Samenvatting startblok: college aantekeningen week 1 t/m 3 incl. tips voor eindverslag

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.


Inhoud

 

WEEK 1. 2

Hoorcollege “Inleiding tot de geneeskunst” 2

Hoorcollege “Introductie van het startblok” 3

Hoorcollege “Milieu en Arbo” 3

Interactief college “Algemene vaardigheden” 3

Hoorcollege “Angina pectoris” 4

Hoorcollege “Inleiding in de anatomie” 4

Introductiecollege “Praktisch Lijnonderwijs (PLO)/Klinisch Vaardigheids onderwijs (KVO)” 5

Voorbereidend college “Algemene indruk en bloeddruk” (voorbereiding op PLO-les) 6

Meet the expert “1” 8

Meet the expert “Huisartsgeneeskunde” 8

Zelfstudie 1 voor werkgroep 2. 8

WEEK 2. 10

Werkgroep 2. 10

Voorbereidend college “Practicum anatomie” 10

Hoorcollege “Bewegingsleer” 10

Hoorcollege “Infectiepreventie” 12

Hoorcollege “Medicamenteuze therapie” 13

Hoorcollege “Het geneeskundig proces” (klinisch lijnonderwijs) 13

WEEK 3. 14

Hoorcollege “Academische vaardigheden” 14

Hoorcollege “Module informatievaardigheden en wetenschappelijke informatie” 14

Hoorcollege “Infectiepreventie – influenza” 15

Hoorcollege “Orienterende stage startblok” 16

Hoorcollege “Public health” 17

BLOKBOEK. 18

Inleiding inhoudelijk deel 18

Week 1. 18

Week 2. 18

Week 3. 19

STAGEVERSLAG. 20


WEEK 1

 

Hoorcollege “Inleiding tot de geneeskunst”

“Je ziet wat je weet maar je weet niet altijd wat je ziet.”

“Blijf je verwonderen, zie twijfel als verwondering.”

“Renee Kahn: Onze hersenen – lezen”

“In dubio abstine, primum nocere…soms primum succerrere” – Als je het niet weet, vraag het of blijf er af!

 

Het geneeskundig proces is te verdelen in diagnostiek, etiologie, prognostiek en therapie, afgekort DEPT. Evidence based medicin is de wijze van geneeskunst bedrijven waarbij bewust, expliciet en kritisch wordt gekeken naar het beste bewijs op het moment van beslissen over de zorg over de individuele patiënt. Hiervoor is individuele klinische expertise erg belangrijk, maar ook is belangrijk te weten hoe je aan de best beschikbare externe klinische bewijzen kunt komen. Deze moeten met een kritische blik, door afwegingen en afwijkingen worden bestudeerd.

 

Hier volgt een korte geschiedenis van de pioniers in de geneeskunst op het gebied van etiologie, epidemiologie en therapie.

 

Het was Virchow (1820-1902) die de basis voor de anamnese legde, waarbij hij voornamelijk zich nog richtte op de klacht. Hiermee legde hij de basis voor de anamnese, waarbij hij voornamelijk zich nog richtte op de klacht.

 

Koch was meer werkzaam op het gebied van etiologie (vroeger epidiologie). Hij onderzocht het verschil tussen het gevolg of de oorzaak van een ziekteverwekker. Hij beweerde dat een bacterie verkregen uit een wond, op een andere plaats op het lichaam eenzelfde wond zou moeten geven.

 

Meneer Snow heeft goed werk gedaan voor de preventie gebaseerd op etiologie. Toen er een cholera epidemie heerste in London dempte hij de waterput in de buurt waar het het hevigste heerste. Hij haalde zo de oorzaak weg, een perfect voorbeeld van preventie.

 

Semmelweis (1818-1865) werd door college Virchow uitgelachen toen hij kwam met het idee van handenhygiëne. In zijn tijd stierven veel vrouwen in hun kraambed. Hij had opgemerkt dat geneeskundestudenten na snijzaal niet goed hun handen reinigden. Waarschijnlijk besmetten zij de toekomstige moeders met allerlei bacteriën van de stoffelijke overschotten.

 

Flemming (1881-1955) is voor bijna iedereen een bekend persoon. Per ongeluk ontdekte hij de penicilline, wat een revolutie in de farmacotherapie betekende.

 

De anamnese is een belangrijk onderdeel van het geneeskundig proces. Het is belangrijk overal naar te kijken. De Y-as (ernst van de klacht) moet gedetailleerd in kaart worden gebracht, evenals de geschiedenis (X-as). Perceptie van de prognose is essentieel. Prognostiek is de beschrijving van het verloop voor een individu bij een bepaalde ziekte en bijbehorende klachten. Kijk ook naar de ziekte. Wordt deze erger, minder erg, lost het zichzelf op (self-remitting)? Is het onbekend wat het is? Komt het vaker terug? Wat is of zijn de klacht(en)? De succesformule voor goed dokteren is niet een constant product van intensiteit van werken en de tijd die besteed wordt. Betrokkenheid en kennis moeten per individu worden afgewogen.

 

Hoorcollege “Introductie van het startblok”

Naast een introductie van het geneeskundig proces (welke hierboven al uitgebreid uiteen is gezet), is gesproken over de verpleegstage. De hoofddoelstellingen hiervan zijn: observeren, reflecteren en doen (professioneel gedrag).

Hoorcollege “Milieu en Arbo”

Vaccineren is het bewust inenten van een vaccin om het risico op een specifieke ziekte of aandoening te verminderen. De richtlijnen wat betreft vaccineren tegen infectieziekten wordt opgesteld door het RIVM. Vaccins kunnen actief(dode of verzwakte ziekteverwekkers) en passief(antilichamen). Definitie van een vaccin is een entstof

  • Vaccin: een entstof bestaan uit levende, verzwakte of dode bacteriën, die niet meer virulent zijn maar nog wel een antigene respons oproepen

 

Onder de bloed overdraagbare aandoeningen, BOA’s, vallen hepatitis B, hepatitis C en HIV.

 

Preventie is erg belangrijk binnen de gezondheidszorg. Het beroepsrisico moet met instructies, degelijke opleiding en protocollen duidelijk bekend gemaakt worden. Iedere patiënt moet als potentieel besmet worden. Professionaliteit moet dus in alle gevallen gehanteerd worden. Meten is weten is de slagzin.

Een risicoloper is iemand of een groep waarvoor er sprake is van een beroepsrisico door de aard van het werk. Een risicovormer vormt het risico voor de risicoloper of de risico lopende groep.

 

Interactief college “Algemene vaardigheden”

Wat voor vaardigheden dient een academisch ontwikkeld persoon te bezitten:

  • Professioneel gedrag
  • Overdracht wetenschappelijke informatie
  • Opsporen, verzamelen en beoordelen van bestaande wetenschappelijke informatie
  • Kritische benadering van zaken
  • Wijze van noteren
  • Kennis vinden
  • Sociaal ontwikkeld
  • Respect voor intellectueel eigendom
  • Zelfstandig
  • Open
  • Onbevooroordeeld
  • Reflectief
  • Integer

 

Bij het gebruik van wetenschappelijke bronnen is correct citeren en verwijzen essentieel. Bronnen zijn geen absolute gegevens, dus benader alles met een kritische blik. Het is zaak de ideeën van auteurs zo veel mogelijk in eigen woorden weer te geven. Let wel dat de ideeën van de ander niet verdraaid worden met je eigen. Verwerk je je eigen ideeën, moet dit duidelijk aangegeven worden. Er moet in alle gevallen verwezen worden naar de auteur. Letterlijke weergaves van de originele bron mag ook, ook dan moet correct verwezen worden.

