Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen strafprocesrecht II materieel - t/m week 7

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoorcollege strafprocesrecht materieel - week 1

(Functioneel) Daderschap

De uitgangspunten van het klassieke strafrecht zijn een gewilde spierbeweging, een psychische houding ten opzichte van het delict (een wil om een strafbaar feit te plegen bijvoorbeeld iemand vergiftigen) en een (vrijheids)straf die daar tegenover staat (de maatschappij wil het gedrag vereffenen). Hier ontstaat dus een probleem indien men een rechtspersoon wil straffen. Deze kan zelf niet echt een spierbeweging maken (mail sturen, formulier invullen) en je kan hem niet opsluiten. Hoe komen we dan tot daderschap en aansprakelijkheid van een rechtspersoon?

Het IJzerdraad arrest geeft hier antwoord op. Naast fysiek daderschap is er functioneel daderschap (de slager verkoopt paardenvlees als koeienvlees, verkoper verkoopt het vlees fysiek, de slager bewerkt het functioneel). In dit arrest: eenmanszaak exploiteerde ijzerdraad naar Finland, dat was toentertijd (na de oorloog) strafbaar.  Sprake van valsheid in geschrifte, vervormden de formulieren alsof het niet werd geëxporteerd. Vraag is of de eigenaar van het bedrijf gestraft kon worden, want de exportmanager deed het in feite. Wat zijn de criteria voor functioneel daderschap? Opzet, die moet aanwezig zijn bij een natuurlijk persoon, dus een persoonlijke factor. De persoon moet beschikken (over dat dergelijke handelingen plaatsvinden) over zeggenschap (machtselement) en moet kunnen ingrijpen. Hij moet het ook aanvaarden (kennis element) blijkens de normale bedrijfsvoering; blijkbaar billijken. Daderschap verwijst naar een gedraging, het aanvaarden wordt gezien als een element van het daderschap. In het aanvaarden zit al het billijken, dit gaat over in voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijke opzet: de aanmerkelijke kans dat er iets gebeurd aanvaarden. Beschikken en aanvaarden zijn belangrijk om het daderschap te kunnen vaststellen.

Daderschap van de rechtspersoon

Problemen bij daderschap van rechtspersoon: er is geen echt persoon om te straffen: ‘no soul to damn, no body to kick’. Het heeft bovendien ook schadelijke gevolgen voor de werknemers/aandeelhouders: is er collectieve schuld? Ondanks deze moeilijkheden werd er toch een strafrechtelijk daderschap voor de rechtspersoon opgesteld. Maar de criteria ervoor werden overgelaten aan de rechtspraak, het moet per geval worden beoordeeld. Maar is dit niet in strijd met het legaliteitsbeginsel, wordt er dan niet willekeurig beoordeeld? Er moeten duidelijke criteria zijn: de termen beschikken en aanvaarden worden van de eisen voor het functioneel daderschap overgeheveld naar daderschap van de rechtspersoon. Dit werd uitgewerkt in het Kabeljauwarrest. Het ging over een beschikking van de vangstbeperking. Een bedrijf profiteert van bijvangst, netten werden aangepast om meer te vangen. Heeft de rederij wel gezegd dat ze die netten moesten gebruiken, hebben ze het bewerkstelligd? Is er een machtselement, zeggenschap, kon er ingegrepen worden, is het aanvaard en dus een kenniselement? Kon hij ze dwingen tot het doen gebruiken? Wist hij ervan? De rederij kon bewerkstelligen dat andere vis werd gevangen. Trekt de eigenaar er voordeel van? Eigenaar zei: ik heb geen opdracht gegeven. Maar beschikken en aanvaarden gaat verder dan instructie geven. Het is meer dan slechts accepteren. Bewerkstelligen indien iemand kan beschikken en aanvaarden.

Zijn beschikken en aanvaarden dan de enige punten waarop het daderschap van rechtspersoon kan gebaseerd worden? Nee, Drijfmest arrest. Bedrijf liet mest uitrijden, ook op tijdstippen waarop het niet mocht, is het bedrijf daarvoor aansprakelijk? HR: Kan het naar redelijkheid worden toegerekend? (Heel vaag, zal per geval moet worden beoordeeld) Redelijke toerekening indien: het is  gepleegd in de sfeer van de rechtspersoon. Wat is dan deze sfeer?  Vier criteria:

1) Handelen of nalaten van werknemer/opdrachtnemer ten behoeve van de rechtspersoon > moet een sterke band hebben met rechtspersoon. Niet alleen in dienst van maar opdracht van hem tot handelen gekregen. Moet daarnaast 2) vallen binnen de normale bedrijfsvoering. 3) de gedraging is aan de rechtspersoon dienstig geweest (voordeel/winst). 4) de rechtspersoon moet erover beschikken en aanvaarden. Deze laatste twee zijn dus nu niet meer het belangrijkst. Waar ze dat wel waren bij functioneel daderschap.

Begon dus bij functioneel daderschap > overgenomen in kabeljauw arrest > drijfmest.

Drijfmestarrest: ontbreken van zorg, uitbreiding van beschikken en aanvaarden. Het bedrijf laat na om strafbare gedragingen te voorkomen. Hoe construeer je opzet/schuld bij rechtspersoon? Hoe ga je het toerekenen? Lastig bij rechtspersoon want het zijn psychische dingen. Twee manieren: je kan naar de natuurlijk persoon (werknemer)>  kan het handelen in opzet van deze persoon worden toegerekend aan de rechtspersoon? Of: rechtstreeks vaststellen van opzet op basis van interne organisatie van de rechtspersoon > structuur van het bedrijf, de bedrijfspolitiek > daar leid je de opzet uit af. Dat van de werknemer is eigenlijk ook een constructie, je weet nooit precies wat er in iemands hoofd omgaat, of hij wel echt de intentie had om het strafbare feit te begaan. Opzet heeft een normatief karakter, we rekenen de opzet toe. Dit gebeurt des te meer bij een rechtspersoon. De keuze is dus: ga je een tussenstap zetten en naar de werknemer of direct naar rechtspersoon?

Als je voor de eerste optie gaat: bijeenharken van de opzet. Een delict is gelaagd, het heeft verschillende componenten. Opzet wordt bijeen geharkt: er is feitelijke kennis/wil van de werknemer en daarnaast specialistische kennis/oogluikende toestemming van de leidinggevende. Allebei hebben ze wat opzet, bij elkaar is dat voldoende voor opzet van de rechtspersoon.

Het toerekenen van schuld in de zin van onzorgvuldigheid aan een rechtspersoon: via rechtstreekse zorgplichtschending. Bijvoorbeeld van een ziekenhuis: moet zijn patiënten goed verzorgen, als er iets misgaat bij medicatie dan is het ziekenhuis aansprakelijk, er is geen opzet o.i.d. maar wel schuld. Ze hebben een garantenstellung. Voorbeelden: Leeuwarder ziekenhuis, Enschede vuurwerkramp.

Ter herinnering: schuld = verwijtbaarheid, schuld in culpa: grote mate van onvoorzichtigheid, opzet: willens en wetens handelen.

Feitelijk leidinggevende

De feitelijk leidinggevende is afgeleid: accessoir aan het daderschap van de rechtspersoon. Je kan niet bij hem komen als je niet kan vaststellen dat de rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan. Het daderschap van de rechtspersoon (drijfmest criteria) bestaat uit strafbaar feit van werknemer + aansprakelijkheid leiding gevende. Indien de leidinggevende direct opdracht heeft gegeven is het anders. Als je als feitelijk leidinggevende hebt zitten dutten/niet goed toezicht gehouden dan ben je aansprakelijk, je hebt niet zelf een strafbaar feit gepleegd. De aard van de leidinggevende zit in een bijzondere deelnemingsconstructie; er is dubbele opzet: op het leiding geven + het gronddelict. Vaak wil de leidinggevende het niet expliciet maar hij is wel verantwoordelijk. Criteria voor feitelijk leidinggevende: Slavenburg arrest. Situatie van de bank was in feite minder rooskleuring dan werd weergegeven. Er werd gebruik gemaakt van zwarte dekkingen. Kon de feitelijk leidinggevende van de raad van bestuur er voor opdraaien?

Feitelijk leidinggevende moet strafbare handeling bevorderen > men heeft dan nagelaten het strafbaar feit te voorkomen (preventie achterwege gelaten) terwijl men wel bevoegd en redelijkerwijs daartoe gehouden was. Er is dan dus de aanmerkelijke kans aanvaard dat het zou gebeuren. Er is dus voorwaardelijke opzet, aanvaarden van de aanmerkelijke kans (ijzerdraad arrest). De kans die aanvaard is moet zien op soortgelijke gedragingen. Je hoeft dus niet precies die gedraging te doen, maar een soortgelijke, daar heb je kennis van gehad.

Piet S. arrest, de wetenschap van één lid van raad van bestuur betekent nog niet dat iedereen uit de raad het wist. Opzet wordt geïndividualiseerd. Hij had geen plicht tot ingrijpen want hij mocht vertrouwen op de taakverdeling, professionaliteit van zijn medebestuurders. Er is geen aansprakelijkheid op grond van de enkele functie als voorzitter van bestuur.

Daderschap van de publieke rechtspersoon

‘Kan de staat in zijn eigen staart bijten?’ Volkel arrest: Nee. De staat kan niet zelf worden vervolgd. Nieuwe wetgeving ligt bij Eerste kamer, echter, staat kan wél gestraft worden. Waarom zou de staat immuun zijn voor strafrechtelijke vervolging?

Volkel arrest ging om een vliegbasis, milieudelict, kan het ministerie daarvoor worden vervolgd? Argumenten tegen: de vervolger en vervolgde zijn identiek, dan zou de staat dus en aanklagen en aangeklaagd worden. Het zou in strijd zijn met de machtenscheiding: rechter zou boven de staat komen te staan, dat is niet hoe de machtenscheiding hoort. Is het OM hiërarchisch ondergeschikt aan het ministerie van veiligheid (justitie), kan het OM het ministerie aanklagen? Sprake van ‘broekzak – vestzak’. Discussie: waarom mag de bestuursrechter wel toetsen en de strafrechter niet?

Vervolging lagere publiekrechtelijke lichamen: leidend criterium: strafbaar feit gepleegd in kader van behartiging/uitvoering van bestuurstaak (typische overheidsdaad) (bijvoorbeeld parkeerplek) of opereert de gemeente zakelijk (ondernemingsactiviteiten)? Acta iure imperii/gestiones: zakelijk opereren of behartiging typisch overheidstaak.

Pikmeer arrest: bagger in het Pikmeer gestort: strafbaar feit > kan de gemeente ervoor worden gestraft? En ook de feitelijk leidinggevende? Als het storten van het slib een overheidstaak was dan niet. Het uitbaggeren was dit sowieso, maar het storten van het slib? Handelen van de feitelijk leidinggevende kan niet worden losgeweekt van de immuniteit van de rechtspersoon, die profiteert er dus van.

Pikmeer 2: HR: kon de gemeente de taak uitbesteden? Of kon die alleen worden uitgevoerd door haar. Als ze kan privatiseren dan kon dus een onderneming de taak uitvoeren. De meeste bevoegdheden kunnen worden uitbesteed (exclusieve overheidstaken zijn huwelijk sluiten, paspoort uitgeven). Er is wel ruimte voor de publiekrechtelijk rechtspersoon voor een rechtvaardigingsgrond en voor verschil in straftoemeting. HR scherpte de criteria aan, kan de taak naar haar aard uitsluitend verricht worden door de overheid, dat is leidend. In Pikmeer 2 werd de gemeente niet strafbaar gesteld.  

Brandweerman omgekomen bij duikopleiding. De opleiding voor brandweerlieden kan worden uitbesteed, het is geen exclusieve overheidstaak. Toepassing Pikmeer 2.

Parallel met internationaal strafrecht. Aansprakelijkheid van rechtspersonen voor internationale misdrijven (bijvoorbeeld in de tweede wereldoorlog) Internationaal: natuurlijk persoon heeft toestemming van rechtspersoon om strafbaar feit te plegen, natuurlijk persoon heeft controle in rechtspersoon, hij is veroordeeld. Deze eisen zien we niet in het Nederlandse strafrecht. Misdrijf past in de dagelijkse bedrijfsvoering, die kennen we wel. Zeggenschap is het machtselement, kun je ingrijpen? > effective control.

 

Werkcollege strafprocesrecht materieel - week 1

Functioneel daderschap

Functioneel daderschap : IJzerdraad arrest > eenmanszaak met eigenaar en exporteur, exporteerden ijzerdraad naar Finland. De exporteur vervalste de afkomst van de deviezen (buitenlandse valuta). De eigenaar deed eigenlijk niks, en hij kon alleen gestraft worden als hij zelf de handeling had verricht (klassiek strafrecht): willens en wetens een bepaalde handeling verrichten. Hoe kunnen we de eigenaar toch straffen? Door middel van beschikken en aanvaarden (cumulatief!). Beschikken: kunnen ingrijpen, macht. Er is een hiërarchische relatie tussen de eigenaar en de werknemer. Aanvaarden: blijkbaar billijken > dan ben je functioneel pleger. Ondanks het feit dat je niks doet ben je wel verantwoordelijk voor de strafbare daad. Geen gewoon pleger maar functioneel pleger > relativering van het klassieke uitgangspunt van de gewilde spierbeweging. We rekenen de handeling van de exporteur toe aan de eigenaar. Natuurlijk persoon > natuurlijk persoon. In een eenmanszaak zijn de personen zo nauw verbonden dus dan moet je het wel weten > blijkbaar billijken dus.

De rechtspersoon

Ideaal typische functionele dader: de rechtspersoon: Drijfmest arrest. Deze is ideaal typisch omdat hij zelf niks kan doen, het is een juridische fictie. Hij kan nooit zelf een handeling verrichten maar alleen namens hem. We rekenen hier van natuurlijke persoon naar rechtspersoon. Wanneer kunnen we dit? Handeling moet verricht zijn in de sfeer van de rechtspersoon > werknemer of anderszins betrokken aandeelhouder of iets dergelijks. De handeling moet verricht zijn in het kader van de normale bedrijfsuitvoering van de rechtspersoon. De handeling is de rechtspersoon dienstig geweest. Als laatst: ijzerdraad: beschikken en aanvaarden > aanvaarden niet alleen blijkbaar billijken maar ook niet betrachten van voldoende zorg > soort nalaten/schenden van de zorgplicht. Deze voorwaarden zijn niet cumulatief > de ijzerdraad eisen wegen hierbij het zwaarst. De voorwaarden zijn nauw met elkaar verweven.

>Bij drijfmest hoort een opzet van de rechtspersoon. De opzet van de pleger hoeft niet zelfde te zijn als opzet van de rechtspersoon. Er zijn vaak een aantal werknemers die ieder een deel uitvoeren van de strafbare gedraging. Dan harken we de opzet van werknemer a b en c bij elkaar.

>Het aanvaardingscriterium van ijzerdraad wordt gerelativeerd , het nalaten is een ruimere eis. Vergt minder bewijs.

Dus bij rechtspersoon: nalaten voldoende zorg: had je moeten doen > culpa. Van pleger en functioneel pleger willen we opzet. Bij drijfmest (geen zorg) is culpa.

