College Gastcollege en Inleiding grondrechten


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • De onderwerpen die in week 6 behandeld worden in 2017/2018, staan in de aantekeningen in week 7. De onderwerpen worden voorts chronologisch behandeld.

  • De volgende onderwerpen zijn nieuw: wat zijn grondrechten en voor wie gelden deze?

  • Op art. 120 Gw ligt in 2017/2018 de nadruk.

Wat is belangrijk voor het tentamen?

  • Het is belangrijk om 120 Gw goed door te lezen en te begrijpen waar het over gaat (arceer in je wettenbundel)!

Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: internationale rechtsorde

Onderwerp van dit college:

  1. Nederland als onderdeel van de internationale rechtsorde

  2. Europees Nederland als onderdeel van het koninkrijk der Nederland

Doelen:

  1. Begrijpen hoe een verdrag tot stand komt, hoe verdragen voor burgers rechten en plichten kunnen meebrengen en hoe verdragsbepalingen zich verhouden tot het nationale recht.

  2. De staatsrechtelijke verhoudingen binnen het koninkrijk, de belangrijkste koninkrijksorganen. Verdragen: Internationale overeenkomst tussen volkenrechtelijke rechtssubjecten (staten) kunnen uitleggen welke bevoegdheden op koninkrijksniveau en welke op landsniveau liggen.

Nederland als onderdeel van de internationale rechtsorde

Er zijn verschillende organisaties waar Nederland deel van uit maakt. Nederland wordt door verdragen en lidmaatschappen beperkt in haar handelen.

Organisaties zijn bijvoorbeeld de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de NAVO en de EU. Al deze organisaties hebben eigen belangrijke verdragen die beperkend kunnen werken ten opzichte van haar leden.

  • VN:

    • Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR/BuPO) 1966)

    • Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR) (1966)

  • Raad van Europa

    • Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (1950)

    • Europees sociaal Handvest (ESH) (1961/1996)

  • NAVO

    • NAVO-verdrag (1949)

  • EU (Wat in deze samenvatting staat, geldt NIET voor de Europese Unie)

Artikel 90 Grondwet bepaalt dat de regering de ontwikkeling van de internationale rechtsorde bevordert. Uit artikel 91 lid 1 GW blijkt dat het koninkrijk niet aan verdragen wordt gebonden zonder goedkeuring van de Staten-Generaal. Zowel de regering als de Staten-Generaal zijn dus van belang.

Voor het oprichten van een verdrag moet er een stappenplan worden gevolgd;

Ten eerste moet er overeenstemming over de inhoud zijn. Er wordt over het algemeen door diplomatieke afgevaardigden onderhandeld. De politieke leiders komen vaak pas voor de ondertekening van de inhoud. Zij zijn meer voor het plaatje.

Daarna volgt het sluiten van het verdrag. Er wordt ondertekend door de regering of namens de regering. Er moet wel worden goedgekeurd door de Staten-Generaal. (art. 91 lid 1 GW). Daarom wordt er vaak ondertekend onder voorbehoud van goedkeuring of getekend met een bekrachtigingsclausule. Dan treedt het verdrag pas in werking als het bekrachtigd is.

De derde stap is de goedkeuring door het parlement. Dit kan zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend. Uitdrukkelijk geschiedt door middel van een goedkeuringswet. Een aparte wet om goed te keuren. Stilzwijgend gebeurd volgens de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking van verdragen, na een bepaalde termijn.

De vierde stap is de bekrachtiging ofwel de rectificatie door de regering.

De vijfde stap is dan de inwerkingtreding. Dat hoeft niet voor elk land hetzelfde te zijn.

De goedkeuringsprocedure:

De goedkeuringsprocedure staat beschreven in een aantal artikelen. Zo staat in artikel 2 Rijkswet (g&bv) dat verdragen zo spoedig mogelijk door de regering naar de SG moeten worden gestuurd. Uit artikel 3 Rijkswet blijkt dat goedkeuring zowel stilzwijgend als uitdrukkelijk kan plaatsvinden. Uit artikel 4 dat uitdrukkelijke goedkeuring bij wet dient plaats te vinden. Uit artikel 5 dat stilzwijgend plaatsvindt na 30 dagen tenzij tenminste 1/5e leden van de Kamers om uitdrukkelijke goedkeuring vraagt. Uit artikel 7 Rijkswet blijkt wanneer goedkeuring niet is vereist.

