Werkgroepaantekeningen Goederenrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.


Goederenrecht werkgroep week 1

 

Voor dit vak is het belangrijk om het verschil tussen goederenrecht en verbintenissenrecht te kennen.

Verbintenissenrecht
Bij verbintenissenrecht gaat het om een recht tussen twee partijen. De partijen mogen zelf vorm geven aan de inhoud van de verbintenis. Er is sprake van een open systeem. Vervolgens regelt het verbintenissenrecht, wat er gebeurd als de prestaties niet worden nagekomen. Belangrijk is dat men alleen een vordering heeft ten opzichte van de andere partij. Het betreft een relatief recht.
Goederenrecht
In het goederenrecht is er sprake van een gesloten systeem. Dit houdt in dat men alleen rechten in het leven kan roepen die in de wet geregeld zijn. Anders dan bij het verbintenissenrecht is het goederenrecht een absoluut recht. Dit betekent dat men dit recht kan inroepen tegenover een ieder.

 

Voor het vak goederenrecht is het van belang om het verbintenissenrecht los te laten. Het gaat nu om de praktisch juridische status en niet om wat eerlijk is of wat niet.
Voorbeeld: mijn buurvrouw koopt bij de fietsenwinkel een nieuwe fietsbel. Zij laat deze in de verpakking op tafel leggen. Ik pak de fietsbel en schroef deze op mijn eigen fiets. Goederenrechtelijk gezien is deze nu bestanddeel van mijn fiets geworden. Ik ben nu eigenaar van de fietsbel.
Verbintenisrechtelijk ligt dit anders, dan is er sprake van een onrechtmatige daad art. 6:162 BW. Maar daar gaat het in dit vak dus niet om.
Eigendom
Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten art. 3:1. Eigendom is het meest omvattende recht dat je op een zaak kunt hebben. Het is niet mogelijk om een eigendom op vermogensrechten te hebben. Daarom is eigendom geregeld in boek 5, dat over zakelijke rechten gaat. In boek 3 staat wel de definitie van een zaak, namelijk een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object (art. 2).
Beperkt recht
In boek 5 staat dat eigendom het gebruiken, beschikken en revindiceren van een zaak omvat. Onder beschikken vallen het overdragen of het bezwaren van een beperkt recht. Bij het bezwaren van een recht, wordt het recht minder. Een voorbeeld daarvan is eigendom. Door eigendom te bezwaren met een beperkt recht als vruchtgebruik (art. 3:201), heb je minder recht dan je had. Eerst mocht je zelf de ‘vruchten plukken’, nu geef je die positie aan een ander.
Een ander voorbeeld van een beperkt recht is de erfdienstbaarheid (art. 5:70). In de wet staat dat het een last is waarmee een onroerende zaak, ten behoeve van een andere onroerende zaak is bezwaard. Hierbij worden twee benamingen gegeven aan de onroerende zaken. Het heersende en het dienende erf.
Voorbeeld: Albert heeft een stuk land, naast dat van Bea. Het stuk land van Bea ligt aan de weg, het stuk land van Albert ligt achter dat van Bea. Om bij de weg te komen moet Albert dus via het erf van Bea. Ze komen een erfdienstbaarheid overeen. Bea legt hiervoor een pad aan. Dienend is het stuk land, waar het pad overheen loopt (Bea), heersend is degene die van het pad gebruik mag maken (Albert). Dit beperkte recht geldt op het eigendom, dus als het eigendom over gaat, dan gaat dit ook mee.

