Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen juni 2011


Vragen

Casus 1

Anderson B.V. exploiteert al jaren een goedlopend bruin café, genaamd Passie, in Rijswijk. Vanaf augustus 2010 drijft Stevanos B.V., eveneens gevestigd in Rijswijk, een exclusief sterrenrestaurant onder de naam La Pasión. Anderson B.V. stelt dat Stevanos B.V. door het voeren van de handelsnaam La Pasión ingevolge de Handelsnaamwet inbreuk maakt op haar handelsnaamrechten. Anderson B.V. besluit een kort geding aan te spannen, waarin zij een bevel jegens Stevanos B.V. vordert om – kort gezegd – elke inbreuk op de handelsnaam van Anderson B.V. te staken en gestaakt te houden, dit op straffe van een dwangsom van € 5000,- per dag dat Stevanos B.V. met de nakoming van dit bevel in gebreke blijft.

Vraag 1

Bij welke absoluut en relatief bevoegde rechter kan deze kortgedingvordering worden ingesteld?

Vraag 2

Is verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat voor zowel Anderson B.V. als Stevanos B.V. Vereist?

De kortgedingrechter wijst vervolgens de vordering integraal toe, waarbij voorshands wordt aangenomen dat er door dit handelsnaamgebruik verwarring bij het publiek zal ontstaan. Het spoedeisende belang bij het gevorderde bevel acht de rechter mede gelegen in het voortdurende karakter van de inbreuk. Het vonnis wordt tevens uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Vraag 3

Wordt de dwangsom bij overtreding van het bevel door Stevanos B.V. automatisch verbeurd?

Stevanos B.V. is het met de uitspraak van de kortgedingrechter niet eens en besluit in appel te gaan.

Vraag 4

Binnen welke termijn dient Stevanos B.V. appel in te stellen en op welke wijze moet dit rechtsmiddel worden ingeleid?

De appelrechter acht de door Stevanos B.V. tegen het vonnis geformuleerde grieven gegrond en vernietigt het in eerste aanleg gewezen kortgedingvonnis.

Vraag 5

Kan Stevanos B.V. inmiddels verbeurde en door Anderson B.V. geïnde dwangsommen terugvorderen? Zo ja, op grond waarvan? Zo neen, waarom niet?

Stel de feitelijke gang van zaken was na het wijzen van het kortgedingvonnis een andere geweest. In plaats van hoger beroep stelt Stefanos B.V. een bodemprocedure tegen Anderson B.V. in. Stefanos B.V. vordert in deze bodemprocedure om voor recht te verklaren, dat Stefanos B.V. door het voeren van de naam La Pasión geen inbreuk maakt op de handelsnaamrechten van Anderson B.V.

Drie maanden na het wijzen van het kortgedingvonnis oordeelt de bodemrechter dat Stefanos B.V. gelijk heeft en er inderdaad geen sprake is van inbreuk op de handelsnaamrechten van Anderson B.V. Niettemin sommeert laatstgenoemde Stevanos B.V. tot betaling van in de periode tussen het kortgedingvonnis en het bodemvonnis verbeurde dwangsommen.

Is Stevanos B.V., gelet op de uitspraak van de bodemrechter, nog wel tot betaling van de dwangsommen verplicht? Zo ja, op grond waarvan? Zo neen, waarom niet?

Casus 2

Albert Grootmans heeft een nieuwe villa gekocht aan het water. Om zijn nieuwe huis vanaf de openbare weg te bereiken dient hij een kanaal over te steken. De huidige brug is echter niet sterk genoeg om het gewicht van zijn Landrover te dragen. Albert Grootmans besluit daarom een nieuwe brug te laten bouwen, en schakelt daarvoor aannemersbedrijf Bob Brouwer B.V. in. De door Bob Brouwer B.V. gebouwde brug stort echter al twee maanden na oplevering in, waarbij de Landrover van Albert Grootmans total loss raakt en er aanzienlijke schade aan de oevers en de villa van Grootmans ontstaat. In de aannemingsovereenkomst zijn partijen arbitrage overeengekomen.

In de overeenkomst staat dat alle bestaande en toekomstige geschillen voortvloeiende uit hun rechtsbetrekking zullen worden voorgelegd aan de Raad van Arbitrage voor de Bouw, te Utrecht.

Albert Grootmans vordert in de door hem geïnitieerde arbitrageprocedure van Bob Brouwer B.V. €1.000.000 schadevergoeding op grond van het feit dat Bob Brouwer B.V. tekort is gekomen in de nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk.

Bob Brouwer B.V. betwist in haar antwoord de tekortkoming niet, maar doet wel een beroep op overmacht. Bob Brouwer B.V. had immers moeten werken met achteraf ondeugdelijk gebleken cement, dat door Albert Grootmans zelf was aangekocht. Daardoor zou de brug ingestort zijn.