Feitelijk leidinggevende

Arresten Slavenburg en vrijspraak Piet S. > feitelijk leidinggevende: kan nooit functioneel zijn. Zie r.o. 5.1.1 ijzerdraad is geen opzet. Drijfmest grenst aan culpa, je had moeten optreden. Nu Slavenburg: wel opzet. De feitelijk leidinggevende moet de verboden gedraging bevorderen, terwijl hij bevoegd en daartoe gehouden was hem te voorkomen en maatregelen achterwege laten en dus bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat het strafbaar feit gepleegd wordt > voorwaardelijke opzet. R.o. 5.1.2: wetenschapseis > is er rechtstreeks verband > voorwaardelijke opzet. Niet zozeer de feiten zelf maar feiten die ermee verband houden. We eisen kennis van de feitelijk leidinggevende, het is een natuurlijk persoon. Feitelijk leidinggevende eist dus voorwaardelijke opzet, strengere eis. Maatregelen nagelaten > opzet

Piet S.: er is geen beëindiging eis maar juist een preventie eis. Je moet maatregelen nemen om te voorkomen dat dergelijke gedragingen zich voordoen. Als je op de hoogte bent van feiten die verband houden met strafbare gedragingen, zie casus 3.

Blijkbaar billijken (Ijzerdraad) – nalaten genoeg zorg (rechtspersoon) – geen maatregelen treffen (feitelijk leidinggevende)

Publieke rechtspersoon

Vóór dit schema: Volkel / Duikopleiding / Pikmeer > publieke rechtspersoon. Kunnen we hem überhaupt wel als dader aanmerken?

Volkel: de staat komt immuniteit toe

Pikmeer 2: decentrale overheden komt immuniteit toe maar dan moet zijn voldaan aan: openbaar lichaam hoofdstuk 7 GW + het moet gaan om een bestuurstaak die alleen door het lichaam zelf kan worden uitgevoerd (die dus niet uitbesteed kan worden)

Brandweer duikopleiding: illustratie van Pikmeer 2

Opgaven

  1. We zitten in de bovenste van het schema: ijzerdraad. Beschikken en aanvaarden naar de feiten en omstandigheden van het geval. De bisschop: baas van de bisdom waar priester werkzaam was, hiërarchische relatie, kon dus beschikken. Heeft hij ook aanvaard? Ja, was op de hoogte van de aantijgingen, maar hij zei dat het maar eenmalig was: dat is nog geen billijken. Hij billijkt het patroon. Één incident kan je niet billijken. Maar nu er meerdere klachten kwamen en hij heeft niet opgetreden is er wel billijken. Hier zit de opzet in. Dus hij heeft blijkbaar gebillijkt, hij is zeer nalatig geweest. Dan de aartsbisschop: hij kon vrij weinig zonder de paus, heeft hij beschikt? Nee, hij kon niet ingrijpen. Hij heeft een brief gestuurd en de interne beslissingsstructuur hield verder ingrijpen tegen. Maar, kon hij niet meer doen? Dit kan je ook beredeneren. Stel dat hij wel kon beschikken, heeft hij dan ook aanvaard? Het gaat om één incident, hij heeft een brief geschreven en dus actie ondernomen dit is nog geen billijken. Hij heeft niet aanvaard. (beschikken is ook zwak).
  2. Om een functioneel plegende rechtspersoon te zijn is winstoogmerk niet vereist in drijfmest. Bovendien is een stichting een rechtspersoon en die heeft een bedrijfsvoering. En dan nog, de eisen uit drijfmest zijn niet cumulatief dus er kan ook aan 1 ervan zijn voldaan. Er is voldaan aan eis 1: werknemer of iets dergelijks (maar minst sterke eis), daarnaast is Von Stein voorzitter dus beschikken en aanvaarden van de rechtspersoon. Normale bedrijfsvoering: ja, ze helpen bij zelfdoding. Dienstig? Nee, geen economisch voordeel. Dienstig is het baatcriterium. Verweer is dus kul.
  3. A. Kan de gemeente worden vervolgd? Het is een openbaar lichaam in de zin van h 7 GW + kan de taak alleen door gemeente worden uitgevoerd? Dan immuniteit. In Pikmeer 2 is deze 2e eis strenger geworden: kan het worden verricht door een privaatrechtelijke organisatie? IC: reinigen van grond kan wel worden uitbesteed, dus voorwaarde gaat niet op: gemeente geen immuniteit. In Pikmeer 2 wil HR zo weinig mogelijk immuniteit voor gemeente. Typische overheidshandelingen: huwelijk, paspoort, belasting etc.  dus de gemeente kan vervolgd worden.

B. kijken naar drijfmest: in sfeer van rechtspersoon? Handelen of nalaten van werknemer of anderszins betrokkene bij gemeente? Ja, personeel van de gemeente. Normale bedrijfsvoering? Nee, beetje crimineel als gemeente vervuilde grond ergens stort. Dienstig? Ja, voordeel. Beschikken en aanvaard? Ja, de wethouder beschikte en aanvaardde. Gemeente kan worden vervolgd. (keuze dus: of ijzerdraad / niet voldoende zorg > actief/nalaten).

C. Opdrachtgever valt onder feitelijk leidinggevende. Hebben zij bevorderd? Bevoegd en gehouden te handelen? Maatregelen achterwege gelaten die strafbaar feit voorkwamen? + wetenschapseis in opzet. Ze hebben wetenschap. Ze kunnen beide worden aangemerkt als feitelijk leidinggevende. Ze weten het, het gebeurt, de wethouders weten dat de illegale manier wordt uitgevoerd. Burgemeester: voorzitter college b&w > weet dat er een illegale optie wordt gezocht maar dat is niet genoeg. De enige juiste oplossing was het verbranden, ze moeten zoeken naar een andere dus per definitie een criminele oplossing.

 

Hoorcollege strafprocesrecht materieel - week 2

 

WEDERRECHTELIJKHEID

Om te straffen moet er in ieder geval voldaan zijn aan de voorwaarden: een menselijke gedraging die voldoet aan de delictsomschrijving die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten valt. Wederrechtelijkheid kennen we als element en bestanddeel. Waarom moet er eigenlijk voldaan zijn aan wederrechtelijkheid, waarom is voldoen aan de delictsomschrijving niet voldoende? Dat is immers ook wederrechtelijk, in de wet staat dat het niet mag. Het tweede element ‘voldoen aan de delictsomschrijving’ is de formele wederrechtelijkheid, dat zijn de wederrechtelijke gedragingen die in de wet staan. Maar we willen ook dat het gedrag voldoet aan de materiële wederrechtelijkheid, het element wederrechtelijkheid. Wederrechtelijkheid speelt dus twee rollen: als element (meer dan voldoen aan de delictsomschrijving) indien er voldaan is aan de delictsomschrijving mogen we veronderstellen dat er wederrechtelijk is gehandeld, maar ook als bestanddeel (moet telastegelegd worden en dus bewezen verklaard worden). Maar indien de verdachte meent te voldoen aan een rechtvaardigingsgrond (in een verweer) dan moeten we het gaan bewijzen.

Wederrechtelijkheid als element: wederrechtelijk gedrag is gedrag dat in strijd is met het objectieve recht: alle geschreven en ongeschreven verplichtingen. Een wederrechtelijke delictsomschrijving betreft het schenden van een onderliggende rechtsnorm. Wat hebben we willen beschermen? Is die norm overtreden? Dan is er wederrechtelijk gehandeld.

Wederrechtelijkheid als bestanddeel: in de delictsomschrijving kunnen synoniemen van wederrechtelijkheid staan als ‘zonder daartoe gerechtigd zijn’ en ‘buiten noodzaak’. De wetgever moet zo duidelijk mogelijk beschrijven wanneer een gedraging onder de delictsomschrijving valt. We willen zeker weten dat het gedrag onder de strafrechtelijke bepaling valt, het wederrechtelijke willen we straffen. De wetgever heeft willen voorkomen dat gedragingen die onder de delictsomschrijving vallen maar niet wederrechtelijk zijn gestraft worden, bijvoorbeeld sloopwerkzaamheden, daarom staat er ‘wederrechtelijk’ in art 350 sr. In de delictsomschrijving staan soms termen die de wederrechtelijkheid bepalen: geweld, braak, dwingen, mishandeling (dit zijn dan bestanddelen). In het arrest jongensbesnijdenis bepaalde de Hoge Raad dat onder mishandelen moet worden verstaan het opzettelijk toebrengen van pijn of letsel zonder rechtvaardigingsgrond. In dit arrest laat de vader zonder toestemming van moeder (die het gezag had) zijn zoon besnijden. Ic had het rechtvaardigen van moeder de wederrechtelijkheid weggenomen, die was er echter niet.

Het wederrechtelijkheidbegrip in enge zin heeft een specifieke betekenis in de context van een strafbepaling. Voorbeelden zijn ‘zonder eigen recht’, ‘zonder toestemming’ etc, dat deel moet bewezen worden. De HR heeft de enge uitleg nooit geaccepteerd. Indien er sprake is van een rechtvaardigingsgrond dan volgt er ontslag van alle rechtsvervolging volgens dit enge begrip maar volgens het wettelijk systeem volgt er vrijspraak.

In ruime zin betekent wederrechtelijk het handelen in strijd met het objectieve recht. Dat is zowel de betekenis bij wederrechtelijkheid als element en als bestanddeel. Voorbeelden hiervan zijn dreigen, oplichten en dreigen.

Oplichting arrest: groep jongens licht ouderen op door te veel geld te vragen voor de verbouwing van hun huis. Een oude man trapt er in en betaalt de jongens veel geld. Een bankmedewerker merkt op dat de oude man veel geld opneemt en schakelt de politie in, de man wordt gewaarschuwd maar hij betaalt de jongens toch. Is het strafrecht er om ‘domme’ mensen te beschermen? Vergelijkbaar met eetpiraat/tuinmeubelen. In het tuinmeubelen arrest waren de meubels van tevoren geleverd maar de klant betaalde achteraf niet, voor dat soort ‘domme’ handelingen is het strafrecht niet bedoeld. De handeling van de oude man valt hier echter niet onder, hij kon zichzelf niet beschermen tegen zulk soort oplichtingpraktijken, het strafrecht moet hem dus juist beschermen.

Gestolen auto arrest: ic is een auto gestolen die wordt teruggevonden bij een autodealer, een bedrijf dat ingehuurd is door de verzekeraar om de auto terug te halen maakt een proefrit en gaat er van door met de auto. Ze verweren zich tegen het feit dat ze de auto gestolen hebben omdat de auto in eigendom van de verzekeraar was. Maar de HR meent dat de autodealer doordat hij de auto bezat en verkocht de eigenaar was van de auto, pas als hij te kwader trouw was dan kon hij geen eigenaar zijn.

Dreigbrief arrest: handelen in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid.

Volgens de HR is wederrechtelijkheid als element en bestanddeel: handelen in strijd met het objectieve recht.

CAUSALITEIT

Causaliteit in het strafrecht zoekt naar de dader die het ongewenste gevolg heeft veroorzaakt. Het is de band tussen de oorzaak en het gevolg. In het materiële strafrecht duidt het op de eerste voorwaarde: is er een menselijke gedraging? In het strafprocesrecht duidt het op de eerste vraag van 350 sv: kan het telastegelegde bewezen worden?

Bij de materiële delicten gaat het om het gevolg (bijvoorbeeld doodslag art 287 sr). Hier komt het niet zelfstandig aan bod maar in het verwijt bij culpoze en opzet bij doleuse delicten.

Bij door het gevolg gekwalificeerde delicten (bijvoorbeeld mishandeling met de dood tot gevolg art 302 sr) is er sec causaliteit. In lid 2 van het artikel staat dan: mishandeling met als gevolg de dood, er was opzet op mishandeling. We hoeven dan niet te kijken naar de bedoeling van de dader, we hoeven geen verwijt te maken. Er is gewoon oorzaak-gevolg.

Derde categorie is de causatieve werkwoorden: bewegen tot, bij oplichten bijvoorbeeld in art 326 sr.

Er is geen causaliteit indien het gevolg ook zonder het gedrag zou intreden. Causaliteit is juist dat het gevolg is ingetreden vanwege dat gedrag. HR 2004/512: er is ic een dodelijk ongeluk gebeurt, volgens deskundigen zou het gevolg (aanrijden met dood als gevolg) sowieso zijn gebeurd. Er zou dan dus geen causaliteit zijn tussen het gedrag van de dader en het (dodelijke) gevolg. Hierop ziet de conditio sine qua non leer: elke voorwaarde die niet kan worden weggedacht zonder dat het gevolg wegvalt. Deze leer is de basis, de ondergrens. Het is een equivalentie leer.

Causa proxima: de factor die het dichts bij de verwezenlijking van het gevolg ligt. Voorbeeld arrest: militair nam per ongeluk pijpjes mee naar huis, ontploffen na jaren, maar hij was allang verhuisd etc. dus geen strafrechtelijke causaliteit meer. Causa proxima is degene die het pijpje weer aanraakt waardoor het ontploft.

Adequatieleer duidt op adequate veroorzaking: is het gevolg van het gedrag voorzienbaar geweest? Dan kunnen we het gevolg toerekenen. Eierschedel arrest, persoon met een lichte schedel, een klap op zijn hoofd had zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Bij een ander slachtoffer met een sterke schedel zou het gevolg niet zijn opgetreden maar toch was het voorzienbaar volgens de HR. Etalageruit arrest: man rijdt te hard, gaat mis waardoor mensen door een etalage ruit vallen waarvan een vrouw glasscherven op zich krijgt en overlijdt. Ook dit was voorzienbaar volgens de HR.

Geen van deze leren is perfect. Oplossing van de HR is de leer van de redelijke toerekening: is het gevolg redelijkerwijs het gevolg van handelen van de verdachte? Is het redelijk om het gevolg toe te rekenen? Lethale longembolie arrest: door een aanrijding moet het slachtoffer lang in een ziekenhuis liggen, hierdoor krijgt hij bloed verdikking, door een bloedpropje in de organen overlijdt het slachtoffer. Het overlijden wordt de aanrijder toegerekend door de HR omdat dit gevolg past bij de normale complicaties van het letsel wat verdachte heeft veroorzaakt.  Het begrip redelijke toerekening is vaag, normatief en weinig voorspelbaar. Meestal is het echter geen probleem om tot toerekening te komen. Maar bij bijzondere omstandigheden als: veel tussen tijd of tussentijds optreden van anderen, nalaten (dus geen handeling maar kunnen we het niet-handelen toerekenen) en mede veroorzaking van het slachtoffer, hoe kunnen we dan redelijk toerekenen?

Mede veroorzaking slachtoffer: niet behandelde longinfectie arrest. Een man schiet zijn vrouw door de hals en veroorzaakt een dwarslaesie bij haar. De vrouw wil niet behandeld worden aan haar longen omdat ze invalide is, ze kan zo niet leven. Ze overlijdt dus terwijl ze door het schot in beginsel niet dood had hoeven gaan. Causa proxima is ic het niet behandelen van de longinfectie. Maar volgens de HR had de man haar in die positie gebracht, de kwaal is veroorzaakt door het neerschieten. Ook indien het slachtoffer geen gordel draagt in een auto wordt dit toegerekend aan de bestuurder. Volgens de HR kwam er een ongeluk omdat de bestuurder te hard inreed op een voorgesorteerde auto.

Veel tussentijd: arrest over ouderen die worden overvallen en nadien overlijden. Aan de daders wordt telastegelegd: diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbende. Is het overlijden echter niet toe te rekenen aan een slecht hart? Een natuurlijke dood dus? Bloedvergiftiging arrest: slachtoffer heeft een dodelijke infectie opgelopen na neergestoken te zijn. Is het redelijk om de dodelijke infectie toe te rekenen aan de dader? De mogelijkheid dat de andere hoogst onwaarschijnlijke mogelijkheid (infectie door ziekenhuis) de oorzaak is staat niet in de weg aan redelijke toerekening.

