail diezelfde dag dit aanbod. Deze mail bereikt Hans Worst op 12 februari om 18.00 uur. Op 13 februari om 9 uur in de ochtend verneemt Hans Worst dat zijn toeleverancier uit Bordeaux de prijzen van ‘Saucisse Douce’ drastisch heeft verhoogd, omdat een groot deel van de varkens met de varkenspest is besmet. Hans Worst stuurt daarop direct een mail naar Salsa, waarin hij zijn aanbod herroept. Is hier een overeenkomst tot stand gekomen? (6 punten)

Vraag 8

Knut heeft een zeldzame oude Trabant. Eens in de 10 jaar brengt hij deze voor een grote beurt naar Mohammed, eigenaar van autogarage “Asfalt onder de wielen”. Mohammed heeft in zijn overeenkomst met Knut opgenomen dat hij allerminst aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door zijn personeel. De garagechef geeft aan monteur Ingrit, een ondergeschikte van Mohammed, de opdracht om met de auto een proefrit te maken. In een overmoedige bui probeert Ingrit met een veel te hoge snelheid over een kapotte brug heen te springen met de Trabant. Hierbij raakt ze een andere auto en is de auto van Knut total loss. Knut spreekt Mohammed aan tot betaling van de schade op grond van wanprestatie. Mohammed meent dat hij daartoe niet gehouden is en beroept zich op de vrijtekeningsclausule. Knut stelt zich op het standpunt dat de vrijtekeningsclausule hier niet van toepassing is omdat Ingrit veel te hard heeft gereden. Wie heeft gelijk? Ga daarbij in op beider standpunten. (8 punten)

Vraag 9

Mathilde woont in Amsterdam om te studeren. Omdat zij zich eenzaam voelt heeft ze een fret genaamd Teeven gekocht voor 30 euro. Via een kattenluikje kan Teeven dag en nacht de woning in en uit. Na een week is het diertje weg en Mathilde maakt zich vreselijke zorgen. Gelukkig staat het beestje 3 weken later weer op de stoep, zij het wat vermagerd en ziek. Mathilde neemt Teeven direct mee naar de dierenarts. Teeven blijkt een ernstig virus te hebben opgelopen. Om deze te bestrijden is een dure therapie van 500 euro nodig. De dierenarts wijst er echter op dat de kans op herstel gering is. Mathilde verkeert in dubio aangezien ze voor 20 euro een nieuw dier kan kopen. Ze besluit toch te kiezen voor de therapie. Teeven herstelt voorspoedig tot opluchting van Mathilde, totdat ze tot de ontdekking komt dat de fred die zij voor Teeven aanzag een hele andere fret is, namelijk de fret van Beernt, die enkele straten verderop woont en die Lubbers heet. Mathilde vraagt zich af of Beernt verplicht is haar 500 euro te betalen, de kosten die zij heeft gemaakt voor de behandeling. Bespreek aan de hand van twee verschillende juridische grondslagen of Beernt verplicht is om 500 euro aan Rachida te betalen. (8 punten)

Vraag 10

Marlinda huurt een klein appartement van Stichting Wonen Utrecht (SWU). In strijd met de huurovereenkomst exploiteert ze een hennepkwekerij in haar appartement. Zodra de stichting dit ontdekt, wenst zij de huurovereenkomst te beëindigen. De stichting overtuigt Marlinda ervan dat ze maar beter de huurovereenkomst eenzijdig kan opzeggen. Dat alles gebeurt op 17 oktober 2007 op het politiebureau, waar Marlinda aanwezig is voor verhoor. Een medewerker van de woningstichting bezoekt haar daar. Marlinda vult ter plekke – in de politiecel – een huuropzeggingsformulier in en ondertekent dat. Daarmee beëindigt ze de huurovereenkomst per 1 november 2007. Enkele dagen later wil Marlinda deze opzegging echter ongedaan maken en ze start een procedure bij de rechter. Marlinda betoogt dat haar huuropzegging zowel primair als subsidiair nietig of vernietigbaar is.

De kantonrechter bij de rechtbank Midden-Nederland doet op 27 maart 2008 een uitspraak. In dat vonnis wordt het standpunt van Marlinda door de kantonrechter als volgt verwoord.