 

Alle studenten moeten tijdens hun studie een portfolio bijhouden. Hierdoor kunnen studieplannen en –vooruitgang door de student en de tutor in de gaten worden gehouden.

 

Interactief college informatie verwerven

Om een duidelijk beeld te krijgen welke informatie er gezocht moet worden is het hulpzaam gebruik te maken van hulpvragen. Wie, welke aandoening, welk medicijn of welke interventie, verwachtingen ten aanziens van de uitkomst? Het mag erg specifiek worden hierdoor. Gaat het om preventie of verhelpen van een aandoening?

Er zijn verscheidene plaatsen waar informatie verkregen zijn worden: PubMed, Omega en BMJ clinical evidence. Gelet moet worden op de datum van publicatie en waar het precies vandaan komt.

Voor Engelse teksten is een opmerking allicht op zijn plaats. Letterlijk citeren behoort in het Engels te geschieden. Conclusie kan vervolgens in het Nederlands vertrokken worden, natuurlijk met een verwijzing naar de bron.

 

Hoorcollege “Angina pectoris”

Wanneer een patiënt de dokterspraktijk binnen stapt heeft deze een hulpvraag. De arts neemt een intake af, stelt een hypothese op en is op dat moment in de diagnostische fase. Er worden gerichte vragen gesteld en het lichamelijk onderzoek kan toegespitst worden op de klacht.

Op dit moment kan een probleemdefinitie gegeven worden waarin alles met betrekking op klacht en hulpvraag feitelijk weergeven dient te worden. Bij een pijnklacht moet aangegeven of het om typische (pijn waarbij een duidelijke bepaalde diagnose hoort) of atypische (onduidelijke oorzaak) gaat.

Er kan een beleid worden bepaald, in overleg met de patiënt. Eventuele medicatie kan worden gegeven of eend oorverwijzing voor aanvullend onderzoek.

De evaluatie is een zeer belangrijk onderdeel van het consult. Sluit het beleid aan bij de hulpvraag?

 

Hoorcollege “Inleiding in de anatomie”

Anatomie, de bouw van het menselijk lichaam. Macroscopisch noemen we alles wat met het oog te zien is en waar de chirurg wat mee kan. Denk aan spieren, organen, zenuwen en bloedvaten. We bestuderen de vorm, functie, het verloop en de namen van alle “structuren”. Opvallend is dat vorm en functie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Er zijn verschillende uitvalshoeken voor de anatomie studie. Systemische anatomie omvat de studie van verschillende systemen van structuren en organen die met elkaar een functie vervullen. Deze vorm wordt aangehouden in ons onderwijs. Bij regionale anatomie worden regionen van het lichaam bestudeerd: thorax (borst), abdomen (buik), pelvis (bekken). Door een regio lopen meerdere systemen die elkaar ook beïnvloeden. Klinische anatomie is die anatomie die je tot je neemt die belang is voor je functioneren als arts.

Nomenclatuur, oftewel naamgeving, is karakteristiek voor anatomie. Naast het latijn zijn er veel eigennamen gegeven. Enkele termen die gekend moeten worden:

  • Clavicula = sleutelbeen
  • Ductus pancreaticus = afvoer van de pancreas
  • Arteria coronaria = kransslagader
  • Hepar = lever
  • Ren = nier
  • Arterica hepatica = leverslagader
  • Arterie wordt afgekort tot a.
  • Vena wordt afgekort tot v.
  • Musculus (spier) wordt afgekort tot m.
  • Nervus (zenuw) wordt afgekort tot n.
  • Vena Cava = holle ader
  • Nervus faccialis = aanzichtszenuw
  • Musculus biceps = spier bovenarm (buigspier)
  • Vascularisatie = bloedvoorziening
    • Bijvoorbeeld: de a. renalis vasculariseert de nier
  • Innervatie = aansturing door een zenuw
  • Bijvoorbeeld: de n. facialis innerveert de spieren van het gelaat

 

Maar nomenclatuur is niet genoeg. Ook wordt er in de anatomie veel gebruik gemaakt van topografische aanduiding van de structuren. De referentiepositie is hier de anatomische positie. Hierbij staat de patiënt rechtop met de benen naast elkaar en de armen gestrekt langs het lichaam. De armen zijn zo gedraaid dat de duimen naar buiten wijzen. Met craniaal en caudaal kan de ligging betreft hoogte ten opzichte van een andere structuur worden aangegeven. Cranium betekent schedel en geeft dus een hogere ligging aan, cauda is latijn voor staart (lager). Ventraal geeft de voorzijde aan, (dus meer naar voor gelegen), dorsaal is achter. Lateraal is meer van de middenlijn van het lichaam af, mediaal meer naar het midden toe.

 

Kwetsbare delen van het lichaam zijn verpakt in beenderen (bijvoorbeeld de hersenen) en holtes. Cavitas thoracis is de borstholte, hierin liggen het hart, de longen en belangrijke bloedvaten. Deze holte wordt gevormd door het sternum (borstbeen), de costae (ribben), het diafragma (middenrif) en allerlei vliezen en spierlaagjes. De buikholte wordt ook wel cavitas abdominis genoemd.

Organen liggen niet stil, door houdings-, bewegings- en ademhalingsprocessen bewegen zij door de holtes. Hiervoor is een glijvlak essentieel. Daarom zijn zowel organen als de wand van de holte bedenkt met sereuze vliezen (sereus = vocht afscheidend). Voorbeeld hiervan is het peritoneum, het buikvlies.

 

Door ontwikkelingen in de radiologie wordt in de geneeskunst steeds meer gebruik gemaakt van doorsnede-anatomie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van enkele referentievlakken: transversaal vlak (=dwarsvlak, =axiaal vlak), verdeling in bovenste en onderste deel; frontaal vlak (=coronaal vlak), verdeling in voorste en achterste deel; sagittaal vlak, verdeling in links en rechts. Deze doorsnede anatomie houdt de oorspronkelijke onderlinge relaties tussen de structuren in stand. Echter mist de derde dimensie, waardoor deze wijze van werken een beroep doet op het ruimtelijk inzicht van de arts.

 

Introductiecollege “Praktisch Lijnonderwijs (PLO)/Klinisch Vaardigheids onderwijs (KVO)”

Het klinisch vaardigheids onderwijs is opgedeeld in twee onderdelen: communicatie attitude onderwijs en praktisch lijnonderwijs.

 

Tijdens het communicatie attitude (CA) onderwijs wordt getraind op de sociale vaardigheden die een arts behoort te hebben. Aan de hand van verschillende oefeningen wordt iedere student getraind in het voeren van een gesprek met een patiënt, in het eerste jaar slechts anamnestisch. Tijdens de CA werkgroepen wordt geoefend op verschillende vraagschema’s, onderliggende psychologie en vormen reflecties een belangrijk onderdeel. Tijdens de lessen zijn telkens twee studenten die de “confrontatie aan gaan” met een simulatie patiënt. Hiernaast wordt er voordat de eindtoets wordt afgenomen twee maal individueel geoefend met een simulatiepatiënt.