Groninger HIV arrest: is de besmetting met hiv veroorzaakt door eigen gedrag, namelijk geen condoom dragen tijdens gemeenschap (kans van 1 op 300) of door het inspuiten met besmet bloed (kans van 1 op 5)? HR ziet uiteindelijk geen causaliteit, want er ís de mogelijkheid dat het door eigen gedrag kwam. Het is geen hoogst onwaarschijnlijk mogelijkheid, het valt niet uit te sluiten.

Tussentijds handelen van anderen: in het arrest ’t Elfje is er een vechtpartij in een café waardoor hersenletsel is veroorzaakt bij het slachtoffer. Is het nu veroorzaakt door de dader of door omstanders die hem aan zijn benen van een trap trokken. HR: dat ook anderen iets gedaan hebben neemt nog niet weg dat de dader het heeft veroorzaakt.

Nalaten: shaken baby arrest: een baby valt op een betonnen vloer en loopt hersenletsel op waarna ze overlijdt. De vader wordt verweten dat hij zorg achterwege heeft gelaten om het kind te redden. HR: indien de vader wel iets zou hebben ondernomen zou het gevolg dan weggegaan zijn (namelijk overlijden)? Of zou het baby’tje sowieso zijn komen te overlijden, dan is er geen causaliteit meer. Bij nalaten moet er een zorgplicht zijn. Waren er omstandigheden dat we van hem verlangden dat de vader ging optreden? Als ouder had hij de zorgplicht voor het kind te zorgen, hij wist dat het kind ernstig hersenletsel had.

Stand van zaken: is de bewezenverklaarde gedraging een onmisbare schakel voor het gevolg? (csqn) en is het redelijk (Haarlemse doodslag) om het gevolg toe te rekenen? Dan kunnen we toerekenen > met een mes in buik steken, daarvan weten we dat het letaal letsel kan veroorzaken (het is een normale complicatie) dan maakt het niet uit wat anderen doen (causa proxima is niet de oorzaak geweest).

Letaal letsel > daar ga je normaal gesproken aan dood, altijd toerekening. Het doet er niet meer toe wat anderen doen na het aanbrengen van lethaal letsel van dader.

Geen letaal letsel > alleen redelijke toerekening indien het hoort bij een normale complicatie van het letsel. Bijvoorbeeld longembolie.

Indien het geen noodzakelijke factor is geweest of we weten niet of het een csqn is dan rekenen we alleen toe indien het een onmisbare schakel is (spuit met bloed hiv) en indien er een aanzielijke mate van waarschijnlijkheid is dat het gevolg door de gedraging is ontstaan. Hulpmiddel hierbij is of de gedraging naar haar aard geschikt is en naar ervaringsregels geschikt is om het gevolg te hebben veroorzaakt? Zie arrest Groninger hiv en overval op juwelier. Er moet rekening worden gehouden met een andere oorzaak.

 

Werkcollege strafprocesrecht materieel - week 2

 

Werkcollege week 2 strafrecht materieel

Causaliteit in het strafrecht is uitgewerkt in het arrest Letale longembolie. In dit arrest overleed een man na een aanrijdig uiteindelijk aan longembolie. Was het nog redelijk om de longinfectie toe te rekenen aan de aanrijding? In dit arrest werd bepaald dat causaliteit verbonden wordt via ‘redelijke toerekening’.  Is het nog redelijk om de aanrijding als oorzaak van het overlijden van het slachtoffer toe te rekenen aan de verdachte? Dit begrip gebruiken we ook bij het toerekenen van gedragingen aan een rechtspersoon. Nu rekenen we een gebeurtenis/gevolg toe aan een bepaalde daad. Kan een gebeurtenis nog worden gezien als gevolg van een bepaalde handeling? Hier is het niet of een bepaalde gedraging kan worden toegerekend aan een ander.

Objectieve zijde: wederrechtelijkheid in causaliteit, dit gaat om de gedraging die we kunnen waarnemen, dat is objectief. Als we hier niet uitkomen dan kijken we naar de subjectieve zijde. Tot de objectieve zijde behoren causaliteit en wederrechtelijkheid, die zijn objectief te bepalen.

Subjectieve zijde: Hiertoe behoren opzet en schuld. Deze zijde gebruiken we om een uitspraak te doen over de objectieve zijde, we vullen de objectieve zijde hiermee in.

De ondergrens van causaliteit is de ‘condicio sine qua non’. Meestal is hier geen probleem: er kan vaak een gedraging worden aangewezen zonder welke het gevolg niet zou hebben ingetreden. In deze week hebben we het juist over de moeilijke gevallen.

Schema strafrechtelijke causaliteit

Je begint met vaststellen of er redelijk kan worden toegerekend, is er een conditio sine qua non? Dan heb je twee mogelijkheden om te beredeneren of er redelijk kan worden toegerekend:

  1. Tussenliggende oorzaken.  Onderbroken keten?
  2.  Twee oorzaken. Wat is de oorzaak eigenlijk?

Bij 1. Letale longembolie arrest: er heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, het slachtoffer is overleden na die aanrijding. De tussenliggende oorzaak was ic longembolie. Het slachtoffer moest naar het ziekenhuis en werd daar behandeld maar kreeg doordat hij om te herstellen lang in een bed lag doorligplekken en ontwikkelde zo longembolie. Hier is het dus een ‘reactie van het slachtoffer’.

Bij 1. Haarlemse doodslag arrest. Verdachte heeft het slachtoffer met een mes een aantal keer gestoken > hij werd naar het ziekenhuis gebracht maar er werd te laat actie ondernomen door artsen en het slachtoffer overleed alsnog. Hier is het dus een ‘reactie van een derde’.

Bij 1. Niet behandelde longinfectie arrest: verdachte heeft zijn vriendin neergeschoten, zij loopt daardoor een dwarslaesie op en krijgt ook een longinfectie. Zij wil die niet laten behandelen omdat haar leven zo uitzichtloos is geworden, zij sterft daardoor. Hier is het dus ‘eigen schuld slachtoffer’.

Bij 2. HR Bloedvergiftiging. Verdachte steekt slachtoffer met een mes in de rug waardoor het slachtoffer een klaplong krijgt, hij wordt in het ziekenhuis geholpen maar overlijdt later toch door een bacteriele infectie (de vraag is hier nu of de infectie is gekomen door de messteken of door een bacterie in het ziekenhuis). Hoogst onwaarschijnlijke mogelijkheid staat niet in de weg aan redelijke toerekening. De andere mogelijkheid wordt dus aan de kant geschoven.

Bij 2. HR Groninger HIV. De gedraging van de verdachte ic was het injecteren van hiv in het bloed van het slachtoffer, verdachte wordt vervolgd voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Was het nu het gevolg van het injecteren van het besmette bloed of kwam het door de onbeschermde seks die het slachtoffer  vrijwillig beging met hiv besmette mannen? HR gaat verder met de uitspraak in HR bloedvergiftiging. Een van de oorzaken moet je als hoogst onwaarschijnlijk aanmerken. De onwaarschijnlijkheid wordt niet gebaseerd op het verschil tussen beide (kans op via bloed 1 op 2, via seks 1 op 300), maar alleen op de kans op het ene scenario (1 op de 300 is klein maar is toch een reele kans).

Bij 2. HR overval op juwelier. Er wordt een overval gepleegd op een juwelier, de eigenaar overlijdt na de overval aan een hartaanval, maar was de hartaanval een gevolg van de overval of kreeg hij een ‘spontane’ hartaanval? IC was er geen probleem om het overlijden redelijk toe te rekenen aan de verdachte want de kans op een ‘spontane’ hartaanval was hoogst onwaarschijnlijk.

In categorie 1 / 2 moet je via een andere beredenering tot redelijke toerekening komen.

Wederrechtelijkheid

Wederrechtelijkheid heeft nauwelijks praktische waarde, het levert zelden een probleem op. Wederrechtelijkheid is meestal een gegeven, als je de delictsomschrijving vervult heb je wederrechtelijkheid. Wederrechtelijkheid is het handelen in strijd met het objectieve recht, dus niet alleen de wet maar ook rechten van anderen en beginselen.

Opgave 1 .

Vergelijking met het dreigbrief arrest, zie pagina 186 in de arrestenbundel. In dat arrest is sprake van handelen met verre overschrijding van het maatschappelijk betamelijke. In de dreigbrief werd met geweld en de dood gedreigd. Dergelijk gedrag is zo onbetamelijk dat we de dader strafrechtelijk willen vervolgen. Wat Casper ic verzint (dat zijn moeder ziek is) is een leugentje om bestwil, het is niet dusdanig onbetamelijk dat we het strafrecht moeten gaan gebruiken. Met dreigen met geweld maak je inbreuk op rechten van derden. Wederrechtelijkheid is wederwettelijkheid en handelen in strijd met het objectieve recht > naast de strafwet ook rechten van anderen.

Opgave 2

Het verweer ziet op de strafrechtelijke causaliteit, hij bestrijdt dat het alleen komt door Jeroen en stelt dat er ook een tussenliggende oorzaak is, namelijk het handelen van de arts. Om de causaliteit vast te stellen gebruiken we de leer uit het lethale longembolie arrest van de redelijke toerekening. De condicio sine qua non (csqn) hier is het slaan met het flesje. Als er een tussenliggende oorzaak is moet je kijken naar categorie 1. Is er geen csqn dan moet je naar categorie 2. Kan de gedraging geschikt zijn om op zichzelf het gevolg teweeg te brengen? Slaan met een fles op iemands hoofd kan blindheid veroorzaken, ja dus. We hebben nu de aard van de gedraging in verbinding gebracht met de aard van het letsel. Jeroen heeft willens en wetens op het hoofd van het slachtoffer geslagen, met opzet dus. Dit zijn redeneringen van de subjectieve zijde (opzet) naar objectieve zijde: is er causaliteit? Hij had opzet tot het toebrengen van zwaarlichamelijk letsel. Vergelijk het arrest Haarlemse doodslag: blz 295 arrestenbundel. Csqn: ja, zonder de gedraging was het slachtoffer niet in het ziekenhuis beland. Jeroens handeling was gericht op het letsel. De tussenliggende factor staat niet in de weg aan redelijke toerekening. Het verweer van de raadsman heeft dus geen kans van slagen.

 

Opgave 3

Vergelijking met arrest Groninger hiv: in dit arrest ligt de absolute ondergrens van redelijke toerekening. We zitten hier in categorie 2, er zijn twee mogelijke oorzaken. Kan de ene oorzaak nu als onmisbare schakel worden gezien? De HR vereist dat je je afvraagt of de gedraging van de verdachte een onmisbare schakel kan zijn geweest voor het gevolg. Daarna moet je je afvragen of het aannemelijk is dat het gevolg door de gedraging van de verdachte is veroorzaakt? (deze vraag houdt verband met HR bloedvergiftiging) in deze vraag zijn twee sub vragen: gedraging naar aard geschikt voor het gevolg en is het naar ervaring gewoon dat het tot het gevolg heeft geleid. Het woordje bovendien in deze overweging duidt op dat de punten cumulatief zijn. Zie pagina 1344 van de arrestenbundel. Ten verwere van anderen: bloedvergiftiging. Is het een onmisbare schakel? Ja, het inspuiten kán de oorzaak zijn van hiv. Daarom willen we hen vervolgen. Gedraging naar aard? Ja. Naar ervaring? Ja. De andere oorzaak (subvraag 3) (onbeschermde seks) kan niet worden gezien als hoogst onwaarschijnlijke kans (1 op de 300). Ontspringen de verdachten dus de dans? Er kan nog worden vervolgd voor poging. Het gevolg hoeft dan niet te zijn ingetreden, maar alleen van belang is of de verdachte zijnerzijds alles gedaan heeft om het gevolg te laten intreden. Bij poging gaat wel 1/3 van de strafhoogte af. De derde subvraag is de kans op de andere oorzaak, het komt meestal neer op deze derde subvraag. Er kan ic geen uitspraak worden gedaan over of de andere mogelijke oorzaak hoogst onwaarschijnlijk is. De mogelijke oorzaken zijn beide aannemelijk.

Opgave 4

Deze casus valt eigenlijk onder een derde categorie: nalaten, vergelijkbaar met het Shaken baby arrest. Dit is een probleem omdat je niet zeker kan weten of indien wel was ingegrepen het gevolg dan niet had ingetreden. Bij csqn valt het gevolg weg indien je de oorzaak wegdenkt. Bij nalaten is dat niet het geval. Nalaten is het opzettelijk nalaten van zorg met de dood ten gevolge > dit laatste is geobjectiveerd. Het verwijt is: je had het moeten doen (verzorgen) en nu je dat  niet hebt gedaan ben je schuldig aan de dood. In deze casus is er het csqn probleem. We kunnen het oorzakelijk verband tussen nalaten en vervolg niet maken en toch willen we hem een verwijt maken.. Ondanks het feit dat er geen oorzakelijk verband is tussen het nalaten en de dood gaan we hem de zorgplicht verwijten. We beantwoorden de causaliteit naar redelijke toerekening en niet naar csqn. De schending van de zorgplicht zorgt voor aansprakelijkheid.

 

 

Hoorcollege strafprocesrecht materieel - week 3

 

Hoorcollege strafprocesrecht materieel - week 3

Opzet

Voor opzet maken we de dader een verwijt, hij had anders kunnen en moeten handelen. Dit is de laatste voorwaarde voordat we mogen straffen. We betrekken het vierde element in het tweede element, als bestanddeel. Het verwijt heeft wettelijke schuldvormen gekregen in de zin van opzet en culpa. Culpa betekent onzorgvuldigheid, in bijvoorbeeld art 307 sr.

We hebben in NL niet alleen daadstrafrecht waarin we daden straffen door causaliteit en wederrechtelijkheid, de objectieve zijde. Elk misdrijf moet ook een psychisch bestanddeel hebben in de zin van opzet of culpa. Dat is het subjectieve onderdeel, de toestand van de dader. We mogen daarom ook hoger straffen bij misdrijven. We verwijten willens en wetens of ernstig roekeloos handelen.

De wetgever ging uit van de mens als een blackbox, volstrekt vrij om onze wil te bepalen, we maken zelf onze keuzes. We zijn verantwoordelijk voor onze handelingen en dus mogen we ervoor gestraft worden. In het strafrecht gaan we ervan uit dat we voor het maken van de verkeerde keuze de dader mogen straffen.

Het belang van opzet. Opzet is het meest voorkomende subjectieve bestanddeel. Component bij poging (art 45) daar zit voornemen bij, voorbereiding (art 46) en deelneming (art 47 en 48).

De betekenis van opzet. Het wetboek geeft geen definitie van opzet. Het betekent bewust handelen, willens en wetens handelen. De dader kent de feitelijke strekking van zijn gedraging en de daarbij behorende omstandigheden. Hij handelde niet per ongeluk, daarom straffen we hem. We constateren dat er een relatie tussen de psyche en de daad is. Opzet is ook aanwezig indien je een ruk aan je stuur geeft als je een overstekend kind wilt ontwijken, als je daardoor tegen een auto aanklapt heb je toch willens en wetens een ruk aan je stuur gegeven. Je wilt het kind niet aanrijden en trekt bewust aan het stuur, niet per ongeluk. Heeft die persoon dan de auto ook echt vernield? Nee, dan moet ook nog wederrechtelijk gehandeld zijn, in een dergelijke casus is er een rechtvaardiging: het ontwijken van het kind.