 

Goederenrecht werkgroep week 2

 

In deze week gaat het om de verhoudingen tussen de eigenaar, bezitter en houder. Verder komen de overdracht en levering van roerende zaken aan bod.
Eigenaar, bezitter, houder
Iemand is bezitter wanneer diegene een goed houdt voor zichzelf (3:107). Als iemand bezitter is, betekent dit niet, dat diegene het goed altijd moet hebben. Als middellijk bezitter heeft iemand anders het goed. Een houder is iemand die het goed voor een ander heeft. Die houder is middellijk als hij het op zijn beurt weer aan een ander geeft.
Hoe kun je nu weten of iemand houder is? In art. 3:108 staat dat men hiervoor moet kijken naar de uiterlijke feiten en de verkeersopvatting. Het is dus niet belangrijk of je een goed zelf wilt (wilsbesluit), maar hoe het naar buiten toe lijkt. Hoe iemand zich gedraagt naar de buitenwereld.
In art. 3:109 en 3:119 wordt hier meer over verteld. Naar aanleiding van deze artikelen wordt een dief (die naar buiten laat lijken, dat het goed van hem is) dus voor de buitenwereld bezitter en geen houder.
Een ander voorbeeld: Als iemand aankomt met een boek in zijn handen, dan wordt volgens art. 3:109 vermoed dat het boek zijn bezit is. Stel Liza staat met een boek in haar handen en Frank komt binnen en die zegt: “Hé dat boek is van mij.” Dan moet Frank dat zelf maar bewijzen. Er wordt in 3:119 namelijk vermoed dat Liza rechthebbende is.
Geen bezit
Er zijn twee artikelen die dit verhaal ontkrachten. De eerste is art. 3:111 over de interversie van houderschap. Daar staat dat iemand die houder is, zichzelf niet tot bezitter kan kronen.
Ten tweede is er art. 3:110 dat stelt dat wanneer iemand heeft afgesproken iets te lenen, diegene houder wordt in de zin van het goederenrecht. Degene die leent kan niet opeens zeggen dat hij bezitter wordt. Dat mag namelijk niet van art. 3:111.
Verkrijgen van bezit
Bezit verkrijgt men door inbezitneming, overdracht en opvolging onder algemene titel (3:112). De overdracht kan op de manier als in 3:114 en 3:115 vermeld.
Alleen een bezitter, kan dat bezit overdragen. Een houder kan geen bezit overdragen, wel kan een houder bezit verschaffen. Dat betekent dat een houder kan leveren.
Voorbeeld: als houder kan ik mijn boek aan een ander verkopen. Ik kan dat boek immers aan hem geven. Er is daarnaast een geldige titel, namelijk een koopovereenkomst. Het enige wat ontbreekt is beschikkingsbevoegdheid. Ik schets hiermee de situatie dat degene die denkt het boek te kopen, slechts bezitter wordt, maar geen eigenaar.
Voorbeelden art. 3:115
In art. 3:115 worden een aantal manieren gegeven voor de overdracht van bezit, op basis van een tweezijdige verklaring, zonder feitelijke handeling.
Sub a, verwijst naar de Constitutum Possessorium. Een voorbeeld hierbij is dat Allert een bank koop bij een winkel. Allert spreekt met de winkel af dat de leren bank na de koop, nog even in de winkel blijft, zodat deze in de was kan worden gezet. In deze situatie wordt de winkel die eerst bezitter was, na de koop houder voor Allert.
Sub b, verwijst naar de Traditio Brevi Manu. Een voorbeeld hierbij is dat Karel van zijn buurman een emmer leent. Karel is aan het verbouwen en kan de emmer de komende weken goed gebruiken. Hij stelt de buurman voor om de emmer van hem te kopen. Karel was voor de koop houder, na de koop is hij bezitter.
Sub c, verwijst naar de Traditio Longa Manu. In een voorbeeld hierbij spelen drie personen een rol. Aad is de bezitter van een auto. De auto bevindt zich voor reparatie in de garage van Bob. Carolien koopt de auto van Aad. Het bezit gaat over van Aad naar Carolien. Echter de houder blijft hetzelfde. Daarom moeten Aad en Carolien wel mededelen aan Bob dat de bezitter van de auto wisselt. Als Bob zelf al te kennen geeft dat hij hiervan op de hoogte is, dan is het ook goed.