 

Onder medisch technische vaardigheden vallen even kort door de bocht “ onderzoekjes”. Op medestudenten worden verschillende medisch technische vaardigheden (denk aan reanimatie, neurologisch onderzoek, bloeddrukmeten etc.) geoefend. Het is belangrijk de lesklappers van tevoren uit te printen (zonder kom je de les niet in!) en de zelfstudie hierin te maken. Ook het volgen van het inleidend college is aan te raden.

 

Let op het type onderzoek, want je moet gepast ondergoed dragen tijdens deze lessen! Voor dames is het dragen van een string niet gewenst, dit is zowel voor jezelf als voor je collegae als voor de docenten ongemakkelijk. Wanneer mannen een te grote lange boxer dragen is het onderzoek ook moeilijk uit te voeren. Denk hier om! Tijdens de eerste les zal het wat ongemakkelijk zijn om in ondergoed voor je medestudenten te staan. Maar dit went heel erg snel. Bovendien dient iedereen zich professioneel te gedragen. Tijdens circulatie 1 zal voor dames ook de bh uit moeten (hart en longonderzoek is anders niet uit te voeren). Een professionele houding van zowel dames als heren is hierbij helemaal noodzakelijk. Maar ook dit went allemaal erg snel! Geen zorgen!

 

Hygiene is vanzelfsprekend erg belangrijk bij deze lessen. Goede handenhygiëne (wassen en desinfectie) is dan ook verplicht. Bovendien dienen nagels ontdaan zijn van lak en keurig geknipt. Horloges en andere sieraden moeten af zijn tijdens het uitvoeren van de onderzoekjes. Tijdens de eindtoets wordt hierop streng beoordeeld mocht dit niet in orde zijn.

 

Meld je een kwartier voor je les bij de KVO balie en vergeet niet het formulier in het lokaal in te vullen, ontbreekt een van deze dan sta je als afwezig genoteerd! Voor deze lessen gelden aanwezigheidsplicht! Mochten er problemen of vragen zijn, kun je mailen naar KVO-secretariaat@umcutrecht.nl

 

Voorbereidend college “Algemene indruk en bloeddruk” (voorbereiding op PLO-les)

Het lichamelijk onderzoek levert een grote bijdrage aan het stellen van de diagnose. Het is veelal patiëntvriendelijk, levert snel resultaten, behoeft weinig hulpmiddelen en biedt een efficiënte keuze voor vervolgonderzoek.

 

De bloeddruk wordt in twee delen gemeten. Eerst wordt de a. radialis gepalpeert (de arterie ter hoogte van je duim rondom je pols). De cuff wordt correct (met het pijltje ter hoogte van de a. brachialis, de arterie die mediaal in de elleboogsplooi te voelen is) aangebracht en opgepompt 100 mmHg boven de druk waarbij de “pols” niet meer te voelen is. Vervolgens laat men eerst de cuff leeglopen. De stethoscoop wordt met de juiste zijde in de elleboogsplooi ter hoogte van de a. brachialis geplaatst (let op: eindes naar voren wijzend in het oor en controleer of het membraan open staat!). De cuff wordt tot de eerder gemeten druk opgeblazen. Wanneer er tonen gehoord worden is de systolische bloeddruk de druk die dan gemeten wordt. De tonen, ook wel Korotkoff tonen, verdwijnen weer. De druk waarbij dit gebeurd wordt de diastolische bloeddruk. Het opschrijven van de gemeten bloeddruk dient als volgt te geschieden:

  • RR (Riva Rocci) = …/…mmHg, li/re arm, liggend/zitten, tijd
  • Aflezen op 2 mmHg nauwkeurig
  • Ook dient er een interpretatie te worden gegeven van de gemeten waardes: goed, hypertensie, hypotensie

 

Vaardigheid is een weerspiegeling van professionaliteit. In de lessen neemt anatomie in vivo een belangrijke rol: waar voel, hoor, doe je wat? De betrouwbaarheid van de bevindingen is afhankelijk van techniek en nauwkeurigheid van meten. Meetresultaten moeten dus kritisch beoordeeld worden.

Het instrumentarium dat tot je beschikking staat:

  • Zintuigen: ogen, oren, handen, neus
  • Instrumenten bloeddrukmeter, centimeter, horloge/timer, stethoscoop, reflexhamer, tongspatel, penlight, otoscoop

 

Al enkele woorden voor de verschillende technieken zijn al even langs gekomen. Hieronder nog eenmaal allemaal op een rijtje:

  • Inspectie : kijken
  • Palpatie: voelen
  • Percussie: kloptechniek
  • Ausculatie: stethoscoop
  • Andere tests
    • Bij alle technieken geldt dat de beschrijving van wat je doet en wat je hoort/voelt/ziet erg belangrijk is!

 

Ja daar sta je dan in je onderbroek tegenover je medestudent en dan dien je je professioneel te gedragen. Wat houdt dit in?

  • Patiënt bejegening
    • Voorstellen
    • Vertellen wat je doet
    • Duidelijke instructie (kleding)
    • Kleedruimte
    • Handen wassen/desinfecteren
    • Warme handen
    • Schoon laken/papier
    • Comfort
  • Voor de dokter
  • Werkbaar
  • Benodigdheden bij de hand
  • Ergonomie (goede houding)
  • Kennis
  • Feitelijke verslaglegging

 

Supervisie tijdens de lessen vindt plaats door studentassistenten. Ook loopt er een KVO docent en een clinicus rond die aanwijzingen kan geven en prangende vragen beantwoord.

 

Op de checklist van de les algemene indruk zal verder niet in worden gegaan in dit overzicht. Deze spreekt redelijk voor zich.

 

 

Meet the expert “1”

Public health is the science and art preventing disease, prolonging life and promoting health through the organized effort of society. Met andere woorden: gezondheid.

 

Preventie omvat zowel voorkomen als verminderen van ziekte. Dit kan door gedrag of omgeving te beïnvloeden. Dit kan op individueel of populatie niveau. Primaire preventie vindt plaats voor het begin van de ziekte. Dit dient ter voorkoming van nieuwe ziekte gevallen door de oorzaak weg te nemen of te verminderen (massapreventie). Bij secundaire preventie zijn er wel biomedisch afwijkingen te vinden, maar is de ziekte nog asymptomatisch. Door de ziekte in een zo vroeg mogelijk stadium op te sporen, voorkomt dit nare complicaties. Tertiaire preventie voorkomt het nog ernstiger verloop van de ziekte bij een patiënt die al klachten ondervindt.