“Marlinda stelt dat de door haar op 17 oktober 2007 gedane opzegging van de huurovereenkomst van partijen primair nietig is en subsidiair rechtsgeldig is vernietigd op 26 oktober 2007 (…). Hieraan legt Marlinda ten grondslag dat Stichting Wonen Utrecht haar, toen ze in een penibele situatie op het politiebureau zat, er onder dreiging van een juridische procedure toe heeft bewogen om een huuropzeggingsformulier in te vullen en te ondertekenen. Marlinda was er van tevoren niet van op de hoogte dat een medewerker van SWU op het politiebureau zou langskomen om haar een dergelijke verklaring te laten ondertekenen. Marlinda heeft geen enkele mogelijkheid gehad om zich te beraden en van juridisch advies terzake te laten voorzien. SWU heeft bovendien niet voldaan aan de op haar rustende onderzoeksplicht. Zij had dienen te onderzoeken of Marlinda daadwerkelijk instemde met de beëindiging van de huurovereenkomst en de gevolgen daarvan wel kon overzien, aangezien het SWU duidelijk had moeten zijn dat Marlinda door de politie-inval behoorlijk van streek was.”

Op welke twee juridische grondslagen uit Boek 3 BW zal Marlinda zich hebben beroepen, teneinde niet gebonden te zijn aan de huuropzegging. Geef tevens gemotiveerd uw oordeel over standpunten van Marlinda. U kunt zich beperken tot de acties uit Boek 3 BW. U dient de bepalingen van het huurrecht (Boek 7 BW) buiten beschouwing te laten. (8 punten)

Antwoordindicatie

Vraag 1

Het huwelijk tussen Hans en Barbara eindigt pas met de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking (art. 1:163 BW). Omdat Monique gedurende hun huwelijk is geboren, heeft dit als gevolg dat Hans op grond van art. 1:199 aanhef en onder a BW de juridische vader van Monique is. Hierdoor is er nog geen band tussen Frederick en Monique. Art. 1:200 BW biedt echter aan Barbara (en eventueel ook aan Henk, maar dat hebben Barbara en Frederick niet in de hand) de mogelijkheid om het vaderschap te ontkennen. Pas na de gegrondverklaring door de rechtbank wordt Hans geacht nooit de vader te zijn geweest van Monique(art. 1:202 BW). Vervolgens kan Frederick samen met Barbara, het kind erkennen (art. 1:199 lid 1 aanhef en onder c jo. art. 1:203 en 204 BW). Hierna is Frederick de juridische vader van Monique. Barbara en Frederick kunnen vervolgens het gezamenlijk gezag verkrijgen door dit te laten aantekenen in het gezagsregister (art. 1:252 BW).

Vraag 2

De waarde van de nalatenschap is: 330.000 euro (400.000 + 30.000 + € 10.000 - 100.000 –10.000 euro). Voordat de legitieme portie berekend kan worden, is het van belang dat op grond van artikel 4:67 BW eerst de relevante giften worden berekend over dit bedrag. In dit geval zijn alleen de giften die zijn gedaan aan afstammelingen van belang (art. 4:67 sub d BW). De gift aan Greenpeace telt in dit geval niet mee, omdat deze gift meer dan 5 jaar geleden is gedaan. De legitieme portie wordt dus berekend over 330.000 + 35.000 + 35.000 = 400.000 euro. De legitieme portie bedraagt 50 procent van dit bedrag op grond van artikel 4:64 BW, dus 200.000 euro, gedeeld door het aantal in art. 4:10 lid 1 onder a BW genoemde personen, in dit geval: Pieter, Bart, Milou en Kees. De “koude uitsluiting”heeft geen invloed op de erfenis van Milou. Verder heeft de onterving van Kees niet tot gevolg dat hij niet langer één van de in art. 4:10 BW genoemde personen is. Met andere worden, de legitieme portie bedraagt 50.000 euro. Op grond van artikel 4:81 lid 2 BW kan hierop aanspraak gemaakt worden. Omdat dit het enige is wat Frits heeft geregeld in zijn testament, wordt zijn nalatenschap afgewikkeld volgens de wettelijke verdeling van art. 4:13 BW. Dit heeft tot gevolg dat alle kinderen pas aanspraak kunnen maken op de geldvorderingen als Milou failliet gaat, in de schuldsanering belandt of overlijdt.