 

Goederenrecht werkgroep week 3

 

Voor de overdracht is vereist een geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid (art. 3:84). Vorige week is behandeld dat roerende zaken worden geleverd door bezitsverschaffing (art. 3:90). Overdracht kan door een feitelijke handeling of zonder een feitelijke handeling (art. 3:114 jo. 3:115). In week drie ligt de aandacht op de levering van onroerende zaken (art. 3:89).
Onroerende zaken
Over het algemeen worden onroerende zaken geleverd door een notariële akte en een inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers. (art. 3:89 lid 1). In de akte moet de titel van overdracht nauwkeurig worden vermeld (lid 2).
Er zijn een aantal uitzonderingen. De vordering aan toonder of order (art. 3:93) is een van de uitzonderingen die niet uitvoerig wordt behandeld. Het is namelijk bijna gelijk aan de levering van een roerende zaak. Bij toonder is er alleen bezitsverschaffing nodig en bij order bezitsverschaffing en endossement (met handtekening).
De vorderingen op naam (art. 3:94) is er in twee smaken. Als eerste de openbare cessie. De levering hiervan geschied door een akte en een mededeling aan debiteur (lid 1 en 2).
Soms is er ook een stille cessie (lid 3), hiervoor is er een authentieke of geregistreerde onderhandse mededeling nodig. De definitie van akte is te vinden in art. 156 Rechtsvordering. Een authentieke akte wordt door de notaris opgemaakt. Een onderhandse akte mag ook op een kladblaadje, zolang in dit geval maar wel geregistreerd.

Levering toekomstige goederen

Het is mogelijk om een goed te verkopen wat nog niet in je bezit is. In art. 3:97 wordt dit geregeld. De levering van een toekomstig goed is soms mogelijk. De overdracht van een toekomstig goed is nooit mogelijk. Men is namelijk niet beschikkingsbevoegd.

Leveren bij voorbaat kan bijna met alles, er is namelijk een uitzondering die wordt gevormd door registergoederen.
Er bestaan absoluut toekomstige goederen en relatief toekomstige goederen. Absoluut houdt in dat het goed nog niet bestaat. Relatief houdt in dat het goed al wel bestaat, maar nog niet van jou is.

Geanticipeerd CP
Als voorbeeld van geanticipeerd CP is A een winkeleigenaar. Hij verkoopt printers. De nieuwste modellen printers kan hij al bestellen bij Microsoft. Hij bestelt er 50. B is een klant bij de winkel en wil zeker weten dat hij de nieuwe printer in handen krijgt. Daarom koopt hij alvast een exemplaar van A. Dit op grond van geanticipeerd CP (art. 3:115a). Ze spreken af dat zodra A bezitter wordt van de printers, A direct houder wordt van een van die printers voor B. In een ondeelbaar moment wordt A dus bezitter en houder.
Stel nu dat A failliet gaat voordat hij de printer aan B heeft gegeven. Voor het ondeelbare moment gaat A dus failliet. Nu is A niet meer bevoegd om B te leveren. Want A is beschikkingsonbevoegd door art. 23 FW. De fiets valt direct in de boedel van A.

Verkrijging door middel van tussenpersoon
Een voorbeeld is als D een kast wil kopen van F en E inschakelt om dat te regelen. E gaat dan in eigen naam bij F de kast kopen. Art. 3:110 regelt dat E dan houder wordt voor D. En D krijgt het bezit, ook al handelt E. D wordt ook eigenaar, omdat er overdracht is.
Anders is de situatie als E handelt in naam van D, want dan handelt hij in volmacht, en zijn A en F contractpartijen, waardoor E er helemaal tussenuit valt.

