Oefenpakket Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefenvragen januari 2013

 

Meerkeuzevragen

 

1. Roos meent dat hij rechthebbende is op een vordering van € 10.000 op Blackson.

Door middel van een geregistreerde onderhandse akte draagt Roos deze

vordering over aan Bogarde. Bogarde draagt de vordering op zijn beurt op dezelfde

wijze over aan Seedorf. Vervolgens blijkt dat Roos niet de rechthebbende op de

vordering was, maar Rekik. Bogarde en Seedorf wisten hiervan beiden niets en

konden hiervan ook niets weten.

 

Wie is rechthebbende op de vordering?

 

a. Seedorf. Hij heeft geen bescherming nodig en is rechthebbende geworden door een

rechtsgeldige overdracht, nu Bogarde wordt beschermd op grond van art. 3:88 BW.

b. Rekik. Seedorf wordt niet beschermd, omdat geen sprake is van ongeldigheid van

een vroegere overdracht.

c. Rekik. Seedorf wordt niet beschermd, omdat sprake is van

beschikkingsonbevoegdheid van Roos.

d. Seedorf. Hij wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in de

overdracht aan Bogarde.

 

2. Demmink verkoopt en levert de grond aan Mosterd. Mosterd verkoopt en

levert hetzelfde stuk grond door aan Padian. Achteraf blijkt dat de overdracht door

Demmink aan Mosterd ongeldig is, omdat de leveringsakte niet is opgemaakt door de

door laatstgenoemde ingeschakelde notaris, maar door diens klerk, die zich voor notaris

heeft uitgegeven. Demmink stelt zich op het standpunt dat hij hierdoor nog eigenaar

van het stuk grond is.

 

Heeft Demmink gelijk?

 

a. Nee. Padian wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in

de overdracht aan Mosterd.

b. Ja. Padian wordt niet beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek

in de overdracht aan hem.

c. Ja. Padian wordt niet beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek

in de overdracht aan Mosterd.

d. Nee. Padian wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in

de overdracht aan hem.

 

3. Manolev heeft een elektrische fiets. Baccus, een fietsenhandelaar met een grote winkel in de stad, steelt deze elektrische fiets van hem en geeft hem de volgende dag aan Falco op zijn verjaardag. Falco is er heel blij mee en vindt het verbazend aardig van Baccus dat

hij een van zijn tweedehands elektrische fietsen aan hem cadeau geeft. Hij weet dat Baccus altijd een flinke voorraad tweedehandsfietsen heeft, doordat mensen deze inruilen voor een

mooiere of doordat hij deze koopt uit allerlei boedels. Manolev ziet Falco twee

maanden na diens verjaardag op de bewuste fiets rijden en vraagt hem terug, stellende

dat de elektrische fiets van hem (Manolev) is.

 

Heeft Manolev gelijk?

 

a. Nee. Falco wordt beschermd, omdat aan de eisen van art. 3:86 BW is voldaan.

b. Ja. Falco wordt niet beschermd, omdat het nog geen drie jaar is geleden dat de

elektrische fiets van Manolev is gestolen.

c. Ja. Falco wordt niet beschermd, omdat hij de elektrische fiets niet anders dan om niet heeft verkregen.

d. Nee. Falco wordt beschermd, omdat hij de fiets heeft verkregen van een

fietsenhandelaar uit een winkel en hijzelf een particulier gebruiker is.

 

4. Zandri heeft een fiets. Hij leent de fiets uit aan Leziz. Leziz verkoopt en levert de fiets

feitelijk aan Hoog voor € 100, een normale koopprijs, gelet op de ouderdom van de

fiets. Hoog weet niet dat Leziz geen eigenaar is. Zandri ziet Hoog op de bewuste fiets rijden en vraagt hem terug, stellende dat de fiets van hem (Zandri) is.

 

Heeft Zandri gelijk?

 

a. Nee, want Hoog wordt beschermd op grond van art. 3:86 lid 1 BW.

b. Ja, want Leziz was slechts houder en hij kon dus de eigendom niet overdragen aan een

derde.

c. In principe wel, maar dan moet hij hem wel binnen drie jaar revindiceren.

d. Ja, want er is sprake van vrijwillig bezitsverlies.

 

5. Jurgen heeft een vordering op Dieter. Dieter heeft bij het lenen van het geld van Dieter met Dieter afgesproken dat Dieter de vordering op hem niet mag vervreemden. Dieter

vervreemdt ondanks deze afspraak de vordering aan Frederikson.

 

Kan de vordering rechtsgeldig worden overgedragen?

 

a. Ja, want ofschoon de overeenkomst dit verbiedt, heeft een dergelijke afspraak geen

externe werking.

b. Nee, want de wet of de aard van de vordering verzet zich daartegen en dat heeft

externe werking.

c. Ja, want de wet of de aard van de vordering verzet zich weliswaar daartegen, maar dat

heeft geen externe werking.

d. Nee, want de overeenkomst verbiedt dit en een dergelijke afspraak heeft externe

werking.

 

6. Hoe kan een vordering op naam rechtsgeldig openbaar worden geleverd?

 

a. Door een akte en mededeling aan de debiteur.

b. Door een notariële akte en inschrijving daarvan in de openbare registers.

c. Door een onderhandse akte.

d. Door een notariële akte.

 

7. Welk alternatief is onjuist?

 

a. Een bezitter is niet altijd tevens eigenaar.

b. Bezitsverschaffing kan zowel door een houder als door een bezitter geschieden.

c. Een houder kan niet constituto possessorio bezit verschaffen.

d. Een houder kan bezit overdragen.

 

8. Bush heeft een boek. Hij verkoopt het aan Clinton. Wat betreft de levering spreken

zij af dat Clinton, die het boek al heeft betaald, direct eigenaar zal zijn, maar dat

Bush het nog twee weken onder zich mag houden om het uit te lezen.

 

Gedurende deze twee weken is

 

a. Bush persoonlijk gerechtigd en Clinton houder.

b. Bush houder en Clinton bezitter en eigenaar.

c. Bush bezitter en Clinton eigenaar.

d. Bush bezitter en eigenaar en Clinton persoonlijk gerechtigd.

 

9. Zie de casus van de vorige vraag.

 

Deze wijze van levering wordt genoemd:

 

a. levering longa manu.

b. feitelijke levering.

c. levering constituto possessorio.

d. levering brevi manu.

 

10. Zie de casus van vraag 8. Stel dat Bush, terwijl het boek nog bij hem is, het boek

nogmaals verkoopt, ditmaal aan Obama. Obama weet niets van de verkoop en

levering aan Clinton. Obama betaalt het boek en neemt het meteen mee naar huis. Als

Clinton het boek komt halen en hoort dat het bij Obama is, gaat hij naar Obama en

zegt dat het boek van hem is.

 

Heeft Clinton gelijk?

 

a. Ja, want de levering constituto possessorio wordt jegens Obama gerelativeerd op

grond van art. 3:111 BW.

b. Nee, want Obama wordt beschermd op grond van art. 3:86 lid 1 BW.

c. Nee, want de levering constituto possessorio wordt gerelativeerd op grond van art. 3:90

lid 2 BW.

d. Ja, want door de levering constituto possessorio is er geen levering als bedoeld in art.

3:86 lid 1 BW.

 

11. Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.

 

I. Een beperkt recht kan niet op een ander beperkt recht worden gevestigd.

II. Op één goed kan maximaal één beperkt recht worden gevestigd.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Stelling I en stelling II zijn beide onjuist.

b. Stelling I en stelling II zijn beide juist.

c. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.

d. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

 

12. Konterpan heeft een auto. Hij heeft, voordat hij op vakantie gaat met zijn auto, een

nieuwe uitlaat nodig, een imperiaal en een bagagebox voor op het dak. Hij steelt een

uitlaat van Viets, een imperiaal van Brown en een bagagebox van Castro. Hij monteert

de uitlaat aan zijn auto, last het imperiaal vast aan zijn auto, schroeft de bagagebox

erop en gaat zeer tevreden op reis.

 

Is Konterpan eigenaar van de drie gestolen zaken?

 

a. Konterpan is van geen van de gestolen zaken eigenaar geworden, want dieven worden

geen eigenaar, maar slechts bezitter.

b. Konterpan is eigenaar van alle drie gestolen zaken.

c. Konterpan is eigenaar van de uitlaat, maar niet van het imperiaal en de bagagebox,

omdat deze volgens verkeersopvattingen geen deel van de auto uitmaken.

d. Konterpan is eigenaar van de uitlaat en het imperiaal, maar niet van de bagagebox.

 

13. Elia heeft een huis waar hij een dakkapel op laat plaatsen door Vlaar. Evers heeft in de aannemingsovereenkomst een eigendomsvoorbehoud gemaakt ten aanzien van

de dakkapel, totdat de aanneemsom geheel is betaald. Vlaar plaatst de dakkapel op het huis van Elia. Elia betaalt niet.

 

Wie is eigenaar van de dakkapel?

 

a. Elia op grond van eigendomsoverdracht.

b. Vlaar op grond van de opschortende voorwaarde die het eigendomsvoorbehoud is.

c. Vlaar op grond van de ontbindende voorwaarde die het eigendomsvoorbehoud is.

d. Elia op grond van natrekking.

 

14. Lutz vraagt aan Slagveer hem wil vertegenwoordigen bij de aankoop van een auto. De auto mag maximaal € 2200 kosten. Slagveer koopt van Flink in naam van Lutz een

prima auto met slechts 15.000 km op de teller voor € 2201.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Lutz is aan de overeenkomst gebonden op grond van de redelijkheid en billijkheid, nu

het slechts een geringe overschrijding van de vertegenwoordigingsbevoegdheid betreft.

b. Lutz is aan de koop gebonden, omdat bij Flink de schijn is opgewekt dat Slagveer

Jansen bevoegd vertegenwoordigde.

c. Lutz is alleen aan de overeenkomst gebonden als hij deze bekrachtigt.

d. Omdat de vertegenwoordigingsbevoegdheid is overschreden, is de koopovereenkomst

tot stand gekomen tussen Slagveer en Flink.

 

15. Karel is 16 jaar. Hij vraagt zijn neef Gustav van 22 jaar om voor hem een fles rum te kopen. Gustav doet wat hem wordt gevraagd en koopt zonder te zeggen dat hij dit voor Karel doet, bij slijterij Jeroen een fles rum. Hij betaalt met het geld dat hij van Karel heeft meegekregen.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. De koopovereenkomst is tot stand gekomen tussen Karel en Jeroen en is vernietigbaar

wegens de minderjarigheid van Karel.

b. De koopovereenkomst is tot stand gekomen tussen Gustav en Jeroen en is onaantastbaar.

c. De koopovereenkomst is tot stand gekomen tussen Karel en Jeroen en is nietig wegens

strijd met de wet, nu het verkopen van alcoholische dranken aan minderjarigen is

verboden.

d. De koopovereenkomst is tot stand gekomen tussen Gustav en Jeroen en is vernietigbaar wegens de minderjarigheid van Karel.

 

16. Welk alternatief is juist?

 

a. Volmacht is een eenzijdige overeenkomst en lastgeving is een eenzijdige ongerichte

rechtshandeling.

b. Volmacht is een eenzijdige gerichte rechtshandeling en lastgeving is een overeenkomst.

c. Volmacht is een overeenkomst en lastgeving is een eenzijdige gerichte rechtshandeling.

d. Volmacht is een eenzijdige ongerichte rechtshandeling en lastgeving is een eenzijdige ‘

overeenkomst.

17. Een door een onbevoegde vertegenwoordiger verrichte rechtshandeling is in beginsel

 

a. definitief geldig en onaantastbaar.

b. nietig.

c. vernietigbaar in rechte.

d. vernietigbaar buiten rechte.

 

18. Jerson rijdt tegen de auto van Boeken aan. De deur van de auto van Hansen heeft

daardoor een flinke deuk. Vaststaat dat Jerson aansprakelijk is voor de schade van

Boeken. Boeken kan de deur zelf repareren voor € 100. Hij kan de deur door de garage

laten repareren voor € 500. Door de deuk is de auto € 1000 minder waard geworden.

 

Welk bedrag moet Jerson aan Boeken vergoeden?

 

a. Omdat het werkelijke vermogensnadeel € 1000 bedraagt, moet Jerson € 1000

vergoeden.

b. Wanneer Jerson de auto niet laat repareren, hoeft Boeken niets te vergoeden.

c. Omdat Jerson de auto zelf kan repareren voor € 100, hoeft Boeken slechts € 100 te

vergoeden.

d. Omdat de reparatiekosten € 500 bedragen, moet Boeken € 500 vergoeden; de schade

moet immers abstract worden berekend bij zaakschade.

 

19. Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.

 

I. Bij schadeplichtigheid wegens een overtreden verkeers- of veiligheidsnorm wordt sneller

dan bij andere overtreden normen voldoende causaal verband aangenomen.

II. Bij het aannemen van causaal verband bij het bepalen van de hoogte van de

schadevergoeding gaat het om de vraag of de schade het voorzienbare gevolg van de

daad was.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Stelling I en stelling II zijn beide onjuist.

b. Stelling I en stelling II zijn beide juist.

c. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.

d. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

 

20. Mannes heeft een paard. Op een kwade dag slaat het paard op hol en ontsnapt het uit

de wei. Het paard rent tegen Iban aan, die net met zijn scooter langsrijdt.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Mannes is niet aansprakelijk, want als hij de gedraging van het paard in zijn macht zou

hebben gehad, zou het paard niet met Iban in botsing zijn gekomen.

b. Mannes is aansprakelijk, omdat het hier gaat om een kwalitatieve aansprakelijkheid voor

de eigen energie van het dier.

c. Mannes is aansprakelijk omdat, als hij het paard in zijn macht zou hebben gehad,

aansprakelijkheid op grond van afdeling 6.3.1 BW zou hebben ontbroken.

d. Mannes is niet aansprakelijk, als blijkt dat het paard op hol is geslagen, omdat het werd

aangevallen door wespen toen het per ongeluk tegen een wespennest aanliep.

 

21. Jordi is een jongen van 15 jaar. Hij slaat op zaterdagnacht, als hij aangeschoten uit een

discotheek komt, Steve de bril van zijn hoofd.

 

Wie is/zijn in beginsel aansprakelijk voor de schade van Steve?

 

a. Alleen de wettelijk vertegenwoordiger(s) van Jordi op grond van art. 6:169 lid 2 BW.

b. Jordi en de wettelijk vertegenwoordiger(s) van Jordi op grond van art. 6:169 lid 1 BW.

c. Jordi en de wettelijk vertegenwoordiger(s) van Jordi op grond van art. 6:169 lid 2 BW.

d. Alleen de wettelijk vertegenwoordiger(s) van Jordi op grond van art. 6:169 lid 1 BW.

 

22. Caron betrapt een inbreker in het huis van zijn buren, die op vakantie zijn. Hij bedenkt

zich geen moment, sprint naar binnen en mept de inbreker, Meersman, tegen de grond en

breekt daarbij de kaak van Meersman (schadepost I). Meersman blijft na deze dreun beduusd op de grond liggen en kermt dat hij hulp nodig heeft. Caron is echter door het dolle

heen en slaat Meersman nog een keer hard, waardoor deze een zware hersenschudding

oploopt (schadepost II). De kaak heelt in twee maanden, maar de hersenschudding maakt Meersman arbeidsongeschikt gedurende een jaar.

 

Welk alternatief is juist met betrekking tot schadepost I?

 

a. Caron is hiervoor niet aansprakelijk, omdat het niet zijn huis is waarin wordt ingebroken.

b. Caron is hiervoor aansprakelijk, omdat dit onbehoorlijke zaakwaarneming is.

c. Caron is hiervoor aansprakelijk, omdat dit niet onder noodweerexces valt.

d. Caron is hiervoor niet aansprakelijk, omdat dit onder noodweer valt.

 

23. Zie de casus van de vorige vraag.

 

Welk alternatief is juist met betrekking tot schadepost II?

 

a. Caron is hiervoor niet aansprakelijk, omdat dit valt onder de schulduitsluitingsgrond

noodweerexces.

 

b. Caron is hiervoor aansprakelijk, omdat dit niet valt onder de rechtvaardigingsgrond

noodweer.

c. Caron is hiervoor aansprakelijk, omdat dit niet valt onder de schulduitsluitingsgrond

noodweer.

d. Caron is hiervoor niet aansprakelijk, omdat dit valt onder de rechtvaardigingsgrond

noodweerexces.

 

24. Zie de casus van vraag 22.

Meersman heeft veel schade. Zijn schade bestaat uit ziektekosten voor zover niet gedekt

door zijn zorgverzekeraar (schadepost I), pijn (schadepost II) en gederfde inkomsten

(schadepost III). Verder hebben de buren uit medelijden met Meersman een inzameling

gehouden en € 1000 opgehaald en die aan hem gegeven voor een reisje.

 

Gesteld dat Caron aansprakelijk zou zijn, welke van deze drie schadeposten zouden

dan voor vergoeding in aanmerking komen en zou de € 1000 van de buren op de

schadevergoeding in mindering moeten worden gebracht?

 

a. Schadepost I, schadepost II en schadepost III komen alle drie voor vergoeding in

aanmerking en de € 1000 moet van de te vergoeden schade worden afgetrokken.

b. Alleen schadepost I en schadepost III komen voor vergoeding in aanmerking en niet is

voldaan aan de voorwaarden voor voordeelstoerekening, dus de € 1000 komt niet in

mindering op de te vergoeden schade.

c. Schadepost I, schadepost II en schadepost III komen alle drie voor vergoeding in

aanmerking en niet is voldaan aan de voorwaarden voor voordeelstoerekening, dus de

€ 1000 komt niet in mindering op de te vergoeden schade.

d. Alleen schadepost I en schadepost II komen voor vergoeding in aanmerking en de €

1000 moet van de te vergoeden schade worden afgetrokken.

 

25. Zie de casus van vraag 22.

Stel dat Meersman met naam en toenaam als inbreker in de krant komt en dat hij alleen

maar in het huis van de buren was om de plantjes water te geven. Zijn goede naam is

echter ernstig geschaad (schadepost I). Stel voorts dat de moeder van Meersman nachten

niet kan slapen uit medelijden met haar zoon (schadepost II). Zij neemt bovendien

onbetaald verlof om Meersman te verplegen (schadepost III).

 

Welke van deze drie schadeposten, gesteld nog steeds dat Caron aansprakelijk zou

zijn, komen in beginsel voor vergoeding in aanmerking?

 

a. Schadepost I en schadepost II niet, want alleen pijn wegens lichamelijk letsel komt als

immateriële schade voor vergoeding in aanmerking; schadepost III wel, want anders

had Meersman een verpleegster moeten huren en dan had Caron die kosten moeten

vergoeden.

b. Schadepost I en schadepost III wel, maar schadepost II niet, want affectieschade komt

niet voor vergoeding in aanmerking.

c. Schadepost I wel, omdat Meersman is aangetast in zijn eer of goede naam, maar

schadepost II en schadepost III niet, want Caron is niet aansprakelijk jegens de

moeder.

d. Schadepost I niet, want deze vormt geen in de psychiatrie erkend ziektebeeld;

schadepost II en schadepost III ook niet, want Caron is niet aansprakelijk jegens de

moeder.

 

26. Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.

 

I. Sinds, wat de ‘correctie Langemeijer’ wordt genoemd, wordt ook handelen in strijd met

de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt, als onrechtmatig

aangemerkt.

II. In het zogenaamde ‘Tandartsen’-arrest kregen de tandartsen die schadevergoeding

vorderden, hun schade niet vergoed, omdat de overtreden wettelijke norm niet strekte

ter bescherming tegen schade zoals zij die hadden geleden.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Stelling I en stelling II zijn beide onjuist.

b. Stelling I en stelling II zijn beide juist.

c. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.

d. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

 

27. Albers heeft een gloednieuwe auto gekocht bij garage Opstelten. Wanneer hij ermee

wegrijdt uit de garage, blijkt dat de remmen niet werken en rijdt hij tegen het huis van

Pot aan. De schade aan het huis bedraagt € 10.000. Voorts dreigt Albers schade te

lijden, omdat hij de auto nodig heeft om volgende week met zijn gezin op vakantie te

gaan en omdat hij precies voor de maat van de auto een plek heeft gereserveerd in de

autotrein.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Voor de aansprakelijkheid voor de schade van Pot zijn ingebrekestelling en verzuim

vereist, voor de aansprakelijkheid voor de schade van Albers niet.

b. Voor de aansprakelijkheid voor de schade van Albers zijn ingebrekestelling en

verzuim vereist, voor de aansprakelijkheid voor de schade van Pot niet.

c. Voor de aansprakelijkheid voor de schade van zowel Pot en Albers zijn

ingebrekestelling en verzuim vereist.

d. Voor de aansprakelijkheid voor de schade van zowel Pot en Albers is verzuim niet

vereist.

 

28. West heeft een viool besteld bij Maatsen, die uiterlijk op 4 oktober 2012 moet zijn

geleverd bij West, omdat hij die dag een huisconcert geeft, waarvoor de kaartjes al

zijn uitverkocht. Maasten garandeert West dat deze de viool op 4 oktober 2012 heeft.

Op 4 oktober 2012 wordt de viool echter niet geleverd. De schade van West

vanwege de terug te betalen kaartjes bedraagt € 2.500.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Maasten is niet schadeplichtig zolang hij niet in gebreke is gesteld en de in de

ingebrekestelling genoemde redelijke termijn nog niet is verstreken.

b. Maasten is schadeplichtig, want hij is van rechtswege in verzuim door het verstrijken van

de fatale termijn.

c. Maasten is schadeplichtig, want nakoming is niet meer mogelijk, nu sprake is van

gevolgschade.

d. Maasten is niet schadeplichtig als hij kan aantonen dat hij zijn uiterste best heeft gedaan

de viool op tijd te leveren.

 

29. Schaken heeft 1000 zwarte overhemden besteld bij Bakkal. Als de broeken

arriveren, blijkt dat bij vijftig overhemden de knopen omgekeerd zijn gemonteerd.

 

Wat kan Schaken hieraan aan doen?

 

a. Betaling van de koopprijs opschorten en ontbinding vorderen.

b. Schadevergoeding en nakoming vorderen.

c. Schadevergoeding en ontbinding vorderen.

d. Betaling van de koopprijs opschorten en nakoming vorderen.

 

30. De Bruin heeft een laptop gekocht van computerhandelaar Compuserv. Na een uurtje zijn nieuwe laptop te hebben gebruikt, raakt hij oververhit en doet hij het niet meer. Ook daarna gaat hij niet meer aan. De Bruin wil zijn geld terug om elders een laptop te kopen, die het wel goed doet. Hij wil de overeenkomst ontbinden.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Dat kan rechtsgeldig geschieden, want er is een tekortkoming.

b. Dat kan niet rechtsgeldig, want Compuserv is niet in verzuim.

c. Dat kan niet rechtsgeldig, wanneer sprake is van overmacht aan de zijde van Compuserv

d. Dat kan rechtsgeldig geschieden, want de ernst van de tekortkoming rechtvaardigt de

ontbinding.

 

31. Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.

 

I. Volgens het arrest Endlich/Bouwmachines moeten de eis van de tekortkoming en de

verzuimeis als twee verschillende voorwaarden worden gezien.

II. Wanneer vaststaat dat een debiteur zal tekortschieten, is ontbinding mogelijk, ook al

hoeft de debiteur nog niet te presteren.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Stelling I en stelling II zijn beide onjuist.

b. Stelling I en stelling II zijn beide juist.

c. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.

d. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

 

32. In een contract betreffende de aankoop van een wasdroger staat dat de verkoper niet

aansprakelijk is voor de gevolgen van eventuele gebreken aan de wasdroger. Stel dat

de koper de wasdroger in gebruik neemt en dat door een gebrek aan de thermostaat

van de machine de droger de was te heet droogt. Hierdoor kan het

wasgoed integraal de vuilnisbak in. De schade bedraagt € 400.

 

Kan de verkoper zich beroepen op de exoneratieclausule?

 

a. Ja, in beginsel wel.

b. Nee, want deze is in strijd met de openbare orde/goede zeden.

c. Nee, want de koper kan zonder meer een geslaagd beroep doen op de derogerende

werking van redelijkheid en billijkheid.

d. Nee, want er is sprake van onvoorziene omstandigheden.

 

33. In een krant plaatst Paauwe de volgende advertentie: ‘Te koop Apeldoorn, perceel in

recreatiepark ‘De Wiede’, € 30.000, tel. 06-10052922, Paauwe’. Weening belt Paauwe op

en zegt het perceel voor de vraagprijs te willen kopen.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Er is een koopovereenkomst tot stand gekomen door aanbod en aanvaarding daarvan.

b. Er is geen koopovereenkomst tot stand gekomen, want de advertentie is geen aanbod.

c. Er is geen koopovereenkomst tot stand gekomen, want een advertentie is nooit een

aanbod.

d. Er is geen koopovereenkomst tot stand gekomen, want dat moet schriftelijk.

 

34. Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.

 

I. Of er een leemte is in een overeenkomst, wordt beoordeeld aan de hand van het

Haviltex-arrest.

II. Als er een leemte is in een overeenkomst, moet deze worden aangevuld door de rechter.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Stelling I en stelling II zijn beide onjuist.

b. Stelling I en stelling II zijn beide juist.

c. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.

d. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

 

35. Jacobs is eigenaar van een oud tinnen bord dat hij heeft gevonden toen hij in zijn tuin

experimenteerde met zijn nieuwe metaaldetector. Hij verkoopt het bord aan Melkweg

voor € 200. Melkweg is blij met dit koopje, want hij herkende het bord meteen als een

prachtig oud stuk dat zeker € 2.000 waard is. Jacobs ontdekt pas na de koop dat het bord

veel meer waard is dan € 200.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Jacobs kan de overeenkomst niet rechtsgeldig vernietigen met een beroep op dwaling,

nu deze een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft.

b. Jacobs kan de overeenkomst rechtsgeldig vernietigen met een beroep op dwaling, nu

Melkweg zijn mededelingsplicht heeft geschonden.

c. Jacobs kan de overeenkomst rechtsgeldig vernietigen met een beroep op dwaling, nu

Melkweg wist, althans moest weten, dat de prijs voor Jacobs van groot belang was.

d. Jacobs kan de overeenkomst niet rechtsgeldig vernietigen met een beroep op dwaling,

omdat deze krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn risico komt.

 

36. Johan Dirksen woont in een ‘begeleid wonen’-project, bestemd voor mensen die na een

opneming in een psychiatrisch ziekenhuis weer op eigen benen leren staan. Hij is nog erg

kwetsbaar en dat is voor derden ook duidelijk zichtbaar. Hij is niet onder curatele gesteld.

