Personen- en familierecht, huwelijksvermogensrecht en erfrecht (H1-H4)

1. Algemene inleiding

1.1 Wat is de plaats van het personen- en familierecht binnen het Burgerlijk Wetboek?

Het personen- en familierecht bestaat uit regels met betrekking tot de status van natuurlijke personen, zoals hun rechtsbevoegdheid. Het personen- en familierecht begeleidt de mens vanaf zijn geboorte tot aan zijn dood. We maken geen onderscheid tussen het personen- en familierecht.

Het grootste deel van de regels met betrekking tot het personen- en familierecht wordt geregeld in Boek 1 BW. Later zijn ook bepalingen in de Boeken 3, 5, 6 en 7 toegevoegd via de schakelbepalingen 3:15, 3:59, 3:78, 3:79, 3:26 en 6:216 BW.

1.2 Wat is de verhouding tussen het personen- en familierecht enerzijds en het huwelijksvermogens- en erfrecht anderzijds?

Het personen- en familierecht omvat ook het huwelijksvermogensrecht, dit staat in de titels 1.6, 1.7 en 1.8. In de literatuur, wordt anders dan de wetgever bepaalt, het huwelijksvermogensrecht als een zelfstandig rechtsgebied behandeld. Het vermogensrecht van het huwelijksvermogensrecht geldt tevens voor het geregistreerd partnerschap (hierna wordt onder echtgenoot/huwelijk ook geregistreerd partner/geregistreerd partnerschap begrepen) door art. 1:80b BW, met uitzondering van de van tafel en bed gescheiden echtgenoten. Erfrecht is geregeld in boek 4 BW. Het familievermogensrecht omvat het huwelijks- en partnersvermogensrecht en het erfrecht, sommigen willen dit relatie(vermogens)recht noemen. Deze laatste vorm omvat ook de informele relatie, het ongehuwd en onregistreerd samenwonen. 

1.3 Wat is de betekenis van het verdragenrecht voor het personen- en familierecht?

Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het belangrijkste verdrag voor het personen- en familierecht in Nederland. Het Marckx-arrest was hierin erg belangrijk, hierin werd bepaald dat onderscheid tussen wettige en natuurlijke kinderen en tussen gehuwde en ongehuwde moeders discriminatie is. Het EVRM heeft directe werkende bepalingen via art. 94 Grondwet, vooral art. 8 en 14 van het EVRM vormen de leidraad voor ons personen- en familierecht. Daarnaast is artikel 12 EVRM belangrijk, dit artikel geeft mannen en vrouwen van huwbare leeftijd het recht om zich te huwen en een gezin te stichten via de nationale wetgeving.

In Nederland verstaan we onder het begrip gezin 'elk leefverband van één of meer volwassenen die verantwoordelijkheid dragen voor de verzorging en opvoeding van één of meer kinderen. In Nederland gelden de termen wettig, onwettig en natuurlijk niet meer, echter geldt het onderscheid voor erkende en niet-erkende kinderen wel.

De werking van het EVRM heeft een negatief en een positief effect. Het positieve aspect is dat, wanneer de Nederlandse wetgeving door maatschappelijke ontwikkelingen is achterhaald dan wel gebreken vertoont, de Hoge Raad of het Europese Hof in het geval tot een oplossing kan komen door toepassing van art. 8 EVRM soms samen met art. 14 EVRM. Het negatieve aspect is dat door de abstractie van dit begrip al snel sprake is van rechtsonzekerheid. De rechtszoekende weet voorafgaand nooit waar hij aan toe is: in het ene geval zet de rechter met speels gemak het nationale recht opzij met een beroep op art. 8 lid 1 EVRM, de andere keer acht de rechter nationale inmenging in de uitoefening van het recht op respect voor familie- en gezinsleven gerechtvaardigd met een beroep op de uitzonderingsbepaling van art. 8 lid 2 EVRM. In het laatst genoemde geval maakt de rechter geregeld gebruik van de formule dat het ‘de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat’ om een beslissing te nemen die het nationale recht opzij zet. Ook op Protocollen bij het EVRM wordt beroep gedaan, deze worden belangrijker.