 

Goederenrecht werkgroep week 4

Deze week gaat het over derdenbescherming. De overdracht bestaat uit een geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid (art. 3:84). Derdenbescherming, beschermt de derde verkrijger wanneer er iets mis is met de beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder. Het is belangrijk om altijd na te gaan of aan de vereisten van de levering en geldige titel zijn voldaan. Wanneer er iets mis is met deze twee, kan men geen beroep op derdebescherming als geregeld in art. 3:86 en art. 3:88 doen.
In het wetboek wordt net als bij levering onderscheid gemaakt tussen roerende en onroerende zaken, als het gaat om derdenbescherming.
Roerende zaken
Art. 3:86 regelt de bescherming van de derde verkrijger, tegen beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder.
Voorbeeld: Albert leent een laptop uit aan Bart. Bart zit in een café achter de laptop en Charlotte heeft interesse. Zij vraagt of hij hem aan haar wil verkopen voor 200 euro. Bart kan het geld goed gebruiken en verkoopt de laptop ter plekke aan Charlotte.
In dit geval is er een geldige titel, namelijk koop. Daarnaast is er een levering, want Bart overhandigd de laptop direct aan Charlotte. Het probleem is dat Bart helemaal geen bezitter is. Hij is houder (want hij leent) en daarmee dus niet beschikkingsbevoegd. Wie is nu eigenaar?
Als Charlotte beschermt wil worden als derde op grond van 3:86 moet zij te goeder trouw zijn
en de laptop anders dan om niet hebben verkregen.

Anders dan om niet is een ingewikkelde omschrijving voor de eis dat er een tegenprestatie voor de levering moet zijn. Ofwel Charlotte moet voor de laptop hebben betaald en deze niet hebben gekregen in de vorm van een schenking.
In dit geval heeft Charlotte 200 euro voor de laptop betaald en moet er alleen nog worden gekeken naar of zij ter goeder trouw was.
* Stel dat Bart haar de laptop voor 1 euro had aangeboden. Dan is er een levering anders dan om niet, maar kan er worden getwijfeld aan de goeder trouw.
Een uitzondering op dit artikel vormt diefstal (art. 3:86 lid 3). Een derde verkrijger geniet binnen drie jaar niet de bescherming. De eigenaar (in bovenstaande geval Albert) kan zijn zaak (laptop) dan nog opeisen. Daar weer een uitzondering op vormen de sub regels van art. 3:86 lid 3. Dit betekent dat de derde verkrijger wel bescherming geniet als hij de zaak als natuurlijk persoon heeft gekocht en heeft verkregen van een vervreemder die voor zijn bedrijf handelt in soortgelijke zaken in een bedrijfsruimte.
Hierbij moet je dan niet vergeten ook de vereisten uit lid 1 te toetsen. De derde verkrijger moet dus weer te goeder trouw zijn en anders dan om niet hebben verkregen.
Onroerende zaken

Art. 3:88 regelt de derdebescherming als het gaat om register goederen en vordering op naam. De vereisten zijn dat de derde verkrijger te goeder trouw is, dat de onbevoegdheid voortvloeit uit een vroegere overdracht en dat dit niet het gevolg was van onbevoegdheid van de toenmalige vervreemder.
Voorbeeld: Abe verkoopt zijn huis aan Brenda. Brenda verkoopt op haar beurt het huis door aan Chris. Tussen Abe en Brenda wordt wel een akte opgemaakt, maar deze wordt niet ingeschreven in het register. Geniet Chris derdenbescherming?
Let op: er is nu dus geen levering. De overdracht ging bij de levering al mis. Tussen Abe en Brenda is er niets. Hierdoor moet er nu getoetst worden aan de overdracht tussen Brenda en Chris. Dit is nu de eerste schakel in de keten. Brenda was gewoon onbevoegd en dus wordt Chris niet beschermd tegen de beschikkingsonbevoegdheid van Brenda.
Voorbeeld II: Abe verkoopt zijn huis aan Brenda. Brenda verkoopt op haar beurt het huis door aan Chris. De overeenkomst tussen Abe en Brenda wordt vernietigd. Er is nu dus wel een levering. Er is alleen een titelgebrek. Bij de invulling van art. 3:88 komt men nu wel uit. De vroegere overdracht is nu de overdracht tussen Abe en Brenda. Het titelgebrek is niet de schuld van de onbevoegdheid van Abe, maar een gevolg van ontbreken van de titel. Als het aannemelijk is dat Chris in goeder trouw was op het moment van de levering, dan geniet hij derdebescherming van 3:88.