Voor zijn integratie heeft hij een computer gekocht. Genee komt deze bij hem

installeren en Genee maakt van de situatie handig gebruik door Dirk allerlei dure

extra’s aan te smeren. Wanneer Genee het pand van Johan verlaat, is Johan € 1.000

armer, maar Johan is tevreden, want zijn computer doet het goed. Wanneer zijn broer Justin langskomt, wordt die woedend. Voor € 1.000 extra accessoires! Johan begrijpt dat hij erin is geluisd en wil af van de zaken die hij van Genee heeft gekocht.

 

Welk alternatief biedt hem daartoe een kansrijke mogelijkheid?

 

a. Hij doet een beroep op bedreiging.

b. Hij doet een beroep op dwaling.

c. Hij doet een beroep op misbruik van omstandigheden.

d. Hij doet een beroep op bedrog.

 

37. Welke stelling is onjuist?

 

a. De vervulling van een opschortende voorwaarde heeft geen terugwerkende kracht, maar

wel goederenrechtelijk effect.

b. De vernietiging van een overeenkomst heeft terugwerkende kracht en goederenrechtelijk

effect.

c. De ontbinding van een overeenkomst heeft wel terugwerkende kracht, maar geen

goederenrechtelijk effect.

d. De vervulling van een ontbindende voorwaarde heeft geen terugwerkende kracht, maar

wel goederenrechtelijk effect.

 

38. Op 1 juni 2012 loopt Annie binnen pandjeshuis Huus. Annie verkoopt haar gouden armband met diamanten voor de prijs van € 500 aan Huus. Ten tijde van de verkoop lijdt Annie aan een zware depressie. Wanneer na enige tijd deze depressie met medicijnen is

onderdrukt, heeft zij spijt van de overeenkomst en wil zij haar armband terug. Huus stelt

zich echter op het standpunt dat de depressiviteit van Annie voor hem niet kenbaar was

en dat de overeenkomst derhalve niet kan worden aangetast. Vaststaat dat de koopprijs

conform de marktwaarde is.

 

Kan de overeenkomst worden aangetast?

 

a. Nee, want er is een geldig aanbod dat geldig is aanvaard.

b. Ja, want er is sprake van een wilsgebrek.

c. Ja, want er is sprake van het ontbreken van de met de wil overeenstemmende verklaring

van Anita.

d. Niet als Huus inderdaad gerechtvaardigd heeft vertrouwd en dat ook mocht.

 

39. Zie de casus van de vorige vraag. Neem aan dat Annie wegens voortdurende psychische klachten onder curatele was gesteld ten tijde van de verkoop.

 

Is de koopovereenkomst onder deze omstandigheid aantastbaar?

 

a. Ja, elke rechtshandeling van een handelingsonbekwame is per definitie vernietigbaar.

b. Niet als Annie tijdens de verkoop geen last zou hebben gehad van haar depressiviteit.

c. Niet als Huus niet wist dat Annie onder curatele was gesteld.

d. Ja, de curator van Annie kan de overeenkomst vernietigen.

 

40. Voor de geldigheid van rechtshandelingen geldt de

 

a. wils/vertrouwensleer.

b. wilsleer.

c. verklaringsleer.

d. vertrouwensleer.

 

 

Casusoplossing

 

Casus

Wouter vervoert met zijn vrachtwagen een stel varkens over de Oude Rijndijk in Alphen aan den Rijn als hij een verkeersfout begaat. Hij vergeet voorrang te verlenen aan het van rechts

komende verkeer en komt daardoor in botsing met een stadsbus. Zowel de vrachtwagen als

de bus kunnen niet meer verder rijden en moeten worden weggesleept. Doordat overal mest en loslopende varkens op de weg zijn duurt het de gehele middag voordat de weg weer kan worden gebruikt. Hierdoor is de plaatselijke Woonexpress BV tijdelijk per auto niet bereikbaar. Winkelmanager Roxanne ziet die zaterdag amper klanten verschijnen, terwijl het bij concurrent Ikea, verderop in Delft, ineens een drukke middag blijkt. Roxanne spreekt Wouter aan namens Woonexpress BV en vordert van hem vergoeding van de schade (gederfde winst) die Woonexpress BV heeft geleden door de tijdelijk afgesloten weg. De hoogte van de schade wordt op zichzelf niet betwist, maar Wouter stelt dat hij voor deze schade in het geheel niet aansprakelijk is.

 

I.a. Wat is de centrale rechtsvraag?

 

R.a. Wat is/zijn de toepasselijke rechtsregel(s)?

 

R.b. Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan voor een succesvol beroep op dit artikel/

deze artikelen?

 

R.c. Stel dat aan de voorwaarden is voldaan. Wat is hiervan het rechtsgevolg?

 

 

A.a. Welke voorwaarde(n) zal/zullen in deze casus realiter door gedaagde kunnen worden

betwist?

 

A.b. Leg uit of in casu aan deze voorwaarde(n) is voldaan.

 

C.a. Wat is het antwoord op de centrale rechtsvraag? Motiveer uw antwoord.

 

Casus II

 

Rutte verhuurt op 1 maart 2012 aan Bak zijn vakantiehuis voor de komende

zomervakantie voor de periode 11-25 juli 2012. Op 20 juni 2012 deelt Rutte aan Bak

mede dat de verhuur helaas geen doorgang kan vinden, omdat hij het huis zelf is gaan

bewonen, nu zijn woonhuis op 9 juni 2012 door een storm is verwoest.

Zo kort vóór de vakantie kan Bak alleen nog een huis huren dat € 1.800 meer kost.

Bak vindt, als hij terug is van zijn dure vakantie, dat Rutte hem dit verschil moet

betalen.

 

I.a. Wat is de centrale rechtsvraag?

 

R.a. Wat is/zijn de toepasselijke rechtsregel(s)?

 

R.b. Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan voor een succesvol beroep op dit artikel/

deze artikelen? Werk alleen het meest cruciale artikel uit.

 

R.c. Stel dat aan de voorwaarden is voldaan. Wat is hiervan het rechtsgevolg?

 

A.a. Welke voorwaarde(n) zal/zullen in deze casus realiter door gedaagde kunnen worden

betwist?

 

A.b. Leg uit of in casu aan deze voorwaarde(n) is voldaan.

 

C.a. Wat is het antwoord op de centrale rechtsvraag? Motiveer uw antwoord.

 

Antwoorden oefenvragen januari 2013

 

Meerkeuzevragen

 

1. Antwoord C is juist, want Rekik is rechthebbende op de vordering, omdat Seedorf niet wordt beschermd tegen de beschikkingsonbevoegdheid van Roos. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 149 t/m 163b.

2. Antwoord A is juist, want Padian wordt beschermd omdat er sprake is van een titel- of leveringsgebrek in de zin van art. 3:86 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 149 t/m 163b.

3. Antwoord C is juist, want op grond van art. 3:86 BW heeft Falco de fiets niet anders dan om niet verkregen. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 149 t/m 163b.

4. Antwoord A is juist, want op grond van art. 3:86 lid 1 BW wordt Hoog beschermd. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 149 t/m 163b.

5. Antwoord D is juist, want de overeenkomst verbiedt dit en deze afspraak heeft externe werking. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 132 t/m 148.

6. Antwoord A is juist, want op grond van art. 3:94 BW is het voldoende om door middel van een akte en het doen van een mededeling de vordering op naam rechtsgeldig te leveren. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 108 t/m 131.

7. Antwoord D is onjuist, want een houder kan geen bezit overdragen op grond van art. 3:115 sub a BW, aangezien de levering dan ongeldig wordt. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 108 t/m 131.

8. Antwoord B is juist, want op grond van art. 3:115 sub a BW is Bush houder en Clinton bezitter en eigenaar. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 108 t/m 131.

9. Antwoord C is juist, want op grond van art. 3:115 sub a BW is er sprake van een levering constituto possessorio. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 108 t/m 131.

10. Antwoord B is juist, want Obama wordt beschermd op grond van art. 3:86 lid 1 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 149 t/m 163b.

11. Antwoord A is juist, want beide stellingen zijn onjuist. Een beperkt recht kan wel op een ander beperkt recht worden gevestigd en op een goed kunnen meerdere rechten worden gevestigd. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 99 t/m 107.

12. Antwoord D is juist, want Konterpan is wel eigenaar van de uitlaat en imperiaal, maar niet van de bagagebox. De eerste twee zaken maken deel uit van de auto als bestandsdeel, maar de bagagebox daarentegen niet. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 1 t/m 27.

13. Antwoord D is juist, want Elia is eigenaar van de dakkapel op grond van natrekking in art. 3:4 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 206 t/m 232.

14. Antwoord C is juist, omdat Lutz alleen op basis van art 3:69 lid 3 BW kan besluiten om te bekrachtigen zodat hij naar eigen inzicht gebonden kan zijn aan de overeenkomst. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 464 t/m 489a.

15. Antwoord B is juist, want de koopovereenkomst is op grond van art. 6:217 lid 1 BW tot stand gekomen tussen Gustav en Jeroen. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 464 t/m 489.

16. Antwoord B is juist, want volmacht is een eenzijdige gerichte rechtshandeling en lastgeving is een overeenkomst. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 71 t/m 85 en 594 t/m 627.

17. Antwoord B is juist, want op grond van art. 3:63 lid 2 BW is de rechtshandeling dan nietig. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 71 t/m 85.

18. Antwoord A is juist, want Jerson moet hier €1.000 vergoeden omdat het werkelijke vermogensnadeel €1.000 bedraagt. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 389 t/m 405.

19. Alle antwoorden zijn hier goed gerekend, aangezien dit afhankelijk is van de voorgelegde casus. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

20. Antwoord B is juist, want Mannes is op basis van art. 6:179 BW kwalitatief aansprakelijk voor de eigen energie van het paard. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

21. Antwoord C is juist, want op grond van art. 6:169 lid 2 BW zijn Jordi en zijn wettelijke vertegenwoordigers beiden aansprakelijk voor de schade van Steve. Gezien de leeftijd van Jordi kan hij ook zelf aansprakelijk worden gesteld, aangezien hij 15 jaar is. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

22. Antwoord D is juist, omdat Caron in dit geval een beroep kan doen op een rechtvaardigingsgrond. In dit geval gaat het om noodweer, waardoor art. 6:162 lid 2 BW niet van toepassing is. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

23. Antwoord A is juist, omdat Caron in dit geval een beroep kan doen op een rechtvaardigingsgrond. In dit geval gaat het om noodweerexces, waardoor art. 6:162 lid 2 BW niet van toepassing is. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

24. Antwoord C is juist, want alle schadeposten komen in aanmerking voor vergoeding. Er is echter niet voldaan aan de voordeelstoerekening van art. 6:100 jo. 6:101 BW, dus de €1.000 komt niet in mindering. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 389 t/m 405.

25. Antwoord B is juist, want de eerste twee schadeposten komen wel in aanmerking voor vergoeding. De laatste schadepost is affectieschade en die wordt niet genoemd in de artikelen 6:106-108 BW. Dit betekent dat die schade ook niet wordt vergoed. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 389 t/m 405.

26. Antwoord A en C zijn juist. De eerste stelling is onjuist omdat de ‘Correctie-Langemeijer’ juist te maken heeft met het relativiteitsbeginsel van art. 6:163 BW. De bevoegde tandarts kon zijn vordering tot onrechtmatige daad niet baseren op een artikel van het Wetboek van Strafrecht omdat dit artikel deze norm niet beschermt. De tweede stelling is in beginsel juist, omdat de bevoegde tandarts zijn vordering niet kon baseren op een artikel uit het Wetboek van Strafrecht. De stelling is voor een deel onjuist omdat er wel een ongeschreven norm is overtreden en op die grondslag had wel mogelijk een vordering kunnen worden gebaseerd.

27. Antwoord A is juist, aangezien voor de aansprakelijkheid van de schade van Pot ingebrekestelling en verzuim zijn vereist. Dit volgt uit art. 6:82 jo. 6:83 BW. Voor de aansprakelijkheid van Albers geldt dit juist niet, aangezien het regime van art. 185 Wegenverkeerswet geldt. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 363 t/m 388 en 406 t/m 436h.

28. Antwoord B en C zijn juist, omdat nakoming in dit geval niet meer gaat lukken voor 4 oktober 2012. Dit betekent dat West Maasten kan aanspreken op grond van art. 6:74 lid 2 BW, omdat het gaat om een blijvende onmogelijkheid. Zie ook het arrest Kinheim/Pelders. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 363 t/m 388.

29. Antwoord D is juist, omdat Schaken eerst Bakkal de gelegenheid moet geven om na te komen. Hij kan wel in de tussentijd de betaling opschorten op grond van art. 6:52 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 331 t/m 333a en 334 t/m 346.

30. Antwoord B is juist, want Compuserv is hier (nog) niet in verzuim omdat Compuserv eventueel nog wel kan nakomen. Compuserv is in feite tijdelijk in verzuim. Hij kan de situatie nog redden door de Bruin een alternatief aan te bieden. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 331 t/m 333a.

31. Antwoord B en D zijn juist omdat in het arrest Endlich/Bouwmachines de eis van de tekortkoming en de verzuimeis als twee verschillende voorwaarden moeten worden gezien. Afhankelijk van de situatie is ontbinding mogelijk, ook al hoeft de debiteur niet te presteren. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 363 t/m 388.

32. Antwoord A is juist, aangezien de gebruiker in het contract had kunnen zien dat de verkoper zijn aansprakelijkheid beperkt of zelfs helemaal uitsluit. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 490 t/m 511.

33. Antwoord B is juist, want de advertentie vormt geen aanbod. Een aanbod is een rechtshandeling op grond van art. 3:32 BW. Het plaatsen van een advertentie is geen rechtshandeling. Er is dus geen sprake van een aanbod en aanvaarding in de zin van art. 6:217 lid 1 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 464 t/m 489a.

34. Antwoord B en C zijn juist, aangezien het Haviltex-arrest voor een deel de leemte van een overeenkomst opvult door te kijken wat partijen over en weer hadden mogen toekennen aan de overeenkomst en wat zij van elkaar mochten verwachten. Aan de andere kant dienen partijen in beginsel de leemtes van de overeenkomst aan te vullen. Mocht dit niet lukken, dan dient te rechter dit te doen. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 490 t/m 511.

35. Antwoord D is juist, want Jacobs kan de overeenkomst rechtsgeldig vernietigen met een beroep op dwaling (art 6:228 BW), omdat Melkweg er zich bewust van was dat Jacobs geen benul had van de prijs. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 464 t/m 489a.

36. Antwoord C is juist, want Johan Dirksen zal gebaat zijn bij een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden op voet van art. 3:54 BW omdat hij wel de computer wilde, maar niet die dure extra’s. De overeenkomst met betrekking tot de computer kan overeind blijven, maar de overeenkomst van de dure extra’s kan worden vernietigd. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 28 t/m 70.

37. Antwoord C is juist, want een ontbinding van een overeenkomst kan op basis van art. 6:258 BW wel terugwerkende kracht hebben, maar geen goederenrechtelijk effect. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 490 t/m 511.

38. Antwoord D is het juiste antwoord, omdat de wil van Anita in de zin van art. 3:33 BW ontbrak ten tijde van het afsluiten van de overeenkomst. Zij was namelijk onder invloed van de medicijnen voor haar stoornis. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 28 t/m 70.

39. Antwoord D is het juiste antwoord, aangezien Huus dan geen wetenschap had van het feit dat Anita onder curatele staat (art. 1:381 lid 1 BW). Hij kan dan aanvoeren dat hij eventueel te goeder trouw was (art 3:11 BW). Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 149 t/m 163b.

40. Antwoord A is het juiste antwoord, omdat aan de ene kant de geldigheid van rechtshandelingen is gebaseerd op de wil zoals geformuleerd in art. 3:33 BW, maar aan de andere kant speelt vertrouwen zoals geformuleerd in art. 3:35 BW een rol. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 28 t/m 70.

 

Casusoplossing

 

Casus I

 

I.a. Kan Roxanne van Woonexpress BV Wouter aanspreken voor de gemiste omzet door het ongeluk?

 

R.a. In dit geval is art. 6:162 jo. 6:95 BW van toepassing. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 389 t/m 405 en 406 t/m 436h.

 

R.b. Om aan art 6:162 BW te kunnen voldoen, moeten er vijf voorwaarden worden afgelopen. De eerste voorwaarde is: is er sprake van een onrechtmatige daad? Ja, er is hier sprake van een onrechtmatige daad doordat Wouter een verkeersfout had begaan waardoor er een aanrijding plaatsvond met de bus en hierdoor was de weg de hele middag gestremd. De tweede voorwaarde is: kan dit worden toegerekend aan Wouter op basis van art 6:162 lid 3 BW? Ja, dit kan aan Wouter worden toegerekend, omdat hij de verkeersfout maakte. De derde voorwaarde is: is er sprake van schade? Ja, er is sprake van schade voor Woonexpress BV, omdat er minder klanten komen. De vierde voorwaarde is: is er sprake van causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de schade? Ja, er is een causaal verband waar te nemen tussen de onrechtmatige daad en de schade. De laatste voorwaarde heeft te maken met de relativiteitsnorm. Beschermt de geschade norm tot bescherming van burgers tegen schade. Ja, deze geschade norm beschermt de burgers tot schade.

 

Art. 6:95 BW: Is er sprake van vermogensschade? Ja, deze vermogensschade bestaat uit gederfde omzet bij een drukke zaterdag. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 389 t/m 405 en 406 t/m 436h.

 

R.c. Wouter kan aansprakelijk worden gehouden voor de ontstane schade op basis van art. 6:162 jo. 6:95 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 389 t/m 405 en 406 t/m 436h.

 

A.a. Wouter zal betwisten dat hij misschien die verkeersfout had gemaakt, maar dat hij niet aansprakelijk kan worden gehouden op grond van art. 6:162 jo. 6:95 BW. Hij zou dan claimen dat zijn werkgever op grond van art. 6:170 BW aansprakelijk kan worden gehouden. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 389 t/m 405 en 406 t/m 436h.

 

A.b. Er is aan deze voorwaarde van art. 6:170 BW voldaan, omdat Wouter de verkeersfout maakte in oefening van zijn functie als vrachtwagenchauffeur. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

 

C.a. Er is sprake van een onrechtmatige daad op grond van art. 6:162 BW, omdat aan alle vijf de voorwaarden zijn voldaan en er is schade in de zijn van art. 6:95 BW. Wouter kan echter hiervoor niet aansprakelijk worden gesteld omdat hij deze fout maakte in uitoefening van zijn functie. Dit betekent dat Woonexpress BV moet aankloppen bij de werkgever van Wouter voor het afhandelen van de schade. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 389 t/m 405 en 406 t/m 436h.

 

Casus II

 

I.a. Dient Rutte Bak te compenseren voor het huren van een duurdere vakantiehuisje?

 

R.a. De regels van art. 6:89 BW zijn van toepassing. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 331 t/m 333a.

 

R.b. Bak had tijdig moeten protesteren tegenover Rutte over het niet nakomen van de overeenkomst. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 331 t/m 333a.

 

R.c. Dit betekent dat Rutte Bak een aanvullende schadevergoeding zou moeten betalen op grond van art 6:74 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 363 t/m 388.

 

A.a. Rutte zal betwisten dat er sprake is van overmacht in de zin van art. 6:75 BW door de storm. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 363 t/m 388.

 

A.b. Er is aan deze voorwaarde voldaan, omdat Rutte geen invloed kon hebben op de storm die het vakantiehuisje verwoeste. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 363 t/m 388.

 

C.a. Bak kan geen schadevergoeding vorderen omdat Rutte een geslaagd beroep kan doen op art 6:75 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 363 t/m 388.

 

Oefenvragen Juni 2012

 

1. In de procedure betreffende de nalatenschap van notaris Jansen vordert zijn zoon

 

a. de onverdeelde helft van deze nalatenschap.

b. vernietiging van de verdeling van deze nalatenschap.

c. deze nalatenschap in haar geheel.

 

2. Uw oudoom (d.i. de broer van uw grootvader of grootmoeder) is van u

 

a. een bloedverwant in de derde graad in de zijlijn.

b. een bloedverwant in de vierde graad in de zijlijn.

c. een aanverwant in de vierde graad in de zijlijn.

 

3. Art. 1:1 lid 1 BW heeft betrekking op

 

a. rechtsbevoegdheid.

b. handelingsbevoegdheid.

c. handelingsbekwaamheid.

 

4. Jari wordt op 18 februari 2012 failliet verklaard. Hij heeft onder andere de

volgende schulden en schuldeisers:

 

- € 90.000 aan ABN-bank wegens een op 1 december 2005 verstrekte

hypothecaire geldlening. ABN-bank heeft een hypotheekrecht op een stuk grond

dat Jari in eigendom heeft en waarop zijn huis staat.

- € 25.000 aan Rabobank. Tot zekerheid van terugbetaling van dit bedrag heeft B-

bank een vuistloos pandrecht op de Porsche van Koos.

- € 2.800 aan Loek. Loek heeft zijn twee brandblussers op het huis van Jari

leeggespoten, toen hij op 1 januari 2012 om 00.30 uur een beginnende brand

ontdekte door vuurwerk in het huis van Jari. Jari was op dat moment niet

thuis. Het huis is hierdoor niet uitgebrand.

- € 850 aan Marit wegens kosten die zij heeft gemaakt voor de aanvraag van

het faillissement van Koos.

 

Op welke wijze is het vuistloos pandrecht van Rabobank gevestigd?

 

a. Door een authentieke of geregistreerde onderhandse akte.

b. Door de Porsche in de macht van Rabobank te brengen.

c. Door een notariële akte en inschrijving daarvan in de daartoe bestemde

openbare registers.

 

5 Zie de casus van de vorige vraag.

Bepaal de rangorde bij de verdeling van de opbrengst van het stuk grond.

 

a. ABN-bank, Rabobank, Loek, Marit.

b. Loek, ABN-bank, Marit, Rabobank.

c. Loek, ABN-bank, Rabobank, Marit.

 

 

 

6. Zie de casus van vraag 4.

Bepaal de rangorde bij de verdeling van de opbrengst van de Ferrari.

 

a. Rabobank, Marit, overige schuldeisers.

b. ABN-bank, Rabobank, Loek, Marit.

c. Rabobank, ABN-bank, Loek, Marit.

 

7. Zie de casus van vraag 4.

Bepaal de rangorde bij de verdeling van de opbrengst van het overige vermogen van

Koos.

 

a. ABN-bank, Rabobank, Loek, Marit.

b. Loek, ABN-bank, Rabobank, Marit.

c. Marit, overige schuldeisers.

 

8. Henk heeft een schuld van € 15.000 aan Harry wegens het niet betalen van de

koopprijs van een auto. Harry heeft op 10 december 2011 executoriaal beslag laten

leggen op de auto.

Wat gebeurt er met het beslag van Harry wanneer Henk op 10 februari 2012 failliet

wordt verklaard?

 

a. Dat blijft op de zaak rusten, beslag heeft immers een blokkerende werking.

b. Dat vervalt, maar Harry heeft dan wel een bijzonder voorrecht op de beslagen

auto.

c. Dat vervalt, Harry is dan concurrent crediteur in het faillissement van Henk.

 

9. Beoordeel de volgende stellingen.

 

I. Een retentierecht geeft de retentor het recht om zijn vordering met

voorrang op de zaak te verhalen.

II. Een retentor heeft het recht van parate executie.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.

b. Beide stellingen zijn onjuist.

c. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

 

10. Eddy heeft ter zake van een aan Jeroen verstrekte geldlening een vuistloos

pandrecht op de kostbare 18e-eeuwse Friese stoeltjesklok van Bas verkregen. De

geldleningsovereenkomst tussen Eddy en Jeroen wordt vernietigd wegens bedrog.

Welk alternatief is juist?

 

a. Het pandrecht blijft bestaan omdat het zaaksgevolg heeft.

b. Het pandrecht gaat teniet omdat het afhankelijk is.

c. Het pandrecht blijft bestaan totdat het ook wordt vernietigd.

 

11. Pieter leent € 3.000 van Klaus. Tot zekerheid van terugbetaling verlangt Klaus een

pandrecht op de muziekset en de laptop van Pieter. Pieter vestigt het pandrecht op de

muziekset door deze aan Klaus af te geven. Pieter vestigt het pandrecht op de laptop

door middel van een geregistreerde onderhandse akte. Het blijkt dat beide zaken in

eigendom toebehoren aan Jacob, van wie Pieter ze had geleend.

Jacob eist afgifte van de televisie en de laptop. Klaus, die geen reden had te twijfelen

aan de beschikkingsbevoegdheid van Pieter, beroept zich op zijn pandrechten.

Wie heeft gelijk?

 

a. Klaus met betrekking tot beide zaken.

b. Jacob met betrekking tot de muziekset en Klaus met betrekking tot de laptop.

c. Jacob met betrekking tot de laptop en Klaus met betrekking tot de muziekset.

 

12. Wat is geen wijze van tenietgaan van een hypotheekrecht?

 

a. Afbetaling van de door het hypotheekrecht gedekte vordering.

b. Zuivering.

c. Doorhaling.

 

13. Angela spreekt met de 12-jarige Nick af dat hij voor haar boodschappen zal doen

bij de plaatselijke supermarkt, Super BV. Met Super heeft Angela afgesproken

dat Nick dit voor haar komt doen en dat Buurtsuper de rekeningen aan het eind van

elke maand zal opstellen en bij Angela zal indienen. Stel dat Nick per abuis ree heeft gekocht voor Angela, in plaats van reebout. Kan Angela van de koop van de haas af met een beroep op de minderjarigheid van Nick?

a. Nee, de overeenkomst is onaantastbaar.

b. Nee, alleen de wettelijk vertegenwoordiger van Nick kan deze overeenkomst

vernietigen.

c. Ja, Nick is immers handelingsonbekwaam.

 

14. Julian geeft aan Robert, een antiekhandelaar, opdracht om, zodra Robert een nader

aangeduide zilveren suikerpot vindt, deze voor maximaal € 10.000 voor Julian in

Robert naam te kopen.

Welk alternatief met betrekking tot deze overeenkomst tussen Julian en Robert juist?

 

a. Hier is sprake van volmacht en van onmiddellijke vertegenwoordiging als Robert

de opdracht uitvoert. Er is geen sprake van lastgeving.

b. Hier is sprake van lastgeving, van volmacht en van onmiddellijke

vertegenwoordiging als Robert de opdracht uitvoert.

c. Hier is sprake van lastgeving en van middellijke vertegenwoordiging als Robert

de opdracht uitvoert. Er is geen sprake van volmacht.

 

15. Zie de casus van de vorige vraag. Stel dat Robert op 1 februari 2012 de perfecte

suikerpot vindt en deze in naam van Julian koopt voor € 10.200 van Wendy. Julian

heeft nog nooit van Wendy gehoord. Wanneer hij van de koop hoort, weigert hij te

betalen vanwege de te hoge prijs.

Welk alternatief met betrekking tot de koopovereenkomst is juist?