Het scheidsgerecht wijst vervolgens de vordering van Albert Grootmans prompt af, dus zonder nog Albert Grootmans te horen over de door Bob Brouwer B.V. gestelde overmacht. Ter motivering overweegt het scheidsgerecht slechts dat de vordering niet toewijsbaar is. Albert Grootmans wenst het vonnis aan te vechten. Zijn advocaat wijst hem er op dat in de overeenkomst niets is geregeld ten aanzien van hoger beroep.

Vraag 1

Welk rechtsmiddel zou hem ten dienste kunnen staan?

Vraag 2

Ervan uitgaande dat aan Albert Grootmans inderdaad een rechtsmiddel ten dienste zou staan, op welke gronden zou dit rechtsmiddel in dit geval kunnen slagen?

Casus 3

Tom Verkamp heeft aan Wouter Oudhoorn een zeilboot verkocht en geleverd. Volgens de koopovereenkomst dient Wouter de koopprijs van € 75.000 in vijf achtereenvolgende, driemaandelijkse termijnen van € 15.000 aan Tom te voldoen. De eerste termijn is verschuldigd op 1 april 2008 en de laatste op 1 april 2009. Wouter heeft drie termijnen betaald, maar niet de resterende twee. Tom vordert in een procedure tegen Wouter betaling van de resterende termijnen: in totaal € 30.000. Hij stelt dat Wouter ondanks herhaalde sommatie in gebreke is gebleven met betaling van de laatste twee termijnen. Wouter voert het volgende verweer. Wouter is niets aan Tom verschuldigd. Na betaling van de derde termijn (op 1 oktober 2008) heeft Wouter immers op 15 november 2008 aan Tom een antieke kast verkocht en geleverd voor een bedrag van € 30.000.

Er is toen afgesproken dat de koopprijs van de antieke kast zou worden verrekend met de nog twee resterende termijnen. Wouter vordert, voor het geval dat hij deze verrekeningsafspraak niet zou kunnen bewijzen, in reconventie van Tom betaling van de koopprijs van de kast. Op de comparitie na antwoord betwist Tom dat hij van Wouter een antieke kast heeft gekocht. Het is waar dat hij in november 2008 van Wouter een antieke kast heeft gekregen, maar partijen hebben toen afgesproken dat Tom de kast in bruikleen zou krijgen, zodat hij kan bepalen of de kast in zijn interieur past. Tom heeft de kast nog steeds, want Wouter is hem nooit komen terughalen. Tom zegt overigens nog niet zeker te weten of hij de kast wil houden en dus van Wouter te kopen. Wouter betwist dat er sprake is van bruikleen, want, zo verklaart hij, in dat geval had hij uiteraard de kast al lang weer teruggehaald. Hij blijft bij zijn stelling dat hij de kast aan Tom heeft verkocht.

Geef een gemotiveerde beslissing over de bewijslastverdeling in conventie en in reconventie. U dient daarbij tevens aan te geven wat de basis is voor de verdeling van de bewijslast: de hoofdregel, een bijzondere regel of de eisen van redelijkheid en billijkheid.

Casus 4

De Nederlandse Yutke Mulder en de Duitse Claus Kirschenbaum zijn in 2007 in Rotterdam getrouwd. Twee jaar later, op 12 oktober 2009, hebben zij een dochtertje Lotte gekregen. Tot voor kort woonden zijn samen in hun huis in Zoetermeer. Yutke heeft echter besloten dat zij van Claus wil scheiden en heeft om die reden een afspraak gemaakt met een advocaat. In afwachting van de echtscheidingsprocedure is zij tijdelijk ingetrokken bij haar ouders, die in Leiden wonen. Claus is samen met Lotte achtergebleven in de echtelijke woning te Zoetermeer. Hij is het niet met het voornemen tot echtscheiding van Yutke eens, en is van mening dat zij hun relatie met behulp van een relatietherapeut nog kunnen redden.

Yutke heeft een afspraak met haar advocaat, mr. De Jong, over de aan te vangen echtscheidingsprocedure. Ze heeft geen idee hoe dit in zijn werk gaat en zit dus vol vragen. Mr. De Jong legt haar uit hoe de echtscheidingsprocedure eruit zal zien. Hij geeft aan dat hij een verzoekschrift zal opstellen, waarbij hij de echtscheiding namens Yutke zal verzoeken.

Dat verzoekschrift moet, zo legt hij uit, bij exploot aan Claus worden betekend, omdat het een eenzijdig verzoek is dat alleen namens Yutke wordt ingediend. Yutke vraagt aan mr. De Jong met betrekking tot de betekening van het exploot of Claus dit exploot persoonlijk in ontvangst dient te nemen?