 

Goederenrecht werkgroep week 5

 

In deze week wordt er een begin gemaakt met de behandeling van zekerheidsrechten. In eerdere weken is behandeld dat er verschillende soorten beperkten rechten zijn die kunnen worden onderscheiden in twee soorten. De genotsrechten worden gevormd door vier beperkten rechten, namelijk vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht en opstal. Het pandrecht en hypotheek vormen samen de zekerheidsrechten.
Zekerheidsrechten geven de crediteur zekerheid over of de debiteur zijn schulden betaald of zijn verplichting nakomt. Maar hoe vestigt men nu een zekerheidsrecht? Art. 3:98 vertelt meer over de vestiging, overdracht en afstand van beperkte rechten. Het stelt dat voor de vestiging overdracht of afstand van een beperkt recht, men precies kan doen wat in de voorgaande artikelen staat. Dit betekent dus een verwijzing naar art. 3:84. 
Voor de overdracht is dus weer nodig; een geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid.
Een voorbeeld kan zijn het vestigen van een vruchtgebruik op een auto. Dit kan dus heel makkelijk door bezitsverschaffing.
Uitzondering
Er geldt wel een uitzondering op deze regel over het vestigen van beperkte rechten. Het bovenstaande geldt namelijk alleen voor genotsrechten. De zekerheidsrechten pand en hypotheek hebben eigen vestigingsregels.
Vestiging hypotheek
De vestiging van een hypotheek is geregeld in art. 3:260. Daarin wordt bepaald dat een hypotheek tussen partijen wordt gevestigd door een opgemaakte notariële akte en een inschrijving in de openbare registers. In dit artikel wordt weer gesproken over hypotheekgever en hypotheekhouder. De bewoner van het huis is de hypotheekgever, de houder is de bank die de hypotheek verstrekt.
Vestiging pandrecht
Bij de vestiging van een pandrecht op een roerende zaak zijn er een aantal dingen te onderscheiden, namelijk het vuistpand en het stil pand. In deze verdeling komt de strategie of indeling van de cessie weer terug.

Het vuistpand wordt geregeld in art. 3:236. In het artikel staat dat het pandrecht dan wordt gevestigd door de zaak of het toonder- of orderpapier te brengen in de macht van de pandhouder of derde met wie partijen zijn overeengekomen.
Art. 3:237 gaat over de vestiging van stil pand. Dit betekent een vestiging zonder dat de zaak of het toonderpapier in de macht wordt gebracht van de pandhouder of een derde.
Daarnaast is er nog de vordering op naam. In art. 3:239 staat dat dit zonder mededeling gebeurd. Dit kan men dus betitelen als stil pand. Maar wat nu als er wel een mededeling wordt gedaan? Ofwel hoe wordt de openbare vestiging van een vordering op naam geregeld? Dit is terug te vinden in art. 3:98 jo. 3:94 lid 1.
Stapelen van beperkte rechten
Het is mogelijk om verschillende rechten te vestigen, bijvoorbeeld hypotheek en erfpacht. De ene geeft de bevoegdheid om te beschikken en de andere om te gebruiken. Duidelijk voorbeeld geeft dat van een auto. Ik kan een auto overdragen, omdat in art. 3:83 het eigendom overdraagbaar wordt gesteld. Zodra het recht overdraagbaar is, kan ik er een beperkt recht op stellen. Dus hiermee kan men stapelen, voorbeeld: Pieter heeft een auto in vruchtgebruik geven aan Klara (3:201). De vruchtgebruiker (Klara) kan dan weer een stil pandrecht op het vruchtgebruik vestigen (3:237).