 

a. De koopovereenkomst is geldig tot stand gekomen tussen Robert en Wendy.

b. De koopovereenkomst is geldig tot stand gekomen tussen Julian en Wendy,

nu Wendy op de geldigheid van de vertegenwoordiging mocht vertrouwen,

gezien de slechts geringe overschrijding van het afgesproken maximale

bedrag.

c. De koopovereenkomst is niet geldig. Robert is aansprakelijk jegens Wendy.

 

16. Zie de casus van vraag 14. Stel dat Robert op 1 februari 2012 de perfecte suikerpot

vindt en deze in naam van Julian koopt voor € 9.500. Robert betaalt en ontvangt de

suikerpot. Bij nadere inspectie blijkt het deksel niet oorspronkelijk te zijn.

Welk alternatief is juist?

 

a. Zowel Julian en Tim kunnen Wendy aanspreken op grond van tekortkoming.

b. Alleen Julian kan Wendy aanspreken op grond van tekortkoming.

c. Alleen Robert kan Wendy aanspreken op grond van tekortkoming.

 

17. In het arrest Oryx/Van Eesteren kwam de rechtsvraag aan de orde of een tussen

partijen overeengekomen verpandingsverbod goederenrechtelijke werking heeft.

De Hoge Raad oordeelde dat een dergelijk verpandingsverbod leidt tot

 

a. niet-overdraagbaarheid van de vordering.

b. beschikkingsonbevoegdheid van de gerechtigde tot de vordering.

c. niet-overdraagbaarheid van de vordering, tenzij de verkrijger te goeder trouw

is.

 

18. Barend en Nieman stellen een akte op, waarin Nieman in strijd met de

waarheid verklaart dat hij aan Barend € 10.000 schuldig is. Brown verklaart zich

bereid deze vordering te kopen, waarop een akte van cessie wordt opgemaakt en

een brief aan Nieman wordt gestuurd. Als Brown Nieman aanspreekt tot betaling,

weigert de laatste te betalen met een beroep op het feit dat de vordering niet bestaat.

Kan Brown betaling vorderen van Nieman?

 

a. Nee, Brown mocht niet afgaan op een verklaring van Nieman.

b. Nee, er is geen sprake van onbevoegdheid die voortvloeit uit de ongeldigheid

van een vorige overdracht.

c. Ja, Brown is afgegaan op een verklaring van Nieman.

 

19. Bommer heeft een vordering op Zegveld. Bommer verkoopt deze

vordering aan Jonkman. Op 9 juni 2011 wordt de akte van cessie getekend. Drie

dagen later verkoopt Bommer dezelfde vordering nog een keer, nu aan Klootwijk

Dezelfde dag nog wordt een akte van cessie opgemaakt. Bommer is de enige die

weet van deze gang van zaken. Op 17 juni 2011 ontvangt Zegveld van Jonkman

een mededeling van de cessie. Op 19 juni 2011 ontvangt Zegveld een

vergelijkbaar bericht van Klootwijk.

Wie is de schuldeiser van Zegveld?

 

a. Klootwijk

b. Bommer

c. Jonkman

 

20. Modeontwerper Martin leent een rok uit aan Liesbeth Zij brengt de jurk niet terug,

maar verkoopt en levert hem aan haar vriendin Jorinde. Omdat Jorinde weet hoe Liesbeth

aan de rok is gekomen, betaalt zij een lage prijs. Als Martin Jorinde in de rok ziet

lopen, eist hij dat zij de rok aan hem afgeeft.

Welk alternatief is juist?

 

a. Jorinde wordt niet beschermd door art. 3:86 BW, omdat zij niet te goeder trouw

is.

b. Jorinde wordt niet beschermd door art. 3:86 BW, omdat het bezit van de jurk

door een houder is verschaft.

c. Jorinde wordt niet beschermd door art. 3:86 BW, omdat er geen geldige titel is.

 

21. Raymond is verliefd op Martina. Hij wil zijn geliefde een mooi geschenk geven, maar heeft geen geld. Hij steelt daarom een horloge bij juwelier Jackson en schenkt dit aan Martina. Kort daarop ziet Jackson Martina met het horloge.

Kan Jansen het horloge revindiceren bij Martina?

 

a. Ja ,een beroep van Martina op art. 3:86 BW zal niet slagen, omdat er geen

geldige titel voor overdracht was.

b. Ja, een beroep van Martina op art. 3:86 BW zal niet slagen, omdat de levering

niet geldig is.

c. Ja, een beroep van Martina op art. 3:86 BW zal niet slagen, omdat hij om niet

heeft verkregen.

 

22. Martin brengt zijn fiets naar fietsenmaker Fred. Terwijl de fiets nog bij Fred is,

verkoopt Martin de fiets aan Otto. Martin doet een briefje in de bus bij Fred,

waarin hij hem vertelt dat de fiets is verkocht en dat hij (Fred) de fiets moet afgeven

aan Otto

Welk alternatief is juist?

 

a. Otto is eigenaar van de fiets geworden door traditio constituto possessorio.

b. Otto is eigenaar van de fiets geworden door traditio longa manu.

c. Otto is eigenaar van de fiets geworden door traditio brevi manu.

 

23. Op een feest komen Alberta, Caro en Michelle elkaar tegen. Alle drie zijn zij

gekleed in een jurk van modeontwerper Marti. Alberta heeft haar jurk bij Marti

gekocht, Caro heeft hem van Marti te leen gekregen en Michelle heeft de jurk

bij Marcel gestolen.

Welke kwalificaties zijn van toepassing ten aanzien van de jurk die ieder aanheeft?

 

a. Alberta is bezitter, Caro is houder en ook Michelle is houder.

b. Alberta is eigenaar, Caro is bezitter en Michelle is houder.

c. Alberta is eigenaar, Caro is houder en Michelle is bezitter.

 

24. Beoordeel de juistheid van onderstaande stellingen.

 

I. In een abstract stelsel van levering wordt degene aan wie krachtens een

putatieve (d.w.z. alleen in de gedachten van partijen bestaande) titel

wordt geleverd, eigenaar; hij zal het goed als onverschuldigd betaald

moeten terugleveren.

 

II. In een causaal stelsel van levering wordt degene aan wie krachtens een

putatieve (d.w.z. alleen in de gedachten van partijen bestaande) titel

wordt geleverd, geen eigenaar.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Beide stellingen zijn juist.

b. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.

c. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

 

25. Op 14 april 2012 verkoopt Joris zijn huis aan Nikki voor een bedrag van €

350.000. Vier dagen later ondertekenen beiden een schriftelijk stuk waarin een en

ander is vastgelegd. Op 10 juni 2012 gaan zij naar notaris Baarsma, bij wie zij hun

handtekening onder een notariële akte van levering zetten.

Nog dezelfde dag biedt de notaris deze akte ter inschrijving aan bij de openbare

registers. Op 14 juni 2012 schrijft de bewaarder van de openbare registers de akte in

de registers in.

Op welk tijdstip is Nikki eigenaar van het huis geworden?

 

a. Op 14 juni 2012.

b. Op 10 juni 2012, als beiden de akte van levering hebben ondertekend.

c. Op 10 juni 2012, als de akte van levering is aangeboden ter inschrijving.

 

26. Vervolg van de vorige casus.

Achteraf blijkt dat Nikki al sinds enkele jaren onder curatele staat wegens

drugsmisbruik. Haar curator doet een beroep op haar ondercuratelestelling.

Dit heeft tot gevolg

 

a. dat Nikki eigenaar blijft totdat de vernietiging is ingeschreven in de openbare

registers.

b. dat de overdracht van meet af aan nietig is geweest.

c. dat Nikki met toestemming van haar curator het huis aan Joris (terug) moet

overdragen.

 

27. Arie verkoopt zijn huis aan Boris. Zonder dat het huis aan Boris is geleverd,

verkoopt Arie het nogmaals, nu aan Carlijn. Ook aan Carlijn wordt het huis niet

geleverd. Boris en Carlijn zijn geen van beiden op de hoogte van deze dubbele

verkoop.

Welk recht op levering gaat in de onderlinge verhouding tussen Boris en Carlijn voor?

a. Dat van degene die zich het eerst meldt.

b. Dat van Boris

c. Dat van Carlijn

 

28. Wat wordt verstaan onder het gesloten stelsel van beperkte rechten?

 

a. Bij de vestiging van beperkte rechten kan slechts worden gekozen uit de in de

wet limitatief opgesomde beperkte rechten.

b. Beperkte rechten kunnen alleen worden gevestigd op een zaak.

c. Bij verhaal van een vordering op een goed zijn alle op dat goed gevestigde

beperkte rechten gelijk in rang.

 

29. Welk antwoord is onjuist?

 

a. Eigendom is een zakelijk recht.

b. Eigendom is een exclusief recht.

c. Eigendom is een persoonlijk recht.

 

30. De Hoge Raad heeft in het arrest DES-dochters niet geoordeeld dat

 

a. een DES-producent niet aansprakelijk is, indien hij kan bewijzen dat zijn

product niet heeft geleid tot de schade.

b. iedere DES-producent is gehouden de volledige schade te vergoeden.

c. art. 6:99 BW niet van toepassing is, maar dat de DES-producenten

aansprakelijk zijn op grond van redelijkheid en billijkheid.

 

31. Guus laat een pan met frituurvet op de arm van Selina vallen. Selina kan

lange tijd niets met haar verbrande arm doen. Ze loopt studievertraging op en neemt

een hulp in de huishouding. De studentenvereniging waarvan Selina lid is, organiseert

een groot feest om van de opbrengst de huishoudelijke hulp van Selina te vergoeden.

Guus is bereid de kosten van Selina te betalen.

Moet hij ook de kosten van de huishoudelijke hulp vergoeden?

 

a. Nee, want het onverwachte voordeel hangt te zeer samen met de door Selina

geleden schade.

b. Ja, want de vrijgevigheid van derden mag geen voordeel geven aan de

dader.

c. Nee, want Selina moet niet in een betere vermogenstoestand worden

gebracht.

 

32. Door een ongelukkig verkeersongeval komt de zesjarige Marie om het leven.

Hoewel geen sprake is van shockschade, zijn de ouders van Marie zeer verdrietig

om haar dood.

Welke schade kunnen zij in elk geval vorderen van de voor dit ongeval

aansprakelijke persoon?

 

a. Affectieschade en de kosten van lijkbezorging.

b. De kosten van lijkbezorging.

c. Affectieschade.

 

33. Op grond van welk artikel kan iemand worden aangesproken voor onbehoorlijke

zaakwaarneming?

 

a. Geen enkel artikel, dit komt voor risico van de belanghebbende.

b. Art. 6:74 BW.

c. Art. 6:162 BW.

 

34. ’s Nachts breekt als gevolg van een storing een grote brand uit bij Vastgeroest BV De

gehele opslag van Vastgeroest BV verbrandt, waardoor zeer giftige stoffen in het grondwater

terechtkomen. De gehele oogst van een nabijgelegen boerderij gaat verloren. Ook is

de landbouwgrond de komende vijf jaar niet bruikbaar om gewassen te telen.

Is Vastgeroest BV aansprakelijk voor deze schade?

 

a. Ja, op grond van art. 6:185 BW.

b. Ja, op grond van art. 6:175 BW.

c. Nee, want de brand is haar niet te verwijten.

 

35. Bij aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten dient te zijn voldaan aan het

criterium ‘werkzaamheden ter uitvoering van diens bedrijf’ (d.i. het bedrijf van de

opdrachtgever).

Welk alternatief ten aanzien van dit criterium is onjuist?

 

a. De niet-ondergeschikte opdrachtnemer moet deelnemen aan de

bedrijfsuitoefening zelf van de opdrachtgever.

b. De werkzaamheden van de opdrachtgever en die van de niet-ondergeschikte

opdrachtnemer moeten als een zekere eenheid kunnen worden beschouwd.

c. Naar buiten toe moet kenbaar zijn dat het gaat om een niet-ondergeschikte

opdrachtnemer.

 

36. Willem werkt voor geldtransportbedrijf Money. Hij gaat dagelijks net voor

openingstijd langs winkels om de kluis te legen. Hij weet daardoor precies waar het

grote geld valt te halen en haalt op een nacht de volledige kluis van een slagerij leeg.

Is werkgever Money aansprakelijk voor de schade van de supermarkt?

 

a. Ja, de diefstal is gepleegd met kennis die Willem heeft door zijn werk.

b. Nee, Willem handelde buiten werktijd.

c. Nee, de diefstal valt buiten de normale werkzaamheden van Willem.

 

37. Omdat zijn zus op vakantie gaat, heeft Jack een week lang haar hond Yasser te

logeren. Als Jack Yasser ’s avonds uitlaat in het park, wordt hij plotseling aangevallen.

Yasser gaat de aanvaller te lijf. De aanvaller loopt behoorlijk wat verwondingen op.

Welk alternatief is juist?

 

a. Jack en zijn zus zijn geen van beiden aansprakelijk voor de schade van

de aanvaller.

b. Jack is aansprakelijk voor de schade van de aanvaller.

c. De zus van Jack is als eigenaar van Yasser aansprakelijk voor de schade

van de aanvaller.

 

38. Andrea wordt door Frits van haar scooter gereden en komt daarbij ongelukkig ten val.

In het ziekenhuis wordt Andrea geopereerd aan haar arm. Maar doordat ze deze arm

twee maanden eerder ook al had gebroken, ontstaan complicaties. Hierdoor valt de

schade een stuk hoger uit dan anders het geval zou zijn geweest. Frits geeft toe dat

hij de schade van Andrea moet vergoeden, maar niet de extra medische kosten

vanwege de complicaties.

Welk alternatief is juist ten aanzien van Frits?

 

a. Alleen de ‘normale’ kosten komen voor zijn rekening, omdat de complicaties

niet aan hem zijn toe te rekenen.

b. Alleen de ‘normale’ kosten komen voor zijn rekening, omdat de

voorzienbaarheid ten aanzien van de extra kosten ontbreekt.

c. Ook de extra kosten als gevolg van de lichamelijke constitutie van het

slachtoffer komen voor zijn rekening.

 

39. Patrick en Johan, beiden 17 jaar, gooien samen stoeptegels van een viaduct naar de auto’s die daar onderdoor rijden. Voor een geraakte auto krijgen ze vijf punten en als de ruit

stuk gaat, maar liefst tien punten. Patrick heeft een ruime voorsprong op Johan. De auto

van Hans wordt ernstig beschadigd.

Wie kan Hans met succes aansprakelijk stellen voor de schade aan zijn auto?

 

a. Zowel de ouders van Patrick als die van Johan.

b. Zowel Patrick als Johan.

c. Johan niet, want het is waarschijnlijker dat Patrick de auto heeft geraakt.

 

40. Wouter krijgt de schrik van zijn leven als plotseling knalvuurwerk door zijn brievenbus

wordt gegooid. Hij rent naar buiten en ziet een bekende groep kinderen uit de buurt

in de leeftijd van 10 tot 13 jaar wegrennen. Hij weet een van die kinderen, Dennis te

pakken te krijgen en stelt hem aansprakelijk voor de gehele schade aan zijn gang,

voordeur en brievenbus. Later geeft Jan toe dat hij het rotje door de

brievenbus heeft gegooid. Dennis stond er alleen maar bij te kijken.

Welk alternatief is juist?

 

a. Dennis en zijn ouders zijn geen van allen aansprakelijk.

b. Dennis is aansprakelijk op grond van art. 6:166 BW.

c. De ouders van Dennis zijn aansprakelijk op grond van art. 6:169 lid 1 BW.

 

41. Wat valt niet onder een inbreuk op een recht als bedoeld in art. 6:162 lid 2 BW?

 

a. Persoonlijkheidsrechten.

b. Schending van een vorderingsrecht.

c. Absolute rechten.

 

42. Annelies ziet haar buurvrouw Betty bewusteloos in haar huis liggen. Annelies trapt de deur in om Betty te hulp te schieten. Wanneer Betty weer is hersteld, vordert zij van Annelies vergoeding van de schade als gevolg van de kapotte deur.

Op welke rechtvaardigingsgrond kan Annelies zich beroepen?

 

a. Overmacht.

b. Toestemming van de benadeelde.

c. Noodweer.

 

43. Gert heeft een wasserette en verkoopt bij de toonbank het schoonmaakmiddel

Anti-vet, dat vetvlekken uit kleding haalt. Vicky koopt van Gert een flacon Anti-vet,

omdat ze een witte trui heeft met een vetvlek erin. Als Vicky thuis de blouse met

Anti-vet behandelt, verdwijnt weliswaar de vetvlek, maar de blouse is dan niet meer zo wit als daarvoor. Later blijkt dat tijdens het productieproces in de fabriek een hoeveelheid bleekmiddel in de flacon Anti-vet was terechtgekomen. Vicky spreekt Gert aan tot vergoeding van de schade aan haar blouse.

 

Welk alternatief is juist?

 

a. Gert is niet aansprakelijk voor de schade van Vicky, omdat schade uit

hoofde van productenaansprakelijkheid slechts voor rekening van de

producent komt.

b. Gert hoeft de schade slechts te vergoeden als hij op de hoogte was of op de

hoogte behoorde te zijn van de verontreiniging.

c. Gert dient de schade te vergoeden, omdat de verontreiniging op grond van de

verkeersopvattingen voor zijn rekening komt.

 

44. Welk alternatief is juist?

 

a. Een vordering tot ontbinding brengt automatisch mee dat de schuldeiser

bevoegd is zijn verplichting tot betaling van de koopprijs op te schorten.

b. Een schuldeiser kan een vordering tot ontbinding combineren met een

vordering tot aanvullende schadevergoeding.

c. Een schuldeiser kan een vordering tot nakoming combineren met een

vordering tot vervangende schadevergoeding.

 

45. Ter gelegenheid van het kinderfeestje van zijn vijfjarige zoon Bart boekt Ammerlaan bij

Zangers BV een optreden van zanger Rinus, die erg goed is in het zingen van kinderliedjes. Op de afgesproken dag staat echter niet zanger Rinus, maar heeft Zangers BV Dre Haasten gestuurd die goed is in het zingen van smartlappen. Ammerlaan stelt zich op het standpunt dat Zangers BV haar contractuele verplichting niet is nagekomen.

Heeft Albers gelijk?

 

a. Dat hangt ervan af of Dre Haasten handelde met de bedoeling om de schuld

van zanger Rinus te voldoen.

b. Ja.

c. Nee.

 

46. In het arrest Royal & Sun Alliance/Universal Pictures, waarin de verzekerde zijn

schade later had gemeld bij zijn verzekeringsmaatschappij dan waartoe hij – op

straffe van niet-uitkering – op grond van een clausule in de polis verplicht was,

oordeelde de Hoge Raad dat het Hof geen blijk had gegeven van een onjuiste

rechtsopvatting door te oordelen dat het beroep van de verzekeraar op die clausule

in de polis in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en

billijkheid onaanvaardbaar was.

Dit resultaat kon via twee wegen worden bereikt. Langs welke weg niet?

 

a. Derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid.

b. Uitleg van de overeenkomst.

c. Aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid.

 

47. Raj bestelt regelmatig bedrijfskleding bij Howard. Wanneer er weer nieuwe bedrijfskleding nodig blijkt te zijn, belt Raj met Howard. ‘Kan jij op korte termijn 100 bedrijfsuniformen maken?’, vraagt Raj. ‘Uiteraard, zegt Howard ‘overmorgen

heb je ze in huis’. Twee dagen later worden naar tevredenheid van Raj

inderdaad 100 bedrijfsuniformen afgeleverd, maar met de factuur is hij minder blij: de bedrijfsuniformen blijken de helft duurder te zijn geworden en bovendien is het bedrag

opgelopen doordat Howard opeens bezorgkosten heeft berekend.

Waartoe is Raj contractueel verplicht?

 

c. Raj hoeft niet de helft meer te betalen voor de bedrijfsuniformen en de

bezorgkosten hoeft Raj ook niet te betalen.

a. Raj hoeft niet de helft meer te betalen voor de bedrijfsuniformen, maar wel

bezorgkosten.

b. Raj moet wel de helft meer betalen voor de bedrijfsuniformen, maar niet de

bezorgkosten.

 

48. Welk antwoord is juist?

 

a. Voor beantwoording van de vraag of de overeenkomst een leemte bevat die

moet worden aangevuld, komt het onder andere aan op hetgeen partijen ten

aanzien van de zin die zij in de gegeven omstandigheden over en weer aan

de contractsbepalingen mochten toekennen, redelijkerwijs van elkaar

mochten verwachten.

b. Voor beantwoording van de vraag of de overeenkomst een leemte bevat die

moet worden aangevuld, volstaat een zuiver taalkundige uitleg ingeval de

overeenkomst in duidelijke bewoordingen is vervat.

c. Voor beantwoording van de vraag of de overeenkomst een leemte bevat die

moet worden aangevuld, is van belang welke rechtsgevolgen voortvloeien uit

de wet, de gewoonte en de eisen van redelijkheid en billijkheid.

 

49. Wat is het bestaansrecht van een afzonderlijke regeling voor bedrog, wanneer

bedrog als (gekwalificeerde) vorm van dwaling dient te worden beschouwd?

 

a. Het onrechtmatige karakter van bedrog brengt mee dat in het geval van

bedrog het causale verband tussen het bedrog en het tot stand komen van de

overeenkomst niet behoeft te worden aangetoond.

b. Een geslaagd beroep op dwaling leidt tot vernietigbaarheid van de

overeenkomst, terwijl een geslaagd beroep op bedrog tot nietigheid van de

overeenkomst leidt.

c. Een geslaagd beroep op bedrog leidt automatisch tot toewijsbaarheid van de

vordering tot (aanvullende) schadevergoeding.

 

50. Wat is geen vraag die ter beoordeling van het al dan niet slagen van een beroep

op dwaling (art. 6:228 BW) moet worden beantwoord?

 

a. Heeft de wederpartij begrepen of moeten begrijpen dat de onjuiste

voorstelling van zaken betrekking heeft op omstandigheden die voor de

dwalende van doorslaggevende betekenis zijn?

b. Gaat het een uitsluitend toekomstige gebeurtenis?

c. Heeft de wederpartij de totstandkoming van de overeenkomst bevorderd,

ofschoon hetgeen zij wist of behoorde te weten haar daarvan had behoren te

weerhouden?

 

51. Welk alternatief is juist met betrekking tot de door de Hoge Raad op 11 mei 1951

gewezen arresten Flora/Van der Kamp en Burgman/Aviolanda?

 

a. In Flora/Van der Kamp was sprake van nietigheid vanwege strijd met een

dwingende wetsbepaling; in Burgman/Aviolanda was sprake van een

ongeoorloofde strekking van de overeenkomst.

b. In Flora/Van der Kamp was sprake van nietigheid vanwege strijd met een

dwingende wetsbepaling; in Burgman/Aviolanda was sprake van een

ongeoorloofde inhoud van de overeenkomst.

c. In Flora/Van der Kamp was sprake van een ongeoorloofde strekking van de

overeenkomst; in Burgman/Aviolanda was sprake van een ongeoorloofde

inhoud van de overeenkomst.

 

52. Welk alternatief met betrekking tot de totstandkoming van overeenkomsten is

juist?

 

a. De leer van de ‘dubbele grondslag’ houdt in dat zowel het opgewekte

vertrouwen als de geopenbaarde wil primaire grondslagen zijn.

b. De geopenbaarde wil is de primaire grondslag en het opgewekte vertrouwen

de subsidiaire.

c. Het opgewekte vertrouwen is de primaire grondslag en de geopenbaarde wil

de subsidiaire.

 

53. De 10-jarige Berend vindt zichzelf te oud geworden voor de Donald Duck en stuurt een e-mail naar de abonnementenservice. In het bericht zegt hij zijn abonnement op.

Welk alternatief is juist?

 

a. De opzegging is vernietigbaar.

b. De opzegging is onaantastbaar.

c. De opzegging is nietig.

 

54. Aron doet op 15 maart 2012 een offerte voor Gert-Jan op de post. Eenmaal

thuisgekomen ontdekt Aron dat hij zich heeft verrekend. De offerte bevat de woorden

‘geldig tot en met 1 april 2012’. Aron stuurt aan Gert-Jan nog dezelfde dag een e-mail met

de mededeling dat hij een vergissing heeft gemaakt en dat Gert-Jan de offerte als niet

verzonden moet beschouwen. Op 16 maart 2012 wordt de offerte bij Gert-Jan bezorgd.

Gert-Jan leest de offerte en stuurt Aron een e-mailbericht waarin hij het aanbod van

Aron aanvaardt. Pas na verzending ziet Gert-Jan de e-mail van Aron

Is een overeenkomst tot stand gekomen?

 

a. Nee, want Aron heeft zijn verklaring ingetrokken.

b. Ja, want hier geldt de ontvangsttheorie.

c. Ja, want er is sprake van een onherroepelijk aanbod.

 

55. Morris heeft interesse in de tafel die Zack via marktplaats.nl te koop aanbiedt.

Hij belt Zack op met de mededeling dat hij het kastje koopt als het in goede staat

verkeert. Afgesproken wordt dat Morris het kastje eerst komt bekijken. Bij Zack

aangekomen ontdekt Morris dat de tafel is beschadigd. Daarop toont Zack hem

een ander, duurdere tafel, die iets groter van formaat is. Morris zegt de duurdere en grotere tafel te willen kopen, maar alleen als het past in de daartoe bestemde ruimte. Zack gaat akkoord en Morris meet de tafel op en gaat naar huis. Thuisgekomen blijkt dat de tafel

zou moeten passen. Morris gaat terug naar Zack om het kastje te betalen en op te

halen, maar dan geeft Zack te kennen dat hij het kastje niet meer wil verkopen.

Is desondanks een koopovereenkomst tot stand gekomen?

 

a. Nee, want Zack heeft zijn aanbod herroepen.

b. Ja.

c. Nee, want Zack heeft zijn verklaring ingetrokken.

 

Antwoorden oefenvragen juni 2012

 

1. Antwoord C is juist, want de zoon vordert de nalatenschap op basis van 3:182 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 132 t/m 148.

 

2. Antwoord B is juist, want uw oudoom is een bloedverwant in de vierde graad in de zijlijn. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 108 t/m 131.

 

3. Antwoord A is juist, want art. 1:1 lid 1 BW heeft betrekking op rechtsbevoegdheid. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 108 t/m 131.

 

4. Antwoord A is juist, want het vuistloos pandrecht is gevestigd door middel van een authentieke of een geregistreerde onderhandse akte in de zin van art. 3:95 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 108 t/m 131.

 

5. Antwoord C is juist: de verdeling is als volgt:

Loek komt als eerste omdat hij het huis had gered en hierdoor kosten moest maken. Dit zijn executiekosten. Daarna komt de ABN-bank op grond van art. 2:379 BW, aangezien ze een hypotheekrecht hadden. Daarna komt de Rabobank met hun vuistloos pandrecht op de Porsche (art. 2:380 en 2:381 lid 1 BW). Als laatste komt Marit met haar gemaakte kosten voor het aanvragen van het faillissement van Jari. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 233 t/m 297.