 

Volgens het model van Lalonde, waar gezondheid centraal staat, zijn er enkele determinanten bij betrokken: biologisch (erfelijke aandoeningen, aanleg, bestrijdingsmiddelen, virussen en bacteriën, leeftijd), leefstijl (opleidingsniveau, eetpatroon, werkpatroon, cultuur, BRAVIOS –bewegen/roken/alcohol/voeding

/internetverslaving/ontspanning/seksualiteit), omgeving (bestrijdingsmiddelen, sociale omgeving, luchtkwaliteit, stralingsbronnen, vuilververwerking, riolering, werk/studie – fysiek, sociaal, financieel, juridisch), zorgverlening (alle –huizen, medicatie,  het hele systeem om de zorg heen, verzekering, toegang tot hulp).

Door epidemiologie is het mogelijk te bepalen welke ziekten veelvoorkomend zijn en waarvoor dus preventie nodig is. Epidemiology is the study of the distributionant and determinants of disease frequency. Incidentie en prevalentie zijn termen die gekend moeten worden. Incidentie is het aantal nieuwe gevallen (van ziekte) in een bepaalde populatie gedurende een bepaalde periode. Prevalentie is het aantal zieken in een bepaalde populaties op een bepaald moment. Afhankelijk van het onderzoek dat je doet maak je gebruik van deze cijfers.

 

Meet the expert “Huisartsgeneeskunde”

Het beleid van de huisarts, natuurlijk gebaseerd op de diagnose, is afgesteld op ervaring, kennis en maten. Het verschil tussen illness (subjectief, de klacht van de patiënt) en disease (objectief, de ziekte, die diagnose) moet gemaakt worden, de arts moet die durven maken. Belangrijk is om te weten waarom de patiënt naar de dokter komt, wat is zijn of haar hulpvraag? Wordt er een oplossing (voor een eventueel aanwezige disease) gevonden? hoe gaat de patiënt hiermee om. Wat is het ziektegedrag van de patiënt?

 

Zelfstudie 1 voor werkgroep 2

Etiologie zijn alle factoren die bijdragen tot het ontstaan van een ziektebeeld. De pathogenese is het mechanisme waardoor een (of meer) etiologische factor(en) leidt tot een bepaalde ziekte.

 

In het geval van zuurstoftekort van het hart is er sprake van een discrapantie tussen zuurstofaanbod en verbruik. Dit kan komen door een vernauwing door atherosclerose, anemie, een lage pO2, forse inspanning of een hoge hartfrequentie (hartslag) door ritmestoornissen.

 

Atherogenese is het proces van ontstaan van atherosclerose. Door beschadiging van het endotheel (een vaatwand is opgebouwd uit een intima, oftewel endotheel, media en adventitia) worden ontstekingscellen actief, die samen met vetten schuimcellen vormen. Spiercellen vermenigvuldigen zich en vormen een kapsel om de schuimcellen. Wanneer deze plaque scheurt komen er allemaal bloedplaatjes en leukocyten bij, waardoor het vat afgesloten kan raken.

 

Besef dat naast de fysieke gevolgen van een hartinfarct (hartfalen, ritmestoornissen, wandbewegingsstoornissen, geleidingsstoornissen, ruptuur van een hartwand) ook psychosociale gevolgen (sociaal, financieel, juridisch, etc.) een grote rol spelen.

 

 

WEEK 2

 

Werkgroep 2

Angina pectoris is aanvalsgewijs optredende pijn op de borst, een symptoom van myocardiale ischemie of coronaire insufficiëntie. De pijn kan uitstralen naar armen en kaken, treedt op in bepaalde situaties (stress of inspanning) en verdwijnt in rust of na toediening van nitroglycerine sublinguaal. Wanneer het hart niet meer in staat is voldoende bloed rond te pompen, kan het leiden tot een shock door zuurstoftekort in de hersenen. Myocardiale ischaemie geeft niet altijd zo’n eenduidig klachtenbeeld. Vooral bij vrouwen komt vaker atypische pijn, voor met meer klachten van benauwdheid, duizeligheid, pijn in de rug. Vaker dan bij mannen wordt pijn op de borst gediagnostiseerd met angst, hyperventilatie, syndroom van Titsen, problemen in de tractus digestivus.

 

Voorbereidend college “Practicum anatomie”

Eerder hebben we het al gehad over de referentievlakken waarvan gebruik wordt gemaakt in de anatomie. Ter herhaling: sagittaal vlak (plakjes van voor naarachter), longitudinaal vlak (plakjes van links naar rechts), transversaal vlak. Verder zijn in dit college enkele termen besproken van anatomische structuren die gekend dienen te worden:

  • Sternum               = bostbeen
  • Costae                 = ribben
  • Humerus              = opperarmbeen
  • Femur                  = dijbeen
  • Radius                  = spaakbeen
  • Ulna                     = ellepijp
  • Vertebrae             = wervels
  • Cranium               = schedel
  • Cervix                  = nek
  • Thorax                 = borst(been)
  • Lumbaal               = rug
  • Os sacrum            = heiligbeen
  • Os coccigys                   = staartbeen
  • Clavicula              = sleutelbeen
  • Scapula                = schouderblad
  • Carpus                 = gewricht (hand/voet)
  • Ossi carpi/tarsi     = hand/voetwortelbeentjes
  • Os metarcarpale   = middenhandsbeentjes
  • Phalanx                = kootje
  • Os coxae              = heup
  • Patella                  = knieschijf
  • Tibia                     = scheenbeen
  • Fibula                            = kuitbeen
  • Os metatarsale     = middenvoetsbeentjes

 

Hoorcollege “Bewegingsleer”

Hiervoor dienen enkele pagina’s uit Moore geleerd te worden. Zaak is om goed op te letten dit college, al geeft dokter Bleys altijd een soort samenvatting aan het eind (webct).

Athriologie betekent bewegingsleer. Junctura, gewricht, is een verbinding tussen twee botstukken. Het gewricht in engere, een soort subvorm dus, heet orticulatio. De juncturae kunnen in drie groepen worden ingedeeld.:

  • ~ fibrosa = bindweefselverbinding
    • Bestaande uit een sutura (schedelbot), syndesmase (bindweefselmembraan/band)
  • ~ cortilaginea = kraakbeenverbinding
  • Discus invertebralis (tussenwervelschijf)
  • ~ synovialis = ruimte tussen de botstukken bevat gewrichtssmeer (=synovia), zorgt ook voor doorbloeding gewrichtsoppervlak.

 

Synoviaal gewrichten bestaan uit een kop (caput) en kom welke bekleed worden met hyaline raakbeen. Het gewrichtskapsel bestaat uit een membrana synovialis (binnenste membraan voor de productie van het smeer) en membrana fibrosa (buitenste membraan voor de stevigheid). In het cavum articulaire, oftewel gewrichtsholte/spleet, zit de synovia. Ligamenten zijn stevige strengen bindweefsel waarin de weefsels zo georiënteerd zijn dat de band trekkrachten kan weerstaan. Deze zijn capsulair en extracapsulair te vinden. Ook bevinden zich in vele gewrichten kraakbenen hulpstukken. Deze kunnen noodzakelijk zijn als de delen in het gewricht qua vorm discongruent zijn. Synoviale gewrichten worden in gedeeld naar aantal assen of vorm: Scharniergewrichten (elleboog) zijn 1-assig; zadelgewrichten, ook wel condoloid, 2-assig (voorbeeld: vingers); de kogelgewrichten zijn 3-assig.

