Supersamenvatting Internationaal Recht

Deze samenvatting somt de belangrijkste begrippen bij het internationaal recht op (geschreven 2013-2014)


Deel 1 : Begrip en aard van het internationaal publiekrecht

internationaal recht

Internationaal recht heeft betrekking op rechtsbetrekkingen in de gehele wereld. Grensoverschrijdende problemen leiden tot de noodzaak van nauwere internationale samenwerking.

 

internationaal publiekrecht

Internationaal publiekrecht regelt de uitoefening van publiek gezag in de internationale gemeenschap. Het kent bevoegdheden toe aan de entiteiten die publiek gezag uitoefenen (staten en internationale organisaties) en bepaalt het juridische kader waarbinnen zij deze bevoegdheden moeten uitoefenen.

 

internationaal privaatrecht

Internationaal privaatrecht bestaat deels uit verdragen die conflicten tussen rechtsstelsels voorkomen door het privaatrecht van staten te uniformeren. Om belangen van de internationale gemeenschap te beschermen kan het wenselijk zijn privaatrechtelijke betrekkingen te reguleren. Daarnaast laten staten publieke taken in toenemende mate vervullen door private instellingen. Het onderscheid met het internationaal publiekrecht is niet heel scherp.

 

rechtsbronnen

Internationaal recht kent 4 rechtsbronnen: gewoonterecht (recht dat ontstaat uit de praktijk van staten in combinatie met een rechtsovertuiging), verdragen, besluiten van internationale organisaties en algemene rechtsbeginselen.

 

dualisme en monisme

In de dualistische leer wordt aangenomen dat de internationale rechtsorde en de nationale rechtsorde gescheiden zijn; zij hebben gescheiden rechtsbronnen en verschillende subjecten. Gevolg van deze scheiding is dat internationaal recht geen rechtsbetrekkingen in de nationale rechtsorde kan bepalen en nationaal recht zonder juridische betekenis is in de internationale rechtsorde. In de monistische leer wordt ervan uitgegaan dat er één rechtsorde bestaat waarvan zowel internationaal recht als nationaal recht deel uitmaken.

 

De verhouding tussen de internationale en de nationale rechtsorde kan niet strikt dualistisch of monistisch genoemd worden.

 

3 vormen internationaal publiekrecht

Het internationaal publiekrecht kent 3 vormen: het recht van co-existentie (de bescherming van de aanspraak van staten op de uitoefening van publiek gezag binnen hun grondgebeid), het recht van samenwerking (kenmerkt zich dor een actieve samenwerking waarbij onderlinge bevoegdheden naast elkaar bestaat, staten informatie uitwisselen en beleid op elkaar afstemmen) en het recht van integratie (waarbij de bescherming en de uitvoering van publieke taken georganiseerd wordt op bovennationaal niveau).

 

Deel 2 : Subjecten van Recht

Rechtssubjecten

Rechtssubjecten zijn actoren die de bekwaamheid bezitten om deel te nemen aan het rechtsverkeer in de (inter)nationale rechtsorde. Tot de rechtsubjecten in de internationale rechtsorde behoren de staten, internationale organisaties, bevrijdingsbewegingen, de facto regimes en individuen. Daarnaast zijn er nog tal van overige subjecten die een zekere status hebben. Hierbij kan gedacht worden aan volkeren, minderheden, inheemse volkeren en het Rode Kruis. Ook hebben staten aanvaard dat zowel Vaticaanstad als de Heilige Stoel (het centrale bestuursorgaan van de Rooms-katholieke kerk) rechtssubjectiviteit bezit.

 

Rechtssubjectiviteit

Rechtssubjectiviteit houdt in dat een persoon of entiteit kan worden aangeduid als internationaal rechtssubject indien hij of zij de juridische bekwaamheid heeft om binnen de internationale rechtsorde deel te nemen aan het rechtsverkeer.

 

Volledige en beperkte rechtsbevoegdheid

Er valt een onderscheid te maken tussen subjecten die volledige rechtssubjectiviteit bezitten en subjecten met beperkte rechtssubjectiviteit. Een entiteit met volledige rechtssubjectiviteit bezit de bekwaamheid om op alle mogelijke manieren deel te nemen aan het rechtsverkeer; een entiteit met beperkte rechtssubjectiviteit heeft een aantal, maar niet alle bekwaamheden dit voort kunnen vloeien uit rechtssubjectiviteit.

Alleen een staat bezit (van rechtswege) volledige rechtssubjectiviteit.

 

Criteria rechtssubjectiviteit

Wie rechtssubjectiviteit hebben binnen de internationale rechtsorde kan alleen worden afgeleid uit de praktijk. Als vuistregel kan worden aangenomen dat entiteiten en personen rechtssubjectiviteit hebben wanneer zij internationale bevoegdheden, rechten of plichten bezitten.

 

Staten

De belangrijkste subjecten in de internationale rechtsorde zijn staten. Staten kenmerken zich door uitoefening van publiek gezag over een grondgebied en de daar levende bevolking en onafhankelijkheid van andere staten.

 

Internationale organisaties

Internationale organisaties kunnen aangeduid worden als intergouvernementele organisaties, ter onderscheiding van de non-gouvernementele organisaties. Internationale gouvernementele organisaties zijn opgericht door entiteiten die publiek gezag uitoefenen om publieke taken uit te voeren. De reikwijdte van de bevoegdheden omvat slechts de doelstellingen en taken die de leden aan de organisatie hebben gegeven (specialiteitsbeginsel).

 

De facto regimes

De facto regimes zijn niet statelijke entiteiten die effectief gezag uitoefenen over een deel van het grondgebied van een bestaande staat en de daar levende bevolking omdat effectief gezag ontbreekt in de desbetreffende staat. De facto regimes beperken zich tot wat nodig is om de strijd waarin ze zijn verwikkeld te laten verlopen via minimale regels van humaniteit.

 

Bevrijdingsbewegingen

Bevrijdingsbewegingen zijn groeperingen die vechten tegen een koloniale mogendheid of een bezettende macht. Ze hebben een vollere rechtssubjectiviteit dan de facto regimes, vanwege een algemeen gevoelde onrecht van koloniale overheersing en bezetting.

 

Internationale non-gouvernementele organisaties (NGO’s)

NGO’s zijn private organisaties die grensoverschrijdend opereren. De internationale rechtsorde kent in beginsel geen internationale rechtssubjectiviteit toe aan deze NGO’s. Ze worden uitsluitend beheerst door het nationale recht van de staat waarin zij zijn gevestigd.

 

Multinationale ondernemingen

Multinationale ondernemingen zijn ondernemingen die economisch actief zij in meer dan één staat. Ook zij hebben in beginsel uitsluitend rechtssubjectiviteit binnen de nationale rechtsorde.

 

Natuurlijke personen

Natuurlijke personen hebben bepaalde individuele rechten binnen de internationale rechtsorde, zonder afhankelijk te zijn van de nationale rechtsorde. De omvang van de internationale rechtssubjectiviteit van natuurlijke personen binnen de rechtsorde is beperkt.

 

Deel 3 : Staten

 

Kenmerken staat

Een staat heeft 4 kenmerken: bevolking, grondgebied, gezagsstructuur en onafhankelijkheid.

 

Soevereiniteit

Soevereiniteit houdt in dat een staat onafhankelijk is van andere staten in het kiezen van een politieke, sociale en economische structuur. Het gaat dan om juridische onafhankelijkheid. Soevereiniteit bevat ook het recht om deel te nemen aan de internationale rechtsorde.

 

Gezagsstructuur

Een gezagsstructuur bestaat uit de overheid, het geheel van instellingen dat publiek gezag uitoefent (staatshoofd, regering, leger, wetgevende organen en rechtsprekende organen).

 

Grondgebied

Het grondgebied omvat juridisch het land, de binnenwateren, voor de staten die aan zee grenzen een territoriale zee van max. 12 zeemijl en de lucht boven elk van deze gebieden.

 

Bevolking

Bevolking is verbonden met het grondgebied en is een van de fundamenten van de territoriaal gedefinieerde staat. In beginsel hebben alleen onderdanen recht op toegang tot een staat. Ook hebben alle personen die zich op het grondgebied van een staat bevinden recht op bescherming van de staat waar zij verblijven.

 

Totstandkoming staten

Staten kunnen totstandkomen door afscheiding, ontbinding en aaneensluiting. Afscheiding houdt in dat onder bijzondere omstandigheden een entiteit die gezag uitoefent over een deel van het grondgebied van een bestaande staat zich van deze staat kan afscheiden en een nieuwe staat kan vormen. Ontbinding houdt in dat nieuwe staten ontstaan door het uiteenvallen van een bestaande staat in twee of meer staten. Aaneensluiting houdt in dat nieuwe staten ontstaan door samenvoeging van 2 of meer bestaande staten. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen absorptie (een staat gaat op in een andere staat) of een situatie waarin twee staten een geheel nieuwe staat vormen.

 

4 criteria staat

Er zijn 4 criteria om vast te stellen of er sprake is van een (nieuwe) staat. Er dient sprake te zijn van effectiviteit, legaliteit, zelfbeschikking en erkenning.

 

Erkenning

Erkenning is een eenzijdige handeling van een staat ten opzichte van een nieuwe entiteit die aanspraak maakt op de juridische status van staat, waarbij deze staat aanvaardt dat de nieuwe entiteit voldoet aan de vereisten voor staatsvorming. De erkenning kan uitdrukkelijk of impliciet gebeuren.

 

Opvolging staten

Opvolging van staten kan worden onderscheiden in voortzetting en statenopvolging. Voortzetting vindt plaats wanneer een bestaande staat uiteenvalt en een van de overblijvende staten de rechtssubjectiviteit van de oude staat voortzet; de statenopvolging vindt plaats wanneer een nieuwe staat niet kan worden beschouwd als voortzetting van een oude staat.

De regels met betrekking tot de opvolging van staten zijn met name gewoonterechtelijk van aarde en betreffen in het bijzonder grenzen, verdragen, nationaliteit, bezittingen, lidmaatschap van internationale organisaties en aansprakelijkheid.

 

Deel 4 : Afbakening

 

Beginsel van non-interventie

Het beginsel van non-interventie houdt in dat staten geen dwang mogen uitoefenen jegens een andere staat met de bedoeling de interne aangelegenheden van die staat te beïnvloeden. Het beginsel van non-interventie is vrijwel nooit juridisch erkend.

 

Rechtsmacht

Rechtsmacht is de bevoegdheid om regels te stellen of te handhaven ten aanzien van personen of gebeurtenissen. Hierbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen de wetgevende macht, de rechterlijke macht en de handhavende macht.

 

Rechtsgronden

Internationaal recht kent een beperkt aantal gronden waaraan staten hun rechtsmacht kunnen ontlenen. De belangrijkste zijn het territorialiteitsbeginsel (een staat heeft onbeperkte rechtsmacht op zijn eigen grondgebied en ten aanzien van personen of gebeurtenissen buiten zijn grondgebied wanneer de gevolgen plaatsvinden op het eigen grondgebied), het nationaliteitsbeginsel (een staat heeft gezag over zijn eigen onderdanen, waar die zich ook bevinden), het beschermingbeginsel (geeft staten rechtsmacht ten aanzien van personen of gebeurtenissen buiten het grondgebied van een staat wanneer de betreffende handelingen vitale belangen van de staat kunnen raken) en het universaliteitsbeginsel (geeft staten rechtsmacht wanneer fundamentele waarden van de internationale gemeenschap geschonden worden die niet onder de eerste 3 beginselen vallen).

 

Immuniteit

Immuniteit vormt een beperking van de territoriale rechtsmacht van staten. Deze immuniteit kan vervallen wanneer een staat afstand doet van zijn immuniteit. Dit kan door middel van een internationale overeenkomst, een contract, uitdrukkelijke toestemming of impliciet door de proceshouding.