 

6. B is juist: de verdeling is als volgt:

De ABN-bank komt als eerste op grond van art. 2:379 BW, aangezien ze een hypotheekrecht hadden. Daarna komt de Rabobank met hun vuistloos pandrecht op de Porsche (art. 2:380 en 2:381 lid 1 BW). Loek komt daarna omdat hij het huis had gered en hierdoor kosten moest maken. Dit zijn executiekosten Als laatste komt Marit met haar gemaakte kosten voor het aanvragen van het faillissement van Jari. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 233 t/m 297.

 

7. A is juist: de verdeling is als volgt:

De ABN-bank komt als eerste op grond van art. 2:379 BW, aangezien ze een hypotheekrecht hadden. Daarna komt de Rabobank met hun vuistloos pandrecht op de Porsche (art. 2:380 en 2:381 lid 1 BW). Loek komt daarna omdat hij het huis had gered en hierdoor kosten moest maken. Dit zijn executiekosten Als laatste komt Marit met haar gemaakte kosten voor het aanvragen van het faillissement van Jari. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 233 t/m 297.

 

8. Antwoord C is juist, want het beslag zal vervallen, maar Harry is wel concurrent crediteur in het faillissement. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 233 t/m 297.

 

9. Antwoord A is juist. De eerste stelling is juist omdat de rententor op basis van art. 3:292 BW met voorrang op de zaak kan verhalen. De tweede stelling is onjuist, aangezien er geen recht van parate executie is. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 233 t/m 297.

 

10. Antwoord B is juist, omdat het pandrecht teniet gaat omdat het een afhankelijk is van het andere. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 233 t/m 297.

 

11. Antwoord C is juist, want Jacob heeft gelijk met betrekking tot de laptop en Klaus met betrekking tot de muziekset. Er is sprake van een pandrecht op grond van art. 3:98 jo. 3:84 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 233 t/m 297.

 

12. Antwoord A is juist, want afbetaling door de hypotheekrecht gedekte vordering valt niet onder de genoemde gronden van tenietgaan in art. 3:81 lid 2 BW of art 3:7 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 233 t/m 297.

 

13. Antwoord B is juist, want alleen de wettelijke vertegenwoordiger van Nick kan op basis van art. 1:381 lid 2 BW de overeenkomst vernietigen. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 28 t/m 70.

 

14. Antwoord B is juist, want er is hier sprake van lastgeving, volmacht en onmiddellijke vertegenwoordiging wanneer Robert de opdracht uitvoert. Zie onder meer art. 3:78 BW en art. 3:60 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 71 t/m 85.

 

15. Antwoord A is juist, want de koopovereenkomst tussen Robert en Wendy is geldig tot stand gekomen op grond van art. 6:217 lid 1 BW. Er is sprake van een aanbod en de aanvaarding daarvan. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 464 t/m 489a.

 

16. Antwoord B is juist, want alleen Robert kan Wendy aanspreken op het feit dat de pot niet oorspronkelijk is. Dit kan Robert doen op basis van art. 7:17 lid 1 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 535 t/m 639.

 

17. Antwoord A is juist, want in het arrest Oryx/Van Eersten oordeelde de Hoge Raad dat een verpandingsverbod er toe leidt dat de vordering niet overdraagbaar wordt.

 

18. Antwoord C is juist, want Brown mocht inderdaad afgaan op de verklaring van Nieman op grond van art. 3:33 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 28 t/m 70.

 

19. Antwoord A is juist, want Jonkman is de schuldeiser van Zegveld op basis van art. 3:94 BW. Hij heeft namelijk als eerste de mededeling van de cessie kenbaar gemaakt aan Zegveld. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 132 t/m 148.

 

20. Antwoord A is juist, want Jorinde kan geen geslaagd beroep doen op art 3:86 BW omdat zij niet te goeder trouw was, omdat ze wist hoe Liesbeth aan de rok was gekomen en daarom een te lage prijs voor de rok had betaald. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 149 t/m 163b.

 

21. Antwoord C is juist, want een beroep op art. 3:86 zal Martina niet baten omdat de armband om niet is verkregen. Dit betekent dat Jackson de armband kan terugvorderen van Martina. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 149 t/m 163b.

 

22. Antwoord B is juist, want op grond van art. 3:115 sub c BW wordt Otto nu houder voor iemand anders. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 168 t/m 183.

 

23. Antwoord C is juist, want in dit geval is Alberta eigenaar op grond van art. 5:1 BW, aangezien ze het eigendom heeft verkregen van de jurk. Caro heeft de jurk alleen geleend, dus zij is dan houder op basis van art. 3:90 BW. Michelle is dan bezitter van de jurk op grond van art. 3:114 jo. 115 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 108 t/m 131.

 

24. Antwoord A is juist, dit betekent dat beide stellingen juist zijn. De eerste stelling is juist, omdat in een abstract stelsel van levering diegene aan wie volgens een putatieve titel wordt geleverd inderdaad eigenaar, maar hij zal wel het goed als onverschuldigd betaald moeten terugleveren. Verder is in een causaal stelsel diegene aan wie volgens een putatieve titel wordt geleverd geen eigenaar. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 108 t/m 131.

 

25. Antwoord C is juist, aangezien Nikki dan eigenaar van het huis is geworden als de akte van levering is aangeboden ter inschrijving. Dit betekent dat op grond van 3:89 lid 1 BW Nikki op 10 juni 2012 eigenaar van het huis is geworden. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 108 t/m 131.

 

26. Antwoord B is juist, omdat op grond van art 1:381 lid 2 BW de overeenkomst al vanaf het begin nietig was, aangezien Nikki onder curatele stond. Dit houdt in dat de rechtbank de overeenkomst ambtshalve nietig kan laten verklaren. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 28 t/m 70.

 

27. Antwoord B is juist, aangezien het recht op levering van Boris voorgaat op grond van art. 2:398 BW. Dit artikel is van toepassing aangezien Boris het oudste recht had op levering. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 233 t/m 297a.

 

28. Antwoord B is juist, omdat met een gesloten stelsel wordt bedoeld dat bij de vestiging van beperkte rechten alleen kan worden gekozen uit de door de wet opgesomde beperkte rechten. Zie bijvoorbeeld art. 3:80 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 233 t/m 297a.

 

29. Antwoord C is juist, omdat eigendom niet per se een persoonlijk recht hoeft te zijn. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 206 t/m 232a.

 

30. Antwoord C is juist, want de Hoge Raad heeft juist wel geoordeeld in het Des-dochters arrest dat art. 6:99 BW wel van toepassing was in deze situatie.

 

31. Antwoord B is juist, want Guus mag niet profiteren van het feit dat derden een inzamelingsactie hebben georganiseerd voor Selina. Op grond van art. 6:97 BW valt dit niet onder de begroting van de schade. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 389 t/m 405.

 

32. Antwoord B is juist, want op basis van art. 6:96 lid 1 BW kunnen de kosten van lijkbezorging in aanmerking komen voor schadevergoeding voor de ouders van Marie, aangezien affectieschade in de artikelen 6:106-108 BW niet staat genoemd. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 389 t/m 405.

 

33. Antwoord B is juist, want als er sprake is van onbehoorlijke zaakwaarneming, dan kan diegene op voet van art. 6:74 BW op grond van wanprestatie worden aangesproken.

 

34. Antwoord B is juist, aangezien Vastgeroest BV op grond van art. 6:175 BW aansprakelijk kan worden gesteld op basis van art. 6:175 BW, aangezien er giftige stoffen zijn vrijgekomen door de brand. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

 

35. Antwoord C is juist, aangezien er duidelijk kenbaar moet worden gemaakt dat het om een niet-ondergeschikte opdrachtnemer gaat op basis van art. 6:171 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

 

36. Antwoord A is juist, want Willem had de diefstal gepleegd met kennis die hij had opgedaan tijdens zijn werk. Dit betekent dat Money op basis van art. 6:170 BW aansprakelijk kan worden gehouden voor de gedragingen van Willem. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

 

37. Antwoord A is juist, omdat op basis van art. 6:179 BW Jack en zijn zus Yasser beiden niet in hun macht hadden. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

 

38. Antwoord C is juist, want op grond van art. 6:107 BW kan Frits worden aangesproken door Andrea, aangezien ze kosten moet maken vanwege de medische complicaties. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 389 t/m 405.

 

39. Antwoord B is juist, omdat op grond van art. 6:166 BW dat een ieder hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade, tenzij de billijkheid een andere verdeling rechtvaardigt. De vereisten zijn wel dat een van de groepsleden schade toebrengt en dat een van de groepsleden een onrechtmatige daad pleegt. In dit geval brengen Patrick en Johan beide schade toe aan auto’s en ze plegen beiden een onrechtmatige daad. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

 

40. Antwoord A is juist, aangezien Jan had toegegeven dat hij het rotje had gegooid. Dit ontslaat de ouders van Dennis van de aansprakelijkheid op de voet van art. 6:164 jo. 6:169 lid 1 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

 

41. Antwoord B is juist, want een schending van een vorderingsrecht valt niet onder het bedoelde in art. 6:162 lid 2 BW, omdat dit een wanprestatie oplevert. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

 

42. Antwoord C is juist, want op basis van art. 6:162 lid 2 BW is er geen sprake van een onrechtmatige daad omdat Betty (de benadeelde) toestemming aan Annelies had gegeven om de deur in te trappen. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

 

43. Antwoord C is juist, omdat volgens de verkeersopvattingen Gert aansprakelijk kan worden gesteld voor de verontreiniging op basis van art 6:173 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 406 t/m 436h.

 

 

44. Antwoord B is juist, omdat een schuldeiser een vordering tot ontbinding inderdaad kan combineren met een vordering tot aanvullende schadevergoeding. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 363 t/m 388.

 

45. Antwoord B is juist, want Ammerlaan had gevraagd bij Zangers BV gevraagd om een optreden van zanger Rinus, maar in plaats van hem kreeg Ammerlaan Dre Haasten. Zangers BV heeft in feite een wanprestatie geleverd omdat hij in plaats van zanger Rinus die kinderliedjes kan zingen, smartlappenzanger Dre Haasten gestuurd. Dit is een wanprestatie op grond van art. 6:74 jo. art 6:265 BW. Deze situatie kan niet meer worden teruggedraaid, dus kan Ammerlaan een schadevergoeding vorderen bij Zangers BV. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 331 t/m 333a.

 

46. Antwoord C is juist, want in het arrest Royal & Sun Alliance/Universal Pictures had de Hoge Raad uitgemaakt dat de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid er niet voor kon zorgen dat beroep op de clausule van de verzekeraar in de gegeven situatie onredelijk was.

 

47. Antwoord A is juist, want Raj hoeft niet de helft meer te betalen voor de bedrijfsuniformen en verder hoeft Raj geen bezorgkosten te betalen. Raj kan de verbintenis opschorten op basis van art 6:52 BW omdat Howard ondeugdelijke bedrijfsuniformen heeft afgeleverd. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 347 t/m 352.

 

48. Antwoord A is juist, omdat bij de vraag of een overeenkomst een leemte bevat er moet worden gekeken welke rechtsgevolgen er voortvloeien uit de wet, gewoonte en redelijkheid en billijkheid. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 490 t/m 511.

 

49. Antwoord C is juist, omdat bij een geslaagd beroep op bedrog automatisch leidt tot toewijzing van een (aanvullende) schadevergoeding. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 28 t/m 70.

 

50. Antwoord is juist, omdat bij dwaling de wederpartij niet had moeten begrijpen dat de onjuiste voorstelling van zaken voor de dwalende partij van doorslaggevende betekenis had moeten zijn. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 464 t/m 489a.

 

51. Antwoord A is juist, aangezien in het arrest Flora/Van der Kamp er sprake was van een nietigheid wegens strijd met een dwingende wetsbepaling en in het arrest Brugman/Avioladia was er sprake van een ongeoorloofde strekking van de overeenkomst.

 

52. Antwoord B is juist, aangezien de totstandkoming van een rechtshandeling tot stand komt door de geopenbaarde wil die de primaire basis vormt voor de totstandkoming van de rechtshandeling op voet van art. 3:33 BW. Daarna komt het opgewekte vertrouwen op grond van art. 3:35 BW. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 28 t/m 70.

 

53. Antwoord A is juist, want Berend is voor de wet minderjarig. Dit betekent dat hij op grond van art. 3:32 jo. art. 1:381 lid 2 BW handelingsonbekwaam is voor de wet, aangezien alleen zijn ouders het abonnement voor de wet op kunnen zeggen. Het gevolg is dat een verrichte rechtshandeling van de handelingsonbekwame op grond van art. 3:32 lid 2 BW vernietigbaar is. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 28 t/m 70.

 

54. Antwoord A is het juiste antwoord, omdat het aanbod op grond van art 6:219 lid 1 BW in beginsel te herroepen valt, tenzij het aanbod al is aanvaard of de mededeling voor aanvaarding als is verzonden. Aron had een e-mail gestuurd dat hij de offerte had ingetrokken. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 464 t/m 489a.

 

55. Antwoord B is het correcte antwoord, omdat het aanbod op grond van art 6:219 lid 1 BW in beginsel te herroepen valt, tenzij het aanbod al is aanvaard of de mededeling voor aanvaarding als is verzonden. Art. 6:219 lid 2 BW versoepelt het herroepen van het aanbod zelfs mogelijk tot nadat het aanbod is aanvaard bij een vrijblijvend aanbod. Dit is in dit geval van toepassing. Zack kon dus het aanbod herroepen omdat het ging om een vrijblijvend aanbod. Zie Overzicht van het Nederlands Vermogensrecht, randnummer 464 t/m 489a.

 

Oefenvragen Juni 2011

 

1. Wilhelmien plaatst in de zaterdageditie van een gerenommeerde krant de navolgende advertentie. ‘Te koop, Apeldoorn, camping Carpe Diem, prachtige stacaravan, van alle gemakken voorzien, € 20.000 (bouwjaar 2001).’ Wanneer de advertentie is geplaatst, realiseert Wilhelmien zich dat zij haar geliefde stacaravan toch niet wil verkopen. Zij wordt op dat moment gebeld door Rijnhold en deze deelt haar mede de stacaravan voor de gevraagde prijs te willen kopen.
Welk alternatief is juist?

 

  1. Tussen Wilhelmien en Rijnhold is een overeenkomst tot stand gekomen door aanbod en aanvaarding.

  2. Als Wilhelmien vóór de mededeling van Rijnhold aangeeft de stacaravan niet te willen verkopen, is het aanbod van Wilhelmien rechtsgeldig ingetrokken.

  3. Er is vooralsnog geen overeenkomst tot stand gekomen, nu Wilhelmien met de advertentie Rijnhold alleen heeft uitgenodigd tot het doen van een aanbod.

2. Het aanbod schept ten laste van de aanbieder en ten gunste van degene tot wie het is gericht, een recht om door aanvaarding een overeenkomst tot stand te doen komen.

Welk alternatief is juist?

  1. Het aanbod schept een wilsrecht.

  2. Het aanbod schept een persoonlijk recht.

  3. Het aanbod schept een relatief recht.

 

3. Sarah stuurt op 14 april 2011 een brief aan Elise. De brief bevat het aanbod om haar Eye-Phone voor € 100 te kopen. Elise ontvangt de brief op 15 april 2011 en besluit minstens twee dagen over het aanbod na te denken alvorens een beslissing te nemen. Op 16 april 2011 heeft Sarah spijt van haar aanbod en zij wil diezelfde dag nog in actie komen.

Welk alternatief is juist?

  1. Sarah kan haar aanbod intrekken.

  2. Sarah kan haar aanbod herroepen.

  3. Sarah kan haar aanbod noch intrekken, noch herroepen.

 

4. Milly heeft ooit van haar ouders een antieke eikenhouten buffetkast (volgens de laatste taxatie ter waarde van € 10.000) geërfd. De kast past echter niet in haar interieur. Daarom wil zij graag de kast verkopen aan haar buurman, die al jaren aast op de kast. Milly belt haar buurman op en meldt, bij vergissing, dat de kast voor € 1.000 (in plaats van € 10.000) te koop is. De buurman bedenkt zich geen moment en aanvaardt het aanbod.

Welk alternatief is juist?

  1. Milly kan de overeenkomst vernietigen, nu deze is gesloten onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken nooit zou zijn gesloten.

  2. De overeenkomst is onaantastbaar tot stand gekomen, omdat sprake is van aanbod en aanvaarding (art. 6:217 BW).

  3. Het is op grond van art. 3:33 jo. art. 3:35 BW nog maar de vraag of een overeenkomst tussen Milly en de buurman is tot stand gekomen.

 

5. Fred gaat naar het culinaire Franse restaurant ‘C’est incroyable’ in Rotterdam. Een hoogstaand diner begint voor Fred te allen tijde met een heerlijke en verse fruitsalade als voorgerecht. Na de menukaart te hebben bestudeerd, bestelt Fred zonder enige twijfel de ‘Salade Fruits de Mer.’ Na een kwartier wordt het gerecht geserveerd, maar tot zijn grote schrik ziet Fred dat de salade niet bestaat uit fruit, maar uit diverse soorten schelpdieren.
Voor het antwoord op de vraag of tussen Fred en het restaurant een overeenkomst is tot stand gekomen, is van belang het arrest

 

  1. Haviltex (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635).

  2. Saladin/HBU (HR 19 mei 1967, NJ 1967, 261).

  3. Bunde/Erckens (HR 17 december 1976, NJ 1977, 241).

 

 

6. Van oneigenlijke dwaling is sprake

 

  1. als het wilsbesluit is gevormd onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken.

  2. wanneer er een discrepantie is tussen de wil en de verklaring.

  3. als de dwaling van de ene partij te wijten is aan een te goeder trouw gegeven inlichting van de andere partij.

 

 

7. Beoordeel de volgende stellingen.

I. In tegenstelling tot de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid vindt bij onvoorziene omstandigheden de wijziging dan wel ontbinding niet van rechtswege plaats.

II. Bij onvoorziene omstandigheden gaat het om omstandigheden die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet voorzienbaar waren.

Welk alternatief is juist?

 

a. Stelling I en stelling II zijn beide juist.

b. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

c. Stelling I en stelling II zijn beide onjuist.

 

8. Boekhandel Bruno biedt als stunt tijdelijk de nieuwste boeken van de grote Nederlandse schrijvers van dit moment te koop aan met 50% korting. Jansen koopt 50 van deze boeken. Dit is in strijd met de Wet op de vaste boekenprijs 2004.

Welk alternatief is juist?

 

  1. Deze overeenkomst is nietig vanwege de strekking van de overeenkomst.

  2. Deze overeenkomst is nietig, omdat de inhoud ervan is verboden.

  3. Deze overeenkomst is nietig, omdat het sluiten ervan is verboden.

 

 

9. Om zijn oogst tegen de vraatzuchtige coloradokever te beschermen, besluit boer Boon uit Slochteren zijn aardappelen te bespuiten met het biologische bestrijdingsmiddel Verdelgo. Nadat hij bij groothandel Bonte Boer een 5 liter jerrycan heeft gekocht, leest hij in de bijsluiter dat dit bestrijdingsmiddel de aardappel niet kan aantasten. Twee dagen na het bespuiten van de aardappelen bemerkt boer Boon dat al zijn aardappelen zijn verschrompeld. De schade bedraagt € 50.000. Na onderzoek blijkt dat tijdens de fabricage van het bestrijdingsmiddel per ongeluk het zeer giftige methylisocyanaat is toegevoegd, waardoor de aardappelen zijn verschrompeld. Boer Boon stelt groothandel Bonte Boer aansprakelijk voor de geleden schade op grond van art. 6:74 BW. Bonte Boer verweert zich met de stelling dat hij het gebrek in het bestrijdingsmiddel noch kende, noch behoorde te kennen; het was immers de fabrikant die het middel verkeerd had gefabriceerd.

Welk alternatief is juist?

 

  1. Bonte Boer is aansprakelijk, nu de tekortkoming aan hem kan worden toegerekend, er schade is en het causaal verband kan worden aangenomen.

  2. Ondanks het feit dat het causaal verband en de schade vaststaan, is Bonte Boer niet aansprakelijk, nu de tekortkoming niet aan hem kan worden toegerekend.

  3. Boer Boon kan Bonte Boer pas na het versturen van een ingebrekestelling aansprakelijk stellen.

 

10. Welk alternatief is juist?

 

  1. Indien een verbintenis tot ongedaanmaking ontstaat, heeft ontbinding wel terugwerkende kracht.

  2. Bij blijvende of tijdelijke onmogelijkheid tot nakoming kan worden ontbonden zonder voorafgaande ingebrekestelling.

  3. Voordat kan worden ontbonden, dient overeenkomstig art. 6:75 BW te worden gekeken naar de toerekenbaarheid.

 

11. Op 3 maart 2011 komt Houtgigant B.V. met Extratuin B.V. overeen dat Houtgigant B.V. op uiterlijk 1 april 2011 500 eikenhouten balken zal leveren aan Extratuin B.V. en dat betaling van de koopsom drie dagen na de levering zal dienen te geschieden. Op 2 april 2011 zijn de balken nog niet geleverd aan Extratuin B.V. Op 3 april 2011 ontvangt Houtgigant B.V. een brief (gedateerd 2 april 2011) van de directeur van Extratuin B.V., waarin Extratuin meedeelt dat, als de balken op 28 april 2011 nog steeds niet zijn geleverd, Extratuin overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen.

Op welke datum is Houtgigant B.V. in verzuim?

  1. Op 2 april 2011.

  2. Op 3 april 2011.

  3. Op 29 april 2011.

 

 

12. Zie de casus van de vorige vraag.

Wanneer is de vordering tot levering van de balken opeisbaar?

 

  1. Op 3 maart 2011.

  2. Op 2 april 2011.

  3. Op 4 april 2011.

 

 

13. Koos wordt onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis. Zijn psychische problemen houden hem veel thuis en hij komt bijna niet meer buiten. Buurvrouw Truus is bezorgd en zij ziet graag dat Koos weer eens buiten en onder de mensen komt. Zij vraagt aan Koos om in haar naam een nieuwe wasmachine te kopen bij de plaatselijke witgoedgigant. Zo gezegd, zo gedaan: Koos koopt in haar naam de Washing Super 5000.
Welk alternatief is juist?

 

  1. Vanwege de handelingsonbekwaamheid van Koos is de overeenkomst aantastbaar.

  2. Vanwege de handelingsonbekwaamheid van Koos is de overeenkomst nietig.

  3. De overeenkomst is niet aantastbaar op de grond dat bij Koos handelingsbekwaamheid ontbreekt.

 

14. Welk alternatief met betrekking tot vertegenwoordiging is juist?

 

  1. Een gevolmachtigde kan zowel in eigen naam als in naam van de principaal zijn volmacht uitoefenen.

  2. Wanneer de derde weet dat de tussenpersoon handelt voor een principaal, handelt de tussenpersoon automatisch in naam van de principaal.

  3. Of een tussenpersoon handelt in eigen naam dan wel in naam van zijn principaal, wordt bepaald aan de hand van hetgeen beide partijen over en weer jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden.

 

15. Piet, al jarenlang een goede huisvriend van Jan, heeft zonder daartoe te zijn gevolmachtigd namens Jan op 15 mei 2011 een ruzie tussen Jan en Klaas – buren – beslecht over de erfafscheiding tussen hun beider tuinen. Piet heeft namens Jan met instemming van Klaas een overeenkomst opgesteld over de plaats waar en het materiaal waarmee een nieuwe schutting tussen beide erven zal worden geplaatst en door welke aannemer dit zal gebeuren. De kosten zullen worden gedeeld.

Welk alternatief is juist?

 

  1. Als Jan op 16 mei 2011 zegt dat hij met deze overeenkomst niets te maken wil hebben, kan Klaas zich eventueel op 17 mei 2011 nog beroepen op art. 3:61 lid 2 BW.

  2. Als Klaas op 16 mei 2011 spijt krijgt van de overeenkomst en zich beroept op de ongeldigheid van de overeenkomst wegens het ontbreken van een volmacht, kan Jan de overeenkomst desalniettemin nog bekrachtigen.

  3. Als Jan de overeenkomst op 16 mei 2011 bekrachtigt en Klaas op 17 mei 2011 laat weten dat hij de overeenkomst ongeldig acht wegens het ontbreken van een volmacht, is de overeenkomst van de baan.

 

16. Een commissionair, zoals Schiphoff in het Kribbebijter-arrest, is een tussenpersoon die in eigen naam handelt. Stel dat, net zoals in het Kribbebijter-arrest, een commissionair een zaak voor een ander (de principaal) heeft gekocht en geleverd gekregen en de zaak vervolgens heeft doorgeleverd aan de opdrachtgever. Stel voorts dat de zaak niet beantwoordt aan de overeenkomst.

Welk alternatief is juist?

 

  1. Alleen de principaal heeft dan een actie op grond van tekortschieten jegens de verkoper.

  2. Alleen de commissionair heeft dan een actie op grond van tekortschieten jegens de verkoper.

  3. Zowel de principaal als de commissionair heeft dan een actie op grond van tekortschieten jegens de verkoper.

 

 

17. Welk alternatief is onjuist?

Als rechtvaardigingsgrond in de zin van art. 6:162 lid 2 BW kan naar voren worden gebracht

 

  1. de leeftijd: kinderen beneden 14 jaar zijn niet aansprakelijk.

  2. toestemming van de benadeelde.

  3. bevoegd gegeven ambtelijk bevel.

 

 

18. In het arrest Vermeulen/Lekkerkerker (HR 10 maart 1972, NJ 1972, 278) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat

 

  1. een vergunning geen vrijwaring is om schade aan anderen toe te brengen, maar dat anderen nog steeds met succes een actie uit onrechtmatige daad kunnen instellen.

  2. het handelen met vergunning in beginsel niet onrechtmatig is.

  3. ondanks het feit dat een vergunning geen vrijwaring is om schade aan anderen toe te brengen, anderen niet met succes een actie uit onrechtmatige daad kunnen instellen.

 

19. De correctie-Langemeijer houdt niet het volgende in.

 

  1. Naast een overtreden geschreven norm die niet strekt tot bescherming van het gelaedeerde belang, kan soms een zorgvuldigheidsnorm zijn geschonden die wél strekt tot bescherming van dat belang.

  2. Het feit dat een geschreven norm werd geschonden, kan meewegen bij het oordeel dat ook een ongeschreven betamelijkheidsnorm is geschonden.

  3. Wanneer er geen geschreven norm is die strekt tot bescherming van het gelaedeerde belang, kan ook geen zorgvuldigheidsnorm zijn geschonden die strekt tot bescherming van dat belang.

 

 

20. Voor de vestiging van de aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad is voldaan aan het vereiste van causaal verband,

 

  1. indien sprake is van ‘condicio sine qua non’-verband.

  2. wanneer de schade als gevolg van de daad aan de dader kan worden toegerekend.