Opzet doelt niet op:

  • Handelen met een motief (tenzij art 310)
  • Bewust de wet overtreden (boos opzet) (tenzij art 282)
  • Handelen met een bepaalde ernst (zwaar letsel bijvoorbeeld)

Hoe herkennen we opzet in de delictsomschrijving? Meestal staat in de wet ‘opzet’. Varianten van opzet zijn weten en wetende dat. Het ‘willen’ zit in die termen verwerkt. Ingeblikt opzet: wegnemen (art 310) mishandelen (art 300), binnendringen (art 138) valselijk opmaken art 225, art 140 en art 141. Bij deze artikelen is opzet dus een bestanddeel van de delictsomschrijving en moet dus telaste worden gelegd en dus worden bewezen. Alles wat na het woord ‘opzet’ komt valt onder de eis van willens en wetens. Bijvoorbeeld art 287: opzettelijk van het leven beroven. Geobjectiveerde bestanddelen zijn bestanddelen waar opzet niet op ziet, bijvoorbeeld in art 302 lid 2: op het gevolg de dood heeft de opzet geen betrekking, het is een gekwalificeerd gevolg. De opzet ziet op mishandeling. In de artt 244 art 245 is de leeftijd geobjectiveerd. Leeftijd arrest: een volwassen man heeft seks met een minderjarig meisje, hij werd daarvoor vervolgd maar hij zei dat het meisje had gelogen over haar leeftijd. De leeftijd in de artikelen is geobjectiveerd, ze is nu eenmaal zo jong. Hij voert een afwezigheid van alle schuld (avas) verweer: hij heeft er toch alles aan gedaan om haar leeftijd te komen te weten? Nee hij kon nog naar haar identiteitsbewijs vragen. In art 350 staat opzet en wederrechtelijkheid, wederrechtelijk is daar dus geobjectiveerd.

Vormen van opzet, hoe kunnen we opzet bewijzen? 

  • Oogmerk: zuiver willen en weten of volkomen opzet. (een wapen kopen en iemand doodschieten)
  • Opzet met zekerheidsbewustzijn: de dader wil het gevolg niet maar weet wel zeker dat het zal ontstaan. Voorbeeld arrest: kapitein laat zijn schip op volle zee ontploffen om de verzekering te laten uitkeren. Of : vergiftigde taart opsturen waardoor iemand anders er last van krijgt.
  • Voorwaardelijke opzet: de dader wil het gevolg niet maar aanvaardt wel de aanmerkelijke kans erop. Opiumwet arresten: Cicero, aanmerkelijke kans (man heeft een koffer van een medereiziger gekregen waarin drugs blijkt te zitten), de man had de zorgplicht om zijn koffer te controleren geschonden en dus de kans op drugsovertreding aanvaard.

Bijzondere vormen van opzet: deze kunnen niet worden bewezen met willen en weten.

  • Onvoorwaardelijke opzet in art 140: deelnemen. Het is een andere soort opzet volgens de HR dan normale opzet. Het is in zijn algemeenheid weten dat er iets mis is in een organisatie, dat die zich blijkbaar bezighoudt met strafbare feiten. Hieronder valt ook doneren aan criminele organisaties als Greenpeace indien je weet dat Greenpeace criminele handelingen pleegt.
  • Oogmerk als bestanddeel : dit is niet het zuivere oogmerk van hierboven. Bijkomend oogmerk: art 310, op een stukje van de delictsomschrijving. Art 288a jo art 83 a: terroristische misdrijven. Doodslag met een terroristisch oogmerk kan leiden tot een strafverzwarende omstandigheid. Hier hebben we het motief wel strafbaar gesteld. 
  • Voorbedachte rade (moord, zware mishandeling met voorbedachten rade) de dader heeft kalm en in rustig beraad gehandeld, niet in een opwelling.

Voorwaardelijke opzet: bewust (dus willens en wetens) een aanmerkelijke kans aanvaarden. In het kader van de opiumwet heeft de HR een bewijsconstructie: een reiziger weet wat er in zijn koffer zit, drugs worden vaak per koffer vervoerd, neem je een voorwerp aan van een ander zonder die te controleren dan aanvaard je dus de aanmerkelijke kans om drugs in te voeren. We gebruiken deze constructie omdat we vaak een ontkennende verdachte hebben. We kunnen geen zuiver oogmerk vaststellen maar wel voorwaardelijke opzet. De constructie die we maken om voorwaardelijke opzet vast te stellen moet wel lukken. Dit mislukt echter in het volgende arrest: een man schiet in het huis van zijn ex en haar zus. OM vervolgt voor twee keer poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het Hof construeerde dat de vrouw en haar zus in de woning waren. Maar volgens de HR is ‘in de woning’ te algemeen, als ze niet in de woonkamer waren zouden ze niet geraakt worden. Hier kan dus geen voorwaardelijke opzet zijn. De constructie had moeten zijn dat de zus en ex in de woonkamer waren, dan was de constructie sluitend geweest. Voorbeeld arrest: man vliegt vanuit Suriname naar NL maar kan zelf wegens ziekte niks en zijn familie brengt zijn koffer enz, die hebben er drugs in gestopt. Slotje arrest: vrijspraak voor opzettelijk in NL brengen van drugs, maar impliciet subsidiair telastegelegd was ‘binnenbrengen van drugs in NL’. Dus het objectieve delict. Om tot opzet te komen had hij een zorgplicht moeten hebben overtreden maar daar ging de HR niet over.

In het Porsche arrest gaat het om bewust op de koop toenemen. Heeft de dader voorwaardelijke opzet of bewuste schuld? Hij wilde het gevolg niet, dat snappen we, maar wist hij wel van het mogelijke gevolg? Nam hij het op de koop toe: dan is sprake van voorwaardelijke opzet. Of was hij een lichtzinnige optimist, ging hij er van uit dat het goed zou komen, dan is sprake van bewuste schuld. Verschil hier tussen kan 6 jaar schelen. HR nam in zijn beslissing mee dat de chauffeur zelf ook groot levensgevaar liep. Het is naar ervaringsregels niet zo dat een chaufeur daadwerkelijk een ongeluk wil veroorzaken want dan zou hij zelf ook overlijden. Hij probeerde steeds in te halen maar kapte het af omdat hij zag dat het niet kon, tot het fout ging.

Nijmeegse scooter. Gewapende overval op een hotel, gaan er als een haas vandoor als ze de politie zien. Negeren verkeersregels en rijden iemand dood. Worden vervolgd voor medeplegen van doodslag. Niet kon worden vastgesteld wie van de twee heeft gereden. Medeplegen is bewuste nauwe samenwerking.

HIV I arrest: ging over het niet melden van een hiv besmetting aan partner. Volgens de rechtbank in dit arrest is een aanmerkelijke kans een juridisch normatief begrip dat wordt bepaald door de maatschappelijke toelaatbaarheid van het intreden van bepaalde gevolgen door bepaalde handelingen te verrichten. Hoe onaanvaardbaarder de gevolgen worden des te kleiner de risico’s zijn die mogen worden gelopen, het is dus ook een relatief begrip. Hoe ernstiger het gevolg hoe kleiner de aanmerkelijke kans mag zijn. Dus bijvoorbeeld, is het risico de dood dan is een kleine kans daarop voldoende om van een aanmerkelijke kans te spreken. Maar de HR wijst dit af: we kunnen de aanmerkelijke kans niet afhankelijk stellen van de aard van het gevolg. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Niet afhankelijk van het gevolg, maar naar objectieve maatstaven, het is dus een objectief begrip. Sommige gedragingen zijn volgens de HR naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo gericht op een bepaald gevolg dat de dader de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard. Dat leiden we af uit algemene ervaringsregels. De aanmerkelijke kans is aanvaard door de wijze waarop het strafbare feit is begaan. Zie bijvoorbeeld in het bumperkleven arrest: de gedraging was duidelijk gericht op het gevolg. Door het gedrag van de dader konden we aannemen dat hij het gevolg kende en het risico nam. Hij ontnam zijn eigen risico door zelf zijn gordel om te doen. Dit is ook het geval in het Lekkanaal arrest: poging tot ontnemen van leven van dochter en vrouw. De man rijdt met zijn auto met daarin ook zijn vrouw en kind het Lek in maar hij redt zijn dochter en de vrouw weet zelf op het droge te komen. Vrouw zegt dat hij haar wilde vermoorden. Verdediging zegt: als hij dat echt wilde dan nam hij ook het risico dat hij zelf zou overlijden, daar is geen indicatie voor. De HR zegt dat de gedraging evident is gericht op het beëindigen van iemands leven:er is sprake van rijgedrag in een onverklaarbare situatie en er was bovendien een blik in zijn ogen gericht op de vrouw. Het gedrag is naar uiterlijke verschijningsvorm gericht op het (dodelijke) gevolg.

 

 

Werkcollege strafprocesrecht materieel - week 3

 

Of we in een casus kunnen spreken van bewuste schuld of voorwaardelijke opzet hangt af van de omstandigheden van het geval. Indien er een probleem is om opzet toe te rekenen dan is er sprake van voorwaardelijk opzet, anders is het namelijk gewoon willens en wetens handelen.

Enkele termen: opzet = dolus, dolus generalis = opzet op het toebrengen van lichamelijk letsel/doodslag, kans opzet (dolus eventualis)=  voorwaardelijke opzet. We spreken hier van een kans omdat een kans veel ruimer is dan het werkelijk willen, je aanvaardt de kans dat het gevolg kan  intreden.

De kern van opzet is willens en wetens handelen, de dader weet (kent) het gevolg en toch doet hij  het, dat duidt dus op willen. In het ‘toch doen’ zit een soort wilsbesluit besloten. Zowel weten als willen kunnen we afzwakken daarmee vergroten we het bereik van opzet. Bij opzet heeft het gevolg altijd ingetreden.

De kern van voorwaardelijke opzet is het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg kan intreden. Bewust + aanvaarden + aanmerkelijke kans = het waarschijnlijkheidsbewustzijn. Of het gevolg intreedt maakt bij voorwaardelijke opzet niet uit, als het niet is ingetreden kunnen we voor poging vervolgen, het gaat er om dat je de kans aanvaardt dát het gevolg kán intreden. Bewust duidt hier op een kenniselement, dit is een ruimer begrip dan weten. Aanvaarden betekent op de koop toenemen, willen, accepteren of erin berusten.

Zekerheidsbewustzijn hoort bij opzet, het mogelijkheidsbewustzijn hoort bij culpa en het  waarschijnlijkheidsbewustzijn bij voorwaardelijke opzet.

De moeilijke gevallen van voorwaardelijke opzet kunnen we in categorieën onderverdelen:

  • Voorwaardelijke opzet extensief interpreteren: Opiumwet delicten (risico): arresten aanmerkelijke kans en slotje. Extensief betekent een ruime interpretatie.
  • Voorwaardelijke opzet restrictief interpreteren: geweldsdelicten en verkeersdelicten. Arresten geweld: bumper kleven, Lekkanaal en HIV I en IV, arresten verkeer: Porsche.

Aanmerkelijke kans arrest: dader heeft op terugreis vanuit Suriname een koffer met een dubbele bodem gehad van een medereiziger, er werd drugs gevonden in de koffer, de dader heeft zich dus schuldig gemaakt aan het opzettelijk invoeren van drugs. Hij had de koffer zelf moeten controleren, hij had een zorgplicht. Reizigers vanuit Suriname hebben een verhoogd drugs risico. Het is een algemene ervaringsregel dat de lijn Suriname – Amsterdam bekend staat als drugslijn.

Slotje arrest: vergelijkbare casus, de dader kon in casu echter feiten en omstandigheden aanvoeren dat hij geen opzet had, de HR kon dus geen opzet bewijzen maar kon wel bewezen verklaren voor de overtredingsvariant: het binnenbrengen van drugs in NL. Ook voor overtreding moeten we een verwijt kunnen maken, maar dan in de zin van culpa.

HIV 1 : ro 3.6 is belangrijk. Een man uit Groningen heeft een afspraak met een 15 jarige jongen en heeft seks met hem, de man is hiv besmet. De man wordt vervolgd voor primair: doodslag en subsidiair: zwaar lichamelijk letsel toebrengen. Hij werd veroordeeld voor doodslag, maar de HR casseerde. Eerste stap die we moeten zetten: we moeten weten wat de aanmerkelijke kans is op een gevolg. Dus wetenschap op een aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg. Dat is dus NIET bewuste schuld. Het is wel voorwaardelijke opzet, bewuste aanvaarding van de dader. Dit leiden we af aan de omstandigheden van het geval of verklaringen van de verdachte of van getuigen. Als we geen van deze drie dingen hebben dan kijken we naar de gedraging van de verdachte + uiterlijke verschijningsvorm van het gedrag. Is die zo gericht op het gevolg dat we kunnen aannemen dat de verdachte het gevolg heeft aanvaard? Indien we geen verklaring van de verdachte hebben kijken we dus naar de uiterlijke verschijningsvorm van het gedrag of dat naar ervaringsregels het gevolg kan veroorzaken. We berekenen het naar algemene ervaringsregels, we blijven kwalitatief. Dus nooit in cijfers.  De aard van het gevolg is de ernst van het gevolg. Het gaat echter om de grootte van de kans op het gevolg, de ernst van het gevolg heeft geen uitwerking op de voorwaardelijke opzet.

HIV 4: twee mannen hebben een relatie, een van hen was besmet met HIV maar hij loog daarover tegen zijn partner. Uiteindelijk krijgt de ander ook HIV. In een relatie is de kans op HIV besmetting veel groter, dus wel poging tot lichamelijk letsel. De HR weigerde deze gedragingen te straffen door middel van het strafrecht. Dan zou de overheid zich gaan bemoeien met handelingen ‘tussen de lakens’. Het strafrecht is een ultimum remedium, we gaan het niet gebruiken om mensen te beschermen tegen liegen in een relatie. In dit arrest wordt dus op een enge wijze beoordeeld. Er is in casu geen sprake van voorwaardelijke opzet.

Verkeersdelicten: Porsche, hier was sprake van een verkeersmanoeuvre. Als de Porsche bestuurder inderdaad voorwaardelijke opzet had dan zou hij ook de aanmerkelijke kans op zijn eigen dood aanvaarden. Dit deed hij echter niet want hij brak eerdere inhaalpogingen af, als hij zelf ook dood wilde was hij de eerste keer wel gegaan. Er was dus sprake van een verkeerde inschatting.

Bumperkleven: er blijkt niet dat hij het slachtoffer echt dood wilde hebben, dus voorwaardelijke opzet moet geconstrueerd worden.

Beschieting woning: een man schiet in de woning van zijn ex vriendin en haar zus. De ene vrouw was in de woonkamer maar van de andere weten we niet waar ze zich bevond, hoe kon de dader voor poging tot doodslag van beiden worden veroordeeld? Hier is sprake van een geweldsdelict.