Immuniteit kan functioneel of personeel zijn. Functionele immuniteit is de immuniteit voor publieke handelingen verricht in functie; deze immuniteit blijft ook voortbestaan na beëindiging van de functie. Personele immuniteit is de immuniteit van gezagdragers voor handelingen verricht tijdens de functie, ongeacht de aard van de handelingen.

 

Diplomatiek recht

Diplomatiek recht geeft staten de mogelijkheid om een diplomatieke missie uit te zenden naar een andere staat om hun eigen belangen en de belangen van hun onderdanen in de ontvangende staat te behartigen. De gaststaat moet wel met deze missie instemmen.

 

Consulair recht

Consulair recht biedt staten de mogelijkheid hun belangen en de belangen van hun onderdanen in andere staten te beschermen.

 

Privileges

Privileges zijn vrijstellingen van nationale wetten in de ontvangende staat.

 

Immuniteiten

Immuniteiten zijn bescherming tegen rechtsprekende en handhavende macht door de ontvangende staat.

 

Bijzondere rechtsmachtregels

Er zijn diverse bijzondere rechtsmachtregels:

  • Rechtsmacht van de zee  activiteiten op zee worden beheerst door de van territorialiteit afgeleide rechtsmacht en het nationaliteitsbeginsel, en met name de rechtsmacht van de vlaggenstaat (staat van de nationaliteit van de schepen). De staat heeft concurrente rechtsmacht in zones waar de kuststaat rechtsmacht heeft, en exclusieve rechtsmacht op volle zee.

  • Rechtsmacht op binnenwateren  onder binnenwateren worden alle havens, estuaria en andere wateren aan landzijde van de laagwaterlijn verstaan. Met uitzondering van oorlogsschepen kan de kuststaat zijn wetgeving van toepassing verklaren en handhaven in interne wateren

  • Rechtsmacht territoriale zee  de territoriale zee strekt zich uit tot max. 12 zeemijl gemeten vanaf de basislijn. Schepen van alle staten hebben recht op vrije doorgang over de territoriale zee

  • Rechtsmacht archipelwateren  staten die geheel bestaan uit (delen van) eilanden mogen onder bepaalde voorwaarden rechte basislijnen trekken tussen de punten van de uiterste eilanden van de archipel

  • Rechtsmacht over de aansluitende zone  de aansluitende zone is een gebied voorbij de territoriale zee tot max. 24 zeemijl uit de basislijn. In deze zone mag de kuststaat zijn voorschriften handhaven ten aanzien van douane, belastingen, immigratie en volksgezondheid

  • Rechtsmacht continentaal plat  het continentaal plat is de zeebodem die de natuurlijke voortzetting van het land vormt. De breedte van het continentaal plat is in ieder geval 200 zeemijl en niet breder dan 350 zeemijl. De kuststaat heeft functionele rechtsmacht op het continentaal plat met betrekking tot exploratie en exploitatie

  • Rechtsmacht Exclusieve Economische Zone  binnen de EEZ heeft de kuststaat exclusieve rechten met betrekking tot de exploratie en exploitatie van levende en niet levende rijkdommen, de bouw en het gebruik van kunstmatige eilanden en installaties, wetenschappelijk zeeonderzoek en de bescherming en het behoud van het zeemilieu. De EEZ is max. 200 zeemijl breed vanaf de basislijn

  • Rechtsmacht op volle zee  de volle zee is het zeegebied dat niet valt binnen de EEZ, de territoriale zee of interne wateren. Alle staten kunnen gebruikmaken van de vrijheden van de volle zee. Schepen op volle zee zijn onderworpen aan de rechtsmacht van de vlaggenstaat

  • Rechtsmacht diepzeebodem  de zeebodem buiten de EEZ en het continentaal plat is gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid. Alle rechten op de natuurlijke delfstoffen komen toe aan de mensheid als geheel.

  • Rechtsmacht lucht  de lucht boven het grondgebied van een staat (met inbegrip van de lucht boven de territoriale zee) valt onder de exclusieve rechtsmacht van de betreffende staat

  • Rechtsmacht ruimte  de ruimte begint waar het luchtruim eindigt. De ruimte valt geheel buiten de territoriale rechtsmacht van staten en is vrij voor gebruik door alle staten

 

Deel 5 : Internationale organisaties

Internationale organisaties

Een internationale organisatie is een samenwerkingverband waar twee of meer staten of andere internationale organisaties lid van zijn en die rechtspersoonlijkheid bezitten. Internationale organisaties ontstaan door middel van toebedeling van taken door staten en worden beheerst door het internationale recht. Organisaties hebben in beginsel alleen die rechten en plichten die hen zijn toegekend en die nodig zijn voor de uitoefening van de functie.

 

Organen

Internationale organisatie kennen in het algemeen drie typen organen: organen die leden vertegenwoordigen (deze hebben vaak de meeste macht in de besluitvorming), organen die de bevolkingen van de leden vertegenwoordigen (meestal een selectie uit de nationale volksvertegenwoordiging) en organen die bestaan uit onafhankelijke personen.

 

 

Verenigde Naties (VN)

De VN is de belangrijkste mondiale organisatie, wiens doel het is om de internationale vrede en veiligheid te beschermen; daarnaast is een belangrijk deel van de werkzaamheden van de VN gericht op sociale en economische kwesties (armoedebestrijding, gezondheidszorg, bescherming rechten van de mens).

De doelstellingen, bevoegdheden, organisatie en werkwijze van de VN zijn geregeld in het Handvest van de VN. De VN heeft 6 hoofdorganen: de Algemene Vergadering, de Veiligheidsraad, de Economische en Sociale Raad, de Trustschapsraad, het IGH en het Secretariaat.

 

Gespecialiseerde organisaties

De VN kent een uitgebreid netwerk van gespecialiseerde organisaties. Dit zijn zelfstandige organisaties die met de VN in verband zijn gebracht door middel van overeenkomsten met de Economische en Sociale Raad.

 

Raad van Europa

Doelstellingen van de Raad van Europa zijn het beschermen van de democratische veiligheid in Europa, gebaseerd op de rechten van de mens, de democratie en de rechtsstaat. De Raad biedt vooral een kader voor het ontwikkelen en sluiten van verdragen.

 

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)

De NAVO is opgericht als een militair bondgenootschap dat westerse staten bescherming moest bieden tegen het Oostblok. Een aanval op een of meer leden wordt beschouwd als een aanval tegen hen allen.

 

Totstandkoming internationale organisaties

De meeste internationale organisaties worden opgericht bij verdrag. In een aantal gevallen worden internationale organisaties opgericht ter opvolging van al bestaande organisaties. De bevoegdheden, rechten en plichten van de nieuwe organisatie worden in het oprichtingsverdrag van de nieuwe organisatie vastgelegd. Internationale organisaties kunnen las laatst ook worden opgericht door andere internationale organisaties.

 

Open en gesloten organisaties

Internationale organisaties kunnen worden onderscheiden in open organisaties en gesloten organisaties. Open organisaties staan open voor alle staten in de wereld; gesloten organisaties staan alleen open voor die staten die voldoen aan bepaalde criteria.

 

Toetreding

Toetreding van een organisatie tot een andere organisatie is mogelijk wanneer aan een tweetal voorwaarden is voldaan: de organisatie die toetreedt moet daar naar intern recht toe bevoegd zijn en het oprichtingsverdrag van de organisatie tot welke een andere organisatie toetreed moet openstaan voor toetreding van internationale organisaties. Daarnaast kunnen ook andere entiteiten worden betrokken bij het werk van de organisatie.

 

Bevoegdheden van internationale organisaties

Bevoegdheden van internationale organisaties worden in beginsel bepaald door het attributiebeginsel: internationale organisaties hebben alleen die bevoegdheden die de staten die hen hebben opgericht aan de organisatie hebben toegekend. Organisaties kunnen ook bevoegdheden bezitten die niet uitdrukkelijk zijn toegekend, maar die worden geïmpliceerd op grond van de doelstellingen en functies van de organisatie.

Alternatieve mogelijkheid voor een internationale organisatie te ontwikkelen die verder gaan dan de bevoegdheden die uitdrukkelijk aan de organisatie zijn toegekend is de feitelijke uitoefening van bevoegdheden.

 

Bevoegdheden tot het verrichten van rechtshandelingen

De bevoegdheid om rechtshandelingen te verrichten vloeit voort uit de rechtspersoonlijkheid van de organisatie. De belangrijkste is de bevoegdheid met staten of met andere internationale organisaties verdragen te sluiten. Ook zijn internationale organisaties bevoegd tot het stellen van rechtsvorderingen om de rechten van de organisatie en haar gezagsdragers te beschermen.

 

Internationale non-gouvernementele organisaties (NGO’s)

NGO’s zijn private organisaties die grensoverschrijdend opereren. Zij kunnen grote invloed uitoefenen op de totstandkoming en naleving van internationaal recht. NGO’s zijn geen rechtssubjecten in het internationaal publiekrecht: zij valleen onder het nationale recht van herkomst.

 

Deel 6 : Bronnen van het recht

 

Bronnen van internationaal recht

Er zijn diverse bronnen van internationaal recht: internationale verdragen, internationale gewoonte, de door de beschaafde naties erkende algemene rechtsbeginselen, de opvattingen van de meest bevoegde schrijvers der verschillende naties en besluiten van internationale organisaties.

Gewoonterecht

Gewoonterecht ontstaat uit een opeenvolging van elkaar ondersteunende gedragingen van staten die door actief aan een praktijk deel te nemen dan wel deze te dulden deze praktijk zodanig aanvaarden dat erop mag worden vertrouwd dat zij zich ook in de toekomst volgens die praktijk zullen gedragen.

Gewoonterecht wordt in hoofdzaak gevormd door staten, is wereldwijd van toepassing en kan zeer moeilijk door individuele staten worden verworpen; internationaal gewoonterecht wordt gevormd door de algemene praktijk en de rechtsovertuiging van staten.

 

Algemene praktijk

De praktijk van staten kan bestaan uit handelingen van alle staatsorganen oordeelde het IGH dat de statenpraktijk aan twee eisen moet voldoen: de praktijk moet gevolg worden door relatief veel staten (extensive) en de praktijk moet voldoende consistent zijn (virtually uniform).

 

Rechtsovertuiging

Een rechtsovertuiging is de reden dat staten een bepaalde praktijk volgen. Staten dienen de praktijk niet uitsluitend te volgen omdat deze politiek wenselijk is, maar omdat zij van oordeel zijn dat deze door internationaal recht wordt vereist dan wel toegestaan.

 

Persistent Objector

Een staat kan zich onttrekken aan de vorming van een regel van algemeen gewoonterecht door, gedurende de periode waarin deze regel zich ontwikkelt, regelmatig te kennen te geven dat hij deze regel niet als gewoonterecht aanvaardt.

 

Verdragen

Verdragen zijn overeenkomsten die op grond van internationaal recht verbinden zijn tussen de partijen en die door het internationaal publiekrecht worden beheerst. Andere termen voor verdragen zijn conventie, handvest, statuut en protocol.

Verdragen hebben de voorkeur boven gemeenterecht omdat verdragen sneller tot stand komen en staten door middel van een verdrag beter invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van het recht.

Over het algemeen worden verdragen tussen staten gesloten, maar deze kan ook door internationale organisaties gesloten worden. De facto regimes en particulieren kunnen geen verdragspartij zijn.

 

 

 

Besluiten van internationale organisaties

Besluiten van internationale organisaties vormen een rechtsbron die aansluit bij de erkenning van bovennationale publieke belangen, die zich niet laten reduceren tot interstatelijke aangelegenheden. Besluiten van internationale organisaties zijn in beginsel bindend voor de leden van de organisatie.