  3. indien de schade voor de aansprakelijke partij voorzienbaar was ten tijde van het plegen van de onrechtmatige daad.

 

 

21. Indien een hond schade toebrengt aan de eigendom van een ander, is de bezitter van de hond

 

  1. altijd aansprakelijk, het betreft immers een risico-aansprakelijkheid.

  2. soms niet aansprakelijk, bijvoorbeeld als de hond is weggelopen.

  3. aansprakelijk, tenzij de bezitter van de hond geen fout zou hebben gemaakt als hij de hond zou hebben toegelaten de schade toe te brengen.

 

 

22. Welk alternatief is onjuist?

Voor aansprakelijkheid voor ondergeschikten is vereist

 

  1. dat sprake is van een ondergeschiktheidsverhouding, waarbij bepalend is of er een bevoegdheid is om instructies te geven.

  2. dat de kans op een fout door de gegeven opdracht is vergroot.

  3. dat de ondergeschikte niet zelf aansprakelijk kan worden gesteld op grond van art. 6:162 BW.

 

 

23. In geval van productenaansprakelijkheid is een product gebrekkig indien

 

  1. het product niet compleet is en essentiële elementen niet zijn meegeleverd.

  2. het product niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten.

  3. nadelen aan het product zijn verbonden.

 

 

24. Indien de zaakwaarnemer niet de zorg betracht waartoe hij is verplicht,

 

  1. dient hij te worden aangesproken op grond van art. 6:162 BW; er is namelijk geen verbintenis.

  2. kan hij worden aangesproken op grond van art. 6:74 BW; het betreft hier immers een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis.

  3. kan hij in het geheel niet worden aangesproken; het gaat hier immers om zaakwaarneming.

25. Er is geen sprake van onverschuldigde betaling indien

 

  1. een derde die niet de bedoeling heeft de schuld van de debiteur te voldoen, een bedrag ter hoogte van die schuld heeft betaald aan de crediteur, die meent dat het ontvangen bedrag is betaald ter delging van de schuld.

  2. het gaat om de voldoening aan een natuurlijke verbintenis.

  3. iemand die ten onrechte meent dat hij een boek heeft geleend van een ander, dit boek na afloop van de vermeende bruikleen aan die ander toezendt.

 

 

26. Theo heeft een kom hete soep over de arm van Lisa laten vallen. Lisa heeft hierdoor ernstige brandwonden opgelopen en gaat – tegen het advies van Theo in – niet direct verkoeling zoeken. In het ziekenhuis blijkt dat de brandwond een stuk minder erg had kunnen zijn wanneer Lisa direct verkoeling had gezocht. Wat staat in ‘condicio sine qua non’-verband met de schade?

 

  1. Zowel het laten vallen van de kom hete soep door Theo, als het niet zoeken van verkoeling door Lisa.

  2. Alleen het niet zoeken van verkoeling door Lisa, niet het laten vallen van de kom hete soep door Theo.

  3. Alleen het laten vallen van de kom hete soep door Theo, niet het niet zoeken van verkoeling door Lisa.

 

27. Als voordeel in de zin van art. 6:100 BW kan in rekening worden gebracht

 

  1. de uitgave aan boodschappen die een slachtoffer niet heeft in verband met ziekenhuisopname.

  2. het geld dat het slachtoffer heeft gekregen om iets leuks van te kopen als troost na een ongeval.

  3. het winnen van de staatsloterij.

 

 

28. In geval van overlijden als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, behoort niet tot de limitatieve kring van vorderingsgerechtigden

 

  1. het minderjarige kind van de overledene.

  2. de alimentatiegerechtigde ex-echtgenoot van de overledene.

  3. de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van de overledene.

 

 

29. Vera komt tijdens haar werkzaamheden op de werkvloer ten val door een fout van een andere werknemer. In het ziekenhuis blijkt dat Vera zeer ongelukkig is gevallen en een deel van haar rechterbeen zal moeten worden geamputeerd. Naast de ziekenhuiskosten heeft Vera ook immateriële schade en is haar kleding die zij ten tijde van de val droeg, niet meer draagbaar. Vaststaat dat de werkgever van Vera aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het ongeval.

Welke schade komt voor vergoeding in aanmerking?

 

  1. Alleen de materiële schade.

  2. Zowel de materiële schade als de immateriële schade.

  3. Alleen de schade als gevolg van de kapotte kleding.

 

 

30. Karel de Beer verkoopt en levert aan Mecenas een bronzen beeld. Omdat het beeld zwaar is, wordt het stevig in de grond van de oprijlaan van Mecenas verankerd. De laatste blijkt minder welvarend dan gedacht en hij gaat failliet. Karel, die nog niet door Mecenas is betaald, vordert het beeld terug. De curator in het faillissement wil het beeld executoriaal verkopen. Ten slotte meent de bank dat het beeld valt onder het op de grond gevestigde hypotheekrecht.

Wie heeft gelijk?

 

  1. Karel.

  2. De curator.

  3. De bank.

 

 

31. In het arrest HR 15 januari 2010, LJN BK9136 (woonark onroerend?) noemt de Hoge Raad drie criteria aan de hand waarvan dient te worden beoordeeld of een woonark roerend dan wel onroerend is.

Welk criterium speelt geen rol?

 

a. Is de woonark blijkens zijn constructie bestemd om te drijven?

b. Is de woonark bestemd om duurzaam te worden bewoond?

c. Is de woonark verbonden met de oever?

 

32. In het arrest HR 17 januari 2003, NJ 2004, 281 (Oryx-Van Eesteren) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een tussen partijen op de voet van art. 3:83 lid 2 BW overeengekomen verpandingsverbod leidt tot

a. beschikkingsonbevoegdheid van de gerechtigde tot de vordering.

b. niet-overdraagbaarheid van de vordering.

c. niet-overdraagbaarheid van de vordering, tenzij degene aan wie de vordering is verpand (overgedragen), niet op de hoogte was van het (verpandings)verbod.

 

 

33. Op 1 maart 2011 verkoopt Piet aan Jan een cirkelzaag onder eigendomsvoorbehoud. Jan neemt de zaag op 10 maart 2011 mee. Op 15 maart 2011 betaalt Jan de cirkelzaag.

Op welke datum wordt Jan eigenaar?

 

a. Op 1 maart 2011.

b. Op 10 maart 2011.

c. Op 15 maart 2011.

 

34. Mark heeft een vordering op Niek. Mark draagt de vordering over aan Otto zonder Niek hiervan op de hoogte te stellen.

Op welke wijze kan de levering van de vordering niet rechtsgeldig geschieden?

  1. Door een onderhandse akte die wordt geregistreerd in de openbare registers als bedoeld in art. 3:16 BW.

  2. Door een authentieke akte.

  3. Door een onderhandse akte die wordt geregistreerd bij de belastingdienst.

 

35. Omdat nergens meer schaatsen te koop zijn, leent Bram de schaatsen van Theo. Bram heeft snel genoeg van dit koude vertier en als Joop zegt: ‘Wat een mooie schaatsen heb jij, kan ik ze kopen?’, wordt de koopovereenkomst gesloten. Een paar dagen later ziet Theo Joop voorbij zwieren op de schaatsen. Theo eist dat Joop hem de schaatsen overhandigt, maar Joop zegt stomverbaasd dat hij ze van Bram heeft gekocht.

Welk alternatief is juist?

 

a. Joop is weliswaar te goeder trouw, maar nu geen bezitsverschaffing heeft plaatsgevonden, wordt hij niet door art. 3:86 lid 1 BW beschermd.

b. Omdat Joop de schaatsen niet heeft gekocht van een vervreemder die in de normale uitoefening van zijn bedrijf handelde, wordt hij niet door art. 3:86 lid 1 BW beschermd.

c. Nu Joop te goeder trouw op grond van een geldige titel de schaatsen anders dan om niet geleverd heeft gekregen, wordt hij door art. 3:86 lid 1 BW beschermd.

 

36. Op 1 maart 2011 leent Jan zijn fiets uit aan Piet. Op 10 maart 2011 verkoopt en levert Piet de fiets aan Klaas. Piet en Klaas spreken af dat de fiets voorlopig bij Piet zal blijven staan, totdat Klaas zal zijn verhuisd op 15 maart 2011.

Hoe heet de leveringswijze Piet-Klaas?

 

a. Constituto possessorio.

b. Brevi manu.

c. Longa manu.

 

 

37. Zie de casus van vraag 36. Stel dat Jan op 14 maart 2011 bij Piet langskomt, de bruikleenovereenkomst per direct opzegt en zijn fiets mee naar huis neemt.

Welk alternatief is onjuist?

 

a. Klaas kan de fiets niet bij Jan opeisen als eigenaar, omdat Piet niet alleen beschikkingsonbevoegd was, maar ook omdat er een gebrek aan de levering kleefde.

b. Klaas kan Piet aanspreken op grond van een toerekenbare tekortkoming.

c. Klaas kan de fiets bij Jan opeisen als eigenaar; Klaas wordt immers beschermd door art. 3:86 lid 1 BW.

 

 

38. Frank verkoopt en levert zijn fiets brevi manu aan Krijn.

Welk alternatief is juist?

 

a. Frank is onmiddellijk houder voor Krijn en Krijn is middellijk bezitter.

b. Frank heeft geen enkele goederenrechtelijke relatie meer tot de fiets en Krijn is onmiddellijk bezitter.

c. Frank is middellijk bezitter en Krijn is onmiddellijk houder voor Frank.

 

 

39. Bij een inbraak in Maartens huis wordt een kostbare en zeer dierbare antieke klok ter waarde van € 15.000 gestolen. In het televisieprogramma ‘Verdwenen!’ doet Maarten een emotionele oproep aan de dieven om de klok terug te geven. Aan deze oproep wordt in de schrijvende pers veel aandacht besteed. Enige tijd later ziet Maarten tot zijn schrik en verbazing zijn klok hangen in de receptie van Motel ‘De Witte Arend’. Desgevraagd verklaart de eigenaar van het motel dat hij de klok voor een bedrag van € 200 heeft gekocht van een gast die zijn rekening niet kon betalen.

Gedurende welke periode kan Maarten de klok revindiceren?

 

  1. Drie jaar.

  2. Twintig jaar.

  3. Vijf jaar.

 

 

40. Uit de voortuin van Marie wordt de kinderwagen (gelukkig zonder baby) ontvreemd. Enige weken later ziet zij op straat Wim achter de kinderwagen lopen. Wim vertelt aan Marie dat hij de kinderwagen heeft gekocht in de kerk op een door de kerk georganiseerde tweedehandsbeurs van een particulier die meer babyspulletjes te koop aanbood, kennelijk omdat de baby van die persoon er te groot voor was geworden. Wim had er geen idee van dat zich bij die spulletjes gestolen goederen zouden bevinden.

Moet Wim de kinderwagen aan Marie afstaan, wanneer zij hierop staat?

 

  1. Ja, want op grond van art. 3:86 lid 1 BW wordt Wim weliswaar beschermd, maar toch kan Marie gedurende drie jaar revindiceren.

  2. Neen, want Wim wordt beschermd op grond van art. 3:86 lid 1 jo. lid 3, onder a, BW.

  3. Ja, want aan de eisen van art. 3:86 lid 3, onder a, BW is voldaan.

 

 

41. Oom Jan benoemt zijn neef Hein tot enig erfgenaam. Na de dood van oom Jan blijkt tot de nalatenschap een villa in Dordrecht te behoren. Hein, die een riant onderkomen in Den Haag bewoont, verkoopt en levert de villa aan Bente. Zij verkoopt en levert de villa door aan Bram. Dan blijkt het testament van oom Jan nietig te zijn wegens gebrek aan authenticiteit van de akte.

Is Bram eigenaar van de villa geworden?

 

  1. Ja, hij wordt beschermd, nu de onbevoegdheid van Hein voortvloeit uit een gebrek in de titel tussen oom Jan en Hein.

  2. Neen, hij wordt niet beschermd, nu de onbevoegdheid van Bente voortvloeit uit de beschikkingsonbevoegdheid van haar rechtsvoorganger.

  3. Ja, hij wordt beschermd, nu de onbevoegdheid van Hein een gevolg is van een gebrekkige levering tussen oom Jan en Hein.

 

 

42. Welk alternatief is juist?

 

  1. Een pandakte levert een executoriale titel op.

  2. De grosse van een hypotheekakte levert een executoriale titel op.

  3. De grosse van een notariële akte van geldlening levert een executoriale titel op.

 

 

43. Dirk heeft een auto. Eef heeft een vordering op Dirk en legt rechtsgeldig executoriaal beslag op deze auto. Dirk verkoopt en levert de auto ondanks het beslag aan Fred.

Welk alternatief is juist?

 

  1. Fred is door deze overdracht wel eigenaar van de auto geworden, maar niet ten opzichte van Eef, die de auto alsnog kan doen executeren.

  2. Fred is door deze overdracht geen eigenaar van de auto geworden, omdat het niet mogelijk is een beslagen goed te leveren.

  3. Fred is door deze overdracht geen eigenaar van de auto geworden, omdat beslagen goederen door de blokkerende werking van het beslag niet kunnen worden verkocht.

 

 

44. Harry is failliet verklaard op 1 april 2011. Op 10 april 2011 verkoopt hij zijn huis aan Ilona. Op 30 april 2011 betaalt de Koningin, omdat zij dan haar verjaardag viert, alle schulden van Harry af, waarna het faillissement eindigt. Na het einde van het faillissement vordert Ilona levering van het aan haar verkochte huis.

Welk alternatief is juist?

 

  1. Ilona heeft recht op levering; de koopovereenkomst is geldig tot stand gekomen en Harry is inmiddels weer beschikkingsbevoegd.

  2. Ilona heeft geen recht op levering, omdat de koopovereenkomst niet geldig is.

  3. Ilona heeft geen recht op levering, omdat Harry ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst beschikkingsonbevoegd was.

 

 

45. Piet wil een vuistloos pandrecht vestigen op zijn auto ten behoeve van Jan, die hem geld zal lenen.

Hoe dient dit pandrecht te worden gevestigd?

 

  1. Door de auto in de macht van Jan te brengen.

  2. Door een akte en mededeling.

  3. Door een authentieke of geregistreerde onderhandse akte.

 

 

46. Willem wil een zekerheidsrecht vestigen op het erfpachtsrecht dat hij heeft op het stuk grond van Bart.

Welk zekerheidsrecht komt hiervoor in aanmerking?

 

  1. Geen enkel zekerheidsrecht; het is niet mogelijk een zekerheidsrecht te vestigen op een beperkt recht van een ander.

  2. Pand.

  3. Hypotheek.

 

 

47. Johan heeft een vordering op Kas en verkrijgt een hypotheekrecht op een stuk grond van Kas tot zekerheid van afbetaling van diens schuld aan Johan. Johan cedeert zijn vordering aan Lodewijk.

Welk alternatief is juist?

 

  1. Lodewijk krijgt met de vordering van rechtswege ook het hypotheekrecht, omdat dit afhankelijk is van de vordering.

  2. Lodewijk krijgt met de vordering van rechtswege ook het hypotheekrecht, omdat dit zaaksgevolg (‘droit de suite”) heeft.

  3. Het hypotheekrecht gaat teniet als Johan dit niet mede overdraagt aan Lodewijk.

 

 

48. Annie heeft haar auto vuistloos verpand aan Bep. Vervolgens gaat Annie failliet.

Wat kan Bep nu doen, gesteld dat zij haar pandrecht wil uitoefenen?

 

  1. Afgifte van de auto vorderen van de curator.

  2. Haar pandrecht gaat teniet; vuistloos pandrecht wordt immers niet beschermd. Bep zal haar vordering dus ter verificatie bij de curator moeten aanmelden.

  3. Zij kan geen afgifte van de auto vorderen; de curator zal de auto in het openbaar verkopen. Bep is wel bevoorrecht op de opbrengst van de auto.

 

 

49. Stel dat Steven de volgende crediteuren heeft:

- Tijs heeft een vordering wegens verkochte en geleverde, maar nog niet betaalde boeken;

- Udo heeft een vordering die is versterkt met een vuistloos pandrecht op de auto van Steven;

- Victor heeft een vordering die is versterkt met een vuistpandrecht op de laptop van Steven.

Hoe dienen Tijs, Udo en Victor te werk te gaan als Steven failliet gaat?

 

  1. Tijs en Udo moeten hun vordering ter verificatie bij de curator aanmelden. Victor mag zijn pandrecht uitoefenen alsof er geen faillissement is.

  2. Tijs moet zijn vordering ter verificatie bij de curator aanmelden. Udo moet de curator op de hoogte stellen van zijn pandrecht en de auto opeisen. Udo en Victor mogen hun pandrecht uitoefenen alsof er geen faillissement is.

  3. Tijs, Udo en Victor moeten alle drie hun vordering ter verificatie bij de curator aanmelden. Dit neemt niet weg dat Udo en Victor separatist zijn.

 

 

50. Papageno heeft op 1 mei 2011 de volgende schulden en schuldeisers:

- Tamino heeft € 5.000 tegoed wegens achterstallig loon;

- Sarastro heeft € 2.500 tegoed wegens reeds vervallen pensioentermijnen van het afgelopen jaar;

- Astrifiammante heeft € 2.700 tegoed wegens het repareren van de auto van Papageno op 11 februari 2011;

- Pamina heeft € 12.000 tegoed wegens een geldlening. Zij heeft de auto van Papageno op 12 maart 2011 onder zich gekregen als onderpand tot zekerheid van terugbetaling.

Papageno wordt op 1 mei 2011 failliet verklaard.

In welk alternatief staat de juiste rangorde van verhaal bij de verdeling van de opbrengst van de auto?

 

  1. Sarastro, Pamina, Astrifiammante, Tamino.

  2. Pamina, Astrifiammante, Tamino, Sarastro.

  3. Pamina, Astrifiammante, Sarastro, Tamino.

 

 

51. Sjoerd heeft een vuistloos pandrecht op de auto van Titia. Titia brengt de auto naar Udo om deze te laten repareren (de knalpijp moet dringend worden vervangen). Terwijl de auto nog bij Udo staat en al is gerepareerd, wordt Sjoerd failliet verklaard. Zowel Titia als de curator vordert afgifte van de auto.

Welk alternatief is juist?

 

  1. Udo hoeft de auto niet af te geven, niet aan Titia en ook niet aan de curator, zolang zijn rekening niet is betaald.

  2. Udo moet de auto afgeven aan Titia, nu zij een ouder recht op de zaak heeft en separatist is.

  3. Udo moet de auto afgeven aan de curator, nu hij geen voorrecht heeft en een vuistloos pandrecht niet wordt beschermd.

 

52. Wie zijn niet handelingsonbekwaam?

 

  1. Minderjarigen die zonder toestemming van hun wettelijke vertegenwoordiger handelen.

  2. Onder curatele gestelden.

  3. In een gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis verpleegde personen.

 

53. In art. 1:1 lid 1 BW betekent ‘bevoegd’:

 

  1. rechtsbevoegd.

  2. beschikkingsbevoegd.

  3. handelingsbevoegd.

 

 

54. In de procedure betreffende de nalatenschap van notaris Postma heeft de Hoge Raad (HR 19 februari 2010, NJ 2010, 295) beslist dat de neef van de notaris (de zoon van de vooroverleden zuster van de notaris)

 

  1. onder omstandigheden een derde is in de zin van art. 1:207 lid 5, tweede volzin, BW.

  2. geen derde is in de zin van art. 1:207 lid 5, tweede volzin, BW.

  3. altijd een derde is in de zin van art. 1:207 lid 5, tweede volzin, BW.

 

 

55. A adopteert B. Na deze adoptie is B van A een

 

  1. bloedverwant in de eerste graad in de rechte lijn.

  2. bloedverwant in de eerste graad in de zijlijn.

  3. aanverwant in de eerste graad in de rechte lijn bij gebreke van biologische bloedverwantschap.

 

 

Antwoorden oefenvragen juni 2011

 

 

 

1

C

2

A

3

B

4

C

5

C

6

B

7

B

8

C

9

A

10

B

11

A

12

B

13

C

14

C

15

A

16

B

17

A

18

A

19

C

20

A

21

C

22

C

23

B

24

B

25

B

26

A

27

A

28

B

29

B

30

C

31

B

32

B

33

C

34

A

35

C

36

A

37

C

38

B

39

B

40

A

41

B

42

C

43

A

44

A

45

C

46

C

47

A

48

A

49

B

50

C

51

A

52

C

53

A

54

B

55

A

 

Oefenvragen deeltentamen april 2010

 

Casus

Rita heeft een kapsalon. Ellen is een vriendin van Rita die haar af en toe komt helpen voor de gezelligheid. Eén van de hobby’s van Rita is het dragen en bezitten van zijden kleding. Op een koude dag in januari, om precies te zijn op woensdag 6 januari 2010, brengt zij mee naar haar kapsalon de zijden kleding die zij heeft gedragen tijdens de feestdagen. Zij is van plan om deze tussen de middag naar haar stomerij te brengen, waar zij haar zijden kleding altijd laat reinigen. De kleding zit in een vuilniszak, die Rita onder haar jas zet, die zij heeft opgehangen aan de kapstok voor het personeel, in de ruimte achter de kapsalon.

In die ruimte staat van alles: een wasmachine, een droger, een tafel met drie stoelen, een kast met de voorraden, een linnenkast en er staan wat kapotte spullen. Verder is er een klein keukenblok, een wc en een deur naar buiten, die uitkomt in een steeg. Wat er ook staat zijn de vuilniszakken van de afgelopen week. Deze staan in de hoek waar de kapotte spullen staan en waar ook de vuilnisbak staat met de zak erin die op dat moment wordt gevuld.

Als Rita al druk bezig is met de eerste klant van de dag, komt Ellen langs om te vragen of zij kan helpen. Rita vraagt haar de vuilnis buiten te zetten. Ellen zet niet alleen de vuilniszakken met het afval buiten, maar ook de zak met zijden kleding van Rita, die zij nog even dichtbindt met een ijzerdraadje. Wanneer Rita tussen de middag heeft gegeten en naar de stomerij wil gaan met haar zak met kleding, ontdekt zij tot haar ontsteltenis dat die weg is. De vuilnisman is al geweest en alle zakken zijn dus al opgehaald. Zij is woedend op Ellen. De zak was open, de inhoud was goed te zien en de zak stond totaal niet bij de vuilnis, maar gewoon netjes onder de kapstok. Ellen schrikt enorm en er vloeien heel wat tranen. Rita laat het er niet bij zitten. Zij wil dat Ellen de verloren gegane kleding aan haar vergoedt en zij vordert € 15.000,- schadevergoeding.

Ellen vindt dat zij al genoeg is gestraft door de spijt, het verdriet en de verloren vriendschap met Rita. Zij weigert te betalen. Zij vindt trouwens dat het Rita’s eigen schuld is. Wie stopt dergelijke, kostbare kleding nu in een vuilniszak? Zij zag wel dat er lappen in de zak zaten, maar zij dacht dat dit alleen wat oude lappen bovenin waren.

 

Opdrachten

  1. Lees bovenstaande casus.

  2. U bent advocaat van Rita.

  3. Formuleer de casus en de vordering zoals deze in een dagvaarding zouden kunnen worden geformuleerd en maak daarbij gebruik van de volgende kopjes:

    1. vordering en grondslag (3 punten);

    2. uitwerking van de vordering en de feiten (9 punten);

    3. verweer wederpartij (3 punten);

    4. weerlegging verweer (3 punten).

4. Zorg ervoor dat uw stuk in goed Nederlands is geschreven (2 punten).

 

Ad 3a. Formuleer kort wat wordt gevorderd, op welke grondslag en noem daarbij de van belang zijnde wetsartikelen.

Ad 3b. Noem de voorwaarden voor de grondslag en voer namens eiseres aan dat aan alle voorwaarden is voldaan en waarom. Leg hier tevens de casus op een logische manier uit aan de rechter.

Ad 3c. Geef weer aan welke voorwaarde(n) volgens gedaagde niet is voldaan of geef het/de zelfstandige verweer/verweren van gedaagde.

Ad 3d. Spreekt voor zich.

 

Antwoorden oefenvragen deeltentamen april 2010

 

Ad 3a Vordering + grondslag

 

Rita vordert schadevergoeding van Ellen op grond van onrechtmatige daad, krachtens artikel 6:162 e.v. jis. 6:95 e.v BW.

 

 

Ad 3b Uitwerking van de vordering + feiten

 

Feiten

 

Rita heeft een kapsalon waar haar vriendin Ellen zo nu en dan komt helpen voor de gezelligheid. Rita zet op 6 januari 2010 een vuilniszak zijden kleding onder de kapstok, zodat zij die later die dag naar de stomerij kan brengen. Rita vraagt Ellen de vuilnis buiten te zetten. Ellen gooit niet alleen het vuilnis weg, maar ook de vuilniszak met zijden kleding van Rita. Rita wil dat Ellen de verloren gegane kleding aan haar vergoedt en zij vordert € 15.000,- schadevergoeding.

 

Uitwerking vordering

 

Vertaling van de feiten in juridische termen. Grondslag is de onrechtmatige daad.

 

Onrechtmatige daad: er is een inbreuk gemaakt op een recht, want … (6:162 lid 2 BW);

Toerekenbaarheid: er is schuld van Ellen, omdat….. (6:162 lid 3 BW);

Schade: Vermogensschade, verloren gegane zijden kleding t.w.v. € 15.000,- (6:162 lid 1 jis. 6:95 e.v. BW);

Causaal verband t.a.v. vestiging aansprakelijkheid, condicio sine qua non, want … (‘dientengevolge’ in 6:162 lid 1 BW);

 

Aan alle voorwaarden is voldaan. Ellen heeft een onrechtmatige daad jegens Rita gepleegd en dient daarom schadevergoeding te betalen aan Rita.

 

(ontbreken van relativiteit, art. 6:163 BW en ontbreken van toerekenbaarheid naar redelijkheid, art. 6:98 BW, hoeft eiser niet te stellen)

 

Ad 3c verweer wederpartij

 

Eigen schuld Rita, omdat…… (art. 6:101 BW);

Matiging schadevergoeding, omdat……(art. 6:109 BW);

Betwisting hoogte schadevergoeding, omdat….. (art. 6:162 lid 1 jo 6:95 e.v. BW).

 

 

Ad 3d weerlegging verweer

 

Ontkrachting van alle onder 3c genoemde punten. Moet goed gemotiveerd zijn.

 

Oefenvragen februari 2008

Vraag 1

In de rechtsgeleerde dogmatiek kent men de zogenaamde ‘wilsgebreken’.

 

  1. Leg uit wat deze term betekent. Ga daarbij met name in op het verschil met wilsontbreken. (8 punten)

 

  1. Welke zijn de wettelijk erkende wilsgebreken? (6 punten)

 

  1. Waarom zijn de verschillende wilsgebreken in het wetboek opgenomen op de plaats waar zij zijn opgenomen? (6 punten)

 

Vraag 2

Jaap bestelt een nieuwe auto (een Honda) bij de Honda-dealer. Afgesproken wordt dat de auto zal worden geleverd over zes maanden. Jaap zal de koopsom betalen als de auto wordt afgeleverd.