Opgaven

Opgave 1

Of we opzet kunnen bewijzen hangt af van of we kunnen stellen dat Hans willens en wetens heeft gehandeld. Hans ontkent dat, hij had geen opzet op het toebrengen van lichamelijk letsel. Maar we kunnen via de omweg van voorwaardelijke opzet toch komen tot een bewezenverklaring (veroordeling). Het gevolg hoeft dan niet te zijn ingetreden, het gevolg KON intreden, en dat is ic zo. Heeft Hans de aanmerkelijke kans aanvaard? We hebben geen verklaring dus moeten we kijken naar de  uiterlijke verschijningsvorm, is het gedrag geschikt om het gevolg te doen intreden? Het gedrag ic is de onbeschermde seks: de uiterlijke verschijningsvorm is seks, dat zien we, is dat gericht op het toebrengen van letsel? Nee. De seks is tenlastegelegd maar daarmee aanvaardde Hans geen aanmerkelijke kans op het toebrengen van letsel. Er is dus geen sprake van voorwaardelijke opzet. Vergelijkbaar met HIV 4: De HR wil er niet aan om seks te veroordelen.

Bij HIV zaken begin je met aanvaarden omdat de aanmerkelijke kans niet vast te stellen is, de HR wil daar niet aan.

Opgave 2

Berend wilde misschien inderdaad niet dat zijn zoontje zou komen te overlijden maar toch handelde hij (opzettelijk) niet naar zijn zorgplicht voor zijn zoontje. Vergelijkbaar met Lek arrest.

Elementen uit de delictsomschrijving: het gedeelte ‘de dood ten gevolge’ is geobjectiveerd, daarop hoefde Berend dus geen opzet te hebben. Hij moest opzet hebben op het nalaten. Het verweer valt dus af dat hij geen opzet had op de dood want dat hoefde hij ook niet te hebben.

Hij had de kennis omtrent zijn zoontje, zijn vriendin wilde naar het ziekenhuis maar daar wilde hij niks van weten. Hij wist dat zijn kindje erg ziek was, let op: niet ‘hij had het kunnen weten': dat is culpa. Dus uit de omstandigheden stellen we het kenniselement vast. Gelet op het feit dat Berend wist of moet hebben geweten van de symptomen van Anton en toch heeft besloten om na te laten heeft hij aanvaard, weten+toch doen = willen. We blijven hier bij voorwaardelijke opzet. Hij heeft dus de aanmerkelijke kans aanvaard op het overlijden.

Opgave 3

Nog niet besproken.

 

Hoorcollege strafprocesrecht materieel - week 4

 

Schuld

Betekenissen van schuld in strafrecht:

  • Het gedaan hebben art 27 sv (soms ook na de kwalificatie in sr),
  • De intentie waarmee een strafbaar feit wordt begaan (opzet of onachtzaamheid?)
  • Schuld in enge zin: de culpa
  • Schuld in ruime zin: de verwijtbaarheid, het vierde element
  • Straftoemetingsschuld

‘Aan zijn schuld te wijten’ vereist niet alleen een causaal verband, redelijke toerekening, maar we moeten ook een verwijt kunnen maken.

Schuld in enge zin:

Gradaties: roekeloos zijn (veel snelheid maken) of aanmerkelijk onvoorzichtig (telefoneren onder het autorijden of niet goed opletten). Het kan 1. aan schuld te wijten zijn uit art 307 en 6 wvw. 2. onachtzaam uit art 199 lid 3. Er is 3. gebrek aan de nodige zorgvuldigheid of voorzorg art 429 sub 3. Of 4. Verdachte heeft het redelijkerwijs moeten vermoeden art  417 bis (hierbij staat de handeling centraal en niet het gevolg (materieel delict)). Het gaat in al deze vier gevallen om aanmerkelijke onachtzaamheid, onnadenkendheid, onoplettendheid of onvoorzichtigheid. De culpa moet betrekking hebben op alle bestanddelen waar het volgens de delictsomschrijving betrekking op heeft. Dus waar het staat in het artikel. Art 6 wvw: culpa ziet op het veroorzaken van een verkeersongeval door schuld waardoor het zwaar lichamelijk letsel wordt veroorzaakt, in art 307 is het overlijden aan schuld te wijten, dan ziet het wel op het overlijden. De ratio achter strafbaarstelling van culpa is dat het gevolg soms zo ernstig is dat onvoorzichtig gedrag dat eraan heeft bijgedragen moet kunnen worden gestraft.

Twee varianten van culpa:

  • bewuste schuld: verdachte wist dat het gevolg kon intreden maar is er ten onrechte van uit gegaan dat het gevolg niet zou intreden (Porsche arrest, voorwaardelijke opzet)
  • onbewuste schuld: verdachte wist niet van het gevolg maar had daar gezien de omstandigheden wel aan moeten denken. (hiv 1 > culpa)

Verhouding opzet - schuld zie hiv 1. Voorwaardelijke opzet: verdachte heeft bewust een aanmerkelijke kans aanvaard en op de koop toegenomen. Een doleus of culpoos delict verschilt aanzienlijk in straftoemeting.

Voorwaarden voor culpa: aanmerkelijke onvoorzichtigheid/onnadenkendheid. Daarnaast vermijdbaar (de dader had anders moéten handelen) en verwijtbaar (anders kúnnen handelen) handelen. Culpa is een typisch normatief begrip.

Vermijdbaar: de dader had de gevolgen moeten en kunnen voorzien. Dan is sprake van causaliteit. Er moet een zorgplicht zijn om het gedrag achterwege te laten. De zorgplicht hoort bij het element wederrechtelijkheid.

Verwijtbaar: in staat zijn anders te handelen. Kunnen we dat van hem verlangen onder de omstandigheden.

Culpa is het bestanddeel, er moet aan alle voorwaarden zijn voldaan. Culpa is dus aanmerkelijke vermijdbare verwijtbaarheid. Dus we moeten hebben: een gedraging die in de wet causaal is gemaakt en ook via de zorgplicht tot wederrechtelijk handelen leidt.

Arresten:

Onverlichte brommer. Er vindt een ongeluk plaats tussen een brommer en een auto, reden beide op de weg zonder licht, er waren geen lantaarns, en er was ook geen fietspad.  De automobilist wordt vervolgd voor art 6 wvw. Aanmerkelijke onvoorzichtigheid: hij reed 100 km/h. Was de aanrijding vermijdbaar? De automobilist had zich rekening moeten geven van andere weggebruikers en had rekening moeten houden met fietsers die geen licht hebben. Hij heeft deze zorgplicht geschonden, hij reed veel te hard. Het gevolg is voorzienbaar als je zo hard rijdt en dus is er causaliteit. Hij heeft zijn zorgplicht geschonden door zijn rijgedrag niet aan te passen aan de situatie. Verwijtbaar: was hij in staat anders te handelen? Door de snelheid niet, maar als hij die had aangepast dan wel. Dat verlangen we dan ook van hem.

Overstekend kind. Verdachte rijdt een kind dood in zijn bus terwijl hij een kruising oprijdt. Hij heeft geen voorrang verleend aan overstekende kinderen. Het was vermijdbaar: hij zag dat het kind overstak, maar toch trok hij op. Wederrechtelijk: t.a.v. kinderen moet je extra realiseren dat ze al hebben overgestoken, er is een nog hogere zorgplicht. Hij was klein zei hij en kon niet over het stuur heenkijken, dat is zijn eigen verantwoordelijk.

Black-out: de aderen van de verdachte waren dichtgeslibd, veroorzaakt daardoor een ongeluk. Black-out valt onder verwijtbaarheid: was hij in staat anders te handelen? Nee, zijn lichaam functioneerde niet goed.

Roekeloos handelen is later toegevoegd aan het systeem van culpa. Het kan de strafmaat verhogen (art 307 en 308), het is een variant van de meest roekeloze versie van bewuste schuld, dat is de zwaarste vorm van schuld. Taxibaan arrest: geen roekeloos gedrag maar wel aanmerkelijk onvoorzichtig. Roekeloos handelen kan een strafverzwarende omstandigheid zijn.

Is culpa een minus van opzet? Zie de Hullu op pagina 271, aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag omvat ook opzettelijk gevaarlijk gedrag. Als het opzet wel bewezen kan worden maar niet wordt vervolgd, en vervolgd wordt culpa dan is dat dus minus van opzet. Hij ziet een schaal van doleuze delicten, culpoze delicten en overtredingen. Maar Modderman: opzet-culpa zijn twee verschillende dingen.

Culpa en het beroep op ontbreken van verwijtbaarheid, zie het verpleegsterarrest.

 

Werkcollege strafprocesrecht materieel - week 4

 

Waar we bij opzet normale en voorwaardelijke opzet hebben, hebben we bij culpa altijd culpa. Wel onderscheiden we onbewust, bewust en roekeloos.

Culpa: aanmerkelijke onvoorzichtigheid + vermijdbaar + verwijtbaar

Verwijtbaar: je moest anders handelen (sukkel)

Vermijdbaar: de dader kón anders handelen, dit kunnen we objectief vaststellen, daarvoor hoeven we niet in de psyche van de dader te duiken. De objectieve zijde: dan kijken we naar de gedraging.

Schema voor culpa:

- Objectieve zijde:  1.aanmerkelijke onvoorzichtigheid

* schending zorgvuldigheidsnorm:

  • Garantenstellung, kennis en kunnen van verdachte, de norm verschilt per casus
  • Voorzorgsmaatregelen of beleid

* Vastgesteld aan de hand van: 1. Geheel van gedragingen 2. Aard en ernst van de gedragingen 3. Omstandigheden van het geval

*Wanneer is iets dan aanmerkelijk: wanneer de verdachte een juridisch ongeoorloofd risico heeft genomen.

2.vermijdbaar: is het gevolg voorzienbaar, dan is er een causaal verband tussen het gedrag en het gevolg. Dit is de adequatieleer van causaliteit. Dus niet redelijke toerekening. Hier speelt ook de *Garantenstellung (verhoogde zorgplicht).

*Causaal, is een gevolg niet voorzienbaar dan vervalt de causaliteit tussen gedrag en gevolg.

*Aanmerkelijk onvoorzichtig + gevolg voorzienbaar = wederrechtelijk > verwijtbaar

- Subjectieve zijde: 3. verwijtbaarheid > valt weg bij aanneming van een schulduitsluitingsgrond. Als deze niet blijkt dan is er wederrechtelijk gehandeld en dus culpoos. Je kon anders handelen en dus moest je dat ook.

Zowel bij de aanmerkelijke onvoorzichtigheid als bij vermijdbaarheid ben je normatief aan het beoordelen. Nog normatiever dan bij opzet.

Verpleegster arrest: verpleegster geeft een verkeerde vloeistof (adrealine) waardoor patiënt overlijdt. Is hier sprake van dood door schuld? Gebruik schema: aanmerkelijke onvoorzichtigheid, vermijdbaar, verwijtbaar. Onvoorzichtigheid: ze heeft een zorgvuldigheidsnorm, de verpleegster heeft een garantenstellung , ze heeft jarenlange ervaring, het is van levensbelang dat zij zich vergewist van de inhoud van de ampullen. De ernst van deze gedraging is bijzonder ernstig. Het is ook aanmerkelijk want we willen niet dat burgers aan dergelijke risico’s worden blootgesteld. Het is geen normaal risico dat moet worden geaccepteerd in het maatschappelijk verkeer. Het is dus een ongeoorloofd risico. Vermijdbaarheid: ook weer de garantenstellung, gelet op haar functie kon ze heel goed voorzien dat een verkeerde vloeistof zou kunnen leiden tot de dood.  Dus er is een causaal verband tussen haar nalaten/verkeerd handelen en de dood van de patiënt. Haar gedrag was dus aanmerkelijk onvoorzichtig + voorzienbaar = wederrechtelijk gehandeld => culpoos: de dood is aan haar schuld te wijten. Het verweer van een brainfart werd pas bij de HR opgeworpen en werd niet aangenomen.

Opgaven

1

Is er sprake van een schending van een zorgvuldigheidsnorm? Ja, hij had de honden kunnen aanlijnen, dan waren ze niet de straat op gerend. Er is hier sprake van een zorgplicht, geen garantenstellung: hij heeft honden op zijn erf. Als het nou pitbulls in het vondelpark waren dan was het anders. Er is sprake van voorzorgsmaatregelen dus. De gedraging is niet heel ernstig. Het risico van de dood van de fietser is echter niet een zodanig risico waarop een hondeneigenaar als Maarten op bedacht moet zijn. Je zou dan nooit je hond los kunnen laten op een erf. Er is hier dus geen juridisch risico, misschien wel civielrechtelijk. Er is geen aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Is er vermijdbaar gedrag? Was het gevolg voorzienbaar? Nee, dus ook geen causaliteit. De keten van gebeurtenissen is niet voorzienbaar. Geen aanmerkelijke onvoorzichtigheid + geen voorzienbaarheid dus geen wederrechtelijkheid. En dus is er ook geen verwijtbaarheid.

2

Aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld? Er is een zorgvuldigheidsnorm, hij had een garantenstellung want hij is kliminstructeur. Vastgesteld aan de hand van de gedraging: het losmaken van de zekerheidslijn van Casper, daarmee heeft hij zijn zorgvuldigheidnorm geschonden. Hij heeft een juridisch ongeoorloofd risico genomen, als zekeraar van een klimmer is het juist jouw functie dat je instaat voor zijn veiligheid. Als je de zekerheidslijn losmaakt om iemand anders te helpen schendt je daarmee je taak. Anton neemt een ongeoorloofd risico, het is een maatschappelijk niet goedgekeurd risico, Casper mocht vertrouwen op Anton. Vermijdbaar: was het gevolg voorzienbaar ja, hij wist van het risico dat Casper zou vallen. Hier is ook de garantenstellung, voor Anton was het voorzienbaar, in zijn functie, dus er is causaliteit. Aanmerkelijk onvoorzichtig + voorzienbaar = wederrechtelijk. Schulduitsluitingsgrond blijkt niet uit de casus, dus de verwijtbaarheid wordt niet aangetast.

3

Er is sprake van aanmerkelijk onvoorzichtigheid,  Mellema heeft een garantenstellung: burgers vertrouwen hem hun gezondheid toe, hij is een geneeskundige. Hij geeft gezondheidsadviezen, hij doet alsof hij kennis van zaken heeft. We mogen van hem verwachten dat hij zich vergewist van de gevolgen van het stoppen met insuline spuiten. Omstandigheden van het geval: thee + bloedsuikerspiegel + overlijden geven een juridisch ongeoorloofd risico, het is niet een risico waaraan burgers mogen worden blootgesteld. Vermijdbaar: gelet op dat hij zich opwierp als geneesheer had hij een garantenstellung en had hij kunnen vermijden dat Coosje zou komen te overlijden na zijn advies: stoppen met insuline. Dat advies  is op zich al een voorzienbare oorzaak voor de dood, het is een feit van algemene bekendheid. De thee was giftig. De combinatie van deze twee heeft geleid tot haar dood. Bij de thee knopen we aan bij de garantenstellung: hij had moeten weten dat de thee giftig was. Er is aanmerkelijke onvoorzichtigheid + voorzienbaar gevolg dus wederrechtelijkheid: verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Dus een culpose handeling. Het verweer heeft geen kans van slagen.

Maak een scheiding tussen arresten in een verkeerssituatie en niet verkeerssituaties. De overtreding van een verkeersregel kan al duiden op een zorgvuldigheidsnorm (black-out (rechter moet expliciet ingaan op de uitsluitingsgrond) en overstekend kind).

 

 

Hoorcollege strafprocesrecht materieel - week 5

 

Er moet sprake zijn van de elementen wederrechtelijkheid en schuld om de dader strafbaar te stellen.