Wanneer een verdrag afwijkt van de Grondwet moet de goedkeuring met ten minste 2/3e van het aantal uitgebrachte stemmen plaatsvinden. (art. 91 lid 3 GW.) Uit artikel 6 Rijkswet (g&bv) blijkt dat er dan dus uitdrukkelijk moet worden goedgekeurd.

Kun je rechten en plichten ontlenen aan verdragen?

Deze vraag kan op twee manieren worden beantwoord. De klassieke weg zou een nee opleveren. Er is volgens de klassieke weg een overeenkomst tussen staten. De burgers zijn hierbij geen partij. Het moet dan dus eerst worden getransformeerd in nationaal recht. (Dualistisch stelsel/Transformatieler)

De andere manier zou wel een Ja opleveren. Het verdrag geldt voor een grotere rechtsorde waarvan zowel de staten als burgers lid zijn. Omzetting zou daarmee niet nodig zijn. (Monistisch stelsel/incorporatiestelsel)

Uit art. 93 GW: Bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organen, die naar inhoud ieder kunnen verbinden, hebben verbindende kracht na bekendmaking.

Nederland heeft een gematigd monistisch stelsel met betrekking tot eenieder verbindende bepaling.

Wanneer is er dan sprake van een eenieder verbindende bepaling?

Uit het spoorwegstakingsarrest blijkt dat de inhoud van de bepaling zelf beslissend is. De vraag in dit arrest was; ‘Moet Nederland een nationale regeling treffen of kan het zonder meer gelden?”

Rookverbod-arrest: Is het artikel zo duidelijk en onvoorwaardelijk dat het rechtstreeks kan worden toegepast?

Uit artikel 94 Grondwet blijkt dat eenieder verbindende bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties voor het nationale recht gaan.

Europees Nederland als onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden

Het Koninkrijk der Nederlanden steekt sinds 10-10-10 ingewikkeld in elkaar. Onder het Koninkrijk der Nederlanden vallen vier landen. Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Onder Nederland zelf vallen dan de BES-eilanden. Dat zijn Bonaire, Sint-Eustatius en Saba

Het Koninkrijk der Nederlanden lijkt nog het meest op een federatie. Het geheel heeft een Grondwet waarin staat wie waar overgaat. De meeste organen van het koninkrijk liggen in Nederland zelf. Ze worden veelal aangevuld door afgevaardigden uit de andere landen.

De grondwet van ons koninkrijk is het statuut. Uit artikel 5 lid 2 blijkt dat de grondwet het statuut in acht neemt. Uit lid 1 blijkt dat, wanneer het statuut niet compleet is, er voor zaken met betrekking tot organen en bevoegdheden in de Nederlandse Grondwet gekeken moet worden.

Uit artikel 41 Statuut blijkt dat er bij een federatie in de Grondwet moet worden gekeken wie welke bevoegdheid heeft. In het statuut staat waar het (in een lijstje in artikel 3 Statuut) waar het koninkrijk toe bevoegd is. De rest staat open voor landsaangelegenheden.

Verdere bevoegdheden, naast artikel 3 Statuut staan bevoegdheden in artikel 43 lid 2 Statuut.

De organen van het koninkrijk zijn; de koning (art. 2 Statuut). De Koning is het Hoofd van alle landen afzonderlijk en van het koninkrijk. De Koning wordt vertegenwoordigd (behalve in Nederland zelf) door een gouverneur (art. 2 lid 2 Statuut). De ministerraad van het Koninkrijk (art. 7 Statuut) bestaat uit voornamelijk Nederlandse ministers benoemd door de koning en uit gevolmachtigden uit Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Daarnaast is er een Raad van State van het koninkrijk (art. 13 Statuut) Ook dit is grotendeels de Nederlandse Raad van State met inbreng van andere landen.

De Staten-Generaal is gewoon de Nederlandse Staten-Generaal met wat aanvulling. Het verschil met dit orgaan met de andere organen is dat dit echt de Nederlandse Staten-Generaal wordt genoemd. Bij de andere organen is het benoemd als een apart orgaan.