Eigendomsvoorbehoud
Eigendomsvoorbehoud staat in art. 3:92 lid 1. Dit geldt alleen als het eigendom ook echt over gaat. Een voorbeeld daarvan vormt de koop. Men wordt pas echt eigenaar zodra er is betaald. Maar ook bij ruil of een tegenprestatie (bijvoorbeeld huis schilderen) gaat de eigendom over.
Geen voorbeeld waarbij de eigendom overgaat vormt de titel huur. De kamer blijft eigendom van de verhuurder en de eigendom gaat dus niet over naar de huurder.
Voor deze week gaat er twee arresten over eigendomsvoorbehoud, let op, deze hebben een totaal ander onderwerp.HR Love-Love gaat over beschikkingsbevoegdheid en HR Hoogovens-matex over derdenbescherming.
 

Week 6 goederenrecht

In week 6 en week 7 staan het pand en hypotheekrecht centraal. Waarom wordt aan de zekerheidsrechten nu veel aandacht besteedt en aan de genotsrechten niet? Dit heeft te maken met de voordelen van een pand en hypotheek houder. Een zekerheidsrecht geeft zekerheid, dat is duidelijk. Maar wat houdt dat nu precies in? Er zijn drie voordelen, namelijk voorrang, recht van parate executie en het zijn van separatist.
Als pand of hypotheekhouder heeft men voorrang op andere schuldeisers op een vordering. Dit is een doorbreking op de regel dat alle schuldeisers onder elkaar gelijk zijn. Een voorbeeld van voorrang is; Er zijn schuldeisers voor een totaal bedrag van 20.000 euro en degene die moet betalen heeft maar 10.000 euro op de bank. Dan krijgt dus niet iedereen al zijn geld terug. Maar de pand of hypotheekhouder krijgt in ieder geval eerst zijn deel terug.
Het recht van parate executie is in het wetboek terug te vinden onder 3:248 voor pand en 3:268 voor hypotheek. Het recht van parate executie houdt in dat men zonder naar de rechter te stappen het goed kan veilen. Normaal moet men als pand of hypotheekhouder naar de rechter om een executoriale titel aan te vragen. Met het recht van parate executie mag men direct executeren. Dit is natuurlijk wel onder bepaalde voorwaarden.
Als derde is pand of hypotheekhouder separatist (art. 57 FW). Dit betekent dat men als separatist recht mag uitoefenen alsof er geen faillissement is. Normaal valt bij een faillissement alles in de boedel en moet men, de vordering aanmelden bij de curator. Men moet dan afwachten tot het faillissement helemaal is afgewikkeld, voordat men het geld krijgt. Dit kan maanden tot jaren duren. Als separatist heb je hier dus niets mee te maken.
Toekomstige vordering
Het is mogelijk om op een toekomstige vordering een pandrecht te vestigen. Hierbij moet er dan wel een onderscheid worden gemaakt tussen een absoluut toekomstige en een relatief toekomstige vordering. Bij een absoluut toekomstige vordering is het vestigen van een pandrecht namelijk niet mogelijk. Maar bij een relatief toekomstige vordering wel.
Verschil vordering op naam en roerende zaak
Bij een vordering op naam, moet men zich voorstellen dat dit een vordering is op geld. Het voordeel van een vordering op naam is dus, dat het makkelijk te innen is. Bij een vordering op een roerende zaak is dit moeilijker. Dit komt doordat je dan eerst moet zorgen dat het goed in jou macht komt. Je moet het goed ophalen, net als wat een deurwaarder doet als je geen executoriale titel hebt. Wanneer het goed in je macht is, moet je eerst nog een aantal waarschuwingen geven. Dit slaat terug op contractenrecht. Daarna ben je pas gerechtigd om het goed te verkopen. Met het innen van geld ben je dus veel sneller klaar dan het verkopen van een goed.
 