Het element wederrechtelijkheid kent de strafuitsluitingsgrond: rechtvaardigingsgrond (gedrag is niet strafbaar in dit geval). Het element schuld kent strafuitsluitingsgrond: schulduitsluitingsgrond (individualiseert, ziet toe speciaal op de dader).

schema

Rechtvaardigingsgrond                                 Schulduitsluiting (verontschuldiging)

-                                                          Ontoerekeningsvatbaar 39

Noodtoestand 40                                           Relatieve overmacht 40

Noodweer 41 lid 1                                          Noodweer exces 41 lid 2

Wettelijk voorschrift art 42                                         -

Ambtelijk bevel 43 lid 1                                Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel 43 lid 2

Ontbreken materiële wederrechtelijkheid      AVAS

AVAS: melk en water arrest, geen straf zonder schuld. Avas is ruimer dan ontbreken van materiële wederrechtelijkheid, die rechtvaardigingsgrond wordt maar in beperkte gevallen toegekend (vee arts arrest).

Vormen van overmacht:

  1. Absolute overmacht (vis absoluta): geen sprake van opzet (bijv.: je bent verhinderd je kind aan te geven bij de gemeente door een dik pak sneeuw.)
  2. Psychische overmacht (je wordt gedwongen door een macht die sterker is dan jijzelf) je maakt een keuze tussen je eigen leven of dat van de ander.
  3. Noodtoestand (de rechtsstaat geeft je toestemming om het gedrag te doen, je maakt een afweging en pleegt dan het minst strafbare feit)

Aspecten van psychische overmacht: kracht waaraan je redelijkerwijs geen weerstand kon en behoorde te bieden. Redelijkerwijs is normatief, je bekijkt het abstract, niet subjectief. Anders zegt een dader ‘ik was te zwak’ dan kan alles er wel voor doorgaan. Niet elk verweer gaat op maar er wordt gekeken wat had u in dit geval kunnen doen?

Gewetensbezwaar als overmacht heeft de rechter nog nooit toegewezen. Er zou dan een soort eigen recht komen.

Er mag geen sprake zijn van culpa in causa. Je mag geen (eigen) schuld hebben aan het feit dat je in een overmacht situatie terecht bent gekomen.

Gewetensbezwaren en wetgeving. Als je bijvoorbeeld dienstplicht weigert: dan moet je vaak een vervangende prestatie uitvoeren. Je casus zal bekeken worden door een toetsingsinstantie. In Nederland hebben we begrenzing van gewetensbezwaren.

Noodweer (exces):

Beschermde rechtsgoederen: eigen of iemand anders’ lijf, eerbaarheid of goed.

Voorwaarden voor noodweer zijn: een ogenblikkelijke dreigende aanval die wederrechtelijk is. Het gedrag moet proportioneel zijn, noodzakelijk, er moet een balans zijn tussen de aanval van de eerste dader en het gedrag van de tweede dader. Het gedrag moet geboden zijn, dus subsidiair, zijn er alternatieven? Er mag geen sprake zijn van culpa in causa: je moet jezelf niet in noodweer hebben gelokt.

Moeten we bij het beoordelen van noodweer kijken naar wat de verdachte wist op het moment van handelen of naar wat achteraf blijkt? In de Goetz zaak had de dader zijn aanvallers dood geschoten in een metrostation. Later bleek dat de slachtoffer hem hadden willen doden maar kon hij dat weten?

Je mag je niet verzetten tegen noodweer. Noodweer is namelijk gerechtvaardigd. Noodweer tegen noodweer exes mag wel, dat is namelijk disproportioneel.

Noodweer exes: per definitie niet proportioneel, de dader gaat over de schreef. Er is een dubbele causaliteit: de hevige gemoedsbeweging moet veroorzaakt zijn door de noodweersituatie, en het over de schreef gaan moet veroorzaakt zijn door de gemoedstoestand.  Zie het Koevoet arrest.

Varianten van noodweer exces

  • Intensief: je bent bezig met noodweer en je reactie is buitenproportioneel.
  • Extensief: de aanval is al afgelopen maar je bent zo geemotioneerd dat je nog doorgaat. In het arrest Ruzie te loon op zand heeft de rechter de schulduitsluitingsgrond toegewezen.

Je kunt alleen een beroep doen op noodweer exces als er een voorafgaande noodweersituatie was. Zie arrest Blijf van mijn auto.

Bijlmer schiet arrest: de vrouw zat op een schietclub en had dus ervaring met schieten, ze had op minder vitale delen kunnen schieten. Er speelt hier een subsidiariteitsvraag en een garantenstellung.

Ontoerekeningsvatbaarheid:

  1. Was er tijdens het strafbare feit een gebrekkige ontwikkeling/stoornis van geestesvermogen?
  2. Zo ja, causaal verband gebrekkige ontwikkeling met strafbaar feit?
  3. Zo ja, kan het strafbare feit aan verdachte worden toegerekend? Deze vraag wordt benaderd door deskundigen maar uiteindelijk bepaald door de rechter.

Gemeenschappelijke aspecten van de strafuitsluitingsgronden: er moet een belangenafweging plaatsvinden, wat is de grondslag van het noodweer? En daarmee beoordelen we de subsidiariteit of proportionaliteit.

Correcties op straffeloosheid: culpa in causa en garantenstellung. Je hebt in beginsel voldaan aan de delictsomschrijving en dus ben je strafbaar maar de verdediging kan hard proberen te maken dat er sprake is van rechtvaardiging/schulduitsluiting. Er mag dan geen sprake zijn van culpa in causa bij noodweer en psychische overmacht en er kan een garantenstellung zijn.

Culpa in causa in jurisprudentie: wie valt het verwijt te maken? Arresten:

Noodweer (exces): gezochte confrontatie, blijf daar weg, niet betaalde taxirit.

Ontoerekeningsvatbaarheid: culpa in causa

Overmacht: in de steek gelaten vrouw. Ze heeft zich er niet willens en wetens aan blootgesteld

Casus van zelfintoxinatie: strafuitsluiting gaat niet op, had alleen kunnen gebeuren als je de werking van het middel niet kende. Dan was er een avas in combinatie met een schulduitsluiting.

Niet betaalde taxirit: niet bewust op zoek naar confrontatie, taximan ging naar een klant die nog moest betalen waarvan hij wist dat hij nog wel eens agressief kon zijn.

Blijf daar weg: culpa in causa wordt hier niet geacht in de weg te staan.

Hoe moeten we de culpa in causa beoordelen:

Voorheen: eigen schuld wordt verdisconteerd in de vraag of er sprake is van noodzakelijke verdediging? Is er culpa in causa dan is er geen strafuitsluitingsgrond. Zie gezochte confrontatie.

Nieuwe beoordeling: tweetraps: is er een noodweersituatie? Was de verdediging noodzakelijk en geboden? En is er dan sprake van eigen schuld? Dus, eerst kijken naar welke strafuitsluitingsgrond mogelijk is en dan pas culpa in causa beoordelen.

 

Werkcollege strafprocesrecht materieel - week 5

 

Kijk per casus altijd eerst welke strafuitsluitingsgrond van toepassing is.

Arresten:

Culpa in causa: verdachte heeft drugs gebruikt en steekt onder invloed daarvan zijn oma dood, is hier toepassing mogelijk van schulduitsluitingsgrond ontoerekeningsvatbaarheid? Hof zegt van niet, HR gaat hier in mee: verdachte heeft zich verwijtbaar in de situatie gebracht. Hij had ervaring met drugs, hij was een junk. Hij nam vlak voordat hij naar zijn oma ging de drugs, hij stak haar dood tot ze ‘stopte met gillen’. Er was dus sprake van culpa in causa, eigen schuld aan zijn toestand. Zie ro 7. Ontoerekeningsvatbaarheid: je raakt in een situatie waarin je de draagwijdte niet meer kan overzien, dan rekenen we niet toe. Eerst vaststellen: komt een beroep op een strafuitsluitingsgrond toe en dan pas kijken of er sprake is van culpa in causa. Doe dit altijd bij een casus! Komt iemand een beroep toe en daarna pas kijken of culpa in causa hierop een correctie moet zijn.

Ruzie te loon op zand. Bij een ruzie krijgt verdachte een trap tussen zijn benen, in een reflex haalt hij uit naar zijn belager, ten gevolge van de trap. Noodweer lukt niet, er was geen dreiging meer, geen onmiddellijke dreiging. Hij gaat niet te lang door, hij geeft een paar klappen, dat is niet disproportioneel. Hem komt een beroep toe op noodweer exces. Het extensieve exces wordt hier uitgebreid: niet alleen te lang doorgaan met een op zichzelf proportionele verdediging, maar ook wanneer je te laat begint, dus net nadat de noodsituatie over is. Vernieuwende van ruzie te loon op zand. Lees de noot!  

Intensief exces: disproportioneel geweld

Extensief exces: proportioneel maar je gaat te lang door

In de steek gelaten vrouw. Verdachte steekt haar ex dood nadat hij haar verlaten heeft, ze doet een beroep op psychische overmacht. Psychische overmacht: van buiten komende kracht dwang of macht die zo hevig is dat je er geen weerstand aan hoeft en moet bieden. Hof zegt: de vrouw had nooit naar de man toe moeten gaan, ze heeft de confrontatie zelf opgezocht. Ze was beneveld en wist dat de situatie kon ontploffen. HR: ze heeft zich willens en wetens blootgesteld aan de kans dat de situatie uit de hand zou lopen. Maar dit betekent niet dat haar geen beroep op noodweer toekomt. Eerst dus kijken of haar een beroep toe komt. Culpa in causa: niet puur subjectief maar ook niet puur objectief. Kan je van haar verwachten dat ondanks het feit dat ze beneveld was ze niet haar relatie wil redden? We moeten kijken naar wat we van haar konden verwachten. Ze steekt hem neer in een hevige gemoedsbeweging. RO 6.3. Dus eerst kijken kan haar een beroep toekomen op psychische overmacht en dan pas kijken of culpa in causa daar in de weg staat. Meestal is dat niet zo. Je moet na gaan of het een menselijke reactie is.  Ic is het naar omstandigheden redelijk dat ze naar hem toe ging om de relatie te herstellen.

Ontoerekeningsvatbaarheid door drugs gaat niet op. Maar je relatie herstellen dat is maatschappelijk geaccepteerd.

Opgezochte confrontatie: er is ruzie in een bar, verdachte gaat naar huis om zich om te kleden en pakt een mes, hij gaat terug en loopt langs het huis van slachtoffer, daar ontstaat opnieuw een confrontatie, komt hem een beroep toe op noodweer (exces)? Verdachte heeft zelf de confrontatie opgezocht, het neersteken was geen verdediging meer. Culpa in causa staat hier wel in de weg voor een strafuitsluiting. Er was geen noodzakelijke verdediging, dus geen noodweer. En dus ook niet noodweer exces. Hier gaat de hoofdregel van culpa in causa bekijken na beroep op uitsluiting niet op, dit arrest is er een correctie op. Als je zelf willens en wetens de confrontatie op zoekt om te vechten is er geen verdediging en heb je dus culpa in causa.

Blijf van mijn auto: niet zo belangrijk. Uiteindelijk niet toegewezen, hij had zich van de vrouw moeten onttrekken . Er was geen sprake van een noodzakelijke verdediging of intensief/extensief noodweer.

Blijf daar weg: Verdachte gaat na een confrontatie naar huis en pakt een pistool, slachtoffer schiet maar mist, dader schiet terug en maakt slachtoffer gewond. Komt verdachte een beroep toe op noodweer/noodweer exces? Hier is een verschil met Gezochte confrontatie, hij zocht het niet op maar er is een risico op een confrontatie. Enkele feit dat verdachte zich voegt op een plaats waar hij is belaagd en de belager is daar nog steeds is niet voldoende om geen beroep op noodweer toe te kennen. Er is sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, verdediging was noodzakelijk, proportioneel en subsidiair. Alleen: staat het risico eraan in de weg? Een risico nemen is iets anders dan een confrontatie opzoeken. Hij ging alleen terug omdat hij een afspraak had. Hiermee kunnen we niet vaststellen dat hem geen beroep toekomt op noodweer. RO 5.4.

Koevoet: Een burenruzie escaleert en er wordt met een koevoet geslagen. Er wordt een beroep gedaan op noodweer(exces). Het gaat in dit arrest puur om de hevige gemoedsbeweging, die moet van doorslaggevend belang zijn. De ogenblikkelijke aanranding moet primair de oorzaak zijn van de gemoedsbeweging, andere oorzaken kunnen er daarnaast ook zijn, die betekenen nog niet dat het niet onmiddellijk kwam door de aanranding. Andere factoren mogen ook bijdragen aan de hevige gemoedsbeweging, dan is er nog geen probleem voor een beroep op noodweer. Zolang de aanranding maar de hoofdoorzaak is.

Niet betaalde taxirit: ze komen het geld innen, klant begint te slaan met koevoet (vergelijkbaar met culpa in causa en ruzie te loon op zand) en wordt uiteindelijk zelf geslagen met de koevoet. De noodsituatie was beëindigd voor de taxichauffeurs: het uitbreidinkje van extensief exces (zoals in ruzie te loon op zand). HR verwijst terug omdat het hof verkeerd heeft beoordeeld: die is er vanuit gegaan dat culpa in causa in de weg stond aan een beroep op noodweer exces en heeft de regel uit ruzie te loon op zand verkeerd toegepast, namelijk er was geen noodsituatie meer. Illustratie waar culpa in causa en ruzie verkeerd lopen, het is nog maar de vraag of er culpa in causa is want ze hadden een reden om het geld te innen. Maar ze wisten ook dat de klant agressief kon zijn.

Ballenknijper: 2 mannen (38 en 90), hebben seks, jonge man wil weg maar de oude knijpt hem keihard in de ballen, de jonge slaat hem dan met een vaas. Komt de jonge een beroep toe op noodweer (exces)? Ballen knijpen en doodslaan zijn twee totaal verschillende dingen. Noodweer gaat niet lukken want het was disproportioneel, pijn en dood staan niet in verhouding tot elkaar. Intensief exces: we passen in deze casus de dubbele causaliteit toe: de gedraging is geen onmiddellijk gevolg meer van de aanranding, het was zo extensief gedrag. We betrekken de hevige gemoedsbeweging, aanranding en onmiddellijk gevolg bij elkaar. Er was een overschrijding van noodzakelijke verdediging.  De wijze waarop verdachte zich verweert is zo extensief dat we niet kunnen stellen dat dat kwam door de aanranding. Hier moet je de dubbele causaliteit toepassen. De jonge man liep zelf geen levensgevaar. Hem komt geen beroep toe op exces, want de gedraging is zo extensief dat het niet meer als reactie te zien is. Zie RO 4.5.