Besluiten van internationale organisaties kunnen worden onderscheiden in bindende besluiten en niet bindende besluiten. Bindende besluiten kunnen worden genomen door de organisatie wanneer haar bevoegdheden haar daartoe de bevoegdheid verlenen, en niet bindende besluiten kunnen ondanks dat ze niet bindend zijn juridisch relevant zijn voor de interpretatie en vorming van gewoonterecht.

 

Algemene rechtsbeginselen

Algemene rechtsbeginselen behoren tot het objectieve en algemene recht in de internationale rechtsorde. Zij vervullen een belangrijke bindende functie in de internationale gemeenschap. Er kunnen vier typen algemene rechtsbeginselen worden onderscheiden: beginselen die fundamenteel worden geacht voor het recht (zonder deze beginselen kan het recht niet functioneren), beginselen ontleend aan rechtvaardigheid of menselijkheid, beginselen die gemeenschappelijk zijn aan nationale rechtssystemen en derhalve in een vergelijkbare variant internationaal toegepast kunnen worden en beginselen van internationaal recht.

 

Eenzijdige handelingen

Eenzijdige handelingen bestaan uit een complex van zeer verschillende handelingen die (al dan niet in samenspel met handelingen van andere subjecten) tot rechtsgevolgen kunnen leiden. Eenzijdige handeling omvat zowel feitelijke handelingen als rechtshandelingen. Zowel feitelijke handelingen, berusting, erkenning, protest, toezegging als aanvaarding zijn eenzijdige rechtshandelingen.

 

Feitelijke handelingen

Feitelijke handelingen leiden tot rechtsgevolgen als een of meer andere betrokken staten bekend zijn met de handeling en nalaten om van dit handelen of nalaten afstand te nemen, dan wel dit uitdrukkelijk aanvaarden.

 

Berusting

Berusting vereist geen uitdrukkelijke handeling en kan toch leiden tot een nieuwe rechtspositie.

 

 

Erkenning

Erkenning is een eenzijdige handeling van een staat waarmee deze een bepaalde feitelijke of juridische toestand aanvaardt, met het rechtsgevolg als doel.

 

Protest

Protest kan voorkomen dat een handeling van een andere staat juridische betekenis krijgt.

 

Toezegging

Toezegging kan een verplichting creëren op grond van goede trouw en rechtszekerheid.

 

Aanvaarding

Aanvaarding kan ertoe leiden dat een andere staat op deze rechtshandeling vertrouwt, waarna de eerste staat niet zonder meer op die rechtshandeling kan terugkomen.

 

Rechterlijke uitspraken

Rechterlijke uitspraken zijn formeel geen bron van algemeen internationaal recht. Zij zijn wel een hulpmiddel voor het bepalen van de inhoud van de regel ook in meer algemene zin verduidelijken en ook nieuwe elementen aan een bestaande regel toevoegen.

 

Nationale rechtsbronnen

Nationaal recht heeft geen rechtsgevolgen in de internationale rechtsorde, maar kan op meer indirecte wijze wel van belang zijn voor het proces van rechtsvorming en voor de bepaling van de stand van het internationaal recht; internationale tribunalen kunnen te rade gaan bij het nationaal recht, en internationaal recht kan verwijzen naar nationaal recht.

 

Hiërarchie

Gewoonterecht, verdragsrecht en besluiten van internationale organisaties zijn in beginsel van gelijk gewicht. Uit art. 30 Verdragenverdrag blijkt echter dat in het geval van een conflict eerst naar de verdragen en besluiten van internationale organisaties moet worden gekeken.

Wanneer er geen uitdrukkelijke voorrangsbepalingen zijn gelden er algemene bepalingen: de lex posteriori, (een latere regel heeft voorrang boven een eerdere), de lex specialis derogat lege generali (een bijzondere regel gaat voor een algemene) en ius cogens (internationale fundamentele rechtsregels waar niet van mag worden afgeweken zijn van dwingend recht en hebben dus altijd voorrang).

 

Deel 7 : Verdragenrecht

 

Verdragenrecht

Verdragenrecht bestaat uit het geheel van rechtsregels dat de totstandkoming, toepassing, interpretatie, wijziging, opschorting en beëindiging van verdragen regelt. Algemene regels voor het verdragenrecht zijn te vinden in het Weens Verdragenverdrag (WVV). Het WVV bevat beginselen van internationaal recht met betrekking tot het verdragenrecht; de meeste staten kennen naast de internationale regels ook nationale regels met betrekking tot het verdragenrecht.

 

Verdragsvormen

Verdragen zijn in vergaande mate vormvrij. Zij kunnen zowel schriftelijk als mondeling worden afgesproken. Nederland geeft in de praktijk voorkeur aan schriftelijke verdragen, omdat de inhoud van de overeenkomst duidelijker wordt en alleen schriftelijke overeenkomsten kunnen worden gepubliceerd, wat een voorwaarde is voor toepassing.

 

Schriftelijke overeenkomsten

Schriftelijke overeenkomsten kunnen worden onderscheiden in overeenkomsten gesloten in verdragsvorm (een formeel verdrag met een preambule en testimonium) en overeenkomsten gesloten in vereenvoudigde vorm (verdragen in de vorm van een wisseling van nota’s of een wisseling van brieven).

 

Preambule

Een preambule geeft de redenen aan voor het sluiten van het verdrag en omschrijft het doel van het verdrag.

 

Materiele bepalingen

Materiele bepalingen bevatten de inhoud van de afspraken. Gedetailleerde afspraken worden meestal bijgevoegd in bijlagen

 

Formele bepalingen

Formele bepalingen (slotbepalingen) betreffen het verdrag als regelgevend instrument zelf. Als een verdrag geen formele bepalingen heeft kunnen deze worden ontleent aan het Verdragenrecht.

 

Depositaris

Een depositaris is een staat of organisatie die optreedt als beheerder van het verdrag.

Totstandkoming verdrag

Verdragen komen tot stand na onderhandelingen. De aard en de duur van de onderhandelingen hangen af van de doelstellingen van het verdrag, of een verdrag strekt tot verlenging van een bestaand verdrag of dat er een heel nieuw verdrag wordt gesloten en van het aantal staten dat aan de onderhandelingen deelneemt.

Een verdrag wordt pas juridisch bindend wanneer voldoende staten hun instemming tot uitdrukking hebben gebracht om door het verdrag te worden gebonden.

 

Ondertekening

Na ondertekening van het verdrag treedt het in werking. Staten moeten zich vanaf het moment van ondertekening onthouden van handelingen in strijd met het voorwerp en doel van het verdrag.

 

Bekrachtiging

Bekrachtiging is een internationale handeling waarmee een staat zijn instemming om door een verdrag te worden gebonden kenbaar maakt, in het algemeen door het neerleggen van een akte van bekrachtiging bij de depositaris van het verdrag.

 

Toetreding

Toetreding is een procedure die ter beschikking staat aan staten die niet hebben deelgenomen aan de onderhandelingen of die het verdrag niet hebben getekend binnen de daarvoor openstaande termijn.

 

Inwerkingtreding

Inwerkingtreding vindt plaat wanneer voldoende staten ingestemd hebben om gebonden te worden door het verdrag. Hoeveel ratificaties zijn vereist voordat een verdrag in werking treedt, verschilt per verdrag.

 

Voorbehouden

Een voorbehoud geeft een staat de mogelijkheid zich uit te sluiten van gevolgen van bepaalde bepalingen in het verdrag. Gebruik van een voorbehoud wordt aanvaard om de totstandkoming van verdragen te versnellen.

Redenen om voorbehouden niet toe te staan zijn dat voorbehouden de basis onder een verdrag weg zouden kunnen nemen (denk aan een package deal verdrag, waarbij opgenomen bepalingen direct verbonden zijn aan het opnemen van andere bepalingen) of omdat het doel van het verdrag de voorbehouden onmogelijk maakt.

 

Interpretatieve verklaringen

Interpretatieve verklaringen zijn verklaringen waarbij een staat zijn oordeel geeft over de betekenis of reikwijdte die aan een of meer bepalingen uit een verdrag dient te worden toegekend.

 

Wijziging

De meeste verdragen bevatten regels die een eenvoudige en snelle manier van totstandkoming en inwerkingtreding van wijzigingen regelen, zodat er niet over een heel nieuw verdrag hoeft te worden onderhandeld.

 

Opschorting, opzegging, beëindiging

De manier om verdragen op te schorten of op te zeggen is meestal opgenomen in een verdrag zelf. Wanneer dit niet het geval is zijn de artikelen 58 WVV (opschorting) en 65 WVV (opzegging) van toepassing. Beëindiging van verdragen valt meestal samen met het sluiten van een nieuw verdrag dat betrekking heeft op hetzelfde onderwerp; wanneer dit niet het geval is, is artikel 59 WVV van toepassing.

Deel 8 : Bescherming

 

Bescherming van individuen

De bescherming van individuen houdt in het beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het leven van individuen is een van de belangrijkste functies van de internationale rechtsorde. Centraal in dit systeem van bescherming staan de rechten van de mens.

 

Rechten van de mens

De rechten van de mens zijn fundamentele rechten die individuen beschermen tegen misbruik van publiek gezag uitgeoefend door staten en die individuen voorwaarden bieden waaronder zij zich kunnen ontplooien. Rechten van de mens kunnen van belang zijn bij de erkenning van nieuwe staten, de toelaatbaarheid van voorbehouden bij multilaterale verdragen, de opzegging van verdragen, bij de toelating van staten als lid van internationale organisaties en bij het toekennen van een recht aan alle staten om in geval van grootschalige schending van de rechten van de mens door een andere staat een rechtsvordering in te stellen om de schending ongedaan te maken.

 

 

 

Bill of Rights

De Bill of Rights is een samenvattende naam voor de rechten van de mens, en omvat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), het Internationaal Verdrag betreffende burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR), aangevuld met een aantal bijzondere verdragen waar van de belangrijkste het Verdrag inzake de uitbanning van rassendiscriminatie, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van vrouwendiscriminatie en het Verdrag inzake de rechten van het kind zijn.

 

Aanvullend belang mondiale verdragen

Het aanvullend belang van mondiale verdragen is dat zij bescherming bieden aan individuen die zich in staten bevinden die geen partij zijn bij een regionaal verdrag en dat een aantal op mondiaal niveau beschermde rechten niet in gelijke mate op regionaal niveau is beschermd.

 

Mensenrechtencommissie

De Mensenrechtencommissie heeft een belangrijke rol bij de ontwikkeling van nieuwe verdragen en niet –bindende documenten en bij de naleving van de rechten van de mens.

 

Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens

De Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens is de hoogste functionaris met verantwoordelijkheid voor bescherming van de rechten van de mens in de VN. Tot zijn taken behoren de verbetering van de bescherming van de rechten van de mens, het versterken van de internationale samenwerking, het verbeteren van de coördinatie op het gebied van de rechten van de mens binnen de VN, het verbeteren van de bekrachtiging en implementatie van mensenrechtenverdragen, het ondersteunen van de ontwikkeling van nieuwe normen en het initiëren van preventieve acties.

 

Burgerrechten

Burgerrechten zijn vrijheidsrechten die de burger beschermen tegen de staat. De belangrijkste burgerrechten zijn het recht op leven (art. 2 EVRM en art. 6 IVBPR), de vrijheid van foltering (art. 3 EVRM en art. 7 IVBPR), het recht op vrijheid (art. 5 EVRM en art. 9 IVBPR), de toegang tot de rechter en het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM en art. 14 IVBPR), de vrijheid van privé-leven, familie- en gezinsleven, woning en correspondentie (art. 8 EVRM en art. 17 IVBPR), de vrijheid van gedachten, geweten en godsdienst (art. 9 EVRM en art. 18 IVBPR) en het recht op eigendom (art. 1 Protocol-1 EVRM).

 

Politieke rechten

Politieke rechten zijn de rechten die individuen in staat stellen om deel te nemen aan het politieke leven in een gemeenschap. Zij omvatten onder meer het recht op vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM en art. 19 IVBPR), de vrijheid van vergadering en vereniging (art. 11 EVRM en art. 21 IVBPR) en het kiesrecht (art. 3 Protocol 1 EVRM).