De wijziging van het Statuut blijkt uit artikel 15-21 Statuut. De betrokken organen zijn de koning, de ministers van het Koninkrijk en de Nederlandse Staten-Generaal (met inbreng van andere landen.)
Omdat dit natuurlijk niet helemaal eerlijk lijkt ten opzichte van de andere landen blijkt uit lid 2 van een soort Vetorecht. Andere landen moeten per sé instemmen.  

Aantekeningen hoorcollege 2 16/17: de Europese Unie

Het onderwerp van dit college;

  1. Nederland in de Europese Unie

  2. De Europese Unie in Nederland

Doelen:

  • Uitleggen hoe Nederlandse kiezers en ministers invloed hebben op de benoeming van de leden van organen van de EU, in hoeverre Nederlandse ambtsdragers de uitoefening van bevoegdheden door de EU meebepalen

  • Uitleggen hoe EU-recht doorwerkt in Nederland, In hoeverre EU-recht (de uitoefening van) de nationale bevoegdheden door regering, Staten-Generaal en rechter bepaalt.

Terugblik:

Het rechtgevolg van het sluiten van een verdrag is in de regel dat;

De tekst van het verdrag vast staat.

Het overzicht van dit college;

  1. Europees Niveau:

  2. Achtergrond

  3. Europese bevoegdheden

  4. Invloed in ‘NL’ in de EU

  5. Nationaal Niveau

  6. Doorwerking van EU-recht

  7. Impact op Nederlandse organen

1a. EU-achtergrond

Na de tweede wereldoorlog werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal opgericht. Voor 92 was voornamelijk het doel om geen oorlogen meer te krijgen en handel te bevorderen. Na 92 kwamen er steeds meer landen bij waar eigenlijk veel andere landen het niet mee eens werden.

De uitbreiding kreeg als doel een ‘Steeds hechter verband’ genoemd. Niemand weet precies wat dat betekent. Sommige mensen beweren dat ze allemaal één land wilden worden.

Het verdrag van Lissabon van een aantal jaren later bracht twee belangrijke verdragen met zich mee. het EU-verdrag (de hoofdstructuur) en het Werkingsverdrag (Over de hoofdstructuur).

De EU is een confederatie maar georganiseerd alsof het een federatie is. (Het is belangrijk te beseffen dat de EU ontzettend onlogisch georganiseerd is.)

1b. Europese bevoegdheden

De Europese Unie heeft de bevoegdheid tot wetgeving;

Europa heeft verschillende typen wetgeving (art. 288 VwEU). Verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen. Verordeningen kun je rechtstreeks in Nederland toepassen. Een richtlijn is een opdracht aan Nederland om iets te doen binnen een bepaalde termijn. Een besluit is een direct werkende regel maar meestal geïndividualiseerd. De laatste twee spreken voor zich en zijn dus niet bindend.

Een verordening van de EU is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasbaar in iedere lidstaat.

De Europese Unie heeft ook de bevoegdheid om op te treden. (Art. 5 VEU). Hierbij moet rekening gehouden worden met drie beginselen. Ten eerste het attributiebeginsel (lid 2) je moet de bevoegdheid wel hebben. Ten tweede het subsidiariteitsbeginsel (lid 3); Als de lidstaten zelf kunnen optreden mag de Unie niet optreden. Alleen optreden wanneer ze de bevoegdheid óf hebben gekregen, óf wanneer het van belang is dat de Unie optreedt en de Unie het beter kan dan de lidstaat zelf. Het laatste beginsel is het beginsel van evenredigheid (lid 4). Er mag alleen opgetreden worden voor zover dat nodig is.

1c. Invloed Nederland in de Europese Unie

Er zijn in de Europese Unie verscheidene organen te onderscheiden. De eerste is de Europese Raad; De Europese Raad bestaat uit Staatshoofden en regeringsleiders. Ze geven de nodige impulsen, algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten. Nooit verordeningen en richtlijnen. Ze hebben dus geen bevoegdheid tot wetgeving.

Het tweede orgaan is de commissie. In de commissie zit één lid per lidstaat. De commissie doet aan wetgeving en bestuur. Het lid uit de commissie is onafhankelijk. Los van het eigen land. In de commissie staat het belang van de EU voorop. De commissie kan een initiatief doen voor een wet. Het voorstel wordt dan voorgelegd aan het Europese Parlement.

Het Europese parlement wordt verkozen via de Kieswet (hoofdstuk Y). Zij doen aan begroting, wetgeving en de controle (op de commissie). Het Europese parlement vertegenwoordigd de burger Degressief evenredig. Per EU-land een bepaald aantal vertegenwoordigers, afhankelijk van grootte. Voor verkiezingen moet er dus worden gekeken naar hoofdstuk Y van de Kieswet. Evenredige vertegenwoordiging is verplicht in de EU. Nederland kent dat al, landen als GB bijvoorbeeld niet. Het lijkt veel op de verkiezing van een 2e Kamerlid in Nederland.

Het vierde orgaan is de Raad. (Niet te verwarren met de Europese Raad). In de Raad zit een lid per lidstaat op ‘Ministerieel niveau’. Ze doen aan begroting en wetgeving. Ook staatssecretarissen mogen meedoen in de Raad. Ze mogen immers volgens de wet af en toe optreden als een minister.

Europese bevoegdheden hebben altijd een grondslag in de EU-verdragen. Ze mogen onder voorwaarden worden ingezet.

Het effect van Europese Wetgeving is dat het direct kan werken of moet worden omgezet. Het wordt samengesteld door het Europese Parlement, de Raad en de Commissie.

Duale legitimatie (erkenning van het feit dat de EU haar politieke bestaansgrond uitsluitend ontleend aan de wil van de staten) wordt gewaarborgd door Europese Verkiezingen: bevestigd door de Commissie, en het lidmaatschap in de genoemde hoedanigheid van de (Europese) raad.

De minister-President is géén verantwoording schuldig aan het Europese Parlement. Het Europese Parlement en de Europese Raad zijn de club vóór de lidstaten. Daarom geen verantwoording schuldig.

De doorwerking van het recht is door verschillende instanties op een verschillende manier uitgelegd. deze worden hieronder genoemd;

2a. – 1. Doorwerking volgens de HVJ EU

Van Gend en Loos

De EU is in staat rechtstreeks verplichtingen voor burgers te scheppen. (Revolutionair)
De Europese Economische Gemeenschap vormt in het volkenrecht een nieuwe rechtsorde ten bate waarvan de staten, zij het op een beperkt terrein, hun soevereiniteit hebben begrensd en waarbinnen niet slechts deze lidstaten, maar ook hun onderdanen gerechtigd zijn (…).

Evenzeer als het gemeenschapsrecht, onafhankelijk van de wetgeving der lidstaten, ten laste van particulieren verplichtingen in het leven roept, is het ook geëigend rechten te scheppen welke zij uit eigen hoofde kunnen geldig maken.

2a. -1 Doorwerking volgens de HVJ EU (2)

Costa-Enel

De EU is een rechtsorde die rechtstreeks nationale rechters aanspreekt, ze moeten de EU in achtnemen. Het verdragsrecht is een autonome bron van recht. Het werkt direct door in het Europese Recht.

Overwegende dat het E.E.G.-verdrag, anders dan met gewone internationale verdragen het geval is, een eigen rechtsorde in het leven heeft geroepen, die bij de inwerkingtreding van het verdrag in de rechtsorde der lidstaten is opgenomen en waarmede de nationale rechters rekening dienen te houden

Overwegende dat uit het bovenstaande volgt dat het verdragsrecht, dat uit een autonome bron voortvloeit, op grond van zijn bijzonder karakter niet door enig voorschrift van nationaal recht opzij kan worden gezet, zonder zijn gemeenschapsrechtelijk karakter te verliezen en zonder dat de rechtsgrond van de gemeenschap zelf daardoor wordt aangetast;

2a. -2 Doorwerking volgens ABRvS

De voorrang van het gemeenschapsrecht vormt een van essentiële kenmerken van de communautaire rechtsorde. Volgens het Costa/E.N.E.L.-arrest kan het Verdragsrecht, dat uit een autonome bron voortvloeit, op grond van zijn bindende karakter niet door enig voorschrift van nationaal recht opzij worden gezet ‘zonder zijn gemeenschapsrechtelijke karakter te verliezen en zonder dat de rechtsgrond van de Gemeenschap zelf daardoor wordt aangetast.