Vraag 1

Wat zal mr. De Jong aan Yutke antwoorden? En zou dit anders zijn als partijen nog samen zouden wonen?

Yutke vraagt tijdens de bespreking aan mr. De Jong of het voor de te voeren procedure nog een probleem is dat Claus alleen de Duitse nationaliteit heeft. Zij is bang dat de echtscheidingsprocedure in Duitsland moet worden gevoerd. De advocaat stelt Yutke gerust: de procedure kan in Nederland worden gevoerd.

Vraag 2

Op grond waarvan heeft de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht?

In de daaropvolgende dagen is mr. De Jong druk doende met het opstellen van het verzoek tot echtscheiding namens Yutke. Dit verzoek zal over twee weken worden ingediend. Mr. De Jong heeft aan Yutke uitgelegd dat het daarna nog wel enige maanden kan duren voordat de rechter een eindbeschikking heeft gewezen. Yutke wil echter zo snel mogelijk terugkeren naar de echtelijke woning in Zoetermeer. Verder wil Yutke dat Lotte dan bij haar komt wonen.

Vraag 3

Hoe zou de advocaat van Yutke kunnen bewerkstelligen dat Yutke nog voordat de eindbeschikking is gewezen weer in de echtelijke woning kan trekken en Lotte bij haar komt wonen?

De rechter heeft inmiddels beslist dat niet Yutke maar Claus in de echtelijke woning mag blijven wonen en dat Lotte bij hem zal verblijven. Yutke is het met die beslissing niet eens en wil hiertegen in beroep.

Vraag 4

Kan Yutke tegen deze beslissingen een rechtsmiddel instellen? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn dient zij dit te doen? Zo nee, waarom niet?

Hangende de procedure besluit Yutke dat Claus na de scheiding een bijdrage dient te leveren in haar levensonderhoud. Zij vraagt zich af of zij een dergelijk verzoek nog aan de rechter kan voorleggen, nu Claus zijn verweerschrift reeds heeft ingediend. Claus heeft in zijn verweerschrift geen verzoek tot partneralimentatie opgenomen.

Vraag 5

Kan Yutke in deze stand van de procedure nog om een bijdrage in haar levensonderhoud verzoeken? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, waarom niet?

Antwoordindicatie

Casus 1

Vraag 1

Nu Anderson een kort geding wil aanspannen, is absoluut bevoegd de voorzieningenrechter van de rechtbank ex art. 254 lid 1 Rv / art. 50 RO. Relatief bevoegd is ex art. 99 Rv de (kortgeding)rechter van de woonplaats van gedaagde. Stevanos is gevestigd in Rijswijk. Rijswijk ligt in het arrondissement Den Haag, zodat de voorzieningenrechter te Den Haag relatief bevoegd is. (Ook goed is: Op grond van art. 102 Rv is mede bevoegd de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan.

Vraag 2

De hoofdregel staat in art. 79 lid 2 Rv, in alle dagvaardingszaken waarbij niet bij de sector kanton wordt geprocedeerd is procesvertegenwoordiging verplicht. Op grond van het bepaalde in art. 255 lid 1 Rv mag gedaagde in kort geding Stevanos in uitzondering daarop in persoon procederen en is hij niet verplicht tot procesvertegenwoordiging. Voor eiser Anderson geldt dat deze wel verplicht is zich te laten vertegenwoordigen op grond van de hoofdregel van art. 79 lid 2 Rv.

Vraag 3

Op grond van art. 611a lid 3 Rv kan een dwangsom pas worden verbeurd na betekening van het vonnis waarbij zij is vastgesteld. De dwangsom wordt bij overtreding dus niet automatisch verbeurd bij overtreding van het vonnis, het vonnis dient daarvoor eerst te zijn betekend.

Vraag 4

De termijn van beroep van een vonnis in kort geding is 4 weken op grond van art. 339 lid 2 Rv. Hoger beroep van het kortgedingvonnis dient ex art. 343 Rv te worden ingesteld door middel van een (appel)dagvaarding.

Vraag 5

De vernietiging brengt mee dat al hetgeen ter uitvoering van het kortgedingvonnis is geschied, moet worden teruggedraaid, aangezien de rechtsgrond daarvoor door de vernietiging komt te vervallen. Ook reeds verbeurde en geïnde dwangsommen kunnen dus worden teruggevorderd (en wel op grond van onverschuldigde betaling, art. 6:203 BW).Uit HR 16 november 1984, NJ 1985,547, Ciba Geigy/Voorbraak, blijkt dat de partij die door de voorzieningenrechter is veroordeeld, zich aan het verbod/bevel van de voorzieningenrechter dient te houden zolang dat van kracht is en dat een andersluidend oordeel in de bodemprocedure er niet aan in de weg staat dat eenmaal op grond van het kortgedingvonnis verbeurde dwangsommen verschuldigd blijven. Derhalve is Stevanos B.V. gehouden de dwangsommen te betalen.