 

Spieren worden beredeneerd op basis van verloop ten opzichte van bewegingsachten, de aanhechtingsplaats (origo en insertie) en het aantal gewrichten waarop de spier werkt (mono-, bi-, polyarticulair).

 

Wanneer men de schouder bestudeerd dient goed onderscheid gemaakt te worden tussen schoudergordel en het schoudergewricht.

 

Onder de schoudergordel verstaan we het sleutelbeen en schouderblad, oftewel clavicula en scapula. Anders dan de bekkengordel is de schoudergordel niet helemaal gesloten. In de bekkengordel is dit is nodig ter behoeve van de stabiliteit. Er wordt in de schoudergordel stabiliteit opgeofferd ten behoeve van mobiliteit.

Het schoudergewricht is het gewricht tussen het schouderblad en bovenarm, oftewel scapula en humerus. We kennen verder de art. sternoclavicularis (tussen sternum, borstbeen, en clavicula), ar. Acromioclavicularis (tussen clavicula en scapula) en art. humeri (tussen clavicula en humerus). Het art. sternoclavicualris bepaalt het grootste deel van de beweging, omdat het een prachtig functioneel kogelgewricht is (discus erin). De art. humeri wordt omsloten door een slap kapsel, daarom is de spieractiviteit belangrijk voor de stabiliteit van de schouder.

 

De knie is het grootste gewricht in het lichaam. Deze dwarsscharnier (alleen flexie en extensie is mogelijk) is tot geringe rotatie in staat en erg kwetsbaar omdat er veel kracht op dit gewricht staat en bovendien oppervlakkig gelegen is. Het bestaat uit de twee koppen van het bovenbeen (femur) en twee tibiacondylen, wat eigenlijk meer twee tibiaplateau’s zijn. Omdat deze twee vormen discongruent zijn, zijn er dus meniscussen nodig. De fibula draagt dus niet bij aan het kniegewricht. Verder is er natuurlijk wel nog de knieschijf, oftewel patella. Deze verandert de trekrichting van de kniepees en het moment. Femur en tibia worden door het lig. Collaterale tibiale verbonden, femur wordt verbonden met fibula door het lig. Collaterale fibulare. Het eerstgenoemde ligament is capsulair gelegen, de tweede extracapsulair. Zo kan het lig. Collaterale fibulare ervoor zorgen dat de knie niet naar binnen en buiten kan bewegen. De kruisbanden, de lig. Crucialus anterius en posterius, zijn gelegen in het gewricht. Omdat ze niet in een holte liggen zijn de met een synoviaal membraan bekleed. Hun functie is het in positie houden van femur en tibia omdat ze niet van elkaar afschuiven bij flexie. Wanneer je tibia en femur toch van elkaar af kunt schuiven kun je concluderen dat er iets mis is met de banden. Dit wordt ook wel het schuifladefenomeen genoemd.

 

Nog een laatste woord over de knie, namelijk over de slotrotatie. Dit houdt in dat bij een vrij onderbeen de tibia exoroteert (ga eens op tafel zitten en zie hoe je been voet naar buiten draait). Bij stand vindt er endorotatie van het femur plaats in het heupgewricht. Deze slotrotatie vindt plaats omdat gewrichtsoppervlakken maximale verbindinding/aanraking “willen” ten voordele van de stabiliteit.

 

De enkel bestaat uit een kop, kom, de enkelknobbels en de banden. De kop wordt gevormd door de bovenzijde van de voetwortelbeentjes (carpi), de trocheatali. De kom wordt gevormd door een soort vork van tibia en fibula. De enkelknobbels worden ook wel malleolus medialis en lateralis genoemd (klemtoon op de “e”!). De enkelbanden bevinden zich mediaal en lateraal. Het laterale ligament is opgebouwd uit drie stukjes, minder omvangrijk, minder stevig en scheurt dus vaak (vaker dan de mediale).

Het enkelgewricht is een dwarsscharnier, waarbij bij dorsaalflexie het gewricht steviger in de vork komt te liggen. Bij plantairflexie ontstaat hier juist een grote kier. Dit vraagt dus meer kracht van je spieren, wat te zien is aan je kuit (en te voelen!).

 

Hoorcollege “Infectiepreventie”

Het begin van dit college bestaat uit een verhaal over de geschiedenis van de infectiepreventie. Dit is niet dusdanig van belang dat je het moet weten voor je tentamen. Lees het nog een keer door zou ik zeggen.

 

Besmetting is de aanwezigheid van een (resistente) bacterie, virus of ander micro-organisme wat kan leiden tot een infectie. Infectie is het binnendringen van deze pathogeen in het menselijk lichaam (of ander organisme). Ontsteking is de reactie van het lichaam op een infectie: koorts, pijn, zwelling, roodheid, warmte, aangetast weefsel. Een ziekenhuisinfectie is een infectie die je oploopt ten gevolge van opname of behandeling in het ziekenhuis. Dit zorgt vaker voor complicaties, verlangt de opnameduur, verhoogd de sterfte en de kosten. Vooral postoperatieve wondinfecties, urineweginfecties (door opklimmen van pathogenen door ingebrachte katheters) en longontstekingen (door tube van kunstmatige beademing) komen vaker voor (60% van de ziekenhuisinfecties). Om dit te voorkomen zijn er richtlijnen/voorschriften opgesteld waaraan men zich dient te houden. Correcte handenhygiëne is hier een van de belangrijkste voor. Zo kan een groot deel van de kruisbesmetting voorkomen worden.

 

Handen wassen en desinfecteren, eitje toch? In praktijk blijkt dit minder vanzelf sprekend. Men klaagt over irritatie van de huid of beschadiging, te hoge werkdruk, een anders liggende prioriteit, het ontbreken vanw asgelegenheiden, etc. Scepsis over het nut, “hoe groot is nou de kans elf besmet te raken?”, de verheiliging van handschoenen etc. spelen ook nog een rol. Om de handenhygiëne te optimaliseren is feedback, voorlichting, herhaling en training nodig gebleken.

 

Infectiepreventie werkt binnen de kaders van de infectieziektenwet, kwaliteitswet, wet op medische hulpmiddelen, warenwet, internationale richtlijnen en de werkgroep infectiepreventie (WIP).

 

Hoorcollege “Medicamenteuze therapie”

Farmacotherapie is het therapeutische handelen door middel van medicamenten. Het maken van rationele keuzen leiden tot een goed behandelplan waarbij de individuele patiënt optimaal wordt behandeld. Criteria hierbij zijn effectiviteit, bijwerkingen, contra-indicaties, gebruiksgemak, gebruikervaring, interacties (met andere medicijnen), wensen van de patiënt, ervaring van de dokter en kosten (gaat het college van de zorgverzekering over).

 

In de farmacotherapie kennen we een aantal belangrijke termen, wat tevens de wijzen zijn waarop we de farmacotherapie bestuderen in deze opleiding. Farmacokinetiek is het proces van verwerking van het geneesmiddel door het lichaam van opname tot uitscheiding (wat doet het lichaam met het geneesmiddel?). Farmacodynamica beschrijft hetgeen wat het geneesmiddel doet met het lichaam op niveau van cel, orgaan en organisme. Deze sturing kan hormonaal, neuraal, receptorisch (receptoren, ionkanalen, ionpompen) of directe beïnvloeding van de stofwisseling. Speciele farmacologie beschrijft wat het geneesmiddel doet met een bepaald ziekteproces.