 

  1. Na drie maanden bedenkt Jaap zich, omdat hij bij een andere autodealer een auto heeft zien staan die hij veel liever wil hebben. Jaap wil de auto afbestellen en stuurt een briefje naar de Honda-dealer, waarin hij schrijft dat hij zijn bestelling ongedaan maakt. Kwalificeer de bestelling van Jaap en beantwoord de vraag of het mogelijk is de auto ‘af te bestellen’. (10 punten)

 

Stel dat Jaap genoemde brief niet heeft verstuurd, maar er alleen maar over heeft gedacht om de Honda af te bestellen. Na zes maanden krijgt Jaap een briefje van de dealer dat de auto helaas nog niet is binnengekomen en dat Jaap wordt verzocht nog enkele weken geduld te hebben. Jaap neemt zijn kans waar en zegt onmiddellijk de bestelling af.

 

  1. Beoordeel de slagingskansen van Jaap in dit geval.

 

Vraag 3

Vincent (13 jaar) speelt af en toe met zijn buurjongen Lucas (14 jaar), die geestelijk gehandicapt is. Op een kwade dag gooien Vincent en Lucas fanatiek keiharde sneeuwballen naar passerende fietsers. Een van die ballen raakt de fietser Boersma aan zijn hoofd en hij komt ten val, waardoor hij ernstig hersenletsel oploopt. Boersma moet drie weken worden opgenomen in een ziekenhuis. Het duurt daarna nog twee maanden voordat hij zijn werk kan hervatten. Beide jongens beweren dat zij niet de sneeuwbal hebben gegooid die Boersma heeft geraakt.

 

  1. Zijn Vincent, Lucas en/of hun ouders aansprakelijk voor de schade van Boersma? (12 punten)

 

Veronderstel dat vaststaat dat, wanneer Boersma een deugdelijke fietshelm zou hebben gedragen, hij minstens 50% minder schade door hersenletsel zou hebben geleden.

 

  1. Heeft deze omstandigheid consequenties voor de aansprakelijkheid? (4 punten)

 

Boersma wordt na zijn ziekenhuisopname gedurende twee maanden door zijn vriendin verpleegd en verzorgd, die hiertoe onbetaald verlof opneemt.

 

  1. Heeft Boersma’s vriendin recht op schadevergoeding? (4 punten)

 

Vraag 4

Evert koopt op 1 februari 2008 bij de galerie van Anouk een schilderij (niet zijnde een cultuurgoed) van de schilder Renaut. Hij krijgt het direct geleverd en neemt het mee naar huis. Hij is bijzonder trots op zijn nieuwe aankoop. Daarom geeft Evert een speciaal feestje waar hij de complete ‘nouveau riche’ van het Gooi uitnodigt. Onder de gasten bevindt zich de heer Van Campen. Hij is een echte kunstkenner en een groot liefhebber van Renaut. Van Campen is ook erg enthousiast over het schilderij, maar verzekert Evert dat dit weliswaar een heel goede, maar toch absolute vervalsing is.

 

  1. Hoe heeft de overdracht van het schilderij op 1 februari 2008 plaatsgevonden? (6 punten)

 

  1. Nederland kent een causaal stelsel van overdracht. Wat wordt verstaan onder dit causale stelsel? (3 punten)

 

Evert is razend en wil de koopovereenkomst vernietigen. Hij laat Anouk op 15 februari 2008 per brief weten dat hij de koopovereenkomst wil vernietigen op grond van dwaling. Echter nog voordat de brief bij Anouk wordt bezorgd op 16 februari 2008, wordt het schilderij in de nacht van 15 op 16 februari 2008 gestolen door Willemijn, een aan drugs verslaafde bijstandsmoeder. Willemijn verkoopt en levert het schilderij op 17 februari 2008 aan haar vriendin Claire.

 

  1. Op welk tijdstip wordt de rechtshandeling vernietigd? (3 punten)

 

  1. Wie is op 18 februari 2008 eigenaar van het schilderij? (8 punten)

 

Vraag 5

Zacharias van Zetten is failliet verklaard. Hij heeft de volgende schulden:

 

  1. € 10.000,- aan Anton wegens de door Anton uitgevoerde verbouwing van de badkamer van Zacharias;

  2. € 200,- aan Berdien, werkneemster van Zacharias (witte werkster), wegens achterstallig loon (verschuldigd vóór faillissement);

  3. € 100.000,- aan de Cash-bank wegens een lening. Zacharias heeft bij de aankoop van zijn huis op 1 februari 2003 een (eerste) hypotheekrecht op dit huis gevestigd ten gunste van de Cash-bank vanwege deze lening;

  4. € 20.000,- aan de D-bank wegens een lening. Zacharias heeft ten gunste van de D-bank tot zekerheid van terugbetaling op 10 april 2005 een (tweede) hypotheekrecht op zijn huis gevestigd.

 

    1. Hoe is het hypotheekrecht ten behoeve van de Cash-bank tot stand gekomen? (5 punten)

 

    1. Bepaal de volgorde van verhaal. (5 punten)

 

Stel dat Zacharias niet failliet is en dat alleen het eerste hypotheekrecht op het huis van Zacharias is gevestigd op 1 februari 2003 ten behoeve van de Cash-bank.

 

    1. Als Zacharias zijn huis verkoopt en levert aan Ysbrand, wat gebeurt er dan met het hypotheekrecht als Zacharias daarover met de Cash-bank niets afspreekt? (5 punten)

 

    1. Als Zacharias niet zijn huis verkoopt, maar als de Cash-bank haar vordering op Zacharias overdraagt aan de E-bank, wat gebeurt er dan met het hypotheekrecht? (5 punten)

 

 

Vraag 6

In de casus van het arrest Booy/Wisman (HR 21 januari 1966, NJ 1966, 183) heeft de koper tijdens de onderhandelingen over de verkoop van een mobiele kraan aan de verkoper medegedeeld dat het hem gaat om een mobiele kraan waarvoor een kentekenbewijs zal worden afgegeven. De verkoper heeft daarop verklaard dat voor deze kraan zeker een kentekenbewijs zal worden afgegeven. Na sluiting van de koopovereenkomst blijkt dat in verband met afmeting en gewicht van de kraan geen kentekenbewijs zal worden afgegeven.

 

Op welke twee hoofdpunten voert de verkoper verweer tegen de vordering van de koper tot vernietiging van de koopovereenkomst en wat is het oordeel van de Hoge Raad dienaangaande? (10 punten)

Vraag 7

De 10-jarige Paula heeft van haar grootmoeder een hond geërfd.

 

Wie is aansprakelijk voor de schade wanneer de hond uit de tuin ontsnapt en een voorbijganger in zijn been bijt?

 

Wanneer Paula 15 jaar is, heeft zij haar hond het kunstje geleerd om van een caféterras damestasjes weg te grissen. Vervolgens rent de hond de hoek om, waar Paula, die daar wacht met haar fiets, het tasje met inhoud in ontvangst neemt. Daarna spurten ze weg. Een van de gedupeerden is Sylvia.

 

Wie is (zijn) aansprakelijk voor de schade van Sylvia?

 

Wanneer Paula 18 jaar is, gaan haar ouders voor een weekje met vakantie en blijft zij alleen thuis. Die avond wordt er ingebroken en wordt zij door de inbreker bedreigd. De hond reageert hierop door de inbreker in zijn been te bijten. De inbreker raakt ernstig gewond aan zijn been. Hij stelt Paula aansprakelijk voor de door hem opgelopen schade.

Zal de vordering van de inbreker door de rechter worden gehonoreerd?

 

Antwoorden oefenvragen februari 2008

Antwoord 1

  1. Het gaat er niet om dat de wil ‘gebrekkig’ is. Er is wel een wil aanwezig, maar deze is ‘gebrekkig’ tot stand gekomen, namelijk door een juridisch ongeoorloofde invloed van buitenaf. De wil is op onzuivere wijze gevormd (zie H/O, nr. 52). Aan art. 3:33 is voldaan, maar de rechtshandeling die op die grondslag is tot stand gekomen, is vernietigbaar. Bij wilsontbreken ontbreekt een met de verklaring overeenstemmende wil, dus er is niet aan art. 3:33 voldaan. De ontbrekende wil kan worden vervangen door gerechtvaardigd vertrouwen in de zin van art. 3:35. Wanneer noch aan art. 3:33, noch aan art. 3:35 is voldaan, komt er geen rechtshandeling tot stand.

  2. Bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden (art. 3:44), alsmede dwaling (art. 6:228).

De wilsgebreken van art. 3:44 gelden voor alle rechtshandelingen, terwijl het wilsgebrek van art. 6:228 in beginsel slechts voor obligatoire overeenkomsten geldt (zie H/O, nr. 52 en 475).

Antwoord 2

  1. De bestelling dient waarschijnlijk te worden gezien als een overeenkomst in de zin van art. 6:213 lid 1. Deze is tot stand gekomen door aanbod en aanvaarding (art. 6:217 lid 1). Voor beide geldt dat wil en verklaring met op elkaar afgestemde inhoud aanwezig moeten zijn (art. 3:33). Dit alles lijkt in orde, dus er is waarschijnlijk een koopovereenkomst tot stand gekomen. ‘Afbestellen’ kan alleen als de Honda-dealer akkoord is, waarvoor uiteraard opnieuw wilsovereenstemming is vereist. De vraagstelling gaat echter niet uit van een beëindiging met wederzijds goedvinden, dus er is geen sprake van een beëindigingsovereenkomst. Het ‘afbestellen’ kan worden gezien als een poging om eenzijdig van de koopovereenkomst af te komen, hetgeen uiteraard niet de iure, maar wel de facto mogelijk is. De brief van Jaap dient dan te worden gezien als een mededeling dat hij niet zal nakomen, dus wanprestatie zal plegen. Dat levert uiteraard voor de dealer in ieder geval een actie uit wanprestatie op. Hij zal dan (vervangende) schadevergoeding kunnen vorderen op grond van art. 6:74. Hij behoeft Jaap daarvoor niet in gebreke te stellen, nu hij uit de mededeling van Jaap mag afleiden dat deze zal tekortschieten in de nakoming. Art. 6:80 lid 1, aanhef en onder b, is van toepassing, omdat de vordering nog niet opeisbaar is (de art. 6:81 e.v. zijn niet van toepassing). De dealer kan ook ontbinding dan wel ontbinding en (aanvullende) schadevergoeding vorderen op grond van art. 6:80 jo. art. 6:265 lid 1 jo. art. 6:277. Ten slotte kan hij ook nakoming vorderen op basis van art. 3:296 en op die manier afname van de auto afdwingen. Het is echter de vraag of hij daarbij belang heeft (art. 3:303). Hij kan de auto immers waarschijnlijk vrij gemakkelijk aan iemand anders verkopen.

Jaap kan in beginsel de koopovereenkomst ontbinden (art. 6:265). Dat kan in of buiten rechte en in het laatste geval schriftelijk of elektronisch geschieden (art. 6:267). Er moet sprake zijn van een wederkerige overeenkomst in de zin van art. 6:261 en van een (toerekenbare of niet-toerekenbare) tekortkoming, terwijl bovendien verzuim is vereist voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is. Ontbinding is niet mogelijk indien de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Als in het onderhavige geval de levertijd daadwerkelijk slechts met enkele weken wordt vertraagd, kan men zich afvragen of ontbinding hier wel gerechtvaardigd is in de zin van art. 6:265 lid 1, slot. De volgende vraag is uiteraard of het verzuim van de dealer van rechtswege intreedt dan wel een ingebrekestelling moet worden uitgebracht (art. 6:265 lid 2 jis. art. 6:81 e.v.). Het antwoord op deze vraag hangt af van het al dan niet fatale karakter van de termijn van zes maanden. Voor zover men van mening is dat het hier gaat om een fatale termijn, kan Jaap de koopovereenkomst zonder meer ontbinden, omdat het verzuim van rechtswege zonder ingebrekestelling is ingetreden (art. 6:83, aanhef en onder a). Wellicht moet de koopovereenkomst echter zo worden geïnterpreteerd, dat is afgesproken dat zal worden geleverd zodra de Honda binnen is, zodat er geen sprake is van een fatale termijn (art. 6:83, aanhef en onder a, slot). In dat geval is dus een ingebrekestelling in de zin van art. 6:82 lid 1 vereist, d.w.z. een schriftelijke aanmaning met termijnstelling. Blijft nakoming door de dealer binnen de gestelde redelijke termijn uit, dan treedt het verzuim in en kan Jaap de koopovereenkomst ontbinden

Antwoord 3

  1. Het gaat hier om een onrechtmatige daad, waarvan de in de art. 6:162 en 163 opgenomen vijf vereisten moeten worden nagelopen. (1) Er is sprake van een onrechtmatig handelen jegens de gelaedeerde Boersma, want het handelen is potentieel gevaarlijk en dus onzorgvuldig jegens hem. (2) Zie voor de toerekenbaarheid hierna bij de afzonderlijke personen. (3) Er is (materiële en immateriële) schade, te weten opgelopen hersenletsel en gemaakte kosten (art. 6:95, 96 en 106). (4) Causaal verband is aanwezig. Zonder het onrechtmatig handelen zou de schade niet zijn ontstaan (condicio sine qua non; vgl. ‘dientengevolge’ in art. 6:162 lid 1, voor zover het gaat om de vestiging van de aansprakelijkheid, alsmede toerekening naar redelijkheid in art. 6:98, voor zover het gaat om de inhoud en omvang van de schadevergoedingsverbintenis). Daarnaast is art. 6:99 betreffende de alternatieve causaliteit van belang: er mag van worden uitgegaan dat Boersma door ten minste een van de sneeuwballen is geraakt. (5) Ook aan het relativiteitsvereiste is voldaan: de geschonden norm – ‘gij zult geen keiharde sneeuwballen naar mensen gooien’ – strekt tot bescherming van Boersma tegen schade zoals hij deze heeft geleden. Wat de afzonderlijke personen betreft, is het volgende van belang. Vincent is niet aansprakelijk wegens het ontbreken van toerekenbaarheid (art. 6:164). Lucas is wel aansprakelijk, omdat de als een doen te beschouwen gedraging hem ondanks zijn geestelijke handicap kan worden toegerekend (art. 6:165 lid 1). Voor de ouders van Vincent en Lucas geldt een kwalitatieve (risico)aansprakelijkheid, d.w.z. in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers. Zij zijn dus niet aansprakelijk op grond van een eigen onrechtmatige daad (art. 6:162), maar uitsluitend op grond van afdeling 6.3.2. Voor de ouders van Vincent geldt art. 6:169 lid 1. Het gooien van de sneeuwballen is als een doen te beschouwen en Vincent is alleen niet zelf aansprakelijk, omdat de gedraging hem vanwege zijn leeftijd niet kan worden toegerekend. Voor de ouders van Lucas geldt art. 6:169 lid 2. Zij zijn in beginsel aansprakelijk voor de onrechtmatige daad van Lucas, tenzij zij zich kunnen disculperen (hier is dus ondanks de plaatsing van laatstgenoemde bepaling in afdeling 6.3.2 geen sprake van een risicoaansprakelijkheid, maar van een schuldaansprakelijkheid met omkering van de bewijslast).

  2. Is hier sprake van eigen schuld van Boersma in de zin van art. 6:101? Daartoe moet men zich afvragen of het niet dragen van een fietshelm aan hem kan worden toegerekend. Dit laatste is echter niet het geval: het is in Nederland niet verplicht en ook niet gebruikelijk dat volwassenen een fietshelm dragen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het dragen van autogordels. Er is dus geen sprake van eigen schuld van het slachtoffer, dus er zijn geen consequenties voor de aansprakelijkheid.

  1. Ja, en wel op grond van art. 6:107. De vriendin derft loon. Dit is nadeel dat zij ten behoeve van Boersma heeft geleden. Indien Boersma’s vriendin niet zou hebben geholpen, zou hij professionele hulp hebben moeten inschakelen voor rekening van de aansprakelijke personen. Zie het – overigens niet verplichte – Johanna Kruidhof-arrest (HR 28 mei 1999, NJ 1999, 564) en H/O, nr. 393.

Antwoord 4

  1. De overdracht van het overdraagbare schilderij, een roerende zaak, niet-registergoed (art. 3:83 lid 1: eigendom is in beginsel overdraagbaar), heeft plaatsgevonden langs de weg van art. 3:84 lid 1 (geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid). De geldige titel is de koopovereenkomst Anouk – Evert. De levering geschiedt in dit geval door middel van bezitsverschaffing, en wel door overhandiging van het schilderij, dus door feitelijke terhandstelling (art. 3:90 lid 1 jo. art. 3:114). Ten tijde van de levering is Anouk eigenaar, tevens onmiddellijk bezitter (art. 3:107 lid 2), en dus beschikkingsbevoegd, nu zij niet in staat van faillissement verkeert of iets dergelijks.

  2. Voor een overdracht is een geldige titel vereist. De titel mag dus niet nietig of vernietigd zijn. In geval van een nietige of vernietigde titel ontvalt het fundament (de oorzaak, de grondslag, de reden, ‘causa’ in het Latijn) aan de levering en sorteert deze levering dus geen effect (art. 3:84 lid 1).

  3. De vernietiging is een eenzijdige, gerichte rechtshandeling, die buiten rechte of in rechte kan plaatsvinden, in dit geval buiten rechte (art. 3:49 en 50 lid 1). Zij sorteert pas effect als zij Anouk heeft bereikt, dus op 16 februari 2008 (de genuanceerde ontvangsttheorie van art. 3:37 lid 1, eerste zin). De vernietiging zelf heeft in beginsel terugwerkende kracht en goederenrechtelijk effect (art. 3:53 lid 1).

  4. Door de terugwerkende kracht en het goederenrechtelijk effect van de vernietiging van de koopovereenkomst Anouk – Evert wordt Anouk geacht steeds eigenaar te zijn gebleven (art. 3:53 lid 1). Willemijn is bezitter te kwader trouw. De overdracht Willemijn – Claire is niet geldig op grond van art. 3:84 lid 1. Weliswaar is het schilderij een overdraagbaar goed (art. 3:83 lid 1), levert de koopovereenkomst Willemijn – Claire een geldige titel op en is ook de levering Willemijn – Claire op zichzelf geldig, nu aan Claire bezit is verschaft (art. 3:90 lid 1 jo. art. 3:114), maar Willemijn is als dief beschikkingsonbevoegd. Wordt Claire tegen deze beschikkingsonbevoegdheid beschermd door art. 3:86 lid 1? Het gaat hier inderdaad om een overdracht overeenkomstig art. 3:90 van een roerende zaak, niet-registergoed, die anders dan om niet geschiedt, maar waarschijnlijk is Claire als vriendin van de dief niet te goeder trouw in de zin van art. 3:11. In dat geval is Anouk dus eigenaar op 18 februari 2008, omdat Claire niet aan alle vereisten van art. 3:86 lid 1 voldoet. Aan de andere kant kan worden gewezen op art. 3:118 lid 3. Stel dat Claire wél te goeder trouw is. In dat geval moet men vervolgens art. 3:86 lid 3 onderzoeken. Anouk heeft het bezit door diefstal verloren en kan dus in beginsel gedurende drie jaren revindiceren (art. 3:86 lid 3, aanhef). Claire heeft niet in een winkel gekocht en dus wordt zij niet meteen beschermd, maar pas na drie jaren (art. 3:86 lid 3, onder a). Ook in dit geval is Anouk dus eigenaar op 18 februari 2008.

 

Antwoord 5

  1. Er moet sprake zijn van een (obligatoire, vormloze) overeenkomst tot verlening van het hypotheekrecht en van een notariële akte, houdende verlening van het hypotheekrecht (goederenrechtelijke overeenkomst), gevolgd door inschrijving van deze akte in de openbare registers, terwijl Zacharias beschikkingsbevoegd moet zijn (art. 3:98 jis. art. 3:84 lid 1 en 89; zie ook art. 3:260).

  2. Eerst komt de Cash-bank als preferente crediteur (art. 3:278 lid 1 en 279). Daarna komt de D-bank als preferente crediteur, want op grond van de prioriteitsregel (‘prior tempore potior iure’: het oude goederenrechtelijk recht gaat vóór het jongere goederenrechtelijk recht) komt de D-bank als tweede hypotheekhouder pas na de Cash-bank als eerste hypotheekhouder. Vervolgens komt Anton als preferente crediteur met zijn bijzonder voorrecht (speciaal privilege) van art. 3:285. Ten slotte komt Berdien als preferente crediteur met haar algemeen voorrecht (generaal privilege) van art. 3:288, aanhef en onder e. Dat Anton voorrang heeft boven Berdien, vloeit voort uit art. 3:280. Concurrente crediteuren zijn in dit geval dus niet aanwezig.

  3. Het hypotheekrecht blijft op het huis rusten, wie ook de eigenaar daarvan is (zaaksgevolg of ‘droit de suite’). Ysbrand heeft dus een met een hypotheekrecht belast huis verkregen.

  4. Het hypotheekrecht gaat met de vordering mee over aan de E-bank, omdat het afhankelijk is van (of accessoir is aan) de onderliggende vordering uit geldlening, tot zekerheid waarvan het strekt (art. 3:7 en 82). De E-bank is dus hypotheekhouder geworden.

 

Antwoord 6

Beide verweren leveren 5 punten op. Verweer 1. Het niet verkrijgen van het kentekenbewijs is een toekomstige gebeurtenis, ter zake waarvan geen beroep op dwaling mogelijk is (vgl. thans art. 6:228 lid 2). Hoge Raad: de verwachting van de koper dat een kentekenbewijs zou worden afgegeven, was gebaseerd op een onjuiste voorstelling van zaken (vgl. thans art. 6:228 lid 1, aanhef), namelijk dat de kraan de eigenschappen (afmeting en gewicht) bezat die waren vereist voor afgifte van een kentekenbewijs. Deze dwaling bestond reeds ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst. Verweer 2. De koper is tegenover de wederpartij gehouden om binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen een overeenkomst sluit. Met andere woorden: de koper had kunnen en moeten onderzoeken of er een kentekenbewijs voor deze mobiele kraan zou worden afgegeven. Hoge Raad: deze gehoudenheid gaat in het algemeen niet zover dat de koper niet zou mogen afgaan op de juistheid van door de verkoper gedane mededelingen

 

Antwoord 7

De ouders, mits zij het ouderlijk gezag uitoefenen, op grond van art. 6:179 jo. art. 6:183 lid 2. Volgens art. 6:183 lid 1 is een 10-jarige zelf aansprakelijk wanneer het gaat om kwalitatieve aansprakelijkheid (in dit geval art. 6:179: aansprakelijkheid voor dieren), maar in het tweede lid wordt onder meer ten aanzien van de aansprakelijkheid voor dieren een uitzondering gemaakt.

Paula zelf is aansprakelijk op grond van art. 6:162. Art. 6:169 lid 2: de ouders zijn ook aansprakelijk, mits zij het ouderlijk gezag uitoefenen, tenzij zij zich kunnen disculperen.

Nee, zie art. 6:179, de ‘tenzij indien’-clausule. Hier is sprake van noodweer in de zin van art. 6:162 lid 2 (de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond). Wanneer zij de hond in haar macht zou hebben gehad, zou aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 ontbreken om eerder vermelde reden.

 

Oefenvragen juni 2007

 

Vraag 1

Agnes heeft haar oude fiets, die zij tien jaren geleden voor haar verjaardag heeft gekregen, maar waarvan inmiddels de remmen en de trapas geheel zijn versleten, ’s morgens bij het grof vuil gezet, samen met afgedankte rommel uit haar schuurtje. Peter, een oude scharrelaar die altijd wel een zakmes en wat gereedschap bij zich heeft, ziet even later de fiets en sleutelt het voorwiel, dat er nog goed uitziet, uit de afgedankte fiets. Dan herinnert hij zich dat zijn maatje Frank een voorwiel van een dergelijke fiets nodig heeft. Hij belt Frank en biedt hem het voorwiel te koop aan voor € 10,-. Frank gaat hiermee akkoord. Opgewekt wandelt Peter met het voorwiel onder de arm naar het pension waar Frank woont.

 

  1. Wie is op het laatstgenoemde tijdstip eigenaar van het voorwiel en wie is op dat tijdstip bezitter van het voorwiel? (7 punten)

 

Onderweg naar Frank komt Peter iemand tegen die belangstelling voor het voorwiel toont en er € 15,- voor biedt. Peter verkoopt en overhandigt hem het voorwiel en incasseert het geld.

 

  1. Kan Frank, als hij later op die dag van deze transactie hoort, iets ondernemen om alsnog de eigendom van het voorwiel te verkrijgen? Zo ja, op grond waarvan? Zo neen, heeft Frank dan wellicht een andere actie? (5 punten)

 

Vraag 2

Alex heeft aan zijn zwager Bert een lening verstrekt van € 20.000,- tegen 4% rente per jaar gedurende twintig jaren. Wanneer Alex plotseling overlijdt, blijkt dat zijn vrouw het vruchtgebruik van deze vordering erft en zijn zoon de ‘blote eigendom’ van deze vordering.

 

  1. Kan de weduwe in verband met een door haar bank aan haar verleend krediet het vruchtgebruik van deze vordering aan haar bank verpanden zonder dat haar broer Bert hiervan op de hoogte wordt gesteld? Zo ja, welke formaliteiten moeten dan in acht worden genomen? Zo neen, waarom niet? (5 punten)

 

  1. Kan de zoon, de hoofdgerechtigde tot de vordering, deze vordering door middel van een openbare cessie overdragen aan zijn bank? (5 punten)

 

Vraag 3

Alberts krijgt op donderdag 26 april 2007 een schriftelijk aanbod van Bertel BV om een partij sandalen (made in China) te kopen voor € 10.000,-. De volgende dag doet Alberts een brief op de bus, waarin hij het aanbod accepteert. Een dag later hoort Alberts bij toeval dat hij eenzelfde partij sandalen kan kopen bij Carels BV voor de prijs van € 9.500,-. De brief van Alberts aan Bertel BV wordt dinsdag 1 mei 2007 bezorgd.

 

  1. Zou Alberts zijn aanvaarding kunnen intrekken? Zo ja, onder welke voorwaarden? Zo neen, waarom niet? (5 punten)

 

Stel dat Alberts niet op 28 april 2007, maar pas op 3 mei 2007 te horen krijgt dat hij eenzelfde partij sandalen kan kopen bij Carels BV voor € 9.500,- en bovendien dat Bertel BV de sandalen bij Carels BV voor die prijs inkoopt. Hierover heeft Bertel BV geen mededelingen verstrekt aan Alberts. Alberts wenst zich te bevrijden van de verplichtingen uit de overeenkomst met Bertel BV.