Een ander belangrijk verdrag is het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), hier wordt steeds vaker in rechte beroep op gedaan. Het IVBPR heeft een aantal direct werkende bepalingen via art. 94 BW. Andere verdragen zien op deelgebieden van het personen- en familierecht, zoals het conflictenrecht. Dit is opgenomen in boek 10 BW, het internationaal privaatrecht voor het familierecht. Daarnaast wordt het VN-Vrouwenverdrag (IVDV) steeds belangrijker voor het familierecht. 

1.4 Welke bijzondere wetten gelden er?

Bijna alles in het personen- en familierecht is geregeld in Boek 1 BW. Belangrijke bijzondere wetten zijn bijvoorbeeld de Pleegkinderenwet, Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie, de Jeugdwet, de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding en de Embryowet.

1.5 Welke regels geeft het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering?

Het familieprocesrecht is neergelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikelen 798-828 Rv. Boek 3 handelt over rechtspleging van onderscheiden aard en de titel 6 daarvan gaat over rechtspleging in andere zaken dan scheidingzaken (eerste afdeling) en rechtspleging in scheidingszaken (tweede afdeling). Onder scheiding zijn in dit verband begrepen scheiding van tafel en bed, echtscheiding en ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed. Verder bevat de laatst genoemde afdeling regels over voorlopige voorzieningen, nevenvoorzieningen en ontbinding van een geregistreerd partnerschap. Daarnaast zijn voor het familieprocesrecht specifiek van belang Boek I, titel 3 over de verzoekschriftprocedure in eerste aanleg (art. 261-291 Rv), Boek I, titel 3 over de verzoekschriftprocedure in eerste aanleg, Boek 1, titel 7, afdeling 4 over hoger beroep tegen beschikkingen (art. 358-362 Rv) en Boek 1, titel 11, afdeling 5 over beroep in cassatie tegen beschikkingen op rekest (art. 426-429 Rv). Deze algemene regels zijn toepasselijk, tenzij daarvan in het familieprocesrecht wordt afgeweken. Voorbeelden zijn onder meer te vinden in art. 806 lid 1 en 827 lid 2 Rv. Vanaf 2017 is het Programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI) toegevoegd. 

2. Welke functie vervult het personen- en familierecht en waar is dit recht geregeld?

2.1 Welke rechtsbevoegdheden zijn wanneer en voor wie van toepassing?

In titel 1.1 geeft de wetgever een aantal algemene bepalingen. Art. 1:1 lid 1 bepaalt dat allen die zich in Nederland bevinden, vrij zijn en bevoegd tot het genot van de burgerlijke rechten. Dit betekent dat iedereen in Nederland rechtsbevoegd is. Rechtsbevoegd houdt in rechtssubject te zijn, handelingsbevoegd houdt in zelfstandig rechtshandelingen verrichten. Daarnaast wordt in lid 2 de slavernij verboden. 

2.2 Welke rechten gelden er voor het ongeboren kind?

Art. 1:2 BW stelt dat het kind waarvan een vrouw zwanger is kan, wanneer dit in het belang van de baby is, juridisch als reeds geboren worden gezien. Als het dan dood ter wereld komt wordt het geacht nooit te hebben bestaan. 

2.3 Wat is het belang van het bloed- en aanverwantschap?

Het bloed- en aanverwantschap wordt behandeld in art. 1:3 BW, dit is bijvoorbeeld belangrijk in het geval van huwelijk waarbij nauwe bloedverwanten niet met elkaar mogen trouwen (art. 1:41). De SHO wil de term bloedverwantschap laten vervangen door de term verwantschap. Ook is het bloed- en aanverwantschap belangrijk voor alimentatie en het verzoek tot curatele, bewind of mentorschap. Daarnaast is het van belang voor het erfrecht bij versterf, aangezien zij erven indien er geen testament is opgesteld (art. 4:8 en 4:10). Ten slotte is het bloed- en aanverwantschap belangrijk voor schadevergoedingsrechten (art. 6:106 lid 1 aanhef en onder c en art. 6:108 lid 1 aanhef en onder b) die over kunnen gaan van de overledene op hen. Buiten het familierecht is het belangrijk voor het verschoningsrecht voor getuigen indien men bloed- of aanverwant is. 