Vraag 3

Anita is eigenaresse. Blaffie is een dier, waardoor op grond van artikel 3:2a lid 2 BW het hondje juridisch als een zaak wordt gezien. Herman is slechts bezitter niet te goeder trouw, op grond van artikel 3:113 lid 1 jo. 3:118 lid 1 BW. Voor een geldige overdracht is echter op grond van artikel 3:84 lid 1 BW vereist: een geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid. Er is sprake van een geldige titel, namelijk een koopovereenkomst. Herman levert c.p. aan Romana (art. 3:115 lid 1 sub a BW). dit is een vorm van bezit verschaf op grond van artikel 3:90 lid 1 BW. Hij is geen eigenaar, omdat hij niet beschikkingsbevoegd is. Ook is er geen geldige overdracht op grond van artikel 3:86 lid 1 BW, omdat er naast de beschikkingsonbevoegdheid ook sprake is van een leveringsgebrek. De c.p.-levering kan niet worden tegengeworpen aan Anita omdat Anita het oudere eigendomsrecht heeft op Blaffie en Blaffie in de handen van Herman is gebleven (art. 3:90 lid 2 BW).

Vraag 4

Op grond van artikel 3:84 lid 1 jo. 3:98 jo. 3:237 lid 1 BW hebben zowel Peter als Marjolijn een geldig pandrecht op de konijnen. Annabel was als eigenaresse de gele tijd beschikkingsbevoegd ondanks dat er een pandrecht op haar konijnen zat. Artikel 3:238 lid 1 is dus niet rechtstreeks van toepassing. Op grond van het nemo-plus beginsel en het prioriteitsbeginsel geldt dat op het eerste gezicht het oudste pandrecht boven het nieuwere pandrecht gaat. In dit geval is er echter aan de eisen van artikel 3:238 lid 2 BW voldaan. Door de afgifte van de schapen aan Marjolijn is er geen sprake meer van een stil pandrecht, maar van een vuistpandrecht. Een vuistpandrecht is in rang hoger dan een stil pandrecht. Marjolijn was op het moment dat de de konijnen ophaalde bij Annabel ter goeder trouw op grond van artikel 3:238 lid 1 BW, omdat ze niets wist van het pandrecht van Peter en dit ook redelijkerwijs niet behoorde te weten. Daarom staat het pandrecht van Marjolijn boven het pandrecht van Peter.

Vraag 5

a. Het deeg is in ieder geen geval onderdeel geworden van de oven, omdat het zonder noemenswaardige schade kan worden verwijderd (art. 3:4 BW). Verder is het kleine aandeel deeg van Otto is naar verkeersopvattingen niet aan te merken als een bestanddeel van het grotere stuk deeg van de dorpsvereniging op grond van artikel 5:14 lid 3 BW. Er wordt door de vermenging een nieuwe zaak gevormd op grond van artikel 5:15 BW. Otto en de dorpsvereniging zijn naar evenredig aandeel eigenaar van het deeg. In casu is dus de dorpsvereniging voor 2/3 eigenaar en Otto voor 1/3.

Dus: Otto beschikt over 1/3* 60 = 20 euro en de dorpsvereniging over 40 euro.

b. Dorpsbelangen wordt eigenaar van de broodjes op grond van artikel 5:16 lid 2 BW. Otto maakt de broodjes voor de dorpsvereniging, waardoor er sprake is van een 'doen vormen'.