Casus 2

Vraag 1

Op grond van art. 1064 lid 1 Rv kan Albert Grootmans verzoeken om het vonnis te vernietigen nu het instellen van arbitraal hoger beroep niet mogelijk is.

Vraag 2

  • Grond 1:

Nu geen sprake is geweest van hoor en wederhoor kan Grootmans zich beroepen op het bepaalde in art. 1065 lid 1 sub e: strijd met openbare orde.

  • Grond 2:

Het scheidsgerecht overweegt slechts dat de vordering toewijsbaar is, een steekhoudende motivering daarvoor ontbreekt. Grootmans kan zich derhalve beroepen op het bepaalde in art. 1065 lid 1 sub d: het niet met redenen omkleed zijn van het vonnis. (Dit volgt eveneens uit het arrest Nannini/SFT (HR 9 januari 2004, NJ 2005, 1990) waarin wordt geoordeeld dat het ontbreken van enige motivering de rechter de mogelijkheid biedt om het arbitraal vonnis te vernietigen).

Casus 3

Eis in conventie:

Tom vordert nakoming van de koopovereenkomst van de zeilboot. Het bestaan van de

koopovereenkomst van de zeilboot wordt niet betwist, zodat Tom op grond van art. 149 lid 1 Rv het bestaan daarvan niet hoeft te bewijzen. Het beroep op de verrekeningsafspraak is een bevrijdend verweer (een zogenoemd ‘ja maar-verweer’). Wouter beroept zich daarmee op een zelfstandig feitencomplex dat hem, indien hij slaagt in het bewijs daarvan, zal bevrijden tegenover Tom. Wouter draagt voor dit bevrijdend verweer ex art. 150 Rv (de hoofdregel) de bewijslast en moet die feiten bewijzen.

Eis in reconventie:

Wouter is eiser in reconventie. In reconventie eist Wouter betaling van de antieke kast. Volgens art. 150 Rv draagt hij voor het bestaan van de koopovereenkomst van de kast ook de bewijslast conform de hoofdregel. Hij is immers degene die zich op het rechtsgevolg van die feiten beroept, namelijk het bestaan van de betalingsverplichting ter zake de antieke kast en er is sprake van voldoende betwisting daarvan door Tom. Volgens Tom is er geen sprake van een koopovereenkomst, hij moest nog beslissen of hij de kast wilde kopen.

Casus 4

Vraag 1

Op grond van het bepaalde in art. 46 lid 1 Rv en art. 47 Rv lid 1 hoeft de deurwaarder het exploot niet aan Claus persoonlijk te overhandigen, maar mag de deurwaarder het exploot ook betekenen aan een huisgenoot of achterlaten in een gesloten envelop.Indien Claus en Yutke nog huisgenoten zouden zijn / nog zouden samenwonen als bedoeld in art. 57 lid 1 Rv is betekening in persoon op grond van dit artikel wel vereist.

Vraag 2

Nota bene: Geconstateerd is dat deze stof in het boek onvoldoende uitgebreid wordt behandeld. Aan studenten die de vraag (deels) correct hebben beantwoord zijn hiervoor maximaal 2 bonuspunten toegekend. Art 1 Rv bepaalt dat verdragen en verordeningen boven de bepalingen van afd. 1 gaan. In casu is in art. 3 lid 1 sub a van dit verdrag EG-Verordening Brussel II-bis van toepassing, op grond hiervan heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht nu beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben of: nu Claus zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft.

Vraag 3

De advocaat van Yutke kan op grond van art. 821 lid 1 Rv voorlopige voorzieningen vragen voor de duur van de procedure. In dit geval kan hij voor Yutke op grond van art. 822 lid 1 sub a het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning verzoeken en op grond van art. 822 lid 1 sub c verzoeken dat Lotte aan Yutke wordt toevertrouwd.

Vraag 4

Ingevolge het bepaalde in art. 824 lid 1 Rv staat tegen een beschikking op een verzoek als bedoeld in art. 822 Rv geen hogere voorziening open (behoudens cassatie in het belang der wet). Yutke kan derhalve geen rechtsmiddel tegen deze beslissing instellen.

Vraag 5

Het betreft hier een vermeerdering van het verzoek van Yutke. Op grond van art. 283 Rv kan een vermeerdering van het verzoek worden gedaan zolang de rechter nog geen eindbeschikking heeft gewezen. De rechter heeft in deze zaak nog geen eindbeschikking gewezen, dus ja deze vermeerdering is nog mogelijk (tenzij dit in strijd zou zijn met de eisen van goede procesorde, op grond van art. 283 jo. 130 lid 1 Rv).

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.