Bloedverwantschap houdt in dat er sprake is van een familierechtelijke betrekking, dit geldt voor een kind, zijn ouders en hun bloedverwanten (art. 1:197). Vaak valt de juridische bloedverwantschap samen met de biologische bloedverwantschap. Dit is niet altijd het geval zie bijvoorbeeld adoptie (art. 1:229 lid 1) of een kind uit een informele relatie waarbij de man niet de juridische ouder is, maar wel de biologische (art. 1:198 lid 1 aanhef en onder a). De graad van bloedverwantschap wordt bepaald door het getal der geboorten die de bloedverwantschap hebben veroorzaakt, dit is inclusief erkenning, gerechtelijke vaststelling en adoptie. Bloedverwanten in de rechte opgaande lijn worden ascendenten genoemd, bloedverwanten in rechte nederdalende lijn worden desecedenten genoemd, bloedverwanten in zijlijn worden zijverwanten genoemd.

Aanverwantschap ontstaat door huwelijk of door geregistreerd partnerschap (art. 1:3 lid 2), hierdoor ontstaat aanverwantschap in dezelfde graad als dat er bloedverwantschap bestaat tussen de andere echtgenoot en diens bloedverwant. Ouders van de echtgenoot van een persoon zijn diens schoonouders en dus aanverwanten. Het aanverwantschap eindigt niet door het eindigen van het huwelijk (art. 1:3 lid 3).

3. Wat houdt het naamrecht in en welke rol speelt dit in het personen- en familierecht?

3.1 Wat is het belang van het naamrecht?

Het naamrecht is van belang voor het personen- en familierecht, maar ook voor de maatschappij. De naam zorgt voor de status en de identiteit van natuurlijke personen, hier mag geen onzekerheid of misverstand over bestaan. Het recht op een naam is een persoonlijkheidsrecht. In het naamrecht moet nog steeds onderscheid worden gemaakt tussen voornaam en de geslachtsnaam. 

3.2 Wat zijn de regelingen omtrent voornamen?

Eenieder heeft de voornamen die hem in zijn geboorteakte zijn gegeven, art. 1:4 lid 1 BW. Er is een grote vrijheid omtrent de keuze in voornamen, de ambtenaar van de burgerlijke stand kan voornamen weigeren. Weigering van voornamen kan alleen in geval van ongepaste voornamen of voornamen die overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen, tenzij deze gebruikelijke voornamen zijn (art. 1:4 lid 2). Indien er geen voornamen worden opgegeven of allemaal worden geweigerd zonder vervanging, dan wordt er ambtshalve voornamen gegeven door de ambtenaar (art. 1:4 lid 3). 

Voornamen kunnen gewijzigd worden via een verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijk vertegenwoordiger aan de rechtbank die de voornamen wijzigt. De wijziging gebeurt via een toevoeging van een latere vermelding van de beschikking van naamswijziging aan de geboorteakte art. 1:20a lid 1. Wijziging van voornamen van iemand die buiten Nederland is geboren gaat via art. 1:4 lid 4 derde volzin.  

3.3 Wat zijn de regelingen omtrent geslachtsnamen?

In het oude recht was de geslachtsnaam van een wettig, gewettigd of geadopteerd kind die van zijn vader en anders van zijn moeder. De uitgangspunten voor de herziening van het naamrecht waren de volgende:

  1. De gelijke behandeling van man en vrouw en van kinderen staande en buiten huwelijk geboren;

  2. (Meer) keuzevrijheid in het naamrecht;

  3. Het rekening houden met de eenheid van het gezin, voor zover deze tot uitdrukking komt in de naam;

  4. Het rekening houden met de belangen van het maatschappelijk verkeer en die van een goed functionerende overheidsadministratie.