 

Door gebruik te maken van het 6-step behandelplan komt er structuur in de keuze en dus ook in de beslissing van het geneesmiddel. Men specificeert het probleem, identificeert het doel van de behandeling, bepaalt de behandelingsmogelijkheden (indicatiegericht), selecteert de geschikte behandeling (patiëntgericht), stelt de definitieve behandeling vast (inclusief recept en patiëntinformatie) en stelt vervolgens een plan op voor controle/ follow-up/ effect/ bijwerkingen/ therapietrouw.

Het 6-step formulier is terug te vinden op blackboard bij de leerlijn farmacologie. Op www.pscribe.nl kan het 6-step ook geoefend worden.

 

Hoorcollege “Het geneeskundig proces” (klinisch lijnonderwijs)

Wat is goed dokteren? Nadenken, verder kijken, adequaat handelen en goed communiceren. Een patiënt heeft een klacht, dit kan een probleem zijn, waarna deze de dokter bezoekt. De patiënt heeft dan al nagedacht hoe dit aan de dokter te vertellen. In 80% van de gevallen is twee minuten goed praten al voldoende. Begint een consult met de anamnese? Nee. Kijk goed hoe de patiënt binnen komt. Geeft deze een zieke indruk? Durf vragen te stellen om tot een goede diagnose te komen. De diagnose is voor de arts de sleutel tot medische kennis, de basis van het medisch handelen, mogelijkheid tot uitspraken over prognose, het uitgangspunt voor medische communicatie, bepaalt de toegang tot gezondheidszorg en is de basis voor wetenschappelijk onderzoek. Voor de patiënt is de diagnose meer de realisatie van de klacht. Kijk en luister hoe de patiënt op uw diagnose reageert!

Goed dokteren is meer dan alleen het stellen van de diagnose en het behandelen van de patiënt. Nazorg, beleid, begeleiding, preventie, het komt er allemaal bij kijken. De kennis van anatomie, fysiologie, klinische kennis, epidemiologische kennis en een academische grondhouding (kritisch denken, objectieve houding, goede communicatie, zelfreflectie en goede samenwerking) eveneens onmisbaar.

 

 

 

WEEK 3

 

Hoorcollege “Academische vaardigheden”

Wat is academisch? Dat is onder andere: kritisch, zelfstandig, onbevooroordeeld, open, objectief, reflectief en wetenschappelijk. Over het citeren, parafraseren en verwijzen is al eerder wat verteld. Hieronder nog een keer de belangrijkste regels:

  • Geef ideeën van andere auteurs zoveel mogelijk in eigen woorden

weer, maar verwijs wel naar de auteur als bron.

  • Als je besluit een zin letterlijk over te nemen, zet deze dan

tussen aanhalingstekens en verwijs naar de bron.

  • Als je eigen ideeën gebaseerd zijn op werk dat door anderen

gedaan is, vermeld dat dan ook.

  • Zorg dat de weergave van de ideeën van een ander correct

gebeurd

 

De juist afgestudeerde arts kan:

  • Een beperkt empirisch wetenschappelijk onderzoek op zetten en uitvoeren
  • Onderwijs voor patiënten, studenten en zorgverleners verzorgen
  • De principes van kritisch denken toepassen op bronnen van medische informatie (literatuur, boeken, internet, etc.), ook in interactie met anderen
  • Bij concrete beslissingen in de klinische praktijk waar mogelijk het beschikbare

wetenschappelijke bewijs betrekken

  • Een persoonlijke leerstrategie te ontwikkelen, implementeren en documenteren
  • Op sterke en zwakke kanten in het eigen functioneren te reflecteren en daardoor sturing geven aan het eigen leerproces en verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen professionele groei met als doel levenslange ontwikkeling als arts

 

Hoorcollege “Module informatievaardigheden en wetenschappelijke informatie”

Wanneer gebruik wordt gemaakt van bestaande literatuur moet men beseffen dat niet alles wat op internet te vinden is (Wikipedia!) betrouwbaar is. Betrouwbaarheid wordt bevestigd door beschrijving van de onderzoeksmethoden (openheid), toetsing door andere wetenschappers, auteur (kundig persoon?), inhoud (controleerbaar en objectief?) en actualiteit.

 

Primaire literatuur is de geschreven teksten “uit de eerste hand”. Dus recht van de onderzoeker. Vaak gaat deze literatuur erg diep. Secundaire literatuur geeft een overzicht van actuele kennis met betrekking tot het onderwerp waarover je je wilt inlezen. Erg handig wanneer je je op onbekend terrein bevindt.

 

Waar vind je literatuur? In papieren boeken en tijdschriften, digitale tijdschriften en databanken. Tegenwoordig wordt van het laatste erg veel gebruik gemaakt. Via UBU link van de website van de bibliotheek van geneeskunde kun je naar PubMed, Medline en Embrase. Zo kun je het gehele artikel zien (en niet slechts een deel, wat gebeurd als je gewoon rechtstreeks naar de websites gaat).

 

Omdat er tegenwoordig zo ontzettend veel over alles geschreven is, is een goede zoekstrategie noodzakelijk. Dit houdt in dat je eerst verkent, waarna je een concrete zoekvraag op kan stellen. Hierbij kan het helpen te denken aan PICO: patiënt, interventie, “control”, “outcome”. Juiste bronnen zijn uiteraard een must. Kijk of de teksten die je vind diep gaan of alleen de basisinformatie bevatten. Betreft het de klinische praktijk of is het een fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Wat heb je nodig? Vind de juiste zoektermen en voer de zoekactie uit. Vergeet niet de gevonden informatie altijd kritisch te beoordelen.

 

Bij het schrijven van een eigen artikel is naast het correct citeren, parafraseren en verwijzen (eerder al besproken) ook de literatuurlijst een onderdeel waar het vaak fout bij gaat. Er kan voor worden gekozen om in de tekst alleen de achternaam en jaar van publicatie te noteren, waarna in de literatuurlijst referenties op alfabetische volgorde van auteursnaam geplaats dienen te worden. Ook is het mogelijk een volgnummer per referentie toe te kennen. In de literatuurlijst staan de referenties dan op volgorde waarin ze in de tekst zijn aangehaald. Let op dat je bij alle bronnen die je gebruikt (zowel digitaal als van papier) noteert wanneer je deze geraadpleegd hebt.

 

Hoorcollege “Infectiepreventie – influenza”

Het influenza virus isopgebouwd uit neuraminidase en haemaglutinine elementen (H en N in afkortingen). We kennen vele varianten van dit virus.