Vuistpand vestigen

We hebben het nu gehad over een vestiging op een toekomstige vordering.
Een vuistpand kan ook worden gevestigd, namelijk door middel van Longu Manu. Het goed bestaat dan al wel, maar het is nog niet van jou. Dus je zegt tegen degene van wie het is, dat je het vanaf dat moment voor hem zal houden.

 

Week 7 goederenrecht

Deze week gaat het over beslag leggen en voorrang bij faillissement.
Beslag bij faillissement
Als er beslag is gelegd en daarna gaat degene bij wie er beslag is gelegd failliet, dan vervalt dit eerder gelegde beslag op grond van art. 33 Faillissementswet. Dit geldt ook voor de fiscus als deze beslag heeft gelegd.
Er is een uitzondering: de bovenstaande regel geldt niet, ten aanzien van dingen die zich op de bodem bevinden en waar nog niet voor is betaald. We spreken dan over iets wat helemaal geen eigendom is van degene de failliet is. Het staat alleen op zijn bodem.
Maar het bodembeslag van de fiscus blijft bestaan. Hoe lost men dit nu op, want eigenlijk gaat art. 33 FW dus alleen over het eigendom van degene die failliet is.
Er kan een splitsing worden gemaakt tussen niet reële en wel reële eigendom. Daarbij kun je, je afvragen of het ooit de bedoeling is geweest, dat alles wat op de bodem ligt, ooit echt van degene die nu failliet is, zou worden? Zo ja, dan niet reëel, Zo nee, dan wel reëel.
Onder niet reëel bevindt zich bijvoorbeeld: onder eigendomsvoorbehoud, in huurkoop en op grond van financial lease.
Onder wel reëel vallen: huur en bruikleen
Dat eigendomsvoorbehoud onder niet reëel valt is logisch. Het enige wat ontbreekt is de betaling. Verder is de overdracht erop gericht geweest om degene die failliet is tot eigenaar te maken. Daarom kan de fiscus zich hier wel op verhalen.
Bij huur is het nooit de bedoeling geweest dat degene die failliet is ook eigenaar van het pand zou worden. Dit valt dus terecht onder reële huur en de fiscus doet hier niets mee.
Eigendomsvoorbehoud
Even een korte herhaling van het eigendomsvoorbehoud. Stel er zijn planken geleverd onder eigendomsvoorbehoud. Van dee planken wordt een stoel gemaakt. Nu is er sprake van zaaksvorming. Er wordt van de planken een nieuw object, namelijk een stoel gemaakt. Hierdoor gaat het eigendomsvoorbehoud teniet, want er wordt een nieuw eigendomsrecht gevormd, namelijk dat van de stoel. Er bestaat originair en derivatief. Zaaksvorming is originair.
Voorrechten en voorrang
Voorrecht is een vorm van voorrang. Want voorrang staat in 3:278 en er zijn vier vormen van voorrang namelijk: pand, hypotheek, voorrecht en andere vormen.
3:279 Pand en Hypotheek gaan voor voorrecht
3:280 Bijzondere voorrechten gaan voor algemene
3:281 Verschillende bijzondere voorrechten, gelijke rang
3:281 lid 2: Bij Algemene voorrechten, op volgorde van de wet.
* deze algemene staat in 3:288
* de wet zegt bepaalde goederen, hiermee wordt bedoeld bijzondere voorrechten. De bijzondere rechten staat in 3:284-3:287.
Andere vormen van voorrang zijn: het retentierecht (3:292 jo. 3:210), art. 21 IW 1990 en art. 3:282 voorrang beperkt gerechtigden

 

 

 

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Studeren in het buitenland, stagelopen of onderzoek doen? Check welke verzekeringen voor jou van toepassing zijn via de JoHo Insurances Foundation, of bereid je vertrek naar het buitenland voor

Study or work abroad: check your insurance options

Content is used in bundle
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.