Romeins recht - RUG - Oefententamen I
Apius geeft Blasius, zijn zaakwaarnemer en vertegenwoordiger, de opdracht om een uniek sieraad te kopen van Markus. Daarbij hoeft Blasius niet de naam van Apius gebruiken. Markus verkoopt het sieraad aan Blasius en levert het dezelfde dag nog aan hem. Een aantal dagen na de levering wordt Blasius helaas failliet verklaard. Het sieraad is dan nog niet door Blasius aan Apius geleverd. De crediteuren stellen dat het unieke en zeer waardevolle sieraad tot de failliete boedel van Blasius behoort. Apius stelt echter dat het sieraad van hem is. Hoe bepaalt men volgens het Romeinse recht wie in deze situatie de eigenaar is geworden van het sieraad? Aulus is bezig om door middel van verkrijgende verjaring (usucapio) eigenaar te worden van een bestekset dat eigendom is van Brutus. Aulus verkoopt en levert de set, nog voordat de verjaringstermijn is verstreken, aan Cassius. Cassius weet dondersgoed dat de bestekset ooit eigendom was van Brutus. Cassius concludeert echter dan Aulus doormiddel van verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van de set. Cassius leent de bestekset direct na de levering van Aulus de set aan Didius. Hij vertelt direct het hele verhaal over de herkomst van de kostbare set en vertrekt weer. Didius neemt de set mee naar huis en schrijft, daar aangekomen, een brief aan Brutus waarin hij deze meedeelt de set voortaan voor hem (Brutus) onder zich te zullen houden. Een paar dagen nadien is de verjaringstermijn verstreken na ommekomst waarvan de set eigendom zou zijn geworden van Aulus. Wordt de wettelijke verjaring belet door de levering aan Cassius? Beantwoord de vraag aan de hand van Romeins recht. ...
Add new contribution