 

De ICPC-criteria van influenza zijn: acuut begin, hoesten, koude rillingen, koorts, algehele malaise, myalgien, verspringende pijnen, contact met influenza (gehad) en bij onderzoek kan roodheid van de keel aangetroffen worden. Influenza zelf wordt door mensen in de westerse wereld niet meer als ernstig gezien. Toch kunnen er nare complicaties optreden: virale pneumonie, bacteriële pneumonie, oorontsteking, ontregeling van diabetes mellitus, hartinfarct, hartfalen, cerebro vasculair accident. Het is niet voor niets dat jaarlijks vele Nederlanders de griepprik halen. Indicaties voor deze griepvaccinatie zijn:

  • Functiestoornissen luchtwegen
  • Chronische stoornis hartfunctie
  • Diabetes mellitus
  • Chronische nierinsufficiëntie
  • Recent beenmergtransplantatie
  • HIV
  • Kinderen op salicylaten
  • Verstandelijk gehandicapten intramuraal
  • 60 jaar en ouder
  • Verminderde weerstand
  • Verpleeghuisbewoners

 

De griepprik is een voorbeeld van programmatische primaire preventie. Programmatisch of casuistische preventie maakt onderscheid tussen het individu (casus) of een groep (programmatisch, zoals kinderen ook de BMR en DKTP prikken krijgen). Primaire preventie is preventie tegen een ziekte voordat men wordt besmet. Secundaire preventie vindt plaats na besmetting, maar voordat de patiënt klachten krijgt. Tertiaire preventie omvat het verlichten van het ziektebeeld en voorkomen van complicaties.

 

Hoorcollege “Orienterende stage startblok”

Deze orienterende stage heeft drie hoofddoelstellingen: observeren, reflecteren en doen. Observeren spreekt redelijk voor zich. Reflecteren is weloverwogen en doelbewust exploreren van ervaringen (gevoelens, emoties, ergerniossen) met als doel het verbeteren van je eigen functioneren (en dat van de professie). Zie ook de afbeelding hieronder die dit in vijf stappen omschrijft.

 

Het “doen” als medisch deskundige betekent bezig zijn als academicus, samenwerker, communicator, gezondheidsbevorderaar, beroepsbeoefenaar en organisator. Natuurlijk zijn niet al deze punten nu al mogelijk.

 

Je stage zal beoordeeld worden op de beoordeling profesioneel gedrag door de begeleider en je eigen verslag.

Bij de beoordeling professioneel gedrag wordt gekeken naar:

  • Fatsoen en respect
  • Communicatie met patienten
  • Omgaan met emoties van patienten
  • Omgang met collega’s
  • Hanteren van eigen emoties, normen en waarden
  • Zelftoetsing, omgaan met feedback
  • Inzet, betrokkenheid, verantwoordelijkheidsgevoel

 

Persoonlijk wil ik je meegeven dat deze stage ontzettend leuk is! Probeer goed te kijken hoe je stageplek “in elkaar zit” (qua organisatie, rangordes etc, maar ook sociaal en emotioneel!). En dat is heus niet alleen interessant als je op afdeling chirurgie loopt. In een verzorgingstehuis is veel te beleven, zolang je het werk en de bijzondere ervaringen maar ziet! Geef je grenzen aan wat betreft wat je kan en durft, doe geen dingen waar je zelf niet achter staat. Maar koppel dit altijd allemaal terug naar je begeleider. Wie niet communiceert, wordt niet begrepen.

 

 

Hoorcollege “Public health”

In de public health staat het organiseren van de gezondheid centraal. Dertig procent van de artsen werkt in de PH.

 

Transmurale zorg is zorg over de muren heen. Het is de verbinding tussen intramurale en extramurale zorg. Ketenzorg is de samenwerking tussen de verschillende schakels in de zorgketen van een patiënt.

Financiering van de zorg wordt vastgesteld en geleverd door basisziektekosten verzekering voor huisartsenzorg en ziekenhuiszorg, de DBC’s van ziekenhuizen, de provincie en gemeente.

 

Van de 350000 werkers in de zorg is slechts 10% arts: huisartsen, medisch specialisten en sociaal geneeskundigen (artsen maatschappij en gezondheid: jeugdarts, forensisch arts, infectieziektenarts, arts beleid en advies, TBC arts, medisch milieukundige, sociaal medischadviseur; artsen arbeid en gezondheid: bedrijfsarts en verzekeringsarts; bijzondere beroepsgroepen: verslavingsartsen, verpleeghuisartsen, defensieartsen, artsen verstandelijk gehandicapten, sportartsen).

 

De medische wereld werkt binnen het kader van een aantal wetten:

  • WGBO, hieronder valt:
    • Informatieplicht
    • Informed consent
    • Dossierplicht
    • Bewaarplicht 15 jaar
    • Recht op inzage
    • Beroepsgeheim
    • Goed hulpverlenerschap
  • Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg
  • Zorg Verzekerings Wet
  • Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
  • Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid
  • Wet Maatschappelijke Ondersteuning
  • Wet BIG, hieronder valt:
  • Titelbescherming 8 beroepsgroepen;
    • artsen
    • tandartsen
    • verpleegkundigen
  • Regeling voorbehouden handelingen;
  • narcose
  • puncties en injecties
  • verloskundige handelingen
  • Tuchtrecht; regionale tuchtcolleges

 

Vanuit PH worden nog een aantal leerdoelen aan de stage gegeven. Bestudeer en omschrijf:

  • Organisatie en functioneren van de stageplaats
  • Morbiditeit van groepen patiënten
  • Het verschil tussen zorggebruik en zorgbehoefte
  • Aanbodgestuurde zorg of vraaggestuurde zorg
  • Micro- Meso- en Macro niveau van zorg voor een patiëntengroep

 

 

BLOKBOEK

 

 

De volgende pagina’s geven een overzicht van de in het blokboek besproken onderwerpen.

 

Inleiding inhoudelijk deel

Het geneeskundig proces, stapsgewijs denken in een vast patroon. Het omvat niet alleen klacht, oorzaak, diagnostiek en behandeling, maar ook preventie.

 

Week 1

Ziektegedrag is alle gedragingen die iemand vertoond wanneer hij of zij ziek is. Dit kan dus bijvoorbeeld in bed liggen zijn.

 

Pijn op de borst kent verschillende oorzaken. Cardiale oorzaken (van het hart) zijn: angina pectoris, pericarditis (ontsteking van het hartzakje) of een myocardinfarct (hartinfarct). Pulmonale oorzaken zijn bijvoorbeeld een pneumonie (longontsteking), pleuritis (ontsteking van de longbladen), longembolie (bloedstolsel in de longvaten) of een longgezwel. Veelvoorkomende oorzaken zijn ook die van de oesophagus (slokdarm): een ontsteking van het slokdarmslijmvlies, gezwel in de slokdarm, oesophagusspasmen. Verder kunnen ziekten van de thorax ook pijn op de borst geven: ribfractuur, ontsteking van de aanhechting van een pees aan het sternum en schouderafwijkingen. Ziekten van de tractus digestivus (maag-darmkanaal) kunnen gelijkende klachten geven: ontsteking van de maagwand, maagzweer, reflux (terugvloeien van maagzuur naar de slokdarm). Andere oorzaken van pijn op de borst zijn: hyperventilatie syndroom of bij vrouwen afwijkingen in de mammae (borsten).

 

De differentiële diagnose  is een rangschikking van diagnosen die aansluiten bij de klacht naar waarschijnlijkheid. Door middel van anamnestische vragen – bijvoorbeeld ALTIS (aard, lokalisatie, tijd, invloeden, samenhang) – kan definitieve diagnose (meestal) gesteld worden. Soms is aanvullend onderzoek nodig.