 

 

Opgave 1

A. Er moet sprake zijn van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van je eigen of anders lijf eerbaarheid of goed waartegen verdachte zich moet verdedigen, het moet noodzakelijk en geboden zijn. Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, er wordt tegen de fiets getrapt, de noodsituatie bestaat nog. De opmerking van de officier slaat op subsidiariteit (geboden), hij kon anders handelen maar konden we het van hem verwachten? Z’n vrouw werd van haar fiets geslagen en die wordt gemold, je eerste menselijke reactie is dan te hulp schieten. We kunnen het Bep niet redelijkerwijs kwalijk nemen dat hij naar buiten rende. Maar is de handeling proportioneel? Nee, het is disproportioneel met een schep slaan: dus geen noodweer want het gedrag is disproportioneel.

b. Dan gaan we kijken naar noodweer exces (intensief: want er is disproportioneel geweld). Vereisten: 1. de grenzen van noodzakelijke verdediging zijn overschreden, 2. de overschrijding was een onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging, 3. De hevige gemoedsbeweging moet zijn veroorzaakt door de aanranding => dubbele causaliteit. Toetsen van deze drie voorwaarden:  1: zijn de grenzen overschreden? Ja daarom zijn we hier, disproportioneel met schep tegen hoofd geslagen, 2: onmiddellijk gevolg: ja, trappen tegen fiets en eerdere treiteren, 3: veroorzaakt: ja hoofdzakelijk door de aanranding, de actie van Sjaak leidt tot het gedrag van bep. Koevoet arrest leidt tot hoewel we weten van de eerdere aanvaringen die ook een rol spelen bij het gedrag van Bep dat we toch kunnen vaststellen dat de actie van Sjaak tot het gedrag heeft geleid. Dit gedrag is nog extensiever dan Ballenknijper; bepaalde verdediging kan zo extensief zijn dat de overschrijding niet meer door de hevige gemoedsbeweging komt. Schoppen tegen een fiets versus de dood aan jagen, meteen denken aan ballenknijper! Verwijs hierbij ook naar andere arresten van noodweer exces.

Opgave 2, 3 en 4 zijn nog niet besproken.

 

Hoorcollege strafprocesrecht materieel - week 6

 

Hoorcollege strafprocesrecht materieel - week 6

Deelneming

Deelneming ziet op betrokkenheid bij een strafbaar feit. Het gaat om een concrete bijdrage, een fysiek feitelijk aandeel in het delict, de acta reus. Die moet je in elke casus kunnen vaststellen. Hiermee kunnen we ook de verschillende vormen van deelnemen vaststellen. Bij deelneming moet er sprake zijn van een dubbele opzet: opzet op het gronddelict (het strafbare feit) en opzet op de deelneming (je moet wíllen deelnemen).

Accessoriteit: deelneming is pas strafbaar als het gronddelict is gepleegd. Het is afhankelijk van het gronddelict. Dit kan dus ook poging zijn, poging is een strafbaar delict. Deelneming aan poging is dus strafbaar. Maar poging tot deelneming? Je zet een ladder neer maar de dief is ziek. Er is dus geen gronddelict. Poging tot deelneming in het algemeen is niet strafbaar tenzij het zelfstandig strafbaar wordt gesteld, bijvoorbeeld 46a sr. Voorbeeld: in de krant een artikel zetten om politicus X om te leggen maar niemand gaat er op in, dat is poging tot uitlokken.

Medeplichtigheid: art 48 sr. Is het hulp verlenen aan een strafbaar feit. Verschil met medeplegen zit in de straftoemeting, medeplichtige krijgt 1/3 minder straf.

Medeplegen: bewuste nauwe volledige samenwerking bij het plegen van een strafbaar feit. Er moet opzet op het samenwerken zijn.  HR Wormerveerse brandstichting: twee mannen hadden een afspraak om samen een brand te stichten. Verdachte A hield de ladder vast en gaf brandbaar spul aan verdachte B, dat echter niet werd gebruikt, B stak de brand uiteindelijk aan. De laatste vervulde dus de hele delictsomschrijving. Toch werd de eerste als medepleger veroordeeld: wie de brand daadwerkelijk aanstak was namelijk toevallig. Het had ook verdachte A kunnen zijn. Het gaat erom dat ze samen een afspraak hadden gemaakt.

Het is mogelijk om samen een culpoos delict te plegen. Je hebt dan samen opzet op het gronddelict. Bijvoorbeeld een boomstam over een balkon heen gooien terwijl er net iemand loopt. Opzet heb je wel op de gedraging niet op het gevolg, je hebt culpa op het gevolg.

HR containerdiefstal. De verdachte die de zaken had geregeld, het hele voortraject had bedacht, maar zelf niet bij het uitvoeren aanwezig was kan toch als medepleger worden gestraft. Het samenwerken aan het voortraject compenseert het niet samen uitvoeren. Je hoeft dus niet fysiek aanwezig te zijn.

HR Ontoereikend bewijs medeplegen: moeder van verdachte was beledigd en ze zouden hem een lesje leren. Volgens het hof had hij het initiatief genomen + zich niet gedistantieerd. Maar HR ging daarin niet mee.

HR gijzeling in auto: een substantiële bijdrage is zo geleverd, bijvoorbeeld het blokkeren van de uitgang. Verdachte had bijgedragen aan het uitvoeren van de bewezenverklaarde handelingen door op de bijrijderstoel te gaan zitten zodat het slachtoffer niet uit de auto kon.

HR vlinderbom: groepje jongens had een vlinderbom laten ontploffen. Verdachte meent dat hij niet wist dat de bom bij het gebouw zou worden afgestoken. HR: alleen aanwezig zijn, het instemmen + niet distantiëren is nog niet voldoende voor bewust en volledig samenwerken. Het non-distantie beginsel is in dit arrest gerelativeerd.

Het hangt af van de aard van het delict; wat is er gebeurd? Maakt het daarbij uit dat mensen meelopen en zich niet distantiëren of niet? Zijn de plegers er door aangemoedigd?

Medeplichtigheid: behulpzaam zijn aan een strafbaar feit. Marginale vorm van betrokkenheid. Twee vormen: simultaan of voorafgaande. Dus gelijktijdig medeplichtig zijn of inlichtingen verschaffen, art 48 sr. Kun je door nalaten medeplichtig zijn? Als er een rechtsplicht is om op te treden (omissiedelict) dan is er een zorgplicht en dus ben je strafbaar als je nalaat. Voorbeeld medeplichtig door nalaten: museum suppoost. Als hij wegloopt om even pauze te houden en intussen wordt een schilderij gestolen dan is hij daarvoor strafbaar. Er moet om medeplichtig te zijn opzet zijn op de assistentie, op de deelneming dus en opzet op het gronddelict. Dit laatste kan anders zijn dan het opzet van de pleger. Medeplichtige is een secundaire figuur, die hoeft niet nauwkeurig te overleggen. Het opzet kan dan uiteenlopen. Moet je daarmee rekening houden in de strafmaat of kwalificatie? De medeplichtige volgt de kwalificatie van de pleger (accessoriteit). Bij de straftoemeting wordt rekening gehouden met je eigen opzet. Als A aan B een pistool geeft met de opzet om C te bedreigen maar B schiet C dood dan heeft A de kwalificatie van medeplichtigheid aan doodslag maar bij de straftoemeting wordt rekening gehouden met zijn eigen opzet, dus maximale straf is 2/3 van medeplichtigheid aan bedreiging. Opzet medeplichtige op deel van misdrijf moet verband houden met het uiteindelijke misdrijf. Bijvoorbeeld bedreigen en doden. Maar stelen en in brand steken lopen extreem uiteen, dan is het een poging tot medeplichtigheid. Dat is niet strafbaar, poging tot uitlokken wel maar er is geen algemene strafbare poging tot deelnemen. Als medeplichtige moet je bijdrage wel enige effectiviteit hebben maar het behoeft geen condicio sine qua non te zijn. Het hoeft niet zo te zijn dat de pleger niet tot zijn daad was gekomen zonder de medeplichtige. Echt samenwerken zoals bij medeplegen is niet nodig, je hoeft elkaar niet eens te kennen bij medeplichtigheid. Voorbeeld van medeplichtig: op de uitkijk staan.

Doen plegen: je bewerkstelligt het delict. De doenpleger heeft het initiatief. De feitelijk uitvoerder is straffeloos. Doen plegen kan door onwetendheid, dwaling, geweld, ontbreken van kwalificatie. Ontbreken van kwalificatie in Terp arrest: de gravers hadden niet de kwaliteit van eigenaar dus ze konden niet gestraft worden. Spiegel van reispas arrest: de ambtenaar die zich er niet van bewust is dat het reisdocument vals is, heeft wel de kwalificatie. Als je een ambtsmisdrijf pleegt maar je hebt dat ambt niet dan ben je niet strafbaar.

Uitlokken: het initiatief ligt bij de uitlokker. De pleger is wel strafbaar. Uitlokken door de middelen: gift, belofte, misbruik van gezag, geweld, middelen of inlichtingen. Er moet opzet op het gebruik van de uitlok middelen zijn. Geen opzet op samenwerken nodig, wel opzet op het grondfeit. Indien de feitelijk pleger verder gaat dan de uitlokker blijft de opzet gericht op het grondfeit van de uitlokker. Lees de noot Schalken in het arrest ‘vereiste opzet op gronddelict bij medeplichtigheid’. De uitgelokte krijgt de kwalificatie van de opzet van de uitlokker.

Bijzondere vormen van deelnemen:

Deelneming aan criminele organisaties ex art 140 sr. Dit artikel is een vangnet om leden van criminele organisatie als deelnemers te straffen. Ze moeten een aandeel hebben aan de gedragingen die strekken tot verwezenlijking van een misdadig oogmerk. De delicten hoeven dus nog  niet gepleegd te zijn. Als je de delicten ondersteund kan dat voldoende zijn. Zie HR Marienburcht. Je opzet moet onvoorwaardelijk zijn, je moet precies weten wat de organisatie van plan is. Samenwerking: je hoeft niet alle leden te kennen, maar je moet behoren tot het duurzame samenwerkingsverband. Dus niet een eenmalig gebeuren, maar duurzaam criminele delicten plegen. Dit wordt gebruikt tegen krakers, voetbalsupporters.

Openlijke geweldpleging art 141 sr: je moet een significante bijdrage leveren, enkele aanwezigheid is onvoldoende. Je moet lopen schreeuwen en tieren. Opzet moet op openlijke geweldpleging gericht zijn. Samenwerking moet zien op in vereniging plegen, niet het enkele lid zijn. Er is een lichte graad van coöperatief opzet. Je hoeft niet allemaal precies te weten van elkaar wat je van plan bent, er hoeft geen welbewust plan te zijn. Bij elkaar komen om te matten is voldoende.

 

Werkcollege strafprocesrecht materieel - week 6

Deelneming

In de praktijk zijn de deelnemingsvormen medeplegen en medeplichtigheid het meest voorkomend.

Medeplegen is bewust nauw samenwerken. Bewust ziet op de geestesgesteldheid, de subjectieve zijde en nauw ziet op de objectieve zijde. De nadruk ligt op het nauwe, we kunnen nu eenmaal niet in de psyche van de dader kijken. Medeplegen = 2 of meer, je kan het niet in je eentje doen. Je hebt iemand anders nodig om mede te plegen. Als medepleger vervul je nooit de volledige delictsomschrijving, een deel ervan neem je voor je rekening, je compaan het andere deel. Dan moet je ook beide op de locus delicti zijn (=grondvorm). Grondvorm medeplegen = samen plegen = samen aanwezig zijn = ieder een deel van de delictsomschrijving.

Medeplegen= nauwe bewuste samenwerking, wezenlijke bijdrage aan het strafbare feit, samen de delictsomschrijving vervullen, dubbel opzet. De omstandigheden zijn in leven geroepen die het strafbaar feit haalbaar maken.

Wormerveerse brandstichting: de verdachte heeft geen enkel bestanddeel van de delictsomschrijving vervuld. Hij hield slechts de ladder vast en gaf brandbaar spul maar daarmee werd de brand uiteindelijk niet aangestoken. Degene die de brand daadwerkelijk aanstak vervulde de delictsomschrijving. Toch werd de vasthouder als medepleger aangemerkt omdat ze samen een plan gemaakt hadden om samen daarheen te gaan en de brand te stichten. De brand is ontstaan, door een van de companen en dus zijn beide daarvoor aansprakelijk. De rollen in het plan waren inwisselbaar. Als er sprake is van een plan dan ben je in beginsel al de sjaak, ben je dan ook nog behulpzaam geweest dan is het klaar. Relativering grondvorm medeplegen: een van beide vervult de delictsomschrijving helemaal.

Container diefstal: de opdrachtgever was niet lijfelijk aanwezig en toch werd hij voor medeplegen gestraft. Hij was namelijk het brein achter het hele plan, hij heeft de persoon die het feitelijk ging uitvoeren zelf benaderd, hem een trekker verschaft. Dit lijkt juist op uitlokken. In dit arrest heeft de HR er dan ook voor gezorgd dat uitlokken minder belangrijk is geworden. Uitlokken en medeplegen liggen in elkaars verlengde. Je kan in een casus spreken van medeplegen terwijl er ook is uitgelokt mits er sprake is van samenwerken. Ic is er een samenwerking in de zin dat de opdrachtgever iemand klaarspeelt voor de opdracht, het is innig. Uitlokken is meer afstandelijk, je doet een suggestie, bijvoorbeeld: vrouw die haar dorp opriep tot genocide (komt uit zijn proefschrift). Relativering van de grondvorm van medeplegen dat je als medepleger niet eens ter plaatse hoeft te zijn, zie punt 6 van de HR.

Bachus: verdachten (twee broers en vrienden) zijn in een discotheek en krijgen ruzie met Albanezen, ze worden er uit gezet. Ze gaan naar een zolder en pakken een pistool en gaan dan terug naar de discotheek. Uiteindelijk wordt er geschoten. Kan de broer van de verdachte die schoot voor medeplegen worden vervolgd? Hof zegt van wel, HR vindt dat niet onbegrijpelijk. Er was geen expliciet gemaakt plan, maar wel een soort stilzwijgende toestemming tot het schieten. Is er wel sprake van dubbele opzet? Wel opzet op de samenwerking, ze zijn continue met zijn drieën, er wordt nauw samengewerkt. Uit het nauwe volgt de bewustheid, er is dus bewust nauw samengewerkt. Opzet op het gronddelict plaatsen we in een voorwaardelijke opzet: hij heeft bewust de kans aanvaard dat het gevolg zich zou voltrekken. Ook hier is sprake van inwisselbare rollen net als in Wormerveerse brandstichting: als zijn broer het pistool niet had afgepakt had hij zelf wel geschoten. Relativering grondvorm van medeplegen: geen expliciet plan opgesteld.

Lesje leren: iemand heeft verdachte’s moeder beledigd, verdachte wil hem een lesje leren, verdachte neemt iemand mee met een pistool. Kan de verdachte die niet schoot, worden aangerekend als medepleger? Nee, het distantieargument van het Hof is vrij zwak en hij kon zich niet distantiëren omdat het een plotselinge escalatie was. Ze hebben niet beiden opzet op het gronddelict, verdachte wilde hem alleen een lesje leren, hij wilde niet schieten, maar de medeverdachte had wel een pistool bij zich en dat wist verdachte, maar hij had geen opzet op het schieten. Er was geen plan, dat blijkt niet uit de feiten en omstandigheden. Het lesje leren was het voornemen van een van de twee. Het schieten gebeurde zonder de wil van hem, dus kan hij niet worden aangemerkt als medepleger. De HR hecht vooral veel waarde aan het plotselinge escaleren van de situatie. Er was geen plan, geen uitvoeringshandeling, het schoppen was om zich te verdedigen. Er is geen sprake van bewuste nauwe samenwerking. Hij kon zich niet distantieren, daar was het al te laat voor.

Gijzeling in auto: door je enkele aanwezigheid kan je alsnog medeplegen. Verdachte ziet dat medeverdachte slachtoffer in de auto trekt . Het was een drie deurs auto, door plaats te nemen op de bijrijdersstoel voorkwam verdachte dat het slachtoffer kon ontsnappen. Ze stoppen ergens , het slachtoffer moet in de kofferbak plaatsnemen. Verdachte aanschouwt het hele gebeuren. Distantieren speelt hier geen rol. Naast het feit dat hij voorin gaat zitten zijn ze ook getalsmatig in overwicht, ze zijn met zijn tweeën. Er is geen expliciet plan maar toch is er sprake van gijzeling. Het ligt ook aan het soort delict, dit is een betrekkelijk simpel delict en dus ben je al snel medepleger.