 

b. Is dit mogelijk door ontbinding van de overeenkomst? (4 punten)

 

c. Is dit mogelijk door vernietiging van de overeenkomst? (6 punten)

 

Vraag 4

Venema, die een aantal keren per jaar zaken doet met de groothandel van Kosters, koopt op 1 mei 2007 100.000 eieren van Kosters, te leveren op uiterlijk 15 mei 2007 en te betalen binnen veertien dagen na de levering. De eieren worden geleverd op 15 mei 2007. Op 21 mei 2007 koopt Venema wederom een partij eieren bij Kosters, te leveren op uiterlijk 11 juni 2007 onder dezelfde betalingsvoorwaarden als bij voorgaande overeenkomsten. Op 12 juni 2007 informeert Venema bij Kosters waarom de eieren niet, zoals afgesproken, op uiterlijk 11 juni 2007 zijn geleverd. Kosters repliceert dat Venema nog niet de factuur met betrekking tot de overeenkomst van 1 mei 2007 heeft voldaan.

 

  1. Is Kosters op 12 juni 2007 ten aanzien van zijn verplichting uit de overeenkomst van 21 mei 2007 in verzuim? (5 punten)

 

Ondanks zijn financiële problemen betaalt Venema op 13 juni 2007 de koopprijs van de eieren ter zake van de overeenkomst van 1 mei 2007 en eist vervolgens de onmiddellijke levering van de eieren op grond van de overeenkomst van 21 mei 2007. Kosters verklaart echter de eieren pas te leveren, nadat Venema ook de koopsom hiervan heeft betaald.

 

  1. Wat is de juridische positie van de beide partijen? (5 punten)

 

Vraag 5

Op de A13 rijdt de nog onervaren chauffeur Beunk. Om de voor hem rijdende vrachtauto in te halen wijkt hij uit naar de linkerrijstrook, evenwel zonder zijn richtingaanwijzer te gebruiken, hetgeen in strijd is met het Wegenverkeersreglement. De achter hem rijdende auto van Caron schampt hierdoor de vangrail en er ontstaat een kettingbotsing die voor langere tijd de A13 verspert. De auto van Caron heeft aan de zijkant enige deuken en de lak is fors beschadigd. Ook Dammers, die nog net achter de kettingbotsing tot stilstand kon komen, heeft schade, want door het urenlange oponthoud mist hij zijn vliegtuig naar Melbourne.

 

  1. Heeft Caron jegens Beunk recht op schadevergoeding, als later blijkt dat Caron de schade aan zijn auto niet heeft gerepareerd of heeft laten repareren? (5 punten)

  2. Kan Dammers zijn schade verhalen op Beunk? (5 punten)

 

Vraag 6

Debiteur Peters is in verzuim ten aanzien van zijn verplichting om door hem verkochte aardappelen aan koper Quist te leveren. Op welke wijzen kan dit verzuim eindigen? Noem er ten minste drie. (6 punten)

 

Vraag 7

  1. Wat wordt verstaan onder horizontale natrekking? (6 punten)

  2. Moet de eigenaar van de grond, ten nadele van wie horizontale natrekking plaatsvindt, een dergelijke natrekking dulden? (6 punten)

Vraag 8

Zijlstra, marktkoopman in van alles en nog wat, heeft zakelijke contacten met een groepje duistere personen met een justitieel verleden. Wanneer hij een lening van € 10.000,- niet op tijd kan terugbetalen, wordt door deze lieden gedreigd zijn handel kapot te maken als hij niet binnen drie dagen het geleende bedrag plus rente heeft terugbetaald. Hierdoor in het nauw gebracht, biedt Zijlstra de volgende dag zijn speedboot (in dit geval geen registergoed), waarvan de geschatte waarde € 13.000,- bedraagt, voor € 10.000,- aan zijn buurman te koop aan. Deze buurman heeft overigens geen weet van de dubieuze contacten van Zijlstra en het dreigement in verband met de lening. De koop komt tot stand en partijen voldoen aan hun wederzijdse verplichtingen.

 

  1. Kan Zijlstra de koopovereenkomst met zijn buurman op grond van een wilsgebrek vernietigen? (6 punten)

 

  1. Stel dat Zijlstra een andere mogelijkheid heeft benut om de overeenkomst te vernietigen. Hij eist de boot terug van zijn buurman, maar die heeft de boot inmiddels met winst doorverkocht aan zijn zwager en aan hem afgeleverd. Kan Zijlstra de boot opeisen van deze zwager? (8 punten)

 

Vraag 9

De weduwnaar De Vries is erfpachter van een woonhuis met tuin in Amsterdam Zuid. Na het overlijden van De Vries is zijn zoon Sam de enige erfgenaam.

 

  1. Wat is nu de juridische positie van Sam ten aanzien van de ouderlijke woning? (4 punten)

 

Na het overlijden van zijn vader besluit Sam aan Esther, de oude huishoudster van zijn vader, die nog in het pand woont, als dank voor de bewezen diensten het vruchtgebruik van het erfpachtsrecht van de woning te geven.

 

  1. Hoe komt dit recht van vruchtgebruik tot stand? (7 punten)

 

Vraag 10

  1. Brenda leent van haar schoonzusje Judith een mooie gouden armband, die Judith in eigendom toebehoort, ter gelegenheid van een feestelijke gebeurtenis. Na het feest brengt Brenda de armband naar een bank van lening, als zekerheid voor een lening aan haar van € 1.500,-. Aan Judith vertelt zij dat zij de armband heeft verloren. Kan Judith, als zij na enige weken de ware toedracht heeft gehoord, de armband als haar eigendom opeisen bij de bank van lening? (5 punten)

  2. Wat is het verschil tussen bevestiging en bekrachtiging van een rechtshandeling? (5 punten)

 

 

Antwoorden oefenvragen juni 2007

Vraag 1

  1. Uit de casus is moeilijk iets anders af te leiden dan dat Agnes zowel eigenaar als bezitter van de genoemde fiets was. Door de fiets bij het grof vuil te plaatsen heeft zij het bezit van de fiets kennelijk prijsgegeven (art. 3:117 lid 1) met het oogmerk zich van de eigendom te ontdoen (art. 5:18). De fiets was dus te beschouwen als een res derelicta, d.w.z. een res nullius. Peter is bezitter van het voorwiel geworden door inbezitneming (art. 3:112 en 113 lid 1), want hij heeft zich de feitelijke macht over het voorwiel verschaft. Door deze inbezitneming van een zaak die aan niemand toebehoort, heeft hij ook de eigendom verkregen door occupatie of toe-eigening (art. 5:4). Peter is dus eigenaar en bezitter (te goeder trouw) van het voorwiel. Dat Peter inmiddels een koopovereenkomst heeft gesloten met Frank en uit dien hoofde verplicht is de eigendom aan Frank over te dragen (hetgeen nog niet is gebeurd), doet hieraan niet af. Frank heeft slechts een obligatoir recht op levering.

  2. Zonder medewerking van de tweede koper kan Frank niet meer in het bezit van het voorwiel komen. Uit de casus blijkt niet dat de tweede koper op de hoogte is van het feit dat het voorwiel al aan Frank was verkocht, zodat men niet toekomt aan het arrest Pos-Van den Bosch en Frank geen schadevergoeding in natura (overdracht van het voorwiel) van de tweede koper kan vorderen (art. 6:162 jo. art. 6:103). Art. 3:298 speelt evenmin een rol, omdat het voorwiel al aan de tweede koper is geleverd, zodat er geen sprake is van botsende rechten op levering. Wel pleegt Peter wanprestatie ten opzichte van Frank (toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verbintenis tot levering uit hoofde van de koopovereenkomst), hetgeen Peter aansprakelijk maakt voor de eventuele schade van Frank (art. 6:74).

 

Vraag 2

  1. Het betreft hier een vordering op naam, waarvan de weduwe het vruchtgebruik heeft. Stil pandrecht op dit vruchtgebruik kan worden gevestigd bij een authentieke of een geregistreerde onderhandse akte (art. 3:239 lid 1). Aan de eis dat de vordering op het tijdstip van de vestiging van het pandrecht reeds bestaat, is voldaan.

  2. Het overdragen van een vordering is in beginsel mogelijk (art. 3:83). Hiervoor zijn op grond van art. 3:84 lid 1 vereist een geldige titel (bijv. verkoop), beschikkingsbevoegdheid en een geldige levering, in casu conform art. 3:94 lid 1, d.w.z. door middel van een daartoe bestemde akte (onderhands of authentiek) en een mededeling daarvan aan de debiteur door de cedent of de cessionaris.

 

Vraag 3

  1. Door de verzending van de aanvaardingsbrief is nog geen overeenkomst tussen Alberts en Bertel tot stand gekomen. Daarvan is pas sprake op het tijdstip waarop de aanvaardingsbrief Bertel heeft bereikt, en wel op grond van de ontvangsttheorie (art. 3:37 lid 3). Alberts heeft dus de mogelijkheid zijn aanvaarding in te trekken, mits die intrekking van de verklaring Bertel eerder dan of gelijktijdig met de aanvaardingsbrief bereikt (art. 3:37 lid 5). NB: het intrekken van een verklaring is niet hetzelfde als het herroepen van een aanbod (art. 6:219).

  2. Ontbinding kan alleen indien er sprake is van een tekortkoming in de nakoming door Bertel BV (art. 6:265). Zolang dit niet het geval is, kan Alberts niet naar eigen inzicht de overeenkomst ontbinden. Daartoe bestaat immers geen rechtsgrond.

  3. Van de gronden tot vernietiging van een rechtshandeling (handelingsonbekwaamheid, art. 3:40 lid 2 of de aanwezigheid van een wilsgebrek) komt alleen een eventueel beroep op dwaling misschien in aanmerking. In art. 6:228 lid 1, aanhef en onder b, is weliswaar sprake van een spreekplicht onder bepaalde omstandigheden – en het is duidelijk dat Alberts de koop niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten als Bertel BV opening van zaken had gegeven – maar men kan niet stellen dat Bertel BV haar wederpartij had behoren in te lichten. In het handelsverkeer is het van algemene bekendheid en geaccepteerd dat de zaken die worden verkocht, in de regel voor minder geld worden ingekocht. Een beroep op dwaling is dan ook niet mogelijk.

 

Vraag 4

  1. Kosters is niet in verzuim, aangezien hij zich kan beroepen op een opschortingsrecht (art. 6:52). Aan het connexiteitsvereiste is voldaan (art. 6:52 lid 2). In casu is geen sprake van toepassing van de exceptio non adimpleti contractus (art. 6:262), aangezien de verplichtingen niet uit dezelfde wederkerige overeenkomst voortvloeien (zie ‘daartegenover staande’ in art. 6:262 lid 1).

  2. Gelet op de afspraak tussen Venema en Kosters, moet Venema de koopsom betalen binnen veertien dagen na de levering van de eieren. De vordering van Kosters tot betaling van de koopsom is dus nog niet opeisbaar. Anderzijds komt Kosters wellicht een beroep op de onzekerheidsexceptie toe, evenzeer een opschortingsrecht (art. 6:263), aangezien de na 21 mei 2007 ontstane financiële problemen van Venema, zoals ook blijkt uit de veel te late betaling van de eerste koopsom, Kosters enige grond geven te vrezen dat Venema niet aan zijn betalingsverplichting zal voldoen. De casus geeft verder te weinig aanknopingspunten om de balans van deze argumenten te kunnen opmaken.

 

Vraag 5

  1. Voor de berekening van zaakschade wordt in het algemeen uitgegaan van de abstracte schadeberekening. Dit houdt in dat Beunk voor de naar objectieve maatstaven berekende herstelkosten van de auto aansprakelijk is (art. 6:162 jo. art. 6:97), ongeacht of Caron misschien de reparatie voor een lager bedrag laat uitvoeren of er zelfs helemaal van afziet.

  2. Waarschijnlijk niet, omdat Beunk zich kan beroepen op art. 6:163, nu in deze zaak niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste. De normen van het Wegenverkeersreglement strekken niet tot bescherming van de belangen waarin Dammers is geschaad.

 

Vraag 6

  1. Door een rechtsgeldige zuivering van het verzuim (art. 6:86).

  2. Door omzetting door de crediteur van de oorspronkelijke prestatie in een verbintenis tot het betalen van vervangende schadevergoeding (art. 6:87).

  3. Door het intreden van schuldeisersverzuim, bijv. doordat de schuldeiser een correct aanbod tot nakoming weigert (art. 6:61).

  4. Doordat nakoming alsnog blijvend onmogelijk wordt.

  5. Door ontbinding (art. 6:265) of vernietiging (art. 3:49) van de overeenkomst waaruit de verbintenis voortvloeit.

 

Vraag 7

  1. Een goed voorbeeld is de kelder van A, die zich gedeeltelijk in de grond van buurman B bevindt en toch bestanddeel wordt van de woning van A. Deze verbinding met de grond van A (horizontale natrekking) prevaleert in casu boven de verbinding met de grond van buurman B (verticale natrekking), anders gezegd: horizontale natrekking gaat vóór verticale natrekking (art. 5:20 lid 1, onder e, slot: ‘voor zover ze geen bestanddeel zijn van eens anders onroerende zaak’). Denk aan het kelder-arrest en het arrest inzake de grensoverschrijdende garage, die studenten overigens niet hoeven te noemen, nu het hier niet om verplichte arresten gaat.

  2. Dat hangt af van de belangenafweging van art. 3:13 lid 2: hoe zwaar weegt het belang van A bij behoud van de (gehele) kelder of (gehele) garage en hoe zwaar weegt het belang van B bij demping van (het uitstekende gedeelte van) de kelder of afbraak van (het uitstekende gedeelte van) de garage? De mogelijkheid bestaat immers dat B misbruik van zijn eigendomsrecht maakt door amotie te vorderen, bijvoorbeeld als de grensoverschrijding zeer gering is. Mocht de rechter de amotievordering van B afwijzen, dan kan A een beroep doen op art. 5:54 lid 1: A kan vorderen dat hem tegen schadeloosstelling een erfdienstbaarheid tot het handhaven van de bestaande toestand wordt verleend of, ter keuze van B, een daartoe benodigd gedeelte van de grond wordt overgedragen.

 

Vraag 8

    1. Zijlstra kan zich niet op een van de wilsgebreken beroepen. Van dwaling of bedrog is geen sprake. Ook een beroep op bedreiging (art. 3:44 lid 2) is niet mogelijk. Weliswaar heeft Zijlstra gehandeld doordat hij zich bedreigd voelde, maar de bedreiging ging niet uit van de koper van zijn speedboot en de koper had ook geen reden het bestaan van een bedreiging te veronderstellen (art. 3:44 lid 5). De onwetendheid van de koper maakt alleen al daardoor ook een eventueel beroep op misbruik van omstandigheden niet mogelijk.

    2. Wanneer Zijlstra de overeenkomst met zijn buurman heeft vernietigd (bijv. doordat een geestelijke stoornis kon worden aangetoond), heeft dit tot gevolg dat de overeenkomst wordt geacht nooit te hebben bestaan, omdat vernietiging terugwerkende kracht en goederenrechtelijk effect heeft (art. 3:53). De buurman moet de speedboot teruggeven aan Zijlstra (niet: terugleveren, want van een retro-overdracht is geen sprake). Dit is niet meer mogelijk, omdat de buurman inmiddels de eigendom van de speedboot aan zijn zwager heeft overgedragen. De koper heeft een geldige titel en aan hem is geleverd, zij het door een beschikkingsonbevoegde verkoper (art. 3:84 lid 1). De koper wordt echter door art. 3:86 lid 1 jo. art. 3:11 beschermd tegen de beschikkingsonbevoegdheid van de verkoper. De overdracht is immers anders dan om niet geschied en de casus geeft geen aanleiding om aan de goede trouw van de koper te twijfelen.

Vraag 9

  1. Sam is de nieuwe erfpachter. Hij heeft het recht van erfpacht verkregen onder algemene titel door erfopvolging (art. 3:80 leden 1 en 2).

  2. Vruchtgebruik is een beperkt recht dat op dezelfde wijze wordt gevestigd als waarop de overdracht van het goed geschiedt (art. 3:98). Het recht van erfpacht en het recht van vruchtgebruik op een recht van erfpacht zijn overdraagbaar (art. 3:81 lid 1 en 83). Voldaan moet zijn aan de vereisten van art. 3:84 lid 1. De geldige titel is de afspraak met Esther. Sam is de nieuwe erfpachter, dus beschikkingsbevoegdheid is aanwezig: hij is bevoegd het erfpachtsrecht met vruchtgebruik te belasten. De vestiging moet geschieden overeenkomstig art. 3:98 jo. art. 3:89 lid 4 jo. art. 3:10 jo. art. 3:89 lid 1 jis. art. 3:16 e.v., d.w.z. door een voor de vestiging bestemde notariële akte en de inschrijving daarvan in de openbare registers.

Vraag 10

  1. Allereerst gelden natuurlijk de algemene vestigingsvereisten (art. 3:98 jo. art. 3:84 lid 1), dus een geldige titel tot vestiging, een vestigingshandeling (in casu de machtsverschaffing van art. 3:236 lid 1) en beschikkingsbevoegdheid. Beschikkingsbevoegdheid ontbreekt hier, want Brenda is slechts houder. De pandhouder wordt echter beschermd tegen de beschikkingsonbevoegdheid van Brenda, aangezien aan de vestigingsvereisten voor een vuistpandrecht is voldaan. De armband is immers in de macht van de pandhouder gebracht en deze is te goeder trouw (art. 3:236 lid 1 jo. art. 3:238 lid 1). In casu is geen sprake van toepassing van art. 3:238 lid 3, omdat diefstal niet aan de orde is. Judith is dus weliswaar nog steeds eigenares van de armband, maar zij moet het pandrecht van de bank van lening respecteren.

Bij bevestiging (art. 3:55 lid 1) gaat het om een aanvankelijk vernietigbare rechtshandeling, die door bevestiging definitief geldig en onaantastbaar is geworden. Bij bekrachtiging (art. 3:58 lid 1 en 69 lid 1) gaat het om een aanvankelijk van rechtswege nietige rechtshandeling, die door bekrachtiging definitief geldig en onaantastbaar is geworden.

 

Oefenvragen maart 2007

 

Vraag 1

Mark, handelaar in tweedehands auto’s, ziet zich geconfronteerd met de 17-jarige Josefien en haar vader, Theodoor, aan haar zijde. Josefien roept al van verre: ‘Doe mij die maar’, waarbij zij wijst naar een Mitsubishi Lancer in de bedrijfsruimte van Mark. Mark zegt dat de auto te koop is voor € 35.000,-. In het bijzijn van haar vader zegt Josefien: ‘Verkocht’. Theodoor toont zich verheugd en feliciteert zijn dochter met de mooie automobiel. Mark is in zijn nopjes, omdat hij de auto met een mooie marge denkt te hebben verkocht.

Zodra zij de showroom van Mark hebben verlaten, gieren Josefien en haar vader van het lachen. Zij hebben Mark een flinke poets gebakken en menen dat Josefien, gelet op haar jeugdige leeftijd, geen onaantastbare koopovereenkomsten kan sluiten.

 

Is er inderdaad sprake van een aantastbare koopovereenkomst?

 

Vraag 2

Marcel is al jaren bevriend met Joost. Als Joost op een avond op visite komt, toont Marcel hem formulieren die hij zojuist heeft laten drukken. Bovenaan valt te lezen: ‘Koopcontract’. Marcel vult alle gegevens in. Zijn gegevens zijn voorgedrukt onder de kop ‘Verkoper’. Onder de kop ‘Koper’ vult hij de gegevens van Joost in, bij de kop ‘Object van de koop’ de gegevens van de auto van Marcels buurvrouw Jetje en bij de kop ‘Prijs’ € 11.000,-, hetgeen overeenkomt met de waarde van de auto. Marcel ondertekent het formulier onder ‘Handtekening verkoper’. Daarna vraagt Marcel aan Joost het formulier te ondertekenen op de plaats waar valt te lezen ‘Handtekening koper’. Als Joost naar de reden hiervoor vraagt, antwoordt Marcel dat hij graag eens wil zien hoe de nieuwe formulieren er ingevuld en wel uitzien. Daarop plaatst Joost zijn handtekening.

Onmiddellijk daarna verdwijnt de vriendelijke glimlach van het gezicht van Marcel. Hij zegt tegen Joost dat hij de auto, die Joost zojuist van hem kocht, waarschijnlijk aan het einde van die week aan Joost kan leveren. Marcel moet de auto immers eerst nog van Jetje kopen. Joost meent dat er geen sprake is van een koopovereenkomst. Als eerste reden geeft Joost aan dat Marcel niet iets kan verkopen dat hem niet in eigendom toebehoort. Daarnaast was het Joost niet duidelijk dat met het plaatsen van zijn handtekening een koopovereenkomst in het leven werd geroepen.

Is er een koopovereenkomst tot stand gekomen tussen Joost en Marcel?

 

Vraag 3

Mart heeft een prachtige Audi A6 in eigendom. Cees weet dat Roel precies zo’n auto zoekt. Cees vertelt Mart over de wens van Roel en stelt Mart voor dat hij, Cees, de auto in naam van Mart aan Roel voor € 30.000,- zal verkopen. Voor zijn inspanningen wenst Cees € 500,- van Mart te ontvangen. Voorts wenst Cees dat Mart de auto niet zelf aan Roel verkoopt. Mart stemt in met het voorstel van Cees.

Nog voordat Cees Roel heeft benaderd, wordt Roel benaderd door Mart. Hij biedt Roel zijn auto te koop aan voor € 30.000,-. Roel is blij met Marts aanbod en aanvaardt het.

 

  1. Kwalificeer de rechtsverhouding tussen Mart en Cees. (3 punten)

  2. Is er een koopovereenkomst tot stand gekomen tussen Roel en Mart? (3 punten)

 

Vraag 4

Maurice koopt van een met hem bevriende autohandelaar een prachtige Ferrari in de kleur rosso corsa. Aangezien het gaat om een, niet door Maurice verzekerde, kostbare auto, gaat hij op zoek naar een transporteur en vindt Wimpie. Maurice vertelt Wimpie dat hij ongerust is over de transportrisico’s en dat hij de kostbare Ferrari niet heeft verzekerd. Wimpie stelt hem gerust en meldt dat hij een transportverzekering heeft afgesloten voor de door hem vervoerde zaken. Daarop verleent Maurice hem de opdracht. Een en ander wordt schriftelijk vastgelegd.

Tijdens het transport op een aanhanger wordt de Ferrari met aanhanger en al gegrepen door een onverwachte windhoos en landt even verderop. De auto is total-loss en de schade bedraagt € 100.000,-. Volgens de bepalingen van de polis keert de transportverzekeraar € 10,- per kilogram uit, in dit geval in totaal € 14.000,-. Op verzoek van Wimpie wordt dit bedrag door de transportverzekeraar rechtstreeks aan Maurice betaald.

Maurice meent dat Wimpie aansprakelijk is voor de overige schade ten bedrage van € 86.000,-. Wimpie meent dat hem geen verwijt valt te maken, nu het hier om natuurgeweld gaat. Maurice brengt daartegenin dat hij juist ook voor dat soort omstandigheden hechtte aan een verzekering. Wimpie merkt op dat zijn mededeling ter zake niet onjuist was. Strikt genomen was de auto immers verzekerd tijdens het transport.

 

Beantwoord de volgende vragen met behulp van bepalingen uit Boek 6 BW en laat zowel Boek 8 BW als andere vervoersrechtelijke regelingen bij uw beantwoording buiten beschouwing.

 

  1. Is Wimpie aansprakelijk voor de schade die niet reeds door de verzekeraar werd vergoed? Toets daarbij aan alle vereisten van de betreffende actie. Besteed aandacht aan het beroep van Wimpie op overmacht.

  2. Is er sprake van een leemte in de overeenkomst en aan de hand van welk criterium kan dit worden vastgesteld?

  3. Is een ingebrekestelling voor de schadevergoedingsvordering vereist?

 

Vraag 5

Sonja, een bemiddelde weduwe van 60 jaar, heeft een druk sociaal leven. Regelmatig leent zij onbekommerd grote bedragen aan haar vriendinnen, zoals onder andere € 2.000,- aan mevrouw Rutten. Op verzoek van haar kinderen wordt Sonja op 26 februari 2007 onder curatele gesteld wegens verkwisting en gewoonte van drankmisbruik. Mevrouw Rutten, die er geen weet van heeft dat Sonja onder curatele is gesteld, betaalt op 28 februari 2007 € 2.000,- contant aan Sonja terug. Nog diezelfde avond belandt Sonja niet toevallig in een café. Aan de caféhouder vertelt zij dat zij een grote prijs in de Staatsloterij heeft gewonnen en dat alle bezoekers vrij kunnen drinken totdat het bedrag van € 2.000,- is verteerd, hetgeen rond sluitingstijd het geval is.

 

  1. Heeft mevrouw Rutten zich bevrijd van haar verplichting aan Sonja € 2.000,- terug te betalen?

  2. Heeft de caféhouder, die geen reden had te vermoeden dat Sonja onder curatele stond, met betrekking tot de bestellingen in het café een onaantastbare overeenkomst met Sonja gesloten? Besteed aandacht aan de rechtsgevolgen van een eventuele aantasting en aan een mogelijk beroep door de caféhouder op zijn goede trouw dan wel gerechtvaardigd vertrouwen.

 

Vraag 6

De 14-jarige verstandelijk gehandicapte Karel wordt door zijn 12-jarig vriendje Bas uitgedaagd om samen zijn oude basisschool met scabreuze teksten te bekladden. Nog voor de verf van de spuitbus droog is, worden zij in de kraag gegrepen.

 

a. Zijn Bas en Karel beiden voor de schoonmaakkosten aansprakelijk?

b. Zijn de ouders van Bas aansprakelijk voor de schoonmaakkosten?

c. Zijn de ouders van Karel aansprakelijk voor de schoonmaakkosten?

 

Vraag 7

Agnes heeft een oude fiets waarvan de remmen erg slecht zijn. Van haar fietsenmaker heeft zij gehoord dat een dure reparatie eigenlijk niet meer de moeite waard is. Zij zet ’s morgens vroeg de fiets op de stoep om als grof vuil te worden afgevoerd, samen met wat oude stoelen en andere rotzooi uit haar schuurtje. Dennis, die zich die ochtend heeft verslapen en zijn college dreigt te missen, ziet de fiets van Agnes, die niet op slot staat, springt erop en rijdt zo snel hij kan in de richting van de universiteit. Na 100 meter, bij een scherpe bocht, blijkt dat Dennis niet kan afremmen en hij botst in volle vaart tegen een geparkeerde auto. Dennis heeft aanzienlijke schade.