Uit het Tweede Simmenthal-arrest vloeit voort dat ook niet-rechtstreeks werkend gemeenschapsrecht voorrang heeft op al het nationale recht.

2a. -3 Doorwerking volgens Hoge Raad

  • HR (strafkamer) in Verplichte rusttijden

De rechtstreekse toepasselijkheid van een gemeenschapsverordening brengt mee dat zij zonder nadere maatregel tot opneming in het nationale recht in werking treedt en ten gunste of ten laste van de rechtssubjecten wordt toegepast

  • HR (civiele kamer) in Waterpakt

Aangenomen moet worden dat de taak van de rechter de volle werking van de gemeenschapsrechtelijke bepalingen te verzekeren, te dezen slechts kan worden vervuld binnen het kader van de voor hem bestaande bevoegdheden, en dat deze bevoegdheden worden bepaald door het nationale recht.

2b. Impact op Nederlandse organen – rechters

Rechters moeten nu conform interpreteren. Ze moeten dus doen wat de EU zegt. Dat er voorrang is, is niet volledig nieuw. Dit kenden we ook al uit andere structuren.

Wanneer er zaken zijn die te maken hebben met EU-recht moet de rechter in laatste instantie prejudiciële vragen (art. 267 VWEU) stellen aan het Europese hof. Zij geven dan aan hoe dit moet worden opgelost. Er zijn uitzonderingen. Wanneer er sprake is van een zaak die geheel duidelijk is, er is dus geen onduidelijkheid over hoe iets moet worden geïnterpreteerd (Acte Clair), en wanneer een zaak al eerder is behandeld (Acte éclairé), dan hoeven er geen prejudiciële vragen te worden gesteld.

2b. Impact op Nederlandse organen – Regering

De Minister-president krijgt door het lidmaatschap van de Europese Raad meer te zeggen. Hij heeft lidmaatschap en mag met behulp van de minister van Buitenlandse zaken zijn stem uitbrengen. Hetzelfde geldt voor het parlement. Zij krijgen meer te zeggen door de ministers die in de Raad zitten. Zij hebben weer veel te zeggen over de ministers dus kunnen zij invloed uitoefenen over de Raad.

2b. Impact op Nederlandse organen – Staten-Generaal

De Staten-Generaal heeft dus meer te zeggen over het kabinet. Ze hebben hun normale controlebevoegdheden, instemmingsrecht en een behandelvoorbehoud.
Daarnaast heeft de Staten-Generaal veel te zeggen via de Commissie. Dat kan via de gele en de oranje kaartprocedure en via art. 12 VEU.

De gele kaart procedure is een van de middelen die het parlement kan inzetten om ervoor te zorgen dat het subsidiariteitsbeginsel wordt nageleefd. Wanneer ze vinden dat een onderwerp van een wetsvoorstel niet op Europees niveau thuishoort maar op landelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau, dan kan ze dit laten weten aan het Europees parlement, de Raad van ministers en de Europese Commissie. Wanneer ten minste een derde van de nationale parlementen het eens is, zal de commissie het voorstel moeten heroverwegen.

De oranje kaart procedure is eigenlijk gebaseerd op dezelfde gedachte. Er is dan ook sprake van een mening dat het onderwerp niet op Europees niveau thuis hoort. Dit maal is het ten minste de helft van de nationale parlementen die de mening moet delen.

Technisch gezien zijn deze twee procedures hetzelfde. De tweede procedure weegt echter het zwaarste.

De laatste mogelijkheid is dus artikel 12 VEU. Daarin staan bevoegdheden die ze hebben om informatie in te winnen en bevoegdheden om deel te nemen aan samenwerking en aan procedures.

    Join World Supporter
    Join World Supporter
    Log in or create your free account

    Why create an account?

    • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
    • Once you are logged in, you can:
      • Save pages to your favorites
      • Give feedback or share contributions
      • participate in discussions
      • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
    Follow the author: Law Supporter
    Promotions
    Image

    Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

    Werkzaamheden: o.a.

    • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
    • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
    • PR & communicatie werkzaamheden

    Interesse? Reageer of informeer

    verzekering studeren in het buitenland

    Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
    Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    [totalcount]
    Content categories
    Comments, Compliments & Kudos

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.