Vraag 6

Erfdienstbaarheid is geregeld in art. 5:70 e.v. BW. Het is een beperkt recht, maar niet afzonderlijk overdraagbaar. Dit komt doordat het een afhankelijk recht is in de zin van art. 3:7 BW. Erfdienstbaarheid is niet van het hoofdrecht los te maken en dus niet afzonderlijk overdraagbaar. Maar, afhankelijke rechten kennen een bijzonderheid: krachtens art. 3:82 BW gaat een afhankelijk recht van rechtswege (dus automatisch) mee over met het recht waaraan het verbonden is. Toegepast op de casus: de erfdienstbaarheid is verbonden aan de eigendom van ‘Ad Gustum’ (het is namelijk een afhankelijk recht: art. 3:7 BW). Dit recht is zonder enige verdere handeling in handen gekomen van Willem als de nieuwe eigenaar van het heersende erf (art. 3:82 BW). Marloe is derhalve niet meer gerechtigd tot de erfdienstbaarheid van overpad.

Vraag 7

Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (art. 6:217 lid 1 BW). I.c. is er sprake van een vrijblijvend aanbod in de zin van art. 6:219 lid 2, tweede zin BW. Onderaan de e-mail van Hans Worst staat namelijk “al onze aanbiedingen geschieden vrijblijvend.” Een dergelijk aanbod kan ook na aanvaarding worden herroepen. Deze herroeping moet wel onverwijld (dat wil zeggen: ‘zonder vertraging’) geschieden.

Vraag 8

Er is in casu sprake van een tekortkoming in de zin van art. 6:74 BW. Deze tekortkoming is veroorzaakt door bewuste roekeloosheid van Ingrit. Deze tekortkoming kan krachtens art. 6:76 BW in beginsel worden toegerekend aan Mohammed. Deze bepaling is van regelend recht. Er is rechtsgeldig vrijgetekend voor tekortkomingen door hulppersonen. De vrijtekeningsclausule zet art. 6:76 BW opzij. Zelfs voor opzet of bewuste roekeloosheid van een ondergeschikte kan een werkgever zich vrijtekenen. Afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval kan echter een beroep van Mohammed op de vrijtekeningsclausule in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW). Ondanks deze mogelijkheid lijkt Mohammed gelijk te hebben. Knut zal geen succes hebben met zijn vordering wegens wanprestatie.

Vraag 9

Mathilde kan Beernt niet aanspreken op grond van zaakwaarneming (art. 6:198 BW). Mathilde heeft niet de bedoeling gehad om het belang van een ander te behartigen. Ze dacht dat ze kosten maakte voor haar eigen fret. Een vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW) kan slagen. Beernt is ten koste van Mathilde verrijkt. Het is alleen de vraag of en in hoeverre een vergoeding van 500 euro redelijk is. Bovendien is het recht op vergoeding van Mathilde gemaximeerd tot het bedrag waarmee Beernt is verrijkt. De waarde van Lubbers ligt waarschijnlijk aanzienlijk onder de 500 euro. Mathilde kan daarom slechts een klein deel van de gemaakte kosten vorderen krachtens ongerechtvaardigde verrijking. Mathilde heeft Lubbers in bezit genomen (art. 3:113 lid 1 jo. art. 3:112 BW). Zij dacht dat zij te doen had met Teeven in plaats van Lubbers en dat zij daarom rechthebbende was. In casu is Mathilde te goeder trouw (art. 3:118 jo. art. 3:11 BW). Zij kan op grond van art. 3:120 lid 2 BW de gemaakte kosten voor Lubbers op Beernt verhalen.

Vraag 10

  • Wilsontbreken, art. 3:33 BW (jo. art. 3:35 BW). Nu de verhuurder niet heeft voldaan aan de op haar rustende onderzoeksplicht, heeft zij niet gerechtvaardigd mogen vertrouwen op de opzeggingsverklaring van Marlinda. Marlinda kan zich jegens SWU derhalve met vrucht beroepen op wilsontbreken, hetgeen betekent dat de opzeggingshandeling als nietig dient te worden aangemerkt.
  • Het wilsgebrek misbruik van omstandigheden (3:44 lid 4 BW). SWU heeft de huurder onder dreiging van een juridische procedure ertoe bewogen om een huuropzeggingsformulier in te vullen en te ondertekenen. Er was sprake van een abnormale situatie onder invloed waarvan de rechtshandeling tot stand kwam. Onder normale omstandigheden zou dat niet gebeurd zijn. Er is causaal verband tussen de huuropzegging en deze omstandigheden. Dat was ook kenbaar voor verhuurder.
Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering