Leren studeren hoofdstuk 4 Stof verwerken


4.1 Een samenvatting maken

Een samenvatting is een kortere versie van een lang stuk tekst, zoals een boek of een artikel. Als je moet leren voor een tentamen is een samenvatting maken een goede manier. Je gaat namelijk actief met de stof aan de slag. Hierdoor kan je het beter in je op nemen en daardoor beter onthouden.

De samenvatting is in je eigen woorden geschreven, maar nog wel begrijpelijk voor een ander. Dit voorkomt dat je later niet meer weet wat je met een afkorting of vergelijking bedoelt.

Als het boek goed en overzichtelijk is geschreven, is het maken van een samenvatting niet moeilijk. Lees het begin en eind van elke alinea en je hebt de grote lijn van het boek/artikel te pakken. Helaas geldt dit niet voor elke tekst. Hieronder wordt aangegeven hoe je dit soort teksten het beste kunt samenvatten.

 

Stap 1: Korte omschrijving

Voordat je een samenvatting kan schrijven dien je zelf de tekst te lezen en bovenal goed te begrijpen. Nadat je de tekst hebt gelezen probeer je de kern van het verhaal kort voor jezelf samen te vatten. Als je een langere tekst, bijvoorbeeld een boek, wilt samenvatten, dan kan je dit per hoofdstuk uitvoeren. Vervolgens probeer je de tekst in een bepaalde context te stoppen. Dit wordt vaak in het voorwoord van een boek verteld. Wanneer en waarom is het boek geschreven? Door wie, en wat is de bedoeling van de auteur? Een context kan je helpen de tekst in een bepaald perspectief te plaatsen. Hierdoor zal je de tekst beter begrijpen

 

Stap 2: De rode draad vinden

De kern van de tekst, oftewel de hoofdgedachte, is ook de kern van de samenvatting. Als je een samenvatting gaat maken is het vinden van deze hoofdgedachte dus het eerste wat je doet. Elke tekst heeft een bepaalde structuur. Aan de hand van de structuur kan je zien wat de belangrijkste boodschap is en kan je makkelijk verbanden leggen. Schrijf de kern van de tekst op een apart blaadje, zo kan je hier altijd op terug vallen als je de hoofdboodschap dreigt te vergeten. Hierdoor voorkom je dat je teveel tijd besteedt aan het leren van bijzaken.

 

Stap 3: Vat elke alinea samen in één zin

Kijk opnieuw goed naar de structuur van de tekst. Schrijf bij elke alinea wat voor soort tekst het is. Dient het bijvoorbeeld als inleiding of is het een alinea waarin de conclusie van het voorgaande wordt uitgelegd? Probeer elke alinea in één zin samen te vatten, houd hierbij de hoofdboodschap nog wel in gedachte!

 

Stap 4: Maak een lopende tekst

Nu heb je elke alinea in één zin samengevat. Je bent al een heel eind, het enige wat je moet doen is een lopende tekst van alle zinnen maken.

Omdat het een logisch verhaal moet worden hoef je je niet aan de volgorde van de tekst te houden. Als je bijvoorbeeld verbanden hebt gelegd tussen twee hoofdstukken mag je dit bij elkaar in de samenvatting zetten. Maak de samenvatting zo duidelijk mogelijk, dit betekent dat je voor jezelf ook informatie toe kan voegen, die je bijvoorbeeld in hoorcolleges hebt geleerd. Schrijf niet alles door elkaar, maar houd je aan een structuur: inleiding, kern en conclusie.

 

Stap 5: Afronden

Zet de puntjes op de i: let op spel- en tikfouten en neem de tekst nog een keer door.

Gaan andere mensen je samenvatting lezen? Leg de samenvatting dan weg en pak het na een paar dagen weer op, na deze pauze kan je objectiever naar de samenvatting kijken. Begrijp je de tekst na een paar dagen nog steeds? Zijn alle verbanden duidelijk aangegeven? Is de tekst overzichtelijk? Dan is je samenvatting af!

4.2 Een uittreksel schrijven

Een uittreksel lijkt op een samenvatting, het is een beknopte versie van een lang stuk tekst. Het verschil is dat een uittreksel zich met name richt op de volgorde van de tekst, begrip hiervan is niet perse nodig.

Als je een uittreksel schrijft besteed je minder aandacht aan de inhoud van de tekst, maar vooral aan de manier waarop de tekst is opgebouwd. In je eigen woorden geef je de kernpunten, voorbeelden en hoofdzaken weer. Je bent actief met de stof bezig, waardoor je de stof beter kunt onthouden. Een uittreksel geeft goed de structuur van de tekst weer, maar is inhoudelijk minder betrouwbaar voor het leren van een tentamen. Dit in tegenstelling tot een samenvatting waarbij het meer draait om de bedoeling van de tekst en dient de schrijver van de samenvatting alles goed te begrijpen.

Een uittreksel kan je maken door elke eerste zin van een alinea in je eigen woorden achter elkaar te zetten. Hierdoor krijg je overzicht van de onderwerpen die in de tekst worden behandeld. Een uittreksel is vooral geschikt om dit overzicht te creëren en minder om voor het tentamen de tekst nog eens te leren.  Als je een uittreksel schrijft, let er dan op dat je niet de tekst alleen maar aan het overschrijven bent, maar dat je weet waarom de tekst in die volgorde staat en wat de schrijver wil bereiken met de tekst.

 

4.3 Teksten lezen

Tijdens je studie krijg je aardig wat literatuur te verwerken. In het eerste jaar zijn de voorgeschreven boeken al een stuk dikker dan die op de middelbare school en gedurende de studie wordt dit alleen maar meer. Alles één keer lezen zal niet voldoende zijn en je hebt niet genoeg tijd om ieder boek zo vaak te leren dat je het uit je hoofd kent. Het kan dus geen kwaad om jezelf een structuur aan te leren waardoor je op een effectieve manier kunt studeren. Omdat iedere student op een andere manier leert en informatie verwerkt is het belangrijk een manier te vinden die aansluit bij jouw studiebehoefte. We zullen hier wel een basis geven die je als uitgangspunt kunt gebruiken, hierbinnen zul je de variaties moeten zoeken die passen bij jouw leerstijl.

4.3.1. Lezen in rondes

Zoals hierboven al staat: als je alles een keer doorkijkt zal er bij veruit de meeste studenten niet genoeg blijven hangen om het tentamen goed te kunnen maken. Bij het lezen in rondes lees je een tekst, zoals de naam al zegt, in verschillende rondes, waarbij je steeds meer tijd neemt om de betekenis van de tekst tot je te nemen. Door op deze manier de tekst te behandelen zorg je ervoor dat de stof beter blijft hangen. Als je alleen simpelweg alles blijft herhalen loop je het risico het overzicht kwijt te raken. Door gebruik te maken van het rondesysteem krijg je de structuur van de tekst in je hoofd waaraan je de informatie op kunt hangen. Dit is effectiever dan alle literatuur uit je hoofd te leren.

 

Oriëntatieronde

In de eerste ronde kijk je alleen naar de structuur van de tekst. Door de titel, tussenkopjes en tabellen te bekijken krijg je al een goed beeld van de grote lijn van de tekst. Neem ook even de tijd om hier over na te denken en het verloop van de tekst te voorspellen, dit helpt je om in een volgende ronde makkelijker door de tekst heen te komen, je weet dan immers als waar de schrijver heen wilt. Je kunt in deze ronde ook hier en daar een paar regels lezen om een beeld te krijgen van het moeilijkheidsniveau van de tekst en de kernargumenten.

 

Intensieve ronde

In deze ronde ga je de tekst echt lezen. Het doel is hierbij om de tekst te begrijpen. Besteed dus extra aandacht aan de alinea's die de kern van de tekst samenvatten en de delen die je moeilijk te begrijpen vindt. Je kunt hierbij ook belangrijke woorden onderstrepen en aantekeningen maken. Dit kan je helpen de tekst beter te onthouden door tijdens het lezen al wat meer nadruk te leggen bij deze belangrijke onderdelen. Let er wel op dat je dit op een overzichtelijke manier doet. Het onderstrepen en opschrijven levert op dat moment al winst op omdat je langer bij deze zinnen stilstaat, maar het zou handig zijn als je dit in een later stadium ook kunt gebruiken om te studeren voor het tentamen. Onderstreep daarom niet teveel, maar alleen de kernwoorden van een alinea. Of zet een uitroepteken in de kantlijn langs een deel waar je wat extra nadruk op wilt leggen.

 

Let tijdens deze ronde ook op de manier van argumenteren die in de tekst gebruikt wordt. Als de schrijver een bepaald standpunt inneemt zal hij argumenten aanvoeren om dit te onderbouwen. Herken deze argumenten en bepaal of gebruik wordt gemaakt van een logisch, feitelijk of subjectief argument. Op basis hiervan kun je de waarde van de tekst inschatten, dit kan van pas komen als later op het tentamen of bij een essay gevraagd wordt om het standpunt van de auteur te onderbouwen of te ontkrachten. Als je van een tekst weet wat de stelling is, hoe de auteur hier over denkt en wat de belangrijkste argumenten zijn die hij hiervoor aanvoert heb je een vrij goed beeld van de tekst. Dit gaat echter alleen op voor betogende teksten, teksten die puur informerend zijn bedoeld lenen zich minder goed voor een argumentanalyse.

 

Herhalingsronde

Nadat je de tekst intensief hebt gelezen is het belangrijk nog wat onderdelen te herhalen. Het doel van deze ronde is om de kerndelen wat extra uit te lichten. Ga dus niet de hele tekst nog eens doorlezen. Als het goed heb je hier al genoeg basiskennis van na de intensieve ronde. Als dit niet zo is kun je de vorige ronde nog eens herhalen, maar doe dit dan niet in plaats van de herhalingsronde.

Na de vorige ronde zul je een beeld hebben van welke alinea's essentieel zijn voor het begrip van de tekst. Lees deze delen nog eens extra aandachtig door. Als je aantekeningen of onderstrepingen hebt gemaakt bekijk je deze ook nog een keer. Delen die je bij de eerste lezing te moeilijk vind om te begrijpen kun je nu nog eens herhalen, dit keer langzaam en gericht op het volledig bevatten van de tekst.

 

Testronde

Om na te gaan of je de tekst ook daadwerkelijk begrepen en onthouden hebt kun je jezelf testen na het lezen van een hoofdstuk of artikel. Misschien zijn er oefenvragen beschikbaar in het boek of van eerdere tentamens die je kunt beantwoorden. Als dat niet het geval is kun je voor jezelf de tekst kort samenvatten om te zien of je hier genoeg kennis voor hebt, ook kun je jezelf wat vragen stellen over de stof. Een andere optie is om de stof met studiegenoten te bespreken, zo kom je erachter of je beide dezelfde informatie uit de tekst hebt gehaald en de stof op dezelfde manier hebt geïnterpreteerd.

4.3.2. Studeren

Als het tentamen voor de deur staat zul je geen tijd meer hebben om alle literatuur nog eens intensief door te gaan lezen. Als je dit tijdens het vak wel gedaan hebt door gebruik te maken van het rondesysteem is dat echter geen probleem. Tijdens het studeren kun je de aantekeningen die je gemaakt hebt nog eens goed doorlezen en uit je hoofd leren. Neem hierbij ook de tijd om begrippen en feiten te stampen. Hoe vaker je dit doet hoe meer ervan zal blijven hangen op en na het tentamen. Doe dit dus gerust een paar dagen achter elkaar en misschien de eerste keer al een paar weken voor het tentamen.

4.3.3. Snellezen

Snellezen is een techniek waarbij je zo snel mogelijk een tekst probeert te lezen met een zo volledig mogelijk begrip van dat wat je gelezen hebt. De techniek is niet onomstreden: sommige snellezers beweren meer dan vierduizend woorden per minuut te kunnen lezen waarbij ze minimaal de helft onthouden. Slechts 50% van een tekst onthouden is echter erg weinig en dit geldt bovendien alleen voor geoefende snellezers. Mocht je toch in tijdnood komen, dan kun je altijd deze techniek toepassen, waarschijnlijk zul je hier meer aan hebben dan aan slechts de helft van de tekst lezen.

Door met een pen of je vinger de tekst te volgen die je aan het lezen maak je het makkelijk voor je ogen om de tekst te volgen. Door de pen sneller te bewegen kun je het tempo opvoeren. Het is de bedoeling dat je niet je hoofd maar alleen je ogen beweegt, waardoor je sneller van zin naar zin kunt springen. De techniek zorgt ervoor dat je het 'subvocaliseren' onderdrukt. Dit wil zeggen dat je de woorden niet in je hoofd uitspreekt, maar alleen maar aan het lezen bent. Hierdoor heb je minder tijd per woord nodig. Door de snelheid waarmee je je pen of vinger langs de woorden beweegt te variëren kun je zoeken naar een tempo dat snel genoeg is om geen afleiding toe te laten, maar niet zo snel dat er niets blijft hangen.

 

De kern lezen

Een variatie op snellezen is alleen de kern van een tekst lezen. Als een boek of artikel goed geschreven is staat de belangrijkste informatie de eerste en laatste zin van iedere alinea. Je kunt door de tekst heen gaan door alleen deze zinnen te lezen. Het stuk dat je dan overslaat is de argumenten voor de stellingen van de auteur of de uitleg van deze argumenten. Afhankelijk van je eigen begrip en de aard en moeilijkheidsgraad van de stof kan dit een groot gemis zijn. Gebruik dit daarom niet als volwaardig alternatief voor intensief lezen, maar alleen als je niet genoeg tijd hebt of als aanvulling.

4.4. Verschillende leerstijlen

Op welke manier je de stof het beste tot je kunt nemen is voor een groot deel afhankelijk van jouw voorkeuren en leerstijl. Kijk welke stijl volgens hoofdstuk 1.2 en de test in bijlage 1 bij jou hoort en volg de tips bij die leerstijl.

Doener

Jij hebt het meeste baat bij een actieve leerstijl. Hier kun je vooral in de intensieve ronde in investeren door meer te doen dan alleen lezen. Aantekeningen maken, woorden onderstrepen of markeren of tijdens het lezen een samenvatting maken zorgt ervoor dat de tekst meer tot leven komt en je actiever kunt studeren. Nog beter is om jezelf aan het begin van ieder hoofdstuk of artikel een opdracht te geven. Doe eerst de oriëntatieronde en lees de introductie. Je hebt nu een goed beeld van waar de tekst over gaat. Op basis daarvan kun je jezelf een vraag geven om te beantwoorden of jezelf de opdracht geven om het hoofdargument van de tekst samen te vatten en daar verschillende onderbouwingen voor te vinden. Als je met deze opdracht aan de slag gaat zul je waarschijnlijk met meer energie en resultaat door de stof heen gaan.

Bezinner

Actief lezen is voor jou geen vereiste om de stof in je op te kunnen nemen. Met aandachtig lezen en gedisciplineerd studeren kun je de tekst goed bestuderen. Zorg er wel voor dat je je niet laat afleiden door je eigen gedachten. Blijf bij de tekst door bijvoorbeeld de druk op te voeren met de oefening van pagina x. Als het niet lukt om gedisciplineerd te studeren kun je een strakke planning maken voor de te leren stof. Spreek me jezelf af wanneer je iedere ronde moet hebben afgerond en aan de volgende begint. Ruim hier extra tijd in om over de stof na te kunnen denken. Je kunt bijvoorbeeld ieder kwartier de wekker zetten om jezelf toe te laten vijf minuten over de theorie na te denken. Na die vijf minuten gaat de wekker weer en moet je weer aan het werk.

Denker

Tijdens het lezen kun je verbanden leggen met de stof voor andere vakken en andere delen van het boek. Na de oriëntatieronde kun je waarschijnlijk wel bedenken met welke andere auteurs raakvlakken zijn. Maak een schema waarin je deze theorieën opneemt en geef tijdens het intensieve lezen in dit schema aan waar de overeenkomsten en tegenstellingen tussen de theorieën liggen.

Beslisser

Probeer je tijdens het lezen af te vragen in welke praktijksituaties deze stof van pas zou komen. Voor de meeste stof die wordt voorgeschreven voor de vakken die je volgt zal er een toepassingsmogelijkheid zijn in je latere professionele leven. Als je de oriëntatieronde gehad hebt en een goed beeld hebt van waar de tekst over gaat, kun je waarschijnlijk wel zo'n toepassing bedenken. Tijdens de intensieve ronde kun je dan bedenken hoe dit in zijn werk zou gaan en op welke manier je ieder deel van de stof in de praktijk kunt brengen. Door je bezig te houden met deze praktische mogelijkheid zul je de stof beter in je op kunnen nemen en ben je gemotiveerder om het hoofdstuk uit te krijgen. Mocht een onderwerp dusdanig abstract zijn dat je geen praktische toepassing kunt bedenken, volg dan de tips voor de doener.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

verzekering studeren in het buitenland

Studeren in het buitenland, stagelopen of onderzoek doen? Check welke verzekeringen voor jou van toepassing zijn via de JoHo Insurances Foundation, of bereid je vertrek naar het buitenland voor

Study or work abroad: check your insurance options

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources
Leren studeren hoofdstuk 5 Tentamens maken

Leren studeren hoofdstuk 5 Tentamens maken


5.1 Voorbereiden op tentamens

Na weken zweten, zwoegen en colleges voorbereiden komt de grote test, het tentamen. Een tentamen kan eng zijn, er wordt gecheckt of je voldoet aan de norm en daarbij wil je natuurlijk een goed cijfer halen. Maar een tentamen kan ook juist motiverend werken. Je hebt niet voor niets zo hard gewerkt, eindelijk kan je laten zien wat je allemaal weet en kan. In beide gevallen moet je je zo goed mogelijk voorbereiden op het tentamen, hoe je dit het beste kan doen, lees je in dit hoofdstuk.

Alle stof die je moet lezen voor een tentamen is belangrijk. Echter is niet elk detail relevant, maak daarom altijd een onderscheid tussen hoofd- en bijzaken. Bij tentamens draait het meestal op de hoofdboodschap, maar soms kunnen er ook bijzaken ter sprake komen. Soms is de stof dermate omvangrijk dat je door de bomen het bos niet meer kan zien. Het kan dus moeilijk zijn deze hoofdboodschap eruit te halen. Let dan goed op de onderwerpen die bij de hoorcolleges zijn behandeld en lees altijd de laatste alinea van elk hoofdstuk goed. Dit is vaak een samenvatting van hetgeen dat in het hoofdstuk is behandeld (de conclusie).

Bedenk tijdens het leren van een tentamen wat er gevraagd zou kunnen worden. Hierdoor ga je actief met de stof om en zal je het een stuk beter onthouden. Oefen vervolgens samen met een medestudent. Leg aan elkaar uit wat je hebt geleerd en stel elkaar vragen.

Net voor het tentamen is het belangrijk om te ontspannen. Ga niet als een bezetene nog even een begrippenlijst uit je hoofd leren, maar eet even iets, lees een stripboek of maak een wandeling. Zorg ervoor dat je de nacht voor het tentamen goed slaapt en dat je dus uitgerust bent. Tijdens het tentamen zal je hier profijt van hebben, je kan je namelijk veel beter concentreren.

 

5.2 Algemene tentamentips

Ook als je je uitstekend voorbereid hebt kan het alsnog fout gaan. Tijdens het tentamen kun je een black-out krijgen, veel te lang blijven steken bij die ene vraag die je juist niet kent of te haastig werken waardoor je het steeds net niet goed doet. Om je hierbij te helpen, hier een aantal tips geven van hoe je het beste een tentamen aan kunt pakken. We maken hierbij onderscheid tussen tentamens met open vragen en meerkeuzetentamens, maar zullen eerst wat tips geven die voor ieder tentamen van belang zijn.

 

Tip 1: Steekwoorden opschrijven

Als je het tentamen voor je neus krijgt, begin dan met het doorlezen van alle vragen. Zet bij de vragen die je weet steekwoorden en sla de vragen die je niet weet over.

 

Tip 2: Makkelijke vragen eerst

Je weet nu in welke vragen je meer tijd moet steken en in welke minder. Begin met de vraag waarbij je het antwoord zeker weet en eindig met de vraag die voor jouw het moeilijkst te beantwoorden is.

 

Tip 3: Deel je tijd in

Maak een inschatting hoeveel tijd je per vraag nodig hebt en kijk hoeveel tijd je beschikbaar hebt. Op deze manier kom je niet in tijdnood aan het eind van het tentamen.

 

Tip 4: Rustig analyseren

Als een vraag een stortvloed aan informatie bevat, raak dan niet in paniek. Probeer de informatie rustig te analyseren en kijk ook of je alle gegevens uit de vraag wel nodig hebt, soms zijn bepaalde dingen er alleen maar bij gezet om te zien of jij relevante en niet-relevante informatie van elkaar kunt onderscheiden. Probeer de vraag te filteren tot je weet wat er precies van je verwacht wordt. Let hierbij op de sleutelwoorden, dat zijn de woorden die aangeven waaraan je het antwoord moet toetsen.

 

Tip 5: Maak aantekeningen

Je kunt een kladblaadje gebruiken om dingen uit te tekenen of aantekeningen en berekeningen te maken. Dit kan je wat meer overzicht geven en de vraag verhelderen.

Tip 6: Schrijf begrijpelijk

Houd in je antwoord rekening met het feit dat een ander (in dit geval de docent) het antwoord moet begrijpen. Dit betekent ook dat je je gedachtegang expliciet moet maken, zodat de docent kan zien hoe je tot je antwoord bent gekomen.

 

Tip 7: Nalezen

Lees je antwoorden goed na, nadat je alle vragen hebt ingevuld. Is de opbouw van je antwoord logisch en compleet? Geeft het antwoord op de vraag die gesteld is?

 

5.3 Faalangst

Als je goed hebt geleerd en deze tips hebt gevolgd, zal je het tentamen makkelijk doorlopen. Dit zal niet bij iedereen het geval zijn. Er zijn studenten die het maken van een tentamen altijd moeilijk vinden, ook als zij goed gestudeerd hebben. Zij voelen zich angstig en gespannen vóór en tijdens het tentamen. Voor enkelen kan dit een positief effect hebben. Sommige studenten hebben de spanning nodig om het tentamen goed te kunnen maken. Dit wordt ook wel positieve faalangst genoemd. Bij anderen werkt dit echter nadelig. De angst en spanning loopt dermate hoog op dat zij verlammen en niet meer goed na kunnen denken. Deze negatieve faalangst heeft gevolgen voor je prestaties. Een goede voorbereiding is voor mensen met negatieve faalangst erg belangrijk. Doordat je elke dag iets doet ter voorbereiding op het tentamen, kan je tegen jezelf zeggen dat je goed hebt voorbereid en dus niet bang hoeft te zijn om het niet te halen. Zeg tegen jezelf dat je goed hebt geleerd en overtuig jezelf ervan dat je de stof weet en dat niemand je dat af kan nemen. Het hebben van zelfvertrouwen is hierbij dus zeer belangrijk. Het zal je helpen je onnodige angsten onder controle te houden. Lukt het je niet om zelf van je faalangst af te komen, zoek dan hulp bij je studiecoördinator of studentpsycholoog.

5.4 Meerkeuzetentamens

Meer worden wel eens gekscherend multiple-gok genoemd (afgeleid van multiple-choice). Klinkt leuk, maar door te gokken kom je er waarschijnlijk niet. Als je de stof niet kent zul je het ook bij meerkeuzevragen moeilijk krijgen. Er zijn echter wel dingen waar je op kunt letten waardoor je ook zonder veel voorkennis beter uit de voeten kunt met bepaalde vragen. We zullen je eerst wat tips en aandachtspunten geven voor het maken van de tentamens, daarna vind je een oefententamen waarmee je je meerkeuze-vaardigheden wat aan kunt scherpen.

 

Tip 1: Maak eerste de makkelijk vragen

Begin niet meteen met vraag 1 maar loop het tentamen eerst door voor de vragen die je zeker weet. Die kun je meteen invullen. Zo loop je niet het risico dat je vast komt te zitten op de moeilijkere vragen en uiteindelijk door tijdsgebrek vragen open moet laten die je gewoon wist.

 

Tip 2: Streep foute antwoorden weg

Je hoeft niet altijd meteen het goede antwoord te weten, misschien staat het antwoord dat volgens jou klopt er wel helemaal niet tussen. Begin daarom met het wegstrepen van de antwoorden die in ieder geval niet kloppen. Vaak houd je dan twee opties over. Kies dan degene die het minst fout/meest waar is.

 

Tip 3: Altijd iets invullen

Bij sommige meerkeuzetentamens worden minpunten gegeven voor het fout beantwoorden van vragen. Als dit niet het geval is, vul dan altijd wat in. Je weet vast wel zeker van één antwoord dat deze het echt niet moet zijn, dan heb je nog 33% kans dat je goed gokt.

 

Tip 4: Lees de vraag goed

Maak onderscheid tussen de stam (de vraag zelf) en de verschillende opties die op die stam kunnen volgen. Zorg ervoor dat je eerst de stam goed begrepen hebt voordat je naar de antwoordopties kijkt. Laat je niet verleiden om bij een makkelijke vraag gehaast te werk te gaan. Soms hoef je maar één woordje te missen om de vraag een heel andere betekenis (en dus een ander antwoord) te geven.

 

Tip 5: Lees alle antwoordopties

Als je dan toe bent aan het lezen van de antwoordopties, lees ze dan ook allemaal. Als het tweede antwoord al gelijk de juiste is kan het toch nog verstandig zijn de rest te bekijken. Misschien zit er nog wel een optie tussen die meer kloppend is of waarvan je weet dat je docent er de voorkeur aan zou geven.

 

Tip 6: Veranderen mag

Een hardnekkige mythe over het maken van meerkeuzetentamens is dat het veranderen van je antwoord bijna altijd een slecht idee is. Veelvuldig wetenschappelijk onderzoek heeft echter aangetoond dat terugkomen op een antwoord voor de meeste studenten positief uitpakt. Alleen die keren dat je van goed naar fout veranderd neem je het jezelf dusdanig kwalijk dat dat je langer bijblijft. Gebruik dit niet als een excuus om altijd ieder antwoord aan te passen, maar als je goede redenen hebt voor een nieuw inzicht, ga gerust je gang.

 

Tip 7: Let niet op patronen

Laat je niet in de war brengen doordat je al vijf keer achter elkaar ‘B’ hebt ingevuld. Er zit geen patroon in de antwoorden en soms zijn deze willekeurig door elkaar gehusseld. Zelf als de serie van vijf B’s wijst op een fout dan hoeft dit niet te betekenen dat de vijfde B fout is. Misschien zit het wel bij vraag twee en heb je eigenlijk maar drie B’s op rij.

 

Tip 8: Let op grammaticale hints

Als een antwoordoptie grammaticaal niet aansluit op de vraag is er een goede kans dat deze fout is. Kijk hier extra kritisch naar.

 

Tip 9: Pas op voor dubbele ontkenningen

Een vraag kan een dubbele ontkenning bevatten, wees hierop alert en analyseer goed wat dit betekent voor het antwoord dat je wilt geven.

 

Tip 10: Tegengestelde en gelijke antwoorden

Als twee antwoorden elkaars tegengestelde zijn is waarschijnlijk één van beide het juiste antwoord. Betekenen twee antwoorden juist hetzelfde? Dan kun je ze waarschijnlijk beide wegstrepen.

 

Tip 11: Let op detail

Als één van de antwoorden duidelijk specifieker is dan de anderen en meer indicatoren bevat waarop je hem kunt beoordelen, dan is er een goede kans dat deze de juiste is. Laat het antwoord echter ook niet te beperkend zijn. Als de zin begint met 'altijd' of 'nooit' is het veel moeilijker dit te verdedigen. Antwoorden die beginnen met 'over het algemeen' zijn vaker waar. De specificerende indicatoren moeten na dit 'over het algemeen' komen.

 

Tip 12: Kies het beste antwoord

Een antwoord moet niet alleen kloppen, het moet het beste antwoord zijn van alle opties. Soms kun je het gevoel hebben dat meerdere antwoorden juist zijn, kies dan degene die het beste te bewijzen is of degene waarvan je weet dat de docent er de voorkeur aan geeft.

5.4.1. Oefententamen meerkeuzevragen

Ook als je maar weinig van een bepaald onderwerp weet zul je sommige vragen met behulp van bovenstaande tips en een beetje gezond verstand kunnen beantwoorden. In een normaal tentamen zal dit niet voor alle vragen gelden, maar in onderstaand oefententamen wel. Denk bij iedere vraag rustig na en zie of je ze allemaal kunt beantwoorden. De antwoorden staan onderaan de tekst.

1. Welke van deze steden is de hoofdstad die het meest noordelijk gelegen is.

a) Vladiwostok

b) Peking

c) Moskou

d) Tromsø

 

2. Een 60-jarige man wordt met een status epilepticus opgenomen op de spoedeisende eerste hulp. Na controle van de luchtwegen moet als eerste stap toediening volgen van...

a) Dazepam.

b) CT-scan van het hoofd.

c) Insuline.

d) Liquorpunctie.

 

3. Wat is waar over RNA?

a) RNA is net zoiets als DNA, maar bestaat afzonderlijk.

b) RNA is één streng van het DNA.

c) De functie van RNA is het afbreken van overbodige eiwitten.

 

4. Wat zijn ‘sex-limited’ genen?

a) Genen die uitsluiten dat je eigenschappen van zowel mannen als vrouwen hebt.

b) Genen die bepalen of je een man of een vrouw bent.

c) Genen die aanwezig zijn in beide seksen, maar alleen actief zijn in één sekse.

 

5. Het multiplier effect houdt in dat genetische aanleg...

a) steeds sterker tot uiting kan komen als de omgeving dat toe laat.

b) met de jaren steeds steker tot uiting komt.

c) kan afnemen door omgevingsfactoren.

 

6. Wat is het potentiaalverschil?

a) Het verschil in concentratie van ionen binnen en buiten het neuron.

b) Het verschil in concentratie van bepaalde ionen.

c) Het verschil in concentratie tussen het ene neuron en het andere neuron.

 

7. Het Romeinse recht bestaat, zo leert ons Gaius, deels uit ius civile, deels uit ius gentium. Onder het laatste begreep hij in deze tegenstelling...

a) wetten in formele zin.

b) alle geschreven recht.

c) het ongeschreven recht dat de rede voorschrijft.

d) het internationaal publiek recht.

 

8. Onder een ‘rescript’ (rescriptum) van de Romeinse keizer verstaat men het...

a) rechtsgeleerd advies.

b) uitspraak in hoger beroep.

c) algemeen verbindende verordening.

d) ambtelijke richtlijn.

 

 

Antwoorden

 

Vraag 1: c, Moskou

Let hier goed op de sleutelwoorden uit de vraag: er wordt gevraagd naar de stad die zowel een hoofdstad is als het meest noordelijk gelegen. Alleen een antwoord dat voldoet aan beide criteria kan het juiste antwoord zijn. Je kunt op basis hiervan c en d al weg laten vallen, dit zijn namelijk geen hoofdsteden. Als je dan van Moskou en Peking niet weet welke noordelijker ligt kun je een redelijk veilige gok maken voor Moskou. Als je een beetje topografische kennis hebt weet je namelijk dat China zuidelijker ligt dan het overgrote deel van Rusland.

 

Vraag 2: a, Dazepam

De belangrijkste hint zit hier in de zinsconstructie. Een CT-scan en een punctie zijn namelijk geen dingen die je toe kunt dienen, deze vallen dus af. Vervolgens weten veel mensen wel dat insuline gebruikt wordt bij suikerziekte. Alleen dazepam blijft dan over.

 

Vraag 3: b, RNA is één streng van het DNA

Aangezien twee van de drie antwoordopties over DNA gaan zal RNA wel iets met DNA te maken hebben. De docent weet dat RNA deze herkenning bij de studenten oproept, en wil ze nog wat laten twijfelen door twee opties te geven. Van die twee opties kun je a eigenlijk vrij makkelijk laten afvallen, deze is te vaag om toetsbaar te zijn. B blijft over.

 

Vraag 4: c, Genen die aanwezig zijn in beide seksen, maar alleen actief zijn in één sekse

Door zorgvuldig de vraag te lezen en de verschillende elementen te analyseren kun je tot het juiste antwoord komen. Uit sex-limited kun je halen dat het met geslacht en beperking te maken heeft, sterker nog: het geslacht is de beperkende factor. Antwoord b valt dus sowieso af, daar wordt geen beperking opgeworpen. Bij antwoord a is er wel een beperking maar wordt die opgeworpen door de genen, alleen bij c is het het geslacht dat de genen beperkt.

 

Vraag 5: a, steeds sterker tot uiting kan komen als de omgeving dat toe laat

Antwoordoptie a en c zijn duidelijk tegengesteld, de kans is dus groot dat één van deze het juiste antwoord is, hiertussen is namelijk een echt scherpe keuze te maken. Antwoord c komt echt niet overeen met het sleutelwoord in de vraag: 'multiplier', hier gaat het juist om een fenomeen dat minder wordt. A omschrijft wel wat je mag verwachten bij een multiplier-effect.

 

Vraag 6: a, Het verschil in concentratie van ionen binnen en buiten het neuron

Alleen optie a geeft een echt gedetailleerde omschrijving van een fenomeen. Zowel b als c zijn erg vaag en zijn ook moeilijk van elkaar te onderscheiden. Kies in dit geval voor het antwoord dat een duidelijk keuze maakt.

 

Vraag 7: c, het ongeschreven recht dat de rede voorschrijft

Er wordt gevraagd naar een tegenstelling tussen ius civile en ius gentium. Gezien de context kun je aannemen dat ius 'recht' of 'wet' betekent. Aangezien de tegenstelling geschreven/ongeschreven twee keer voorkomt (alleen andersom) is de kans groot dat één van deze twee juist is. Voor de andere opties zijn ook geen duidelijke taalkundige hints te vinden in de woorden gentium en civile. Het is dan zaak om te bepalen of civile (burgerlijke) of gentium (menselijk) verwijst naar ongeschreven, het meest logische is dan om gentium aan ongeschreven te koppelen, dat heeft immers de minst geformaliseerde bijklank van de twee.

 

Vraag 8: a, rechtsgeleerd advies

'Rescript' doet nog het meeste denken aan voorschrift, maar dat brengt je niet veel verder met deze antwoordopties. De clue zit hier in het woordje 'het', dat kan namelijk alleen gebruikt worden voor de eerste optie. Voor de andere antwoorden had het lidwoord ‘de’ gebruikt moeten zijn.

 

Antwoorden

 

Vraag 1: c, Moskou

Let hier goed op de sleutelwoorden uit de vraag: er wordt gevraagd naar de stad die zowel een hoofdstad is als het meest noordelijk gelegen. Alleen een antwoord dat voldoet aan beide criteria kan het juiste antwoord zijn. Je kunt op basis hiervan c en d al weg laten vallen, dit zijn namelijk geen hoofdsteden. Als je dan van Moskou en Peking niet weet welke noordelijker ligt kun je een redelijk veilige gok maken voor Moskou. Als je een beetje topografische kennis hebt weet je namelijk dat China zuidelijker ligt dan het overgrote deel van Rusland.

 

Vraag 2: a, Dazepam

De belangrijkste hint zit hier in de zinsconstructie. Een CT-scan en een punctie zijn namelijk geen dingen die je toe kunt dienen, deze vallen dus af. Vervolgens weten veel mensenRead more