 

Economische, sociale en culturele rechten

Economische, sociale en culturele rechten zijn gebaseerd op het idee dat de mens pas zinvol van zijn vrijheid gebruik kan maken wanneer aan bepaalde economische, sociale en culturele voorwaarden is voldaan. Belangrijke tot deze categorie behorende rechten zijn het recht op arbeid, het recht op een behoorlijke levensstandaard en het recht op onderwijs.

 

Collectieve rechten

Collectieve rechten beschermen de belangen van bepaalde kwetsbare groepen als zodanig, niet van individuele leden van groepen. Onder de collectieve rechten vallen onder andere het recht op zelfbeschikking (art. 1 IVBPR en art. 1 IVESCR) en het recht van minderheden (art. 27 IVBPR en art. 30 Verdrag inzake de Rechten van het Kind).

 

Territorialiteitsbeginsel

Op grond va het territorialiteitsbeginsel heeft de staat de verplichting om de rechten van de mens te waarborgen op eigen grondgebied.

 

Extra-territoriale rechtsmacht

Op grond van de extra-territoriale rechtsmacht heeft de staat de verplichting om de rechten van de mens te waarborgen wanneer deze staat overheidsgezag uitoefent in een andere staat.

 

Beperkingen

Sommige rechten van de mens moeten door de staat altijd worden gegarandeerd. De meeste rechten zijn echter relatief, en kunnen botsen met publieke belangen of rechten van andere individuen. In dat geval zal de staat een belangenafweging moeten maken en indien nodig het recht moeten beperken.

De meeste burgerrechten en politieke rechten bevatten uitdrukkelijke uitzonderingsclausules die het staten toestaan om onder voorwaarden een inbreuk te maken op deze rechten; economische, sociale en culturele rechten zijn in het algemeen geformuleerd als inspanningsverplichtingen waardoor de staten moeten streven naar bescherming van deze rechten in plaats van ze te garanderen.

De bedoeling is dan dat landen al het mogelijke doen om de verplichtingen zoveel mogelijk na te streven.

 

Voorwaarden beperkingen

De beperkingen op de rechten van de mens moeten wel voldoen aan strikte voorwaarden. Ze moeten zijn voorzien bij wet, ze moeten strekken tot bescherming van lid 2 van de genoemde bepalingen en ze moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.

Inmenging is alleen noodzakelijk indien er sprake is van een pressing social need en indien de inmenging proportioneel is ten opzichte van het te beschermen belang.

 

Margin of appreciation

De margin of appreciation is een beoordelingsvrijheid van de staat om in de context van het nationale recht de afweging te kunnen maken tussen individuele rechten en algemene publieke belangen. De margin of appreciation is echter niet onbeperkt; het Hof beoordeeld uiteindelijk of de invulling van de beleidsruimte verenigbaar is met de rechten die het EVRM beschermt.

 

Bescherming van vreemdelingen

Vreemdelingen zijn individuen die zich bevinden op het grondgebied van een staat waarvan zij niet de nationaliteit hebben. De bescherming van vreemdelingen is in vergaande mate gelijk aan die van onderdanen. Uitgangspunt is dat algemeen internationaal recht personen geen recht biedt op toegang tot een staat waarvan zij niet de nationaliteit hebben.

Indien vreemdelingen rechtmatig in een andere staat verblijven, zijn zij onderworpen aan het nationale recht van deze staat. De bijzondere positie van vreemdelingen komt verder tot uiting in het feit dat zij bescherming genieten van de diplomatieke en consulaire missies van de staat waarvan zij onderdaan zijn. Wanneer een vreemdeling geen recht op verblijf heeft, kan de staat waar hij verblijft hem verplichten het land te verlaten. De staat waarvan de betrokken onderdaan is, is dan verplicht hem toe te laten.

 

Vluchtelingen

Om te kunnen spreken van een vluchteling moet er sprake zijn van een gegronde vrees (doorslaggevend is of op grond van objectieve factoren vastgesteld kan worden dat er een risico is tot vervolging), van vervolging (dreiging tot moord, foltering, etc. door de staat of de facto regime) en de (niet) toepasselijkheid van de vervolgingsgronden (ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging).

Erkenning als vluchteling leidt niet tot een geldige verblijfstitel in het land waar de vluchteling zich bevindt.

Wanneer een staat een individu erkent als vluchteling kan de staat hem niet zonder meer terugzenden; wanneer een staat een individu niet als vluchteling erkent, maar er gegronde vrees bestaat voor foltering of inhumane behandeling, mag de staat niet uitzetten naar het land van herkomst en zal er een oplossing in een derde staat moeten worden gezocht.

Deel 9 : Veiligheid en vrede

 

Verbod op het gebruik van geweld, art. 2 lid 4 VN-Handvest

Het verbod op het gebruik van geweld is een verbod op gebruik van geweld tussen staten en behoort tot het gewoonterecht. Partijen dienen altijd een vreedzame oplossing te zoeken. Het verbod geldt ook voor internationale organisaties, maar geldt niet voor het geweld tussen een regering en groeperingen binnen een staat of wanneer een staat toestemming geeft aan een andere staat om geweld te gebruiken binnen zijn grenzen.

 

Maatregelen

Maatregelen zijn te onderscheiden in maatregelen zonder geweld en maatregelen met geweld. Art. 41 VN-Handvest bevat een niet-uitputtende opsomming van maatregelen zonder geweld. De meeste maatregelen zonder geweld leggen sancties op aan staten.

Voorbeelden van maatregelen met geweld zijn bijvoorbeeld het delegeren van de bevoegdheid tot het gebruik van geweld aan staten of regionale organisaties (waarbij de verantwoordelijkheid bij de Veiligheidsraad ligt) of vredesbewaring door het uitzenden van troepen. De troepen worden dan met instemming van de betrokken staten gelegerd en hebben beperkte bevoegdheden om geweld te gebruiken.

 

Vredesmachten

Vredesmachten hebben 5 kenmerken: de vredesbewaring vindt plaats met de instemming van de staat/staten waarde vredesbewarende troepen worden gelegerd, de troepen worden op vrijwillige basis door lidstaten ter beschikking gesteld aan de VN, het commando en de kosten van de vredesbewaring worden gedragen door de VN, de vredesmachten zijn neutraal en vredesmachten gebruiken geen geweld, tenzij dit is ter zelfverdediging.

 

Robust peacekeeping

In geval van robust peacekeeping krijgen vredesmachten uitbreiding van de bevoegdheid tot het gebruik van geweld en worden ze zwaarder bewapend. Er kan geweld worden gebruikt tegen betrokken partijen.

Peacebuilding

In geval van peacebuilding krijgen de vredesmachten naast de klassieke militaire taken ook civiele taken in het kader van een voorspoedige wederopbouw.

 

Zelfverdediging (art. 51 VN-Handvest)

De enige omstandigheid waarin eenzijdig geweld is toegestaan is zelfverdediging. Het recht op zelfverdediging is ook erkend als gewoonterechtelijke norm.

Het recht op zelfverdediging ontstaat door een gewapende aanval op het grondgebied van een staat, op enig persoon of goederen of op overheidinstellingen of onderdanen buiten het grondgebied van de staat. De zelfverdediging dient noodzakelijk en proportioneel te zijn.

Maatregelen die op grond van het recht op zelfverdediging worden opgenomen, moeten direct aan de Veiligheidsraad worden voorgelegd. Het recht op zelfverdediging bestaat alleen zolang de Veiligheidsraad niet heeft opgetreden en eindigt zodra de Veiligheidsraad een bindend besluit neemt.

 

Collectieve zelfverdediging

Collectieve zelfverdediging is het gebruik van geweld door een of meer staten tegen wie geen gewapende verval is uitgevoerd, maar die een staat tegen wie een gewapende overval is uitgevoerd te hulp schieten.

 

Humanitaire interventie

Humanitaire interventie is het gewapend ingrijpen in gevallen waarin een staat zich binnen zijn eigen grenzen schuldig maakt aan grootschalige schending van de rechten van de mens en de Veiligheidsraad niet optreedt.

 

International Committee of the Red Cross (ICRC)

Het International Committee of the Red Cross is een non-gouvernementele organisatie die zich in ongeveer 80 staten inzet voor de bescherming van slachtoffers van gewapende conflicten.

 

Deel 10 : Duurzame ontwikkeling en regulering van de economie

 

Duurzame ontwikkeling

Duurzame ontwikkeling integreert drie samenhangende belangen: de economische ontwikkeling, het verzekeren van de behoefte van de huidige en toekomstige generaties en de bescherming van de natuurlijke hulpbronnen en de leefomgeving.

Ontwikkeling internationaal economisch recht

Het internationaal economisch recht heeft zich ontwikkeld via 2 soorten recht: monetair recht en handelsrecht.

Op de Bretten Woods Conferenctie (1944) zijn drie mondiale instituties opgericht die nu bepalend zijn voor het internationaal economisch recht: het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Internationale Bank voor herstel en Ontwikkeling (Wereldbank) en de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT).

 

Internationaal financieel recht

Doel van het internationale financieel recht is het verzekeren van financiële en economische stabiliteit om het verkeer van goederen, diensten en kapitaal tussen landen te vergemakkelijken teneinde de economische groei te ondersteunen. Uitgangspunt hierbij is het beginsel van monetaire en financiële soevereiniteit.

De vrijheid van staten om zelfstandig monetaire en macro-economisch beleid te voeren is echter wel beperkt en ingevuld door verschillende verdragen en internationale organisaties op mondiaal en op regionaal niveau.

 

Internationaal Monetair Fonds (IMF)

Het IMF biedt een permanent institutioneel kader voor internationale monetaire samenwerking met het oog op een evenwichtige groei van internationale handel en daarmee de bevordering van een hoog werkgelegenheids- en inkomensniveau. Organen van het IMF zijn de Raad van Bestuur (hoogste beleidsbepalende orgaan), het Internationale Monetair en Financieel Comité (adviseert en rapporteert aan de Raad van Bestuur) en het College van Bewindvoerders (bepaalt het dagelijkse beleid).

 

Fundamentele beginselen IMF-verdrag

Het IMF verdrag bevat 3 fundamentele beginselen: het wisselkoersbeleid, de convertibiliteit (inwisselbaarheid van munten) en steun bij betalingsbalanstekorten.

 

Wereldbankgroep

De Wereldbankgroep bestaat uit 5 organisaties die gemeen hebben dat zij de economische positie van ontwikkelingslanden beogen te versterken, met als belangrijkste de Wereldbank.

 

 

 

 

Wereldbank

De Wereldbank kan geld lenen aan regeringen voor de financiering van overheidsprojecten en beoogt de publieke sector te versterken om daarmee bij te dragen aan een levensvatbare staat. Organen zijn de Board of Governers (belangrijkste beleidsbepalende en besluitvormende orgaan) en de Board of Executive Directors (de dagelijks leiding).

 

Rond de Wereldbank is nog een aantal instellingen gevormd die de doelstellingen van de Bank ondersteunen: de Internationale Ontwikkelingsassociatie, de Internationale Financieringsmaatschappij, het Multinationale Investerings Garantie Agentschap en het ICSID.

 

Monetaire Unie

Een monetaire unie is een samenwerkingsverband van staten waarbinnen een gemeenschappelijke munt is uitgegeven die wordt beheerd door samenwerkende nationale monetaire autoriteiten of door een internationale monetaire autoriteit.

 

Internationaal handelsrecht

Het internationaal handelsrecht beoogt in hoofdzaak bij te dragen aan een groei en ontwikkeling van de economie door een liberalisering van de handel in goederen en diensten. Het bepaalt in hoofdzaak de bevoegdheden, rechten en plichten van staten en internationale organisaties op het gebied van internationale handel.