Vlinderbom: verdachte zit in een groep die strafbare feiten pleegt, hij is aanwezig bij het opvatten van een plan, maar neemt daar niet deel aan. Een kaartjes automaat van de NS wordt vernield met een vlinderbom. Dat hij bij het plan maken aanwezig was maakt niet uit. Heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan totstandkoming van strafbaar feit? Nee. Was het strafbare feit alsnog gepleegd als verdachte niet aanwezig was? Ja, hij heeft niet de persoon gesterkt in het plegen van het strafbare feit.

Opgaven

  1. Medeplegen: er is een plan, hij is betrokken bij het plan, ze maken een afspraak hoe ze het feit gaan plegen, S gaat op de uitkijk, A zou anders misschien zijn plan niet uitvoeren. Terwijl S op de uitkijk staat pleegt A het plan. S voert een wezenlijke bijdrage aan het strafbare feit. Had S geweigerd dan was het mogelijk niet gebeurd. Het is behulpzaamheid +. Niet alleen op de uitkijk staan maar ook betrokken bij het plan. Er was opzet op de samenwerking, opzet op brandstichting en letsel: nee. Maar S heeft waarschijnlijk wel voorwaardelijke opzet op de brandstichting. Ze aanvaarden bewust de aanmerkelijke kans. Op de uitkijk staan + plan. Dus behulpzaam + = medeplegen.

Er is sprake van bewuste en nauwe samenwerking en een wezenlijke bijdrage. Opzet op samenwerking komt hieruit; is er samengewerkt? Pas bij opzet op het grondfeit, hoe verhoudt het opzet zich tot het delict, ga je misschien over op voorwaardelijke opzet. De bewuste en nauwe samenwerking is er, opzet op brandstichting kan je in de sleutel van voorwaardelijk opzet stoppen, dus medeplegen.

Medeplichtig, is een ondergeschikte rol, medeplegen is een evenredige rol. Medeplichtig is alleen aan misdrijven! Dus art 157 wel, 429 niet.

 

  1. Samenwerken, bewust en nauw, wezenlijke bijdrage, feiten en omstandigheden: is er een plan? Nee, er is een persoon die een voornemen heeft. Remy houdt Badr niet tegen, stapt niet uit de auto, hij gaat mee naar Sem, hij gaat zelfs nog verder (wetende dat Badr zich niet kan beheersen) hij houdt de deur open, hij weet dat het kan escaleren en helpt zelfs tot toegang naar Sem terwijl hij weet dat Sem de deur wil dichtdoen, dan is er dus een wezenlijke bijdrage aan de totstandkoming van een strafbaar feit en dus is er nauwe samenwerking. Als Remy zijn voet niet tussen de deur had gezet was de deur dichtgegaan en had Badr Sem niet kunnen slaan. Er is dus sprake van medeplichtigheid +. Opzet op de samenwerking + opzet op het delict. Weten + toch doen is aanmerkelijke kans (voorwaardelijke opzet). Het behulpzaam + zit bij Remy in zijn wetenschap. Als hij alleen zijn voet tussen de deur deed zonder die kennis was het medeplichtig.

2b. Het psychisch omslagpunt kunnen we hier construeren. Remy lokt hem uit en Badr doet het dan ook precies, wat Remy uitlokte, namelijk met een hamer slaan. Hij kan dus veroordeeld worden voor uitlokken: hij heeft hem ertoe gezet, inlichtingen en middelen verschaft. Maar nog iets anders? Container diefstal: medeplegen zelfs als je niet aanwezig bent. Medepleger betreedt het terrein van uitlokken. Dus ook vervolgen voor medeplegen ic. Er is sprake van een uitlokkingssituatie maar er kan ook medeplegen zijn.

 

  1. A: het opzet van de uitlokker loopt niet synchroon met uitgelokte. Anders dan medeplichtige, dat loopt altijd synchroon met dat van de pleger. Benny kan dus alleen voor uitlokken van poging tot mishandeling worden veroordeeld. Want er wordt meteen gedood door Loe. Ic is er moord althans doodslag.

 

B. De chauffeur volgt de pleger, die is dus medeplichtig. Pas bij strafoplegging wordt gekeken naar zijn eigen opzet.

 

Hoorcollege strafprocesrecht materieel - week 7

 

Samenloop en ne bis in idem hebben niets met elkaar te maken maar worden wel samen behandeld. Ze hebben ieder een ander criterium.

De samenloopregeling is in het leven geroepen om de berekening van de maximale straf te regelen indien er meerdere strafbare feiten zijn gepleegd. Daarnaast indien handelen van de verdachte valt binnen meer dan één delictsomschrijving en om verdachte te beschermen tegen straffen die onredelijk zijn (denk aan Amerika, 500 jaar celstraf).

Eendaadse samenloop: een handeling die bestaat uit meerdere feiten. De handeling valt binnen meer dan één delictsomschrijving, die dezelfde belangen beschermen. Bijvoorbeeld, iemand doden met een knuppel valt onder moord, doodslag, mishandeling met de dood tot gevolg. Dit kan primair/subsidiair tenlastegelegd worden of alternatief (helen of stelen). We willen de zwaarste sanctie uiteindelijk opleggen. Dit is het zogeheten absorptiestelsel.

Voortgezette handeling: meerdere feiten die een strafbaar feit zijn en die in verband met elkaar staan. Ze vloeien voort uit één wilsbesluit. De feiten volgen elkaar op. Er zal een tenlastelegging over een periode worden vastgesteld. Alleen de maximale straf mag worden opgelegd.

Meerdaadse samenloop: meerdere handelingen, meerdere strafbare feiten. Als alle delicten bewezen kunnen worden mag er niet meer dan 1/3 bovenop de hoogste straf van een van die delicten worden opgelegd. Eerst cumulatief optellen.

Feitsbegrip: indien men een eenheid van tijd en plaats ziet in een delict.

Aspecten leer: verband tussen het feit en het delict, welke belangen willen we beschermen in de delictsomschrijving? Deze leer werd opgezet in HR Oude kijk in t Jatstraat. Verdachte reed beschonken, maar hij reed ook zonder verlichting, dat is als twee losse feiten te bezien.

In de praktijk komen eendaadse samenloop en voortgezette handeling weinig voor, het is vooral meerdaadse samenloop in de praktijk.

In HR ratio artikel 63 gaat het om een serieverkrachter. Als hij voor de rechtbank komt voor andere feiten (ic is sprake van meerdaadse samenloop) heeft hij al 15 jaar opgelegd gekregen. Voor de verkrachtingen kon hij maximaal 20 jaar krijgen. Naar artikel 57 lid 2 sr zou hij dus nog maar ongeveer 5 jaar kunnen krijgen. De rechtbank vond dit onbehoorlijk en legde in strijd met dit artikel toch een straf op van 10 jaar. De verdachte ging hiertegen niet in hoger beroep want hem hing tbs boven het hoofd. Maar de procureur generaal eiste cassatie in het belang der wet.

Artikel 63 voorkomt dat de officier van justitie onder artikel 57 lid 2 probeert uit te komen. Bij gelijktijdige berechting mag maximaal 1/3 boven de hoogste straf worden opgelegd. Zie HR rekensom.

Ne bis in idem is ter bescherming van meermalen vervolging van hetzelfde delict, tegen onredelijke vervolging dus.

HR Joyriding: gelijktijdigheid van de gedragingen, verdachte had geen rijbewijs maar leent toch de auto van zijn tante. Krijgt een transactie aangeboden en betaalt die. Daarna wordt hij alsnog vervolgd voor joyriding. HR: wat verwijten we deze persoon? Het gaat om samenhang in schuld en handelen. Hij had geen rijbewijs. We verwijten hem zowel bij joyriding als bij het rijden zonder rijbewijs dat hij geen rijbewijs had. Latere delicten mogen niet wezenlijk uit elkaar lopen.

HR Ne bis in idem: delicten vergelijken naar juridische aard van de feiten (in rechtsgoederen en strafmaxima) en de gedragingen van de verdachte.

 

Werkcollege strafprocesrecht materieel - week 7

 

HR brandstichting: eenheid van plaats maar het zijn verschillende rechtsgoederen, het één gaat om goederen en het ander om personen, dus niet dezelfde strekking dus meerdaadse samenloop is het hier. Dat het verschillende rechtsgoederen betreft is voldoende om te spreken van meerdaadse samenloop. Zie ro 5.1.

HR: vervoeren: eendaadse samenloop: 1 feit meerdere bepalingen.

- Art 56 voortgezette handeling: meerdere feiten.

*Er is 1 wilsbesluit:

aard van de gedraging

tijdsverloop

* Er is tijdsverloop tussen de gedragingen, deze mag niet te groot zijn, is heel casuistisch.

* Het zijn soortgelijke delicten: kijk daarvoor naar de rechtsgoederen.

- 55: eenheid van tijd en plaats + gelijke strekking.

- 57: meerdaadse samenloop, alles wat niet voortgezette handeling of eendaadse samenloop is. Deze vorm komt veruit het meeste voor. Dit artikel is in het leven geroepen ter voorkoming van het opleggen van te strenge straffen (denk Amerika waar verdachten 500 jaar gevangenis straf krijgen).

Art 57 lid 2: eerst vaststellen wat het totaal is van de straffen van de delicten (maximum) en dan kijken hoeveel 1/3 bovenop de hoogste straf is. Als dat minder is dat het maximum dan is het maximum niet toegestaan en moet je de hoogste straf + 1/3 doen. Dus bijvoorbeeld X=9 jaar, Y=1 jaar maximum = 10. 1/3 bovenop de hoogste straf is 9+3=12, dat is meer dan 10 dus 10 mag.

Art 63 lid 2 voorkomt dat de officier van justitie art 57 lid 2 kan ontwijken.

HR rekensom: in hoger beroep werd voor een 2e feit veroordeeld, er moet daarbij rekening worden gehouden met de straf opgelegd in eerste aanleg. HR legt hier uit hoe om te gaan met artikel 63 sr. Zie ro 3.6. Eerst vaststellen: eendaadse: de maximale straf. Bij meerdaadse: cumuleren en dan + 1/3. Reeds opgelegde straffen eraf trekken en c niet boven de maximale straf.

Art 55: eenheid van tijd en plaats & gelijke strekking > cumulatief! (komt niet veel voor)

Art 56:

1 wilsbesluit: naar aard van de gedraging en tijdsverloop (mag niet te groot zijn)

Tijdsverloop.

Soort gelijke delicten (kijk naar de strekking)

HR Ratio art 63. Serieverkrachter, in een x aantal jaar aantal verkrachtingen gepleegd in de jaren ‘90. Pas in 2013 ter terechtzitting. In de periode daartussen was al 15 jaar opgelegd. Dus art 63: leidde tot maar 4 jaar en een aantal maanden over om op te leggen, de maximaal op te leggen straf voor de verkrachtingen was namelijk 20 jaar. De rechtbank vond 4 jaar opleggen niet volgens ons rechtsgevoel en legde 10 jaar op. Verdachte ging niet in hoger beroep want er hing hem tbs boven het hoofd. Procureur generaal eiste echter cassatie in belang der wet, maar straf bleef zelfde.

In de arresten Joyriding, Meindert Tjoelker en Ne bis in idem komt 1 criterium, namelijk één feit.

Ne bis in idem: 20 2.9.1 criteria voor hetzelfde feit art 68

Juridische aard van de feiten (in de delictsomschrijvingen). In hoeverre verschillen ze naar: rechtsgoederen (wat willen ze beschermen?) en hoe verschillen ze in straf maximum?

De gedragingen vergelijken op: kennelijke strekking, aard, tijd&plaats

Vuistregel Nbii: het hangt af per casus, lopen de feiten in aanzienlijke mate uiteen dan geen sprake van zelfde feit. Zie ook ro 3.3

Opgaven

Opgave 1

Tijdsverloop? Ja, hij begint met rijden onder invloed van alcohol, rijdt dan iemand aan enz.

Is er 1 wilsbesluit? Aard van de gedraging: andersoortig gedraging (namelijk alcohol drinken en ongeluk veroorzaken en doorrijden). Dus niet 1 wilsbesluit.  Wel qua tijdsverloop? (niet te lang?) er zit te veel periode tussen drinken, aanrijden en doorrijden. NEE dus.

Soortgelijke delicten? (strekking) verhaal van schade is de strekking. De ander is dat niet.

Dus: geen voortgezette handeling.

Opgave 2

Voor roekeloosheid is veel meer vereist dan de casus doet vermoeden.

Eendaadse samenloop? Strekking: art 6: verkeersveiligheid, art 9: gezag van de rechter. Dit is niet hetzelfde dus geen eendaadse dus meerdaadse samenloop.

Er is meerdaadse dus art 57 lid 2. Wvw: straf op art 6 jo 8 staat in art 175 lid 2 sub b: maximale 3 jaar. Kijk in lid 3: hij is in beschonken toestand dan + de helft dus 4.5 jaar. Straf op art 9 in art 176= 3 maanden. Cumulatie: 4.5 + 3 maanden = 4 jaar en 9 maanden > 57 lid 2. Maximale straf mag niet meer zijn dan 1/3 van de hoogste straf, dat zou komen op 6 jaar (??). 4 jaar 9 maanden is minder dan 6 jaar dus dat mag. (was het wel meer geweest dan was 6 dus de maximale straf).

Opgave 3

NBII, art 68 sr, HR NBII. Regels toepassen uit het arrest: juridische aard, vergelijken rechtsgoederen en maximale straf. Gedraging naar aard tijd plaats strekking en overige omstandigheden vergelijken. Vuistregel bij betrekken! Het betreft ic zaaksbeschadiging en diefstal. De aarden zijn dus stukmaken vs. wegnemen > niet hetzelfde. Wel beide vermogensdelicten. Verschil in straf maximum is maar 2 jaar, dat is niet aanzienlijk. Tijd en plaats: diefstal in ene straat beschadiging in de andere, dus ook niet hetzelfde. Niet hetzelfde feit dus.

 

 

 

Opgave 4

Art 63: eendaads of meerdaads? Meerdaads want geen gelijke strekking. Artikel 282: straf maximum = 8 jaar, zaaksbeschadiging is 2 jaar > cumulatief = 10 jaar. + 1/3 is niet meer dan 10 jaar. De 4 jaar die al opgelegd waren moet je er van af trekken. 6 jaar blijft over. Maar mag niet meer dan de maximale straf van 350 zijn = dat is 2 jaar dus wel te veel dus mag niet. Zie HR rekensom.

Meerdaadse, gelijkheid is er niet. Max straf 57 lid 2: 10+8=18 cumulatief. Dat is meer dan 1/3=13 jaar en 4 maanden. Stap 2: - 7 jaar = 6 jaar en 4 maanden. De maximale nieuw op te leggen straf is uit 302 8 jaar, dat is minder dus geen probleem

Opgave 5: 68, NBII, riedel geven van juridische aard.

Aanzienlijk verschil: de maximale straf voor poging tot doodslag is 10 jaar, 160 jo 177 = 2 maanden, DAT is een aanzienlijk verschil. Bovendien is er al een verschil tussen dat het een overtreding en een misdrijf is. De rechtsgoederen: doodslag: recht op leven vs. 160 jo 177: gezag uitoefenen / orde in het verkeer. + de vuistregel = conclusie: geen zelfde feit.

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.