Indien man en vrouw niet met elkaar zijn gehuwd en zij krijgen een kind, dan staat het kind alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder en heeft het haar geslachtsnaam (art. 1:5 lid 1 eerste volzin). Indien het kind wordt erkend door de man, houdt het kind haar geslachtsnaam, tenzij de ouders anders verklaren. Ook bij de gelegenheid van de voltrekking van hun huwelijk kunnen zij verklaren dat hun kind de geslachtsnaam van de andere ouder zal dragen. Bij gerechtelijke vaststelling door de rechtbank van het ouderschap geldt dezelfde regeling als bij erkenning. Indien het kind door adoptie alleen in betrekking staat tot de vader draagt het zijn geslachtsnaam (1:5 lid 1 tweede volzin). Indien het kind door adoptie in familierechtelijke betrekking komt te staan tot beide echtgenoten, dan krijgt het kind de geslachtsnaam van de vader, indien zij niet gehuwd zijn of van hetzelfde geslacht zijn behoudt het kind zijn geslachtsnaam die het heeft tenzij adoptanten gezamenlijk anders verklaren. Indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking tot de echtgenoot van een ouder komt te staan, houdt het zijn geslachtsnaam tenzij door de ouder en adoptant gezamenlijk anders wordt beslist. De verklaringen van de ouders ter aangifte van de geboorte worden gemeld in de akte der geboorte. De verklaringen na aangifte van geboorte kunnen geschieden bij iedere ambtenaar van de burgerlijke stand (art. 1:5 lid 4). 

Indien geen geslachtsnaamkeuze wordt gedaan, zal in geval van een automatische familierechtelijke betrekking tot beide ouders het kind de geslachtsnaam van de vader verkrijgen. In de andere gevallen zal de geslachtsnaam van de moeder gelden. De moeder kan na de geboorte van het kind, het vaderschap van de overleden echtgenoot ontkennen of via 1:198 lid 2 het moederschap van overleden echtgenote  ontkennen indien zij ten tijde van de geboorte en van de ontkenning is hertrouwd heeft laten registreren, kunnen de moeder en haar echtgenoot gezamenlijk verklaren welke geslachtsnaam het kind zal hebben.

Art. 1:5 lid 7 bevat de uitzondering op de regel van eenheid van naam in het gezin (art. 1:5 lid 8). Dit is mogelijk ingeval het kind op het tijdstip van het ontstaan van de familierechtelijke betrekking 16 jaar of ouder is, zelf moet verklaren dat het de geslachtsnaam van een van de ouders wil hebben. Ook deze verklaring wordt vastgemaakt aan de akte van erkenning of gerechtelijke vaststelling. De verklaringen van ouders omtrent de geslachtsnaam van het kind kan alleen voor het eerste kind worden gedaan, dit geldt tevens als de echtgenoot geen ouder is maar wel het gezag over het eerste kind heeft. 

Bij overlijden van een van de ouders, doet de overlevende echtgenoot een verklaring omtrent de naamskeuze. Dit geldt eveneens bij onder curatele stelling van een van de ouders. Bij onbekende ouders neemt de ambtenaar van de burgerlijke stand een voorlopige voornaam en geslachtsnaam op, afwachtende op het koninklijk besluit met vaststelling van de namen (art. 1:5 lid 10). Indien een kind niet de adellijke titel van zijn vader overneemt, dan gaat de adeldom niet over op dat kind (art. 1:5 lid 11). De geslachtsnaam van kinderen uit een huwelijk met een lid van het koninklijk huis, wordt bij koninklijk besluit bepaald (art. 1:5 lid 12). Door de Wet lesbisch ouderschap wordt onder moeder verstaan de vrouw uit wie het kind geboren is. Onder vader wordt gelijkgesteld de moeder die niet de vrouw is uit wie het kind is geboren (art. 1:5 lid 13). 

De bevoegdheid om de naam van de ander dan wel de dubbele naam van de ander kan gevoerd worden door de vrouw en man die is gehuwd of gehuwd is geweest en niet is hertrouwd. Het recht om de naam van de ander en de eigen naam te voeren (art. 1:9), hier is geen volgorde aan verbonden. De bevoegdheid kan ontnomen worden door de rechtbank indien sprake is van echtscheiding zonder afstammelingen in geval van gegronde redenen (art. 1:9 lid 2). Indien er wel afstammelingen zijn, kan de bevoegdheid niet worden ontnomen vanwege het belang van eenheid van naam binnen het gezin.

De geslachtsnaam wordt ten aanzien van eenieder dwingend bewezen door de akte van geboorte, art. 1:6. De inhoud wordt door de rechter als waarheid aangenomen (art. 151 Rv), maar tegenbewijs is mogelijk (art. 151 lid 2 Rv). 