 

Welke criteria (afzonderlijk benoemen!) zijn relevant voor het antwoord op de vraag of Agnes onrechtmatig heeft gehandeld jegens Dennis? NB: het is niet de bedoeling dat u hier een opsomming van alle vereisten van art. 6:162 BW geeft! (7 punten)

 

Vraag 8
Anneloes verkoopt op 1 februari 2007 haar fiets voor € 50,- aan Bert. Bert zal de fiets op 8 februari 2007 geleverd krijgen. Op 2 februari 2007 komt Cor langs bij Anneloes. Hij biedt haar € 100,- voor de fiets. Anneloes kan de verleiding niet weerstaan en zij verkoopt haar fiets nogmaals door het bod van Cor direct mondeling te aanvaarden. Omdat zij de fiets op 7 februari 2007 zelf nog nodig heeft, spreekt zij ook met Cor af dat de fiets op 8 februari 2007 aan hem zal worden geleverd.

 

a. Aan wie moet Anneloes de fiets op 8 februari 2007 leveren?

b. Stel dat Anneloes de fiets op 8 februari 2007 aan Cor levert door hem de fiets ter hand te stellen. Wordt Cor daardoor eigenaar van de fiets?

c. Stel dat Cor eigenaar van de fiets is geworden door de in vraag b bedoelde levering. Heeft Bert dan toch nog een mogelijkheid om de fiets zelf in eigendom te verkrijgen? Geef aan onder welke omstandigheden dit het geval zou kunnen zijn.

 

Vraag 9

Henk leent zijn boek uit aan Irene. Irene verkoopt en levert het boek aan Jan. Irene en Jan spreken af dat Jan het boek pas over drie weken krijgt, zodat Irene het eerst zelf kan lezen. Jan is niet op de hoogte van het feit dat Irene het boek slechts te leen had.

 

  1. Is Jan door de verkoop en levering eigenaar en/of bezitter van het boek geworden, zolang het boek zich nog bij Irene bevindt?

  2. Stel dat Irene het boek heeft uitgelezen en het boek vervolgens aan Jan heeft afgegeven. Verandert dit feit uw antwoord op vraag a?

 

Vraag 10

Dirk en Eduard ondertekenen een akte, waarin staat dat Dirk € 10.000,- schuldig is aan Eduard. Eduard laat deze schuldbekentenis aan Frits zien en Frits koopt de vordering van Eduard op Dirk voor € 7.500,-.

 

  1. Geef aan op welke wijze Eduard de (zogenaamde) vordering op Dirk aan Frits moet leveren.

  2. Frits krijgt de vordering geldig geleverd en spreekt Dirk aan tot betaling. Dirk weigert te betalen. Hij stelt dat hij helemaal nooit iets verschuldigd is geweest aan Eduard. Hoeft Dirk inderdaad niet aan Frits te betalen?

 

Vraag 11

  1. Gegeven is de volgende stelling: pandrecht wordt altijd gevestigd op roerende zaken en hypotheekrecht wordt altijd gevestigd op onroerende zaken. Is deze stelling juist of onjuist? Motiveer uw antwoord.

  2. De pandhouder en de hypotheekhouder zijn separatisten in het faillissement van hun debiteur. Wat betekent dit en waar is dit separatisme geregeld?

  3. De pandhouder en de hypotheekhouder hebben het recht van parate executie. Wat betekent dit en waar is dit recht geregeld?

 

Vraag 12

Otto biedt op haar website LCD-tv’s van Philips per abuis aan voor € 99,- in plaats van voor € 999,-. Piet ziet het aanbod en bestelt direct zo’n tv voor € 99,-. Otto mailt terug dat er sprake is van een vergissing en dat de prijs € 999,- bedraagt. Zij verzoekt Piet de koop voor de herstelde prijs alsnog te bevestigen. Piet stelt zich op het standpunt dat er een geldige koopovereenkomst met betrekking tot de tv voor € 99,- tot stand is gekomen, en verlangt levering.

  1. Is er een koopovereenkomst tot stand gekomen? Zo ja, hoe en met welke inhoud? Zo neen, waarom niet?

    1. Is het verzenden van een e-mail eigenlijk wel een geldige vorm voor het verrichten van een rechtshandeling?

 

 

Antwoorden oefenvragen maart 2007

 

Antwoord 1

In beginsel is Josefien inderdaad handelingsonbekwaam (art. 1:233 jo. art. 1:234) en daarmee niet in staat om onaantastbare rechtshandelingen te verrichten, zoals het sluiten van een koopovereenkomst (art. 3:32 jis. art. 6:213 en 217). Dat is anders voor zover haar vader zijn toestemming heeft verleend (art. 1:234 jo. art. 1:245). Deze toestemming kan niet worden verondersteld zoals bedoeld in art. 1:234 lid 3. Het is immers niet gebruikelijk dat 17-jarigen auto’s (met een dergelijke waarde) kopen, maar nu de auto onder deze omstandigheden in het bijzijn van Theodoor is gekocht, is sprake van diens toestemming. De wet stelt immers geen eisen aan de vorm van verklaringen (art. 3:37 lid 1). Mark wordt beschermd tegen het ontbreken van Theodoors wil (art. 3:33) op grond van art. 3:35. Mark mocht onder deze omstandigheden aan het stilzwijgen van Theodoor de betekenis toekennen dat hij instemde met de rechtshandeling van zijn dochter, zodat Marks vertrouwen gerechtvaardigd is.

 

Antwoord 2

De totstandkoming van een overeenkomst vraagt aanbod en aanvaarding (art. 6:217). Beschikkingsonbevoegdheid (art. 3:84 lid 1) doet niet af aan de geldigheid van een koopovereenkomst. Voor zover al sprake is van een aanbod, kan niet worden gezegd dat Joost dit aanbod heeft aanvaard. Er is niet voldaan aan de eisen van art. 3:33 en evenmin aan die van art. 3:35. Joost wilde de auto helemaal niet kopen. Hij vraagt immers aan Marcel waarom hij het formulier zou moeten ondertekenen. Evenmin is het Marcels bedoeling, althans in ieder geval niet in het begin, enig rechtsgevolg in het leven te roepen (een aanbod te doen), want hij zegt tegen Joost dat hij alleen maar wil zien hoe het formulier eruit komt te zien, nadat het door beiden is ondertekend. Marcel mocht dus niet menen, gesteld al dat er sprake is van een aanbod, dat Joost dit aanbod heeft aanvaard. Marcels vertrouwen is dus niet gerechtvaardigd. Er is sprake van een non-existent contract.

 

Antwoord 3

  1. Mart verstrekt Cees niet alleen een volmacht tot verkoop (art. 3:60), hun afspraak is ook te kwalificeren als een overeenkomst van lastgeving (art. 7:414).

  2. Mart en Cees spreken af dat Cees met uitsluiting van Mart bevoegd is tot het sluiten van een koopovereenkomst met Roel ten aanzien van Marts auto. Het gaat hier dus om een privatieve last (art. 7:423 lid 1). Dat is een uitzondering op het beginsel dat volmachtverlening niet privatief werkt. Dit betekent echter nog niet dat de overeenkomst tussen Mart en Roel niet tot stand kan komen. Als Roel immers te goeder trouw is, kan de privatieve last hem niet worden tegengeworpen (art. 7:423 lid 1, tweede zin).

 

Antwoord 4

  1. Centraal staat de actie van art. 6:74. Er is sprake van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis. De verbintenis die een vervoerder op zich neemt, wordt veelal aangemerkt als een resultaatsverbintenis. Deze auto heeft niet ongeschonden de plaats van bestemming bereikt, waarmee de tekortkoming een gegeven is. Er is sprake van schade; causaal verband (uitgewerkt in art. 6:98 voor zover het gaat om de inhoud en de omvang van de schadevergoedingsverbintenis) levert evenmin een probleem op. Cruciaal is de vraag of deze tekortkoming Wimpie kan worden toegerekend. Wimpie kan geen verwijt worden gemaakt, nu het gaat om een onverwachte windhoos. Er is dus geen sprake van schuld. Bepalend voor de aansprakelijkheidsvraag is of op grond van de overeenkomst (art. 6:213) kan worden toegerekend. De overeenkomst is immers een rechtshandeling in de zin van het overmachtsartikel (art. 6:75). Verdedigbaar is dat de tekortkoming krachtens rechtshandeling voor rekening van Wimpie komt.

  2. Partijen zijn weliswaar overeengekomen dat Wimpie zich zal verzekeren, maar zij verschillen van mening over het antwoord op de vraag of het dan gaat om ‘een verzekering’ dan wel ‘een voor deze auto toereikende verzekering’, gelet op de waarde van deze auto. Om te bepalen of al dan niet sprake is van een leemte in de overeenkomst, is het Haviltex-criterium van doorslaggevende betekenis: het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van het contract mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij mede van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. In ieder geval mag men zich niet beperken tot een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract, zoals Wimpie kennelijk voorstaat. Zonder aanvullende redenen is dan ook weinig aannemelijk dat de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.

  3. Ten aanzien van art. 6:74 lid 2 moet worden gesteld dat sprake is van een blijvende onmogelijkheid om alsnog deugdelijk na te komen zonder dat er schade ontstaat. De verzuimregeling van de art. 6:81 e.v. is dan ook niet van belang en een ingebrekestelling op grond van art. 6:82 lid 1 kan dus uitblijven.

 

Antwoord 5

  1. Neen. De betaling heeft Sonja niet tot werkelijk voordeel gestrekt en is ook niet in de macht van de curator gekomen (art. 6:31).

  2. De overeenkomst tussen de caféhouder en Sonja is vernietigbaar, ook indien de caféhouder geen weet had van de ondercuratelestelling van Sonja; hij had het immers wel kunnen weten (art. 3:32 jis. art. 1:390 en 391). Voor de rechtsgevolgen van de vernietiging is art. 3:53 van belang: vernietiging heeft terugwerkende kracht, zodat de overeenkomst wordt geacht nooit te hebben bestaan. Een beroep op art. 3:35 door de caféhouder is niet aan de orde, omdat hij in dit geval de wederpartij van een handelingsonbekwame is. De bescherming van een handelingsonbekwame heeft altijd voorrang boven de bescherming van het gerechtvaardigd vertrouwen van diens wederpartij.
     

Antwoord 6

  1. Bas is niet aansprakelijk, want hij is slechts 12 jaar (art. 6:164). Karel, 14 jaar, is wel aansprakelijk (onrechtmatigheid in de zin van art. 6:162: inbreuk op een subjectief recht; toerekenbaarheid op grond van art. 6:165; ten slotte zijn schade, causaal verband en relativiteit in de zin van art. 6:163 aanwezig).

  2. Ja, op grond van art. 6:169 lid 1 (risico-aansprakelijkheid).

  3. Ja, op grond van art. 6:169 lid 2 zijn de ouders in beginsel aansprakelijk voor de fout van Karel, maar zij kunnen proberen zich te disculperen (schuldaansprakelijkheid met omkering van de bewijslast).

 

Antwoord 7 Het gaat hier om onrechtmatigheid bij gevaarzetting, dus om het scheppen en/of laten voortbestaan van gevaar voor eens anders persoon of goed (onderdeel van de maatschappelijke betamelijkheid, de zorgvuldigheidsnorm). Het is dus niet de bedoeling dat de studenten hier een opsomming van alle vereisten van art. 6:162 geven. Zij moeten in dit verband wél aandacht besteden aan de vraag of sprake is van onbetamelijkheid. Het antwoord op deze vraag hangt af van: (1) de mate van waarschijnlijkheid dat anderen niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht nemen, (2) de grootte van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, (3) de ernst van de mogelijke gevolgen en (4) de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen (Hijma-Olthof, nr. 408, onderdeel C onder ‘Gevaarzetting’). De studenten kunnen hier het kelderluik-arrest noemen, maar dat hoeft niet, nu het hier niet om een verplicht arrest gaat.

 

Antwoord 8

  1. Anneloes moet eigenlijk de fiets zowel aan Bert als aan Cor leveren, want zij heeft met beiden een geldige koopovereenkomst gesloten. Bert en Cor hebben dus beiden recht op levering, zodat er sprake is van botsende rechten op levering. Art. 3:298 bepaalt voor deze situatie dat in de onderlinge verhouding tussen Bert en Cor in beginsel het oudste recht op levering voorgaat. Bert heeft dus voorrang boven Cor, omdat Bert het recht op levering op 1 februari 2007 verkreeg en Cor op 2 februari 2007.

  2. Ja, want aan alle vereisten voor een geldige overdracht is voldaan: geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid (art. 3:84 lid 1).

  3. Anneloes moet jegens Bert nakomen, maar kan dat niet meer. Zij pleegt wanprestatie jegens Bert en is jegens hem dus schadeplichtig (art. 6:74), maar met deze actie verkrijgt Bert de fiets niet in eigendom. Hij kan de fiets alleen van Cor verkrijgen. Cor is hiertoe contractueel niet verplicht, hoogstens op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162). Hiertoe is vereist dat Cor zich bewust was van het aanmerkelijke nadeel dat Bert zou lijden als de fiets niet aan hem zou worden geleverd, en dat er sprake is van bijkomende bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer Anneloes door Cor wordt aangezet tot het plegen van wanprestatie jegens Bert, waardoor Cor een onrechtmatige daad jegens Bert pleegt (arrest Pos – Van den Bosch). In dat geval is schadevergoeding in natura mogelijk op grond van art. 6:103. Dit betekent dat Cor de fiets moet leveren aan Bert ten titel van schadevergoeding (de titel in de zin van art. 3:84 lid 1 is dan een verbintenis uit de wet).

 

Antwoord 9

  1. Henk is nog steeds eigenaar en middellijk bezitter van het boek (art. 3:107 lid 3) en Irene is nog steeds houder van het boek voor Henk, nu zij in die hoedanigheid niet c.p. aan Jan kan leveren (art. 3:111). Anders gezegd: Irene kan zich niet buiten Henk om maken van houder voor Henk tot houder voor Jan (het zogenaamde verbod van interversie). Jan is dus geen eigenaar en evenmin bezitter van het boek geworden. Men komt niet toe aan de derdenbeschermingsregel van art. 3:86 lid 1, omdat deze bepaling slechts beschermt tegen beschikkingsonbevoegdheid, maar niet tegen een leveringsgebrek (de levering c.p. door een houder).

  2. Ja, want dan is er geleverd door middel van overhandiging (terhandstelling) van het boek en niet door middel van c.p. (een houder kan op alle wijzen leveren, behalve c.p.). Jan heeft een geldige titel (de koopovereenkomst met Irene) en ook de levering is op zichzelf geldig in de zin van art. 3:84 lid 1. Het probleem is alleen dat er is geleverd door een beschikkingsonbevoegde houder. Daartegen wordt Jan echter beschermd door art. 3:86 lid 1, nu hij te goeder trouw is (op het tijdstip van de overhandiging) en anders dan om niet heeft verkregen.

 

Antwoord 10

  1. Door middel van een daartoe bestemde (authentieke of onderhandse) akte tussen Eduard en Frits en mededeling daarvan aan Dirk door Eduard of Frits. Dit is de zogenaamde openbare cessie (art. 3:94 lid 1). Alternatief: door middel van een daartoe bestemde authentieke of geregistreerde onderhandse akte zonder mededeling daarvan aan Dirk. Dit is de zogenaamde stille cessie (art. 3:94 lid 3).

  2. Frits wordt niet beschermd door art. 3:88 (er is immers geen sprake van een ongeldige vroegere overdracht, die het gevolg is van een titelgebrek of een leveringsgebrek in een vorige schakel), maar wel door art. 3:36. Dirk heeft immers een schuldbekentenis getekend. Frits nam op grond daarvan aan dat Dirk geld aan Eduard was verschuldigd, en Frits mocht dat ook aannemen. Frits is derde en heeft in redelijk vertrouwen op de juistheid van zijn veronderstelling dat Dirk geld aan Eduard was verschuldigd, een rechtshandeling verricht, namelijk de koop van de vordering op Dirk. Het rechtsgevolg hiervan is dat Dirk met betrekking tot de cessie door Eduard aan Frits geen beroep kan doen op de onjuistheid van de veronderstelling van Frits. Dirk zal dus aan Frits moeten betalen.

 

Antwoord 11

  1. De stelling is onjuist. Pandrecht kan immers behalve op roerende zaken ook op vorderingen worden gevestigd en hypotheek kan behalve op onroerende zaken ook op vermogensrechten, bijvoorbeeld een erfpachtsrecht, worden gevestigd. De stelling moet dus luiden dat pandrecht altijd op niet-registergoederen wordt gevestigd en dat hypotheekrecht altijd op registergoederen wordt gevestigd (art. 3:227 lid 1, tweede zin, jo. art. 3:10).

  2. De pandhouder en de hypotheekhouder kunnen zich op de goederen van hun debiteur, waarop het pandrecht of hypotheekrecht rust, verhalen alsof er geen faillissement was (art. 57 lid 1 Fw).

  3. De pandhouder en de hypotheekhouder kunnen de goederen van hun debiteur, waarop het pandrecht of hypotheekrecht rust, executeren zonder dat zij daartoe een executoriale titel en beslag nodig hebben (art. 3:248 en 268).

 

Antwoord 12

  1. Neen, niet via art. 3:33 jo. art. 6:217, want de wil bij Otto ontbreekt. Evenmin via art. 3:35 jo. art. 6:217, want er is bij Piet misschien wel sprake van vertrouwen, maar niet van gerechtvaardigd vertrouwen (art. 3:35 jo. art. 3:11). Het prijsverschil tussen € 99,- en € 999,- is immers veel te groot om het vertrouwen van Piet gerechtvaardigd te doen zijn.

  2. Ja, want alle rechtshandelingen zijn vormloos, tenzij de wet anders bepaalt(art. 3:37 lid 1).

 

Oefenvragen juni 2005

 

Vraag 1
Adriaanse heeft een kostbare collectie schilderijen. Op 14 januari 2005 wordt hij onder curatele gesteld. Op 20 januari 2005 verkoopt Adriaanse een schilderij voor een goede prijs aan Damstra. Damstra weet niet van de ondercuratelestelling. Welk alternatief is juist?

 

  1. De koopovereenkomst is nietig.

  2. De koopovereenkomst is zonder meer vernietigbaar.

  3. De koopovereenkomst is vernietigbaar, tenzij Damstra gerechtvaardigd heeft vertrouwd dat de verklaring van Adriaanse overeenstemde met zijn wil.

  4. De koopovereenkomst is vernietigbaar, maar Damstra kan een beroep doen op gerechtvaardigd vertrouwen, tenzij het beroep daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.

 

Vraag 2
Breedveld koopt bij Van Haaften veertig dozen wijn, af te leveren op 31 augustus 2004. Volgens de toepasselijke algemene voorwaarden dient betaling te geschieden binnen 30 dagen na aflevering. Op 15 augustus 2004 hoort Van Haaften dat Breedveld in betalingsmoeilijkheden verkeert. Van Haaften vreest dat – als hij de wijn aan Breedveld levert – Breedveld nooit zal betalen. Welk alternatief is juist?

 

  1. Van Haaften is gebonden aan de overeenkomst en kan pas een beroep doen op een opschortingsrecht als zijn vordering opeisbaar is en Breedveld zijn verbintenis niet nakomt.

  2. Van Haaften heeft goede grond om te twijfelen aan betaling door Breedveld en kan op die grond de levering opschorten.

  3. Van Haaften kan geen beroep doen op een opschortingsrecht; dit kan alleen Breedveld doen.

  4. Als Van Haaften zijn levering opschort, maakt hij zich schuldig aan schuldeisersverzuim.

 

Vraag 3
Welk alternatief is juist?

  1. Zowel vernietiging wegens dwaling als ontbinding wegens wanprestatie heeft terugwerkende kracht.

  2. Noch vernietiging wegens dwaling noch ontbinding wegens wanprestatie heeft terugwerkende kracht.

  3. Vernietiging wegens dwaling heeft in beginsel terugwerkende kracht, ontbinding wegens wanprestatie niet.

  4. Vernietiging wegens dwaling heeft in beginsel geen terugwerkende kracht, ontbinding wegens wanprestatie wel.

 

Vraag 4
Bert bestelt bij Karel een oven voor zijn nieuwe keuken. Afgesproken wordt dat Karel de oven uiterlijk 31 maart 2005 zal leveren. Op 20 maart 2005 laat Karel aan Bert weten dat het door Bert bestelde type tijdelijk niet meer leverbaar is en hij dus niet kan voldoen aan zijn verplichting om uiterlijk 31 maart 2005 te leveren. Welk alternatief is juist?

 

  1. Bert moet Karel in gebreke stellen voordat hij schadevergoeding kan vorderen.

  2. Karel is zonder ingebrekestelling in verzuim op 31 maart 2005.

  3. Karel is zonder ingebrekestelling in verzuim op 20 maart 2005.

  4. De tekortkoming is niet toerekenbaar aan Karel, dus ontbinding is niet mogelijk.

Vraag 5

Arend geeft aan scheepsmakelaar Klaassen opdracht om voor zijn (Arends) rekening en in zijn (Arends) naam een boot te kopen. Klaassen vindt de boot bij De Vloot BV en koopt hem in naam van Arend. Waarvan is hier sprake?

 

  1. Uitsluitend lastgeving en volmacht.

  2. Lastgeving, volmacht en vertegenwoordiging.

  3. Uitsluitend vertegenwoordiging.

  4. Uitsluitend volmacht en vertegenwoordiging.

 

Vraag 6

Cees brengt zijn schilderij ter restauratie naar Hermance. Hermance heeft geen tijd om zelf te restaureren en besteedt de restauratie uit. Als Cees het schilderij komt ophalen, blijkt dat het door de restauratie onherstelbaar is beschadigd. Cees vordert schadevergoeding van Hermance. Welk alternatief is juist?

 

  1. Hermance is aansprakelijk als de restauratie is verricht door een werknemer, maar niet als de restauratie is verricht door een restaurateur buiten dienstverband.

  2. Hermance zou alleen aansprakelijk zijn als zij de restauratie zelf had verricht.

  3. Hermance is zowel aansprakelijk als de restauratie door een werknemer van haar is verricht als wanneer de restauratie buiten dienstverband door een andere restaurateur is verricht.

  4. Hermance is aansprakelijk als de restauratie is verricht door een werknemer, maar niet als de reparatie is verricht door een leidinggevende werknemer in haar atelier.

 

Vraag 7
Welk arrest is van belang voor de toepassing van art. 6:248 BW?

 

  1. Saladin/HBU.

  2. Quint/Te Poel.

  3. Knabbel en Babbel.

  4. Vermeulen/Lekkerkerker.

 

Vraag 8
Op welke wijze(n) kan een overeenkomst op grond van dwaling worden vernietigd?

 

  1. Door een buitengerechtelijke verklaring, mits schriftelijk gedaan.

  2. Uitsluitend door in rechte een beroep op vernietigbaarheid te doen.

  3. Door in rechte een beroep te doen op de vernietigbaarheid of door een schriftelijke buitengerechtelijke verklaring.

  4. Door in rechte een beroep te doen op de vernietigbaarheid of door een vormvrije buitengerechtelijke verklaring.

 

Vraag 9

Welk alternatief is juist?

 

  1. Schade kan alleen worden vergoed door betaling van een geldbedrag.

  2. Schadevergoeding omvat vermogensschade en ander nadeel; ander nadeel kan alleen worden vergoed door schadevergoeding in natura.

  3. De rechter kan schadevergoeding niet matigen tot een lager bedrag dan waarvoor de schuldenaar zijn aansprakelijkheid door verzekering heeft gedekt.

  4. Uit de plaatsing van de art. 6:95-110 BW kan worden afgeleid dat zij slechts betrekking hebben op de omvang van de schadevergoeding wegens wanprestatie en niet op de omvang van de schadevergoeding wegens onrechtmatige daad.

 

Vraag 10

Albert koopt op 13 mei 2005 een bureau bij De Keizer BV. Op 16 mei 2005 gaat Albert naar De Keizer BV om de koopovereenkomst te tekenen. Albert betaalt de koopsom op 18 mei 2005. Het bureau moet nog eenmaal worden gelakt en op 20 mei 2005 komt Albert het bureau ophalen. Wanneer is Albert eigenaar van het bureau geworden?

 

  1. Op 13 mei 2005.

  2. Op 16 mei 2005.

  3. Op 18 mei 2005.

  4. Op 20 mei 2005.

 

Vraag 11
Welk goed is een registergoed?

 

  1. Het hypotheekrecht op een teboekstaand schip.

  2. Het pandrecht op een vordering op naam.

  3. Het vruchtgebruik op een auto.

  4. Het recht op levering van een huis.

 

Vraag 12
Winnie heeft een gloednieuwe fiets. De eerste dag dat zij de fiets voor haar huis stalt, wordt het zadel gestolen. Uit woede steelt zij op haar beurt een zadel en plaatst dat op haar fiets. Wanneer wordt zij eigenaar van het zadel?

 

  1. Na drie jaren.

  2. Na vijf jaren.

  3. Na twintig jaren.

  4. Direct.

 

Vraag 13

Uit de loods van Zeilboot BV wordt op 1 juli 2004 het aan Zeilboot BV toebehorende motorjacht Helena ontvreemd. De dief, Karel, heeft een botenwinkel. Daar biedt hij het jacht te koop aan. Alexander, die niet weet dat het een gestolen jacht is, koopt het jacht op 15 augustus 2004 in Karels botenwinkel voor € 30 000 en betaalt direct. Het jacht wordt op 1 september 2004 aan Alexander geleverd. Welk alternatief is juist?

 

  1. Zeilboot BV kan het jacht gedurende drie jaren na 1 juli 2004 revindiceren.

  2. Alexander wordt op 1 september 2004 eigenaar.

  3. Zeilboot BV kan het jacht gedurende twintig jaren na 1 juli 2004 revindiceren.

  4. Zeilboot BV kan het jacht gedurende drie jaren na 1 september 2004 revindiceren.

 

Vraag 14

Lex heeft een boomgaard. Hij wil regelen dat Hans gedurende tien jaren elk jaar recht heeft op de oogst van de boomgaard. Hoe kan hij dat regelen?

  1. Door cessie van de oogst.

  2. Door het vestigen van een vruchtgebruik.

  3. Door het vestigen van een hypotheek.

  4. Door het vestigen van een erfdienstbaarheid.

 

Vraag 15

Groothandel BV wil geld lenen bij Bank X. Daartoe eist de Bank dat Groothandel BV de bestaande vorderingen van Groothandel BV op haar afnemers aan de Bank verpandt. Welk alternatief is juist?

  1. Stille verpanding van een vordering op naam is uitsluitend mogelijk door overhandiging van het papier dat de vordering belichaamt.

  2. Voor verpanding van de vorderingen is mededeling aan de afnemers noodzakelijk.

  3. Stille verpanding is pas een feit als de authentieke akte is ingeschreven in de openbare registers.

  4. Voor stille verpanding is een onderhandse akte, mits geregistreerd, voldoende.

 

Antwoorden oefenvragen juni 2005

1B
2B
3C
4C
5B
6C
7A
8D
9C
10D
11A
12D
13B
14B
15D

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Content is used in bundle
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.