 

Week 2

Etiologie beschrijft de oorzaak van een aandoening of ziekte. De pathogenese is het mechanisme waardoor een etiologische factor leidt tot een bepaalde ziekte.

 

Zuurstofnood in het lichaam kan ontstaan doordat de verhouding zuurstofaanbod en zuurstofvraag uit balans is. Dit kan voorkomen door verminderde aanbod (atherosclerose, anemie, te weinig zuurstof in de lucht) of verhoogde behoefte (forse inspanning, hoge hartfrequentie).

 

Bloedvaten zijn opgebouwd uit drie lagen: endotheel, media (spierlaag), adventitia. Op verschillende plaatsen in het lichaam zijn de lagen dikker of dunner, of zelfs compleet afwezig (capillairen hebben geen media!). Bij atherosclerose raakt het endotheel beschadigd. Hierdoor komen ontstekingscellen de wand van het vat in. Hier vormen ze samen met vetten zogenaamde schuimcellen. Spiercellen vermenigvuldigen zich en vormen een stevigere kap rondom de beschadiging. Wanneer deze fibreuze kap scheurt komen er massaal bloedplaatjes op af, waardoor het bloedvat afgesloten kan raken. Anaerobe verbranding in het weefsel achter de afsluiting zorgt voor pijn. 

 

Een infarct is afsterving van weefsel door zuurstoftekort. Voorbeelden hiervan zijn een hartinfarct, herseninfarct, claudicatio intermittens (etalagebenen), gangreen.

 

Week 3

 Angina pectoris wordt gekarakteriseerd door (pijn) klachten op de borst, die vermoedelijk worden veroorzaakt door voorbijgaande ischaemie van het myocard. Er is sprake van stabiele AP indien het klachtenpatroon gedurende langere tijd optreedt bij dezelfde mate van inspanning of bezigheid. Van  belang hierbij is dat de definitie enkel spreekt over klachten, zonder morfologisch substraat. AP is derhalve geen ziekte, maar een uiting van een onderliggend pathofysiologisch ziektebeeld, dat nader dient te worden onderzocht.

 

Medicamenteuze behandeling (van bijvoorbeeld AP) kan dienen op aanvallen/ziekte/ernstiger verloop van ziekte te voorkomen, dit heet profylaxe. Behandeling van het symptoom het couperen.

 

 

STAGEVERSLAG

 

Het stageverslag wordt uitgebreid uitgelegd tijdens een college. Bovendien krijg een duidelijk beoordelingsformulier. Om je toch nog wat handgrepen te geven hieronder enkele tips.

 

Hierboven zie de inhoudsopgave van een voorbeeldverslag. In deze opbouw wordt het ook beoordeeld. Om het jezelf makkelijk te maken zou ik deze indeling gewoon aanhouden en hoogstens enkele dingen toevoegen. Het moet immers wel allemaal in tien pagina’s te schrijven zijn. Op de middelbare school was het misschien hoe meer pagina’s hoe beter, maar op veel universiteiten wordt alles meer dan het maximale aantal pagina’s gewoon niet gelezen en dus ook niet beoordeeld. Nu zijn ze hier bij het eerste blok van Geneeskunde nog niet zo streng, maar leer het jezelf aan!

 

Zoals je in de inhoudsopgave kunt zien omvat het stageverslag eigenlijk alles wat je dit blok hebt geleerd. Public health, kliniek, het leren ‘dokteren’, het komt er allemaal in terug.

 

Het eerste hoofdstuk gaat vooral over de instelling waar je werkt. Deels puur feiten, deels wat je ziet. Het is de bedoeling dat je goed kijkt hoe ‘de boel’ georganiseerd wordt. Wie verblijven er (morbiditeit). Hoe is de visie van de instelling hierop aangepast? Is er een bepaald concept wat gehanteerd wordt.

Een als een soort ‘mal’ te hanteren voorbeeld:

 

Ga hiermee niet aan de slag door het klakkeloos over te nemen en alle letters, die voor namen/ziekten/dingen/processen etc. dienen, gewoon in te vullen. Het geeft slechts enkele dingen weer waar in ieder geval op gelet moet worden. Pak dat mooie beoordelingsformulier er bij en maak er een mooi kloppend verhaal van. Leg verbanden tussen dingen als die te leggen zijn. Dat laat zien dat je goed hebt opgelet.

 

De patiëntbespreking kan soms lastig zijn. Zeker als je in een instelling werkt waar de patiënten zelf niet meer helemaal weten wie of waar ze zijn. Je moet dan je informatie werven bij derden. Denk aan familie, de verpleging, de arts etc. Kenmerken van de patiënt zijn puur feitelijk, dit is vaak ook te vinden in de status (of zorgmap e.d.). De overige onderdelen kunnen lastig zijn. Bedenk je dat het voor een patiënt of de familie erg emotioneel kan zijn om over de ziekte te praten. Vraag dan ook voordat je in gesprek gaat met de patiënt na bij de staf of zij het een geschikte kandidaat vinden. Het kan zijn dat je naar jouw mening niet genoeg informatie krijgt uit de patiënt, schroom niet om derden te vragen. Met “meer wilde hij niet vertellen” kan je beoordelaar niets. Vergeet niet naar medicijnen en andere medische behandelingen te vragen/kijken (je kunt het opzoeken in de status), je doet geneeskunde, geen psychologie!

 

Persoonlijke leerervaringen vormen een soort basis voor het portfolio wat je tijdens je studie gaat aanleggen. Tenminste op reflectioneel gebied. Voor sommige mensen erg confronterend, voor anderen een enorme opsteker. Het maakt niet zo zeer uit of je het fijn hebt gehad, of het niet boterde met de staf, of dat je je twee weken in een kast hebt opgesloten (niet erg handig echter..). Het is belangrijk dat je erover kunt reflecteren. Waarom denk je dat je het fijn had? Lag het aan de staf of had je zelf ook een aandeel? Hier moet je puur en eerlijk kunnen kijken naar jezelf. Wees niet bang om je fouten toe te geven. Als je ze niet toegeeft kun je er al helemaal niet van leren!

 

Verder wil ik je erop wijzen dat het belangrijk is echt met persoonlijke leerdoelen aan te komen. Laat deze op een geschikt moment zien (of vertel het bij de koffie aan je begeleider ofzo). Ook je beoordelaar op je stage wil zien dat je niet alleen komt om te werken, maar vooral om te leren. Deze doelen zijn helemaal niet stom. Het zorgt dat je gerichter te werk gaat. Bovendien maakt het je reflecties een stuk makkelijker. Vertel gerust bij je tussenbeoordeling aan je begeleider wat je zelf leuk/lastig/saai/etc. vindt. Vraag tips, trucjes, extra begeleiding, minder begeleiding, verduidelijking op het commentaar wat je krijgt. Als jij het niet begrijpt is dat lastig. Als jij niet begrepen wordt, bijvoorbeeld doordat je niet goed communiceert, mogelijk fataal voor je beoordeling. Natuurlijk moet je niet elke seconde dat je daar bent gaan lopen reflecteren en vragen, vind het evenwicht tussen gewoon aan het werk zijn en leren.

Succes!

Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Vintage Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.