De geslachtsnaam kan worden gewijzigd op eigen verzoek of op verzoek van de wettelijk vertegenwoordiger van de persoon in kwestie door de Koning (art. 1:7 lid 1 BW). Bij onbekendheid van geslachtsnaam of voornaam, kan de Koning deze vaststellen (art. 1:7 lid 2). De wijziging of vaststelling door de Koning heeft geen invloed op de meerderjarige kinderen van de persoon in kwestie, zij zullen de wijziging zelf moeten verzoeken. In geval van latere erkenning of gerechtelijke vaststelling blijft de wijziging of vaststelling door de Koning ongewijzigd (art. 1:7 lid 4 jo 1:5 lid 2). Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de gronden van geslachtswijziging, dit staat in de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling (belangrijke artikelen 1-5). 

Hij die de naam van een ander zonder diens toestemming voert, handelt onrechtmatig jegens die persoon, wanneer hij daardoor de schijn wekt die ander te zijn of tot diens geslacht of gezin te behoren (art. 1:8 jo 6:162) . Het is dus geoorloofd de naam van iemand anders te dragen, indien die ander daarvoor toestemming heeft gegeven. 

4. Welke rol speelt de woonplaats in het recht?

4.1 Wat is het belang van de regeling van de woonplaats?

De bepalingen in het BW omtrent de woonplaats gelden voor het privaat- en publiekrecht. De woonplaats is bijvoorbeeld met aflevering van zaken of betalingen van gelden. De woonplaats is tevens belangrijk voor het burgerlijk procesrecht en het faillissementsrecht.

4.2 Wat zijn de woonplaatsen van natuurlijke en rechtspersonen?

Art. 1:10 lid 1 bepaalt dat de woonplaats van een natuurlijk persoon de plek is waar zijner woonstede en bij gebreke van woonstede ter plaatste van zijn werkelijk verblijf is. Onder woonstede wordt woning verstaan. 

Art. 1:10 lid 2 bepaalt dat de woonplaats van een rechtspersoon de plek is waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft, dit geldt voor privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtspersonen (art. 2:1 en 3). 

4.3 Hoe verloopt het verlies en de verplaatsing van een woonstede?

Een natuurlijk persoon verliest zijn woonstede door daden waaruit zijn wil lijkt om haar prijs te geven, art. 1:11 lid 1 BW. De wil is noodzakelijk, maar dit moet uit daden blijken. Ook als de plaats waar het domicilie is gevestigd niet meer bewoonbaar is, verliest men de domicilie. 

Een natuurlijk persoon wordt vermoed zijn woonstede te hebben verplaatst, als hij dit aan de betrokken gemeentebesturen heeft kennisgegeven op de wettelijk voorgeschreven wijze (art. 1:11 lid 2). Het is een weerlegbaar vermoeden.

4.4 Wat betekenen de begrippen afgeleide en afhankelijke woonplaats?

Handelingsonbekwamen hebben de woonplaats van hun wettelijk vertegenwoordiger. Een minderjarige volgt de woonplaats van degene die gezag over hem uitoefent, in geval dit van beide ouders is die niet samen wonen dan is het de woonplaats waar het kind zich feitelijk verblijft dan wel laatstelijk heeft verbleven (art. 1:12 lid 1). Als de minderjarige meerderjarig wordt, wordt hij niet geacht de woonplaats van art. 1:12 te behouden. De afgeleide woonplaats komt ten einde, de woonplaats wordt aan de hand van art. 1:10 bepaald. De onder curatele gestelde volgt de woonplaats van zijn curator. Indien de curatele eindigt, komt aan de afgeleide woonplaats een einde en wordt dit aan de hand van art. 1:10 bepaald.

In geval van bewind, volgt alles in de uitoefening hiervan de woonplaats van de bewindvoerder (art. 1:12 lid 2). Ingeval van mentorschap volgt alles in de uitoefening van het mentorschap de woonplaats van de mentor (art. 1:12 lid 3). Mentorschap ziet op de behartiging van niet-vermogensrechtelijke belangen. De uitzondering op de regelingen bewind en mentorschap staat in lid 4. 

Indien degene van wie de woonplaats wordt afgeleid, overlijdt of zijn gezag verliest, duurt de afgeleide woonplaats voort totdat een nieuwe woonplaats is verkregen (art. 1:12 lid 5).

4.5 Wat is de betekenis van het sterfhuis?

Het sterfhuis is waar de overledene zijn laatste woonplaats heeft gehad, art. 1:13 BW. Dit is belangrijk voor het burgerlijk procesrecht.

4.6 Wat is de woonplaats van het kantoor of filiaal?

Art. 1:14 bepaalt dat een persoon die een kantoor of filiaal houdt, ten aanzien van activiteiten omtrent daarvan, mede daar de woonplaats heeft. 

4.7 Wanneer is het mogelijk een woonplaats te kiezen?

Art. 1:15 geeft aan wanneer iemand een andere woonplaats dan zijn werkelijke kan kiezen. Dit is alleen mogelijk indien de wet hiertoe de verplichting geeft of wanneer de keuze schriftelijk of elektronisch overeengekomen is voor een of meerdere rechtshandelingen/ rechtsbetrekkingen geschiedt en hiervoor een redelijk belang aanwezig is. In geval van elektronische overeenkomst geldt art. 6:227a, indien alleen de schriftelijke vorm geldig is kan via dit artikel alsnog de elektronische overeenkomst geldig zijn.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: elient
Comments, Compliments & Kudos

Feedback

Hey Elien,

Dank voor het inleveren van je werk tot nu toe! Je bent goed op weg, ik heb wel een paar punten van feedback hieronder genoteerd.

Omvang & inhoud

  • Over het algemeen erg duidelijk en begrijpelijk samengevat!

  • Zorg dat je verbanden tussen zinnen ook uitlegt, soms begrijp ik deze niet goed (nu ben ik ook geen jurist, maar toch...). Bijvoorbeeld “In 1998 is het naamrecht ingrijpend gewijzigd. In het naamrecht moet nog steeds onderscheid worden gemaakt tussen voornaam en de geslachtsnaam.” Is die laatste zin onderdeel van die wijziging uit 1998, of niet? En zo ja, in welk opzicht was dat eerst anders dan? Waarom is dit relevant?

  • Qua aantal woorden zit je ook echt op het minimum (eigenlijk er net onder), af en toe iets meer tijd nemen om verbanden uit te leggen mag dus zeker :)

Spelling & zinsbouw

  • Als je aan het einde van de opdracht nog eens alles doorleest (ga ik vanuit dat je dat doet), let dan goed op vertypingen als “persones” of “gesalchtsnaam”. Dit gebeurt je gelukkig maar een heel enkele keer, de zinsbouw is prima!

  • Over het algemeen is de tekst grammaticaal heel erg goed, ik heb bijna niks gevonden, terwijl er toch geregeld best wel moeilijke zinnen in staan, vooral met betrekking tot de d's en t's. Heb naar aanleiding van een steekproef één klein foutje gevonden: “In de literatuur, wordt anders dan de wetgever bepaald, het huwelijksvermogensrecht als een zelfstandig rechtsgebied behandeld”

Auteursrecht

  • Zorg er voor dat je je eigen woorden gebruikt. Letterlijk zinnen uit het originele boek overnemen, wat je nu best wel vaak doet, is auteursrechtelijk niet correct; het is niet jouw tekst en daarom mag het niet op deze manier worden gepubliceerd. Wetteksten/artikelen letterlijk overnemen mag natuurlijk wel, hier zit geen auteursrecht op.

    • Bijvoorbeeld: “.... het kind waarvan een vrouw zwanger is, als reeds geboren wordt aangemerkt indien zijn belang dit vordert”. Deze zin is letterlijk overgenomen, maar dit kan je bijvoorbeeld ook makkelijk zeggen als “het kind waarvan een vrouw zwanger is kan, wanneer dit in het belang van de baby is, juridisch als reeds geboren worden gezien.”

  • Loop dit soort letterlijk overgenomen zinnen alsjeblieft nog eens na en zet het in je eigen woorden.

Opmaak en aanlevering

  • Helemaal goed!

Deadlines

  • Je eerstvolgende deadline is 23 juli. Gaat wel lukken toch? Je bent goed op weg!

Als je vragen of opmerkingen hebt over bovenstaand, laat dat dan zeker even weten!

Groetjes,

Evelien

Ik heb bovenstaande punten

Ik heb bovenstaande punten verwerkt!

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.