 

Wereldhandelsorganisatie (WTO)

De WTO is een geïntegreerd multilateraal handelsstelsel. Het omvat enerzijds een internationale organisatie voor het onderhouden van de handelsbetrekkingen tussen de leden en meer in algemene zin voor het bepalen van mondiaal beleid inzake het handelsrecht en anderzijds een aantal multilaterale handelsovereenkomsten die door de WTO worden beheerd. Organen zijn de Ministeriele Conferentie (het hoogste orgaan), de Algemene Raad (belast met dagelijkse gang van zaken), de Raden voor handel in goederen, diensten en intellectuele eigendom en het secretariaat.

De belangrijkste taak van de WTO ligt in de regulering van de handel in goederen, welke wordt beheerst door het GATT 1994.

 

 

Belangrijke beginselen GATT

De belangrijkste algemene beginselen van het GATT zijn het meestbegunstigingsbeginsel (bepaald dat leden voordelen die ze ten aanzien van in- en uitvoer toekennen aan producten uit een andere lidstaat ook verlenen), het beginsel van non-discriminatie (op grond van beginsel van gelijke behandeling mogen lidstaten eigen producten niet beschermen), het verbod op kwantitatieve beperkingen (verdragspartijen mogen geen kwantitatieve beperking opleggen aan de invoer van producten uit het grondgebied van een andere staat of naar een andere staat, met uitzondering van rechten, belastingen of andere heffingen), de afbouw van tarieven (het feit dat in verschillende onderhandelingen het peil van de tarieven en andere heffingen op in- en uitvoer zijn verlaagd) en het verbod op concurrentieverstorende praktijken als dumping en subsidiering.

 

Uitzonderingen

Er zijn een aantal uitzonderingen op de beginselen van het GATT: een staat mag maatregelen nemen wanneer als gevolg van onvoorziene ontwikkelingen de invoer van een product uit andere staten dermate toeneemt dat ernstig nadeel wordt toegebracht of dreigt te worden toegebracht aan binnenlandse producten en een staat mag onder voorwaarden maatregelen nemen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van legitieme en zwaarwegende belangen waaronder de bescherming van openbare zeden, de bescherming van het leven of de gezondheid van de mens, dier of plant en het behoud van uitputbare natuurlijke hulpbronnen.

Om te bepalen of een uitzondering kan worden ingeroepen moet beoordeeld worden of een bepaalde regel valt onder een van de art. XX genoemde uitzonderingen en of de maatregel voldoet aan de eis gesteld in het chapeau van art. XX.

 

Diensten

De WTO steunt ook de handel in diensten. Dienstverlening in het buitenland is vaak problematisch, omdat staten eisen stellen aan bijvoorbeeld opleiding, nationaliteit en vestigingsvoorschriften. De WTO beoogt dergelijke belemmeringen uit de weg te ruimen door middel van de Algemene overeenkomst betreffende de handel in diensten (GATS)

 

Internationaal investeringsrecht

Internationaal investeringsrecht regelt de voorwaarden voor investeringen door een staat in een andere staat. Het is met name gericht op de liberalisering en bescherming van de investeringen en het oplossen van verschillen erover. Het internationaal investeringsrecht bestaat vooral uit gewoonterecht.

 

Deel 11 : Aansprakelijkheid

 

Aansprakelijkheid

Een internationaal rechtssubject dat een op hem rustende rechtsplicht schendt, kan onder voorwaarden aansprakelijk worden gesteld op basis van internationaal recht. Aansprakelijkheidsrecht is van belang voor de effectuering van internationaal recht en kan leiden tot herstel van een situatie zoals die bestond voorafgaand aan de schending, compensatie van slachtoffers, bestraffing van verantwoordelijken en preventief effect.

 

Staatsaansprakelijkheid

Het uitgangspunt van staatsaansprakelijkheid is dat elke internationale onrechtmatige daad van een staat de aansprakelijkheid van deze staat met zich meebrengt. Een staat begaat een internationale onrechtmatige daad indien aan twee voorwaarden is voldaan. In de eerste plaats moet in handeling in strijd zijn met een op hem rustende rechtsplicht en in de tweede moet deze handeling aan hem kunnen worden toegerekend. Toerekening van handelingen van organen aan de staat is wel beperkt tot handelingen die in functie van de overheidsorganen zijn verricht.

 

Deelneming

Staten kunnen onrechtmatige daden ook in samenwerking met andere staten begaan; dit noemt men deelneming. Een voorbeeld zijn twee staten die een andere staat aanvallen. In deze gevallen zijn in beginsel beide staten aansprakelijk voor dezelfde onrechtmatige daad.

 

Medeplichtigheid

Indien een staat hulp geeft aan een onrechtmatige daad die wordt begaan door een andere staat, dan is er sprake van medeplichtigheid wanneer er aan 3 volwaarden is voldaan: de hulp aan de staat die een onrechtmatige daad pleegt moet substantieel zijn en de onrechtmatige daad daadwerkelijk vergemakkelijken, de staat die hulp geeft moet wetenschap hebben van de omstandigheden van de onrechtmatige daad en de onrechtmatigheid van de handeling is gelegen in de schending van een norm waaraan ook de staat die hulp verleent is gebonden.

 

Excepties

Internationaal recht kent een aantal gronden die de onrechtmatigheid wegnemen van een handeling die in strijd is met een rechtsplicht. Deze gronden zijn overmacht (force majeur, biedt een verdediginggrond voor staten die gedwongen zijn op bepaalde wijze te handelen; art. 23 ILC), noodtoestand (distress, biedt een verdedigingsgrond indien de schending van een plicht wordt veroorzaakt door een persoon die probeert zijn eigen leven dan wel het leven van anderen te redden; art. 24 ILC) en noodzakelijkheid (biedt een verdedigingsgrond in uitzonderlijke gevallen om vitale belangen te beschermen; art. 25 ILC).

De staat die een rechtsplicht schendt kan ook wanneer hij niet aansprakelijk is gehouden zijn de schade te vergoeden (art. 27 sub b ILC). Een verdediginggrond neemt nooit de onrechtmatigheid weg van een handeling die in strijd is met een regel van dwingend recht (art. 26 ILC).

 

Gevolgen aansprakelijkheid

Wanneer een staat aansprakelijk is, kunnen daar twee rechtsgevolgen uit voortvloeien: beëindiging van de onrechtmatige daad en rechtsherstel.

Rechtsherstel kan plaatsvinden door middel van restitutie (herstel van de situatie zoals deze bestond), compensatie (kan worden toegepast ter vergoeding van alle op geld aardeerbare schade, geleden door de staat of onderdanen) en genoegdoening (kan bestaan in een erkenning van een schending, een spijtbetuiging of een verontschuldiging).

 

Gelaedeerde staten

Gelaedeerde staten zijn staten waarvan subjectieve rechten zijn geschonden. Gelaedeerde staten kunnen een vordering instellen tegen de staat die de onrechtmatige daad heeft gepleegd en hebben recht op rechtsherstel (art. 42 ILC).

Een staat kan als gelaedeerde staat worden beschouwd wanneer een onrechtmatige daad jegens hem voortvloeit uit een schending van een bilateraal verdrag. Ook multilaterale verdragen kunnen rechtsbetrekkingen tussen twee staten vestigen waarbij schending van het verdrag door een staat leidt tot inbreuk op het recht van een staat.

 

Niet gelaedeerde staten

De internationale rechtsorde kent geen actio popularis waarbij elk lid van een gemeenschap het recht heeft een rechtsvordering in te stellen uit het algemeen belang. Staten waarvan de subjectieve rechten door een handeling van een andere staat niet zijn geschonden en die niet onder een van de hiervoor genoemde categorieën vallen hebben geen recht een staat die een op hem rustende rechtsplicht schendt aansprakelijk te stellen.

 

Overige gelaedeerde partijen

Naast staten kunnen ook internationale organisaties, natuurlijke personen en nationale rechtspersonen gelaedeerde partij zijn. Ook deze andere gelaedeerde partijen kunnen staten aansprakelijk stellen.

 

Diplomatieke bescherming

Staten kunnen ook opkomen voor de bescherming van rechten van onderdanen; dit noemt men diplomatieke bescherming. Diplomatieke bescherming is gebaseerd op de fictie dat de schending van een recht van een individu een schending met zich meebrengt van het recht van de staat waarvan het individu de nationaliteit heeft. Het recht van diplomatieke bescherming is van gewoonterechtelijke aard en is onderworpen aan nationaliteit (een staat kan alleen diplomatieke bescherming uitoefenen ten behoeve van zijn onderdanen) en de onderdaan in kwestie dient eerst de nationale rechtsmiddelen uitgeput te hebben in de staat die zijn rechten heeft geschonden.

 

Aansprakelijkheid internationale organisaties

Internationale organisaties kunnen aansprakelijk zijn voor schending van op de organisatie rustende verplichtingen. In dat geval is de organisatie aansprakelijk. Handelingen van organen van de organisatie en handelingen van andere personen of entiteiten die voor de organisatie functies uitoefenen kunnen aan de organisatie worden toegerekend; in bepaalde gevallen kan de aansprakelijkheid van de organisatie leiden tot aansprakelijkheid van de lidstaten.

 

Aansprakelijkheid individuen

In het klassieke internationale recht konden individuen niet aangesproken worden, maar was de staat aansprakelijk voor de handelingen van de individuen. Nadelen van dit systeem zijn dat staatsaansprakelijkheid collectief van aard is waardoor onschuldige individuen ook slachtoffer zijn, en dat staatsaansprakelijkheid niet zonder meer tot gedragsverandering van de individuen leidt wiens handelingen leidden tot schending van internationaal recht.

Inmiddels is er een systeem van individuele aansprakelijkheid ontwikkeld van overwegend strafrechtelijke aard. Hierin zijn twee grondslagen te onderscheiden: individuele aansprakelijkheid gebaseerd op internationaal gewoonterecht en individuele aansprakelijkheid gebaseerd op verdragen.

 

Individuele aansprakelijkheid

Een individu is aansprakelijk wanneer hij een misdrijf zelf begaat, opdracht geeft tot dat misdrijf, bijstand biedt of een poging doet (art. 25 ISH). Individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid geldt ten aanzien van eenieder, zonder onderscheid op grond van de officiële hoedanigheid. Immuniteit kan wel in de weg staan aan vervolging.

 

Legaliteitsbeginsel

Individuen zijn pas strafrechtelijk aansprakelijk voor een feit dat plaatsvindt nadat het feit door internationaal recht als misdrijf is bestempeld.

Aansprakelijkheid van meerderen

Een meerdere kan aansprakelijk zijn voor misdrijven die onder zijn gezag zijn gepleegd, indien hij kennis had of had dienen te hebben van het misdrijf en hij verzuimd heeft redelijke maatregelen te nemen om de handeling te voorkomen (art. 28 ISH).

 

Civielrechtelijke aansprakelijkheid

Civielrechtelijke aansprakelijkheid rust op de overweging dat in veel gevallen grensoverschrijdende handelingen tot schade kunnen leiden, waarbij individuen onvoldoende toegang hebben tot schadevergoeding. Verdragen dienen ervoor te zorgen dat dit wordt voorkomen; hoewel verdragen privaatrechtelijk van aard zijn, kunnen zij van belang zijn voor de handhaving van internationale publieke belangen.

 

Deel 12 : Conflictbeslechting en rechtshandhaving

 

Conflictbeslechting en rechtshandhaving

Een essentiële functie van de internationale rechtsorde is het voorkomen van conflicten over de inbreuk op internationaal recht en deze conflicten snel en effectief op te lossen. Conflicten kunnen ontstaan uit een schending van een rechtsplicht en kunnen bestaan tussen alle internationale rechtssubjecten.

 

Eenzijdige maatregelen

Een staat kan eenzijdige maatregelen neme om een staat die een rechtsplicht jegens hem schendt ertoe aan te zetten zijn verplichtingen na te leven.

 

Retorsie

Retorsies zijn maatregelen die in beginsel niet door het internationaal publiekrecht zijn verboden (verbreken van diplomatieke betrekkingen, het verminderen van ontwikkelingshulp).

 

Represailles

Represailles of tegenmaatregelen zijn maatregelen die op zichzelf door internationaal recht verboden zijn, maar waarvan de onrechtmatigheid wordt weggenomen indien zij worden genomen jegens een staat die een onrechtmatige daad begaat. Voorwaarden zijn dat tegenmaatregelen alleen door gelaedeerde staten kunnen worden genomen, er eerst een beroep op de aansprakelijke staat moet worden gedaan om de schending te beëindigen en herstel te bieden, staten dienen te onderhandelen, er geen tegenmaatregelen worden genomen wanneer een geschil is voorgelegd aan een internationaal tribunaal en dat de tegenmaatregelen evenredig moeten zijn aan de aard van de geleden schade.

 

Diplomatieke conflictbeslechting

Diplomatieke conflictbeslechting omvat methoden van conflictbeslechting waarbij staten proberen via onderhandelingen (al dan niet met betrokkenheid van derde partijen) een wederzijds aanvaardbare oplossing van hun geschil te vinden. Staten hebben de vrijheid te kiezen welke methoden ze gebruiken.

 

Onderhandelingen

Een aantal verdragen bepaalt dat staten eerst moeten proberen een geschil via onderhandelingen op te lossen. De wijze van onderhandelen is vrij zolang partijen hun wederzijdse rechten in aanmerking nemen en de onderhandelingen te goeder trouw geschieden. Wanneer staten hun geschil niet op kunnen lossen via onderhandelingen kunnen zij gebruik maken van ‘goede diensten’ van een derde partij. Staten zijn niet verplicht om dit te doen.

 

Bemiddeling

Bij bemiddeling speelt een derde partij een meer actieve rol door voorstellen te doen teneinde de partijen te helpen om tot een oplossing te komen. Bemiddeling kan worden uitgevoerd door elke persoon of institutie die partijen daar geschikt voor vinden. Een derde partij kan ook worden gevraagd om de feiten die ten grondslag liggen aan een geschil te verhelderen.

 

Conciliatie

Bij conciliatie (verzoening) formuleert een conciliatiecommissie een oplossing voor een geschil. De voorstellen zijn niet bindend.

 

Toezichtprocedures

Organisaties kunnen geformaliseerde procedures hebben met als doel het houden van toezicht op de toepassing of naleving van verdragen of besluiten van de organisatie. De toezichthoudende procedures zijn in het algemeen niet strikt juridisch van aard en monden niet uit in bindende beslissingen met bindende rechtsgevolgen.

 

Procedure

Uitoefening van procedures kan geschieden op verzoek van een van de leden of uit eigen beweging. De procedure voor toezicht verschilt per organisatie, maar kent globaal 3 stappen: het verzamelen van informatie, beoordeling van de informatie en corrigerende maatregelen.

Deel 13 : Rechtspraak en arbitrage

 

Rechtspraak en arbitrage

De twee meest ontwikkelde vormen van internationale conflictbeslechting zijn arbitrage en rechtspraak. Arbitrage is een juridische methode van conflictbeslechting waarbij een speciaal ten behoeve van de beslechting van het conflict opgericht tribunaal een op internationaal recht gebaseerde bindende uitspraak doet; rechtspraak bevat de beslissingen van diverse instanties.

De overeenkomsten tussen arbitrage en rechtspraak zijn dat de bevoegdheid en procedures gebaseerd zijn op het internationale recht, de beoordeling gedaan wordt aan de hand van het internationale recht en de uitspraak bindend is. Verschillen tussen arbitrage en rechtspraak zijn dat een arbitragetribunaal niet permanent van aard is, de rechtspraak gebruik maakt van permanente rechterlijke organen en partijen veel controle kunnen uitoefenen over de samenstelling, bevoegdheid en procedure van het arbitragetribunaal.
 

Tribunaal

Staten kunnen na het ontstaan van een geschil bij verdrag een ad hoc tribunaal oprichten en kunnen vastleggen dat geschillen in de toekomst worden voorgelegd aan een arbitragetribunaal. Tribunalen bestaan meestal uit een oneven aantal arbiters, met een gelijk aantal arbiters van beide partijen en een gezamenlijk aantal aangewezen onafhankelijke arbiters. Een tribunaal heeft geen bevoegdheid, tenzij partijen het tribunaal bevoegdheid hebben verleend bij verdrag.

De uitspraak van een tribunaal is bindend; aanvechting is alleen mogelijk via de diplomatieke weg en het IGH wanneer er sprake is van overschrijding van bevoegdheden door het tribunaal, een corrupte arbiter, de afwezigheid of niet volledigheid aan motivatie en strijd met de algemene procesregels.

 

Rechtspraak

Internationale rechterlijke tribunalen opereren onafhankelijk van elkaar en hebben overlappende competentie. De belangrijkste internationale rechtspraak voor Nederland wordt gedaan door het IGH, het WTO, het HvJEG, het EHRM en enkele andere organisaties.

 

Internationaal Gerechtshof

Het IGH is het voornaamste gerechtelijke orgaan van de VN (art. 92 VN-Handvest). Het IGH kan rechtspreken over elke vraag van internationaal recht en staat open voor alle staten. Het IGH kent twee taken: beslechting van geschillen tussen staten en het uitbrengen van adviezen over juridische kwesties op verzoek van de Algemene Vergadering of de Veiligheidsraad.

Het Hof bestaat uit 15 onafhankelijke rechters die voor een periode van 9 jaar worden benoemd en die worden gekozen door de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad uit een lijst voorgedragen door nationale groepen. Het IGH is alleen bevoegd een geschil te beslechten tussen staten wanneer die vooraf hun instemming hebben gegeven.

 

Procedure IGH

Wanneer een zaak aanhangig is gemaakt zal het Hof termijnen vaststellen voor de schriftelijke en uiteindelijke mondelinge behandeling van de zaak (art. 43 Statuut). De schriftelijke procedure bestaat uit twee ronden: memorie & contra-memorie en repliek & dupliek. Wanneer een derde staat van oordeel is dat hij een rechtsbelang heeft dat kan worden getroffen door de beslissing van het IGH kan deze verzoeken tussenbeide te mogen komen.

Het IGH beslist bij meerderheid; bij gelijke stemmen telt de stem van de President voor 2. De einduitspraak van het IGH is bindend, definitief en niet vatbaar voor beroep. De staten zijn verplicht de uitspraken na te leven (art. 93 VN-Handvest).

 

Wereldhandelorganisatie (WTO)

Het WTO is een van de meest ontwikkelde en succesvolle organisaties voor internationale conflictbeslechting. De procedure bij het WTO is toegankelijk voor staten en andere territoriale eenheden die opgenomen zijn in het WTO-systeem. Het systeem is gebaseerd op verplichte rechtsmacht, en alle leden hebben op voorhand bevoegdheid om geschillen voor te leggen.

Drie organen spelen een rol in de procedure. Centraal staat de DSB; de DSB kan panels instellen waarin juristen zitting hebben. Deze panels leggen hun conclusies voor aan de DSB, die ze in de praktijk altijd aanneemt; zij kunnen wel besluiten dit niet te doen. Tegen beslissingen die zij nemen kan in hoger beroep worden gegaan bij de Beroepsinstantie. In hoger beroep kunnen de bevindingen van het panel worden gewijzigd, vernietigd of bevestigd. De DSB oefent toezicht uit over de naleving van de aanbeveling of uitspraak.

 

 

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

Het HvJEG heeft als taak toe te zien dat de oprichtingsverdragen van de EG worden nageleefd. De bevoegdheden en de werkwijze zijn geregeld in het Verdrag betreffende de EU, het Verdrag tot oprichting van de EG, het Statuut van het Hof van Justitie en het Reglement voor procesvoering.

Het Hof onderscheidt zich in 4 belangrijke aspecten van andere vormen van internationale rechtspraak: de Commissie kan en procedure instellen tegen een lidstaat bij het Hof wegens niet-nakoming, de lidstaten, Raad en Commissie kunnen tegen bepaalde voorwaarden het Parlement vragen om verklaringen van besluiten van de gemeenschapsinstellingen nietig te verklaren, het Hof kan op verzoek van nationale rechters het gemeenschapsrecht uitleggen en het Hof kan de staat een som laten betalen of een dwangsom opleggen wanneer vastgesteld wordt dat een arrest van het Hof niet is nagekomen.

 

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Het EHRM is ingesteld om de nakoming van de verplichtingen van het EVRM door de verdragspartijen te verzekeren (art. 19 EVRM). De werkwijze van het Hof is geregeld in het EVRM en in het Procesreglement.

Het hof bestaat uit evenveel rechters als verdragspartijen, gekozen door de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa. De rechters zijn verdeeld in Comités, Kamers en de Grote Kamer. Zowel staten als individuen hebben toegang tot het Hof. De rechtsmacht van het EHRM strekt zich uit tot alle kwesties met betrekking tot de interpretatie en de toepassing van het Verdrag die aan het Hof worden voorgelegd.

 

Procedure EHRM

Het Hof zal eerst bepalen of de klager een slachtoffer is. Daarnaast moet worden vastgesteld dat de klacht zich richt tegen een verdragspartij en of de klacht aan de staat kan worden toegerekend. Als laatste wordt gekeken of de zaak ontvankelijk is.

Wanneer het hof een zaak ontvankelijk heeft verklaard, zal de Kamer eerst pogen de zaak te schikken. Wanneer er geen minnelijke schikking kan worden bereikt, zal de kamer zich uitspreken over de hoofdzaak. Derde staten kunnen in deze fase tussen beiden komen.

Het hof kan voorlopige maatregelen nemen om een van de partijen te beschermen en om te voorkomen dat de uitspraak niet meer effectief zal zijn. Niet naleving hiervan kan strijd met art. 34 opleveren. De Kamer kan bij moeilijkheden doorverwijzen naar de Grote Kamer. Wanneer er geen verwijzing plaatsvindt, zal de Kamer zelf uitspraak doen met meerderheid van de (7) rechters; rechters kunnen concurring en dissenting opinions geven. Binnen 3 maanden kan een zaak bij de Grote Kamer worden aangebracht wanneer deze aanleiding geeft tot een ernstige vraag betreffende de interpretatie of toepassing van het Verdrag of algemeen belang.

Een uitspraak van de Kamer leidt tot een einduitspraak wanneer partijen verklaren dat zij niet zullen verzoeken om verwijzing van de zaak naar de Grote Kamer, wanneer 3 maanden na de datum van de uitspraak nog geen hoger beroep is ingesteld en wanneer de Grote Kamer het verzoek tot verwijzing verwerpt. Staten zijn verplicht de uitspraken van de (Grote) Kamer ten uitvoer te leggen. Het Comité van Ministers van de Raad van Europa ziet toe op de tenuitvoerlegging van de uitspraak.

 

Procedures VN-verdragen

Vier VN-Verdragen hebben ook een verdragsorgaan opgericht dat onder voorwaarden een uitspraak kan doen over de individuele klachten over schending van deze verdragen: het IVBPR, het Verdrag inzake de uitbanning van rassendiscriminatie, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van vrouwendiscriminatie, het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. De procedures zijn in hoofdlijnen hetzelfde. Klachten kunnen worden beoordeeld door het Mensenrechtencomité. Uitspraken van het Mensenrechtencomité zijn niet bindend, maar hebben wel veel overeenkomsten met rechtspraak. Het comité bestaat uit 18 onafhankelijke experts, gekozen door verdragspartijen. De ontvankelijkheidseisen lijken erg op die van het EVRM, behalve dat het comité geen belemmering vormt tegen het aanhangig maken van een zaak die reeds eerder door een andere internationale instantie is beoordeeld. De procedure verloopt schriftelijk. Het Mensenrechtencomité is bevoegd om voorlopige maatregelen op te leggen in geval van dreigende schending van het recht op leven, dreigende schending van het verbod op foltering en vernederende behandeling en dreigende schending van recht op beleving van de eigen cultuur. Niet-naleving van voorlopige maatregelen levert een schending van het verdrag; het Comité heeft in de einduitspraak aan wat het gepaste rechtsherstel is.

 

Strafrechtspraak

De twee belangrijkste vormen van strafrechtspraak zijn rechtspraak door middel van ad hoc tribunalen en het Internationaal Strafhof. Ad hoc tribunalen zijn opgericht voor de afwikkeling van een bepaald conflict. Het belangrijkste strafrechtelijke tribunaal was het Neurenberg Tribunaal, opgericht voor de berechting van de overlevende Duitse hoofdverantwoordelijken voor de misdrijven begaan tijdens WO II. Het Internationaal Strafhof is een permanent tribunaal dat is opgericht bij verdrag in 2002 door de ILC.

 

Internationaal Strafhof

Het Hof bestaat uit 18 rechters, afkomstig uit de staten die partij zijn bij het Statuut. Het Statuut regelt de bevoegdheid; het Hof kan alleen individuen berechten en heeft alleen rechtsmacht wanneer de staat waar het misdrijf is begaan of de staat van de nationaliteit van de verdachte toestemming instemt met die rechtsmacht. Het Strafhof is complementair aan nationale gerechten. Berechting is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van staten. De procedure is in hoofdlijnen geregeld in het Statuut. Het Strafhof is in belangrijke mate afhankelijk van de medewerking van staten, vooral in verband met onderzoek en vervolging van misdrijven. Het Hof kan dit beperkt afdwingen.

De rechters proberen tot eenstemmigheid te komen in hun beslissing. Gevangenisstraf kan worden opgelegd door het Hof. Beroep kan worden ingesteld bij de Kamer van beroep. Dit kan door beide partijen op grond van een procedurefut, een feitelijke dwaling of rechtsdwaling.

 

Deel 14 : Invloed op de nationale rechtsorde

 

Invloed internationaal recht op de nationale rechtsorde

Nationaal recht speelt een belangrijke rol bij de toepassing van internationaal recht. Hiervoor kunnen 4 redenen genoemd worden: nationale rechtsordes staan (in toenemende mate) open voor internationaal recht, personen hebben (in toenemende mate) rechten en plichten vanuit het internationale recht, het internationale recht en nationale recht komen op veel gebieden overeen en internationale gerechten kennen lange wachtrijen en lange procedures, waardoor nationaal recht handiger is.

 

Inroepbaarheid internationaal recht

De vraag of een persoon in Nederland zich kan beroepen op internationaal recht wordt bepaald door art. 93 Grondwet. Art. 93 Grondwet stelt 2 eisen: de rechtsregel moet zijn bekendgemaakt (burgers moeten de regels immers wel kunnen kennen) en de rechtsregel moet naar zijn inhoud een ieder verbindend zijn. Daarnaast zijn ook de inroepbaarheid en de bepaaldheid van de bepaling van belang.

 

Indirecte toepassing

Van indirecte toepassing van internationaal recht is sprake wanneer de rechter zich bij de invulling van nationale regels laat leiden door internationaal recht.

 

Legitimate expectations

In dualistische staten is men van mening dat wanneer een staat toetreedt tot een verdrag, maar dit verdrag niet omzet, de burger toch gedragsconforme rechtspraak mag verwachten; dit noemt men legitimate expectations.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

WorldSupporter Resources
Samenvatting Internationaal en Europees recht. Een verkenning van grondslagen en kenmerken

Samenvatting Internationaal en Europees recht. Een verkenning van grondslagen en kenmerken

Deze samenvatting bij Internationaal en Europees recht. Een verkenning van grondslagen en kenmerken is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Druk: 3e 2011 - Auteur: Werner, Wouter G. and Wessel, Ramses A.

 

Hoofdstuk 1: Internationaal recht en internationale samenleving

Inleiding

De afgelopen decennia staat het internationaal recht weer veel in de belangstelling en wordt er veel gebruik van gemaakt door staten, internationale organisaties en nationale rechters. Recht en maatschappij hebben veel invloed op elkaar, daarom moet je bij het bestuderen van een rechtsorde kijken naar de bijbehorende samenleving. Vooral bij internationaal recht, om de kenmerken ervan te kunnen begrijpen en omdat veranderingen in de internationale samenleving (zoals toenemende afhankelijkheid) veel invloed hebben gehad.

Afbakening van het internationaal publiekrecht

Tot aan het begin van de twintigste eeuw ging het bij het internationaal publiekrecht nog uitsluitend om betrekkingen tussen onafhankelijke staten, en alleen over klassieke onderwerpen als verdragenrecht, het recht van de zee, oorlogsrecht, diplomatieke betrekkingen en gebiedsverkrijging Inmiddels is het internationaal publiekrecht uitgegroeid tot een rechtsorde die zich ook uitstrekt tot andere terreinen zoals mensenrechten, ruimterecht, milieu, economie, internationale organisaties en er zijn er nu ook regels (rechten, plichten, bevoegdheden) voor internationale organisaties, particulieren, ondernemingen, volkeren en bevrijdingsbewegingen.

Internationaal publiekrecht: ‘het geheel van regels dat zijn geldigheid ontleent aan de algemeen geaccepteerde internationale rechtsbronnen zoals verdragen, gewoonterecht, algemene rechtsbeginselen, jurisprudentie en doctrine’. Kenmerkend voor deze bronnen is dat zij niet zijn terug te voeren op één enkele nationale rechtsbron. Het is een rechtsstelsel dat is gebaseerd op het uitgangspunt dat de ene staat niet bevoegd is om regels op te stellen die juridisch bindend zijn voor een andere staat. Staten zijn dus soeverein (onafhankelijk) ten opzichte van andere staten.

Het verschil met internationaal privaatrecht: Internationaal privaatrecht is nationaal recht dat zich bezig houdt met grensoverschrijdende zaken zoals rechtshandelingen tussen verschillende nationaliteiten. Er moet dan gekeken worden welk nationaal rechtstelsel van toepassing is. Iedere staat heeft zijn eigen regels van internationaal privaatrecht (kan dus strijdig zijn). Om problemen te voorkomen hebben staten verschillende verdragen gesloten. Om de problemen die strijdige stelsels van internationaal privaatrecht met zich meebrengen op te lossen, hebben staten daarom gebruik gemaakt van het internationaal publiekrecht.

De opkomst van de soevereine staat

Het ‘Westfaalse Systeem’

Historisch bekeken is de ontwikkeling van het internationaal recht nauw verbonden met de ontwikkeling van een samenleving van soevereine, onafhankelijke staten. In West-Europa ontwikkelde het moderne statensysteem zich als antwoord op de teloorgang van politieke orde, de Respublica Christiana, onder het gezag van Keizer en Paus. Dit kwam door de Reformatie, de opkomst van locale heersers en de godsdienstoorlogen.

Een belangrijke stap in de richting van het moderne statensysteem was de vrede van Westfalen. Er werden hier verdragen gesloten om een einde te maken aan de godsdienst- en burgeroorlogen die sinds de Reformatie Europa aan de gang waren. Er werd bevestigd dat heersers binnen hun grondgebied exclusief bevoegd zijn om de godsdienst vast te stellen. Anderen mochten zich hier niet mee bemoeien. Dit is één van de belangrijkste beginselen van de Vrede van Westfalen en wordt ook wel cuius regio, eius religio genoemd. Het is belangrijk om de Westfaalse Vredesverdragen te beschouwen als belangrijke stap in de richting van het moderne statensysteem en niet als de overgang naar de nieuwe tijd.

Door de ontwikkeling van de wetenschap vanaf het einde van de zeventiende eeuw nam het belang van territorialiteit verder toe. Het werd mogelijk grenzen op een veel preciezere en objectievere manier vast te stellen. Binnen de vastgestelde grenzen nam de macht van de staat toe. Dit uitte zich in een groeiende bureaucratie, een zich steeds verder uitbreidend takenpakket en een groeiend vermogen om het leven van de bevolking te registreren en te controleren. Het meest sprekende voorbeeld van de toename van macht van de staat is dat deze erin slaagde om het gebruik van geweld te centraliseren.

Ook kenmerkend voor de staat is dat hij wordt beschouwd als een abstracte persoon die niet gelijk kan worden gesteld met de machthebbers of het volk. Dit komt van het onderscheid tussen staat en regering.

 

Uitbreiding van de statengemeenschap

Het klassieke internationale recht beperkte zich eerst tot Europa ; er was een verschil tussen de verhouding van Europese staten onderling en de verhouding van Europese staten tot niet-Europese volken. Kolonialisme werd niet betwist; Europeanen zagen het als een ´beschavingsmissie´.

Na de eerste wereldoorlog werden de koloniën en gebieden van Duitsland respectievelijk Turkije onder mandaat geplaatst van mandatarissen, dit waren lidstaten van de Volkenbond die verantwoording bij de Volkenbond moesten afleggen. Ze moesten het welzijn van de bevolking daar bevorderen. Na de tweede wereldoorlog kwamen de gebieden onder toezicht van de Beheerschapsraad.

Vlak na aanvaarding van het VN-Handvest veranderde het denken over koloniale overheersing en ´beschavingsmissies´ snel: kolonisatie werd beschouwd als schending van het recht op zelfbeschikking , daarom kwam er een . Door de nieuwverworven onafhankelijkheid kwamen er veel nieuwe staten bij de gemeenschap. Wel bleven veel staten sterk afhankelijk, van andere staten of internationale instanties.

 

Het decentrale karakter van de internationale rechtsorde

Wetgevende, rechtsprekende en uitvoerende functie in het internationaal recht

De relatie tussen het bestaan van soevereine staten en de aard van het internationaal recht is uitvoerig aan de orde gekomen in de zaak Lotus. De beroemde zaak Lotus uit 1927: Frankrijk vroeg het toenmalige Permanent Hof van Internationale Justitie of Turkije bevoegd was een Franse luitenant, die betrokken was bij een botsing tussen een Frans en een Turks stoomschip te arresteren en vervolgen. Tegenwoordig zou een dergelijke vraag ontkennend beantwoord worden (zie artikel 97 van het VN Verdrag inzake het Recht van de Zee). Frankrijk beriep zich op het verdrag van Lausanne; met dit verdrag was de volledige soevereiniteit van Turkije erkend en er stonden regels in over de uitoefening van jurisdictie over buitenlanders Het Hof kwam tot de conclusie dat het toenmalige internationaal recht zich niet verzette tegen de uitoefening van rechtsmacht door Turkije en dat, nu een verbod afwezig was, Turkije als soevereine staat de vrijheid had om tot vervolging van de Franse luitenant over te gaan. De redenering die het Hof hierbij gaf is belangrijk en bevat drie essentiele bepalingen die nu nog van toepassing zijn:

  1. de internationale samenleving bestaat uit onafhankelijke staten

  2. staten zijn alleen gebonden aan regels die ze vrijwillig hebben aanvaard (verdragen/gewoonterecht)

  3. in een dergelijke internationale samenleving mag het bestaan van beperkingen op de handelingsvrijheid van soevereine staten niet als uitgangspunt genomen worden.

Het idee van de internationale gemeenschap van soevereine staten is een van de uitgangspunten van het VN-Handvest en zichtbaar in de structuur van het recht, namelijk de decentrale structuur, ookwel horizontale structuur.

In de nationale rechtsorde leidde de ontwikkeling van de moderne staat tot centralisering van de overheidsmacht. Deze centralisering is in de internationale samenleving achterwege gebleven. Dit is duidelijk zichtbaar wanneer je kijkt naar de drie functie die in een rechtssysteem moeten vervuld worden:

  1. De wetgevende en regelstellende functie: het internationaal recht heeft geen centrale wetgever die algemeen verbindende regels mag maken. Het grootste gedeelte regels bestaat dan ook uit verdragen en gewoonte.

  2. De rechtsprekende functie: het internationaal recht heeft geen algemeen systeem van verplichte rechtsmacht waar staten zich aan moeten houden. Het internationaal Gerechtshof mag pas uitspraken doen over geschillen tussen staten als zij het Hof hebben erkend.

  3. De uitvoerende of handhavende functie: uitspraken of schendingen van het internationaal recht kunnen niet worden afgedwongen. De staten zelf spelen een grote rol bij handhaving en afdwinging van regels van internationaal recht.

 

De legalisering van gemeenschapsbelangen

De wil van de staat is van belang bij het internationaal recht, dit belang is op verschillende rechtsgebieden gerelativeerd . Hier is sprake van bij fundamentele normen die als dwingend internationaal recht kunnen worden beschouwd. Ook is er in het internationaal recht steeds meer aandacht voor gemeenschapsbelangen: belangen die uitstijgen boven de belangen van individuele staten en die worden gezien als een aangelegenheid van de internationale gemeenschap als geheel. In sommige gevallen bestaan er internationale organen die zijn belast met de bescherming van deze gemeenschapsbelangen, zoals de VN-Veiligheidsraad. Dit orgaan kan ook overgaan tot het nemen van maatregelen. maatregelen van de Veiligheidsraad kunnen niet alleen gericht zijn tot de lidstaten van de VN, maar ook tot niet-lidstaten of niet-statelijke actoren.

 

Is internationaal recht ‘recht’?

Sommige mensen menen dat het internationale recht niet als ´echt recht´ kan worden gezien, omdat er sprake is van een decentraal karakter of horizontale structuur. Wanneer er wordt gekeken naar het internationale recht, dan kun je zeggen dat het opvalt dat belangrijke actoren zoals staten, internationale organisaties en nationale rechters de regels van het internationaal recht wel degelijk als juridisch geldend beschouwen. Er is geen sterk centraal gezag. Toch kan men beter het internationale recht als een echte rechtsorde beschouwen en eraan toevoegen dat deze rechtsorde een bijzonder karakter heeft.

 

Staatssoevereiniteit

Soeverein’ betekent dat een staat niet onderworpen is aan het gezag van een andere staat: De staat heeft binnen een land het hoogste juridische gezag (dat is de interne dimensie), dat andere landen moeten accepteren (non-interventiebeginsel, de externe dimensie). Dit moet wel binnen de grenzen van het internationale recht blijven. Het internationaal recht bepaalt de inhoud en de strekking van de soevereiniteit en regelt ook dat via verdragen nieuwe internationale organisaties opgericht mogen worden. Aan deze organisaties kunnen bevoegdheden worden overgedragen. Deze organisaties zorgen voor nieuwe regels binnen het internationale recht. In toenemende mate is het traditionele tussenstatelijke recht aangevuld met regels die tot stand komen, worden geïnterpreteerd en worden gehandhaafd door of via internationale organisaties.

 

De transnationale samenleving en het recht der internationale organisaties

Instiutionalisering van interstatelijke organisaties

Internationaal recht is vooral ontstaan om het gedrag tussen staten te regelen. Door technologische ontwikkelingen, schaalvergroting en internationalisering van de economie kregen staten steeds meer te maken met problemen die verder gingen dan binnen de grenzen van de staat. Staten waren steeds meer verplicht om mee te werken aan oplossingen van transnationale problemen. Daardoor zijn de internationale organisaties ontstaan. Internationale organisaties zijn opgericht door staten door middel van een verdrag. Hadden internationale organisaties eerst een beperkte, vooral technische functie; na WO II zijn er honderden bijgekomen, gespecialiseerde en universele. Deze hadden toen vooral een politieke functie. Ten aanzien van internationale organisaties wordt uitgegaan van het attributiebeginsel: zij hebben alleen die bevoegdheden die in het oprichtingsverdrag zijn toebedeeld door lidstaten. Anderzijds hebben zij wel een eigen dynamiek.

 

De Verenigde Naties

Doelstellingen en karakter van de VN

  1. Het beste voorbeeld van de institutionalisering van de internationale samenleving is de VN. Zij hebben een brede, politieke functie en hun doelstellingen zijn de volgende: Het handhaven van internationale vrede en veiligheid

  2. Het ontwikkelen van vriendschappelijke betrekkingen tussen de naties

  3. Het tot stand brengen van internationale samenwerking bij het oplossen van internationale vraagstukken van economische, sociale, culturele of humaitaire aard en bij het bevorderen van eerbied voor de rechten van de mens

  4. Het zijn van een centrum voor de harmonisatie van het optreden van naties ter verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen.

 

 

Belangrijk binnen de VN is de soevereine gelijkheid van de leden en de VN bemoeit zich niet met “aangelegenheden die wezenlijk onder de nationale rechtsmacht vallen” (artikel 2 lid 7 VN-Handvest). De soevereine gelijkheid van de leden is ook erg belangrijk (artikel 2 lid 1 VN-Handvest). Het mondiale karakter blijkt uit artikel 4 VN-Handvest, omdat het lidmaatschap voor alle “vredelievende” staten. Toelating van nieuwe leden gebeurt op basis van een besluit van de Algemene Vergadering op aanbeveling van de Veiligheidsraad (artikel 4 lid 2 VN-Handvest). In artikel 5 en 6 VN-Handvest staat de schorsing of uitstoting.

 

Hoofdorganen van de VN

  • De Algemene Vergadering (General Assembly): Bestaat uit alle leden van de VN, vergadert jaarlijks van september tot december en bestaat voor effectieve besluitvorming uit 6 commissies. De resoluties, zijn formeel niet bindend, maar kunnen wel een belangrijke rol spelen in de rechtsvorming. Ze worden in de meeste gevallen aangenomen als consensus bereikt is, maar soms is een 2/3e meerderheid gewenst of, bij belangrijke resoluties (artikel 18 Handvest van de VN), geboden. De resoluties zijn formeel niet bindend maar wel gezaghebbend.

  • De Veiligheidsraad (Security Council, artikel 25 VN-Handvest): Bestaat uit vijftien leden, waarvan de VS, Rusland, China, Frankrijk en Engeland permanent zijn en het vetorecht hebben (behalve bij procedurele besluiten) omdat zij de overwinnaars waren na WO II en ze anders het Handvest niet wilden aanvaarden. De tien anderen rouleren en hebben zitting voor twee jaar. De Veiligheidsraad neemt een besluit aan wanneer negen van de vijftien voor stemmen (artikel 27 Handvest van de VN), waar de permanente vijf leden dus bij moeten zitten, tenzij ze zich onthouden van stemming. Door de grote toename van het aantal leden van de VN en de gewijzigde internationale situatie (vooral het beëindigen van de Koude Oorlog) is een hervorming van de huidige situatie binnen de Veiligheidsraad gewenst; het is niet bepaald representatief, omdat er inmiddels 192 staten lid zijn. Het is gewenst dat Japan, Duitsland, staten uit Latijns-Amerika/Azië/Afrika en zelfs de EU misschien ook een plaats moeten krijgen. Bovendien hebben andere mondiale organisaties het aantal leden van hun ‘raad’ ook aangepast aan het toegenomen ledenaantal. Op 21 maart 2005 kwam Kofi Annan met het rapport ‘In Larger Freedom: Towards Development, Security and Human Rights for All’ waarin hij onder andere inging op de mogelijke hervorming van de organisatie. De voorgestelde uitbreiding van het aantal leden van de Veiligheidsraad (naar 24) kan echter alleen doorgaan als de permanente vijf leden ermee instemmen. De roep om hervorming is ook sterker geworden omdat de Veiligheidsraad vanaf de jaren ’90 pas echt belangrijk is geworden: zolang de Koude Oorlog duurde functioneerde de Veiligheidsraad (VS en SU zaten er allebei in) nauwelijks. De besluiten van de Veiligheidsraad zijn bindend.

  • Het Internationaal Gerechtshof (International Court of Justice) zie hoofdstuk 10.

  • De Beheerschapsraad (Trustee Council): Moest de afgenomen gebieden van Turkije en Duitsland beheren. Na 1945 wilden andere staten hun koloniën echter niet overdragen aan deze raad en omdat alle gebieden nu onafhankelijk zijn, is de Raad non-actief.

  • Het Secretariaat (Secretariat): de ambtelijke dienst van de VN onder leiding van de Secretaris-generaal die voor vijf jaar gekozen wordt door de AV op aanbeveling van de Veiligheidsraad. Heeft de bevoegdheid om zaken met betrekking tot de vrede en veiligheid onder de aandacht van de Veiligheidsraad te brengen. De rapporten van het Secretariaat hebben grote invloed op het beleid van de VN.

  • De Economische en Sociale Raad (ECOSOC): is de tegenhanger van de Veiligheidsraad op de andere beleidsterreinen: economische en sociale samenwerking en mensenrechten. Er zijn 54 leden, gekozen voor drie jaar door de AV (de P-5 altijd). De ECOSOC coördineert zijn commissies en de gespecialiseerde organisaties, die zelfstandig zijn maar door een overeenkomst met ECOSOC bij de VN horen. Dit zijn twaalf gespecialiseerde organisaties.

(zie voor een uitgebreid schema van de VN pagina 27 W&W).

 

Reparation of Injuries-zaak (1949): Een VN-medewerker was in Jeruzalem vermoord. De vraag die aan het Internationaal Gerechtshof werd voorgelegd, was of de VN een zodanige positie in het international recht had, dat deze organisatie zelfstandig op internationaal vlak kon vragen om genoegdoening voor geleden schade. Het antwoord was volgde was “Ja”. De VN heeft dus rechtspersoonlijkheid (dit is besloten naar aanleiding van veranderingen in de internationale samenleving). Er werd in tegenstelling tot Lotus benadrukt dat de juridische soevereine staten de facto afhankelijk zijn en dat er naast de staten ook andere belangrijke actoren op het internationaal niveau zijn: de internationale organisaties.

Attributiebeginsel: internationale organisaties hebben alleen die bevoegdheden die in het oprichtingsverdrag zijn toebedeeld door de lidstaten (beginsel van soevereiniteit dus niet aangetast). In de praktijk echter ontwikkelen de organisaties zich verder, daarom is er druk tot ‘constitutionalisering’; zodat ook op internationaal niveau de democratische rechtstaat is vastgesteld. Doordat de regelgeving steeds meer invloed heeft op private rechtspersonen en particulieren, en deze direct en indirect bij besluiten betrokken zijn, is er een complexere bestuursvorm ontwikkeld: governance.

Nu is de bestuursvorm niet alleen horizontaal (gouvermenteel/niet-gouvermenteel), maar ook verticaal. Je hebt dus te maken met verschillende niveaus van besluitvorming: multilevel governance. Een achterliggende gedachte hierbij is dat internationale organisaties in enkele gevallen gaan optreden als wetgever en besluiten aannemen die rechtstreeks invloed hebben op de rechtspositie van individuen.

 

 

Hoofdstuk 2: Europees recht en Europese samenleving

 

Inleiding

Het Europese recht heeft veel invloed op het nationaal recht. Het is echter wel van belang om in het achterhoofd te houden dat ´Europa´ meer omvat dan alleen de EU en haar lidstaten. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de NAVO, de Raad van Europa of de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Het Europese recht heeft alleen betrekking op de Europese Unie (EU).

 

Europees en internationaal recht

De EU is een internationale organisatie die door soevereine lidstaten is opgericht. Daarom wordt Europees recht beschouwd als een onderdeel van het internationaal recht.

Historisch gezien is het verschil tussen internationaal publiekrecht en Europees recht goed verklaarbaar. Kort na de Tweede Wereldoorlog werd duidelijk dat het internationaalRead more