Week 4b Oefentoets Sr I 2018
Casus 1
Jan verkoopt samen met zijn broer Henk tweedehands wasmachines via internet. De zaken lopen niet heel goed. Althans niet volgens Jan. Jan vermoedt dat Henk de inkomsten van de wasmachineverkoop niet eerlijk deelt en geld achterhoudt. Hij vindt dit zo achterbaks dat hij in een vlaag van woede naar het huis van Henk rijdt. In het schuurtje van Henk giet hij een jerrycan benzine uit en steekt die in de brand. De brandweer snel ter plaatse. Jan wordt opgepakt. Jan wordt gedagvaard om terecht te staan voor de rechtbank Groningen. Hem wordt ten laste gelegd dat: ‘Hij in de gemeente Groningen opzettelijk brand heeft gesticht in het perceel Klaproosstraat 26 aldaar, door toen en daar opzettelijk een hoeveelheid benzine over de vloer uit te gieten en vervolgens vuur in aanraking te brengen met die benzine, waardoor die vloer en/of dat perceel in brand is geraakt, van welke opzettelijke brandstichting gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die vloer en/of dat perceel, te duchten is geweest’ (art. 157 sub 1 Sr). Ter terechtzitting betoogt zijn raadsman dat Jan ten tijde van de brandstichting leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waarvoor hij inmiddels ook behandeld wordt. Zijn cliënt kan daarom het feit niet worden toegerekend.
Vraag 1a
Geef uw oordeel over de volgende stelling:
“Art. 39 Sr ziet op de ontoerekeningsvatbaarheid van de dader.”
Dit is strikt gezien onjuist, het ziet op de vraag of hetgeen aan de dader kan worden toegerekend.
Vraag 1b
Welke vragen moet de rechter beantwoorden bij een beoordeling van het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid?
- Is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling/ziekelijke stoornis van de geestesvermogens?
- Is er sprake van een oorzakelijk verband tussen de stoornis en het begaan van het feit (“wegens”) ?
- Is het feit vanwege een stoornis niet aan de dader toe te rekenen? (voldoende sterk verband tussen stoornis en feit om het feit niet toe te rekenen/omstandigheden die toerekening toch redelijk maken?)
Vraag 2
Tot welke einduitspraak zal de rechter komen?
Formele vragen, art. 348 Sv;
- Is de dagvaarding geldig?
Nee, op grond van artikel 261 lid 1 Sv behelst een dagvaarding opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het feit begaan zou zijn. In de tenlastelegging is geen sprake van een datum;
Dit betekent dat de einduitspraak van de rechter op grond van art. 349 lid 1 nietigheid der dagvaarding zal zijn.
Als Henk terug komt wordt hij geconfronteerd met zijn huis. Hij wil dat de schade die hij heeft geleden wordt vergoed door Jan. Bovendien wil hij graag aan de rechter vertellen wat de hele affaire met hem persoonlijk heeft gedaan.
Vraag 3a
Welke mogelijkheden zijn er voor Henk om er in het kader van het strafproces, ter zitting, te zorgen dat hij zijn schade vergoed krijgt?
Op grond van artikel 51f lid 1 kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces.
Vraag 3b
Heeft Henk het recht om de rechter te vertellen over de gevolgen van de brandstichting?
Ja,
Hier wordt gedoeld op het “spreekrecht”. Op grond van artikel 51e lid 1 Sv kan het spreekrecht worde uitgeoefend indien het tenlastegelegde feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld. Het betreft hier art. 157 sub 1 Sr (opzettelijke brandstichting) ; hier is sprake van een misdrijf (namelijk boek 2) waarop een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of een geldboete van de vijfde categorie.
Op grond van art. 51e lid 2 Sv kan het slachtoffer op de terechtzitting een verklaring afleggen.
Casus 2
In Amsterdam is het advocatenkantoor Bakker & Boerema gevestigd. Linda werkt daar als secretaresse van Oscar Bakker, een van de advocaten. Linda is alleenstaande moeder van vier kinderen. Het afgelopen jaar is zij ernstig depressief geworden. Zij kan de eindjes met moeite aan elkaar knopen, omdat Oscar weigert haar overuren uit te betalen. Zij heeft bovendien een relatie gehad met Oscar. Op zaterdagavond, augustus 2003, loopt Linda door Amsterdam en ziet Oscar met zijn vrouw Claire. Opeens realiseert Linda zich dat Oscar de eigenlijke bron is van haar ellende. Zij wordt woest, stormt op Oscar af en begint hem te slaan. Oscar probeert zich te weren, maar staat ingeklemd in een portiek. Oscars vrouw Claire schrikt en pakt snel haar ‘Zapper’ uit haar handtas. Om Oscar uit zijn benauwde positie te bevrijden duwt Claire de Zapper tegen het lichaam van Linda. Linda houdt op met slaan. Claire blijft haar vinger echter op de knop van het apparaatje houden omdat ze zich heeft gerealiseerd dat Linda degene was met wie Oscar een relatie had gehad. Linda loopt ernstige brandwonden/verlammingsverschijnselen op.
Claire wordt opgepakt. Volgens de officier van justitie was sprake van noodweer en daarom ziet hij ervan af om Claire te vervolgen. Hij besluit de zaak te seponeren onder de voorwaarde dat Claire niet meer in de buurt van Linda komt. Linda is het hier niet mee eens en vindt dat Claire moet worden vervolgd.
Vraag 4a
Heeft de officier het recht om voorwaarden te stellen bij het seponeren van een zaak? Zo ja, op grond van welke bepaling?
Ja; op grond van artikel 167 lid 2 Sv kan van vervolging worden afgezien op gronden aan het algemeen belang ontleend. Het OM kan onder het stellen van bepaalde voorwaarden de beslissing of vervolging plaats moet hebben voor een daarbij te bepalen termijn uitstellen.
Vraag 4b
Wat kan Linda doen om ervoor te zorgen dat Claire wel wordt vervolgd?
Zij kan een beklag procedure starten over het niet vervolgen van Claire op grond van art. 12 Sv; Indien het beklag tot de kennisneming van het hof behoort, beoordeelt het hof eerst of de klager ontvankelijk is, zo kan uit art. 12i Sv worden afgeleid. Hiervoor is vereist dat:
zij dient hiervoor wel rechtstreeks belanghebbende te zijn;
er moet sprake zijn van niet verdere vervolging, niet vervolging, strafbeschikking (spook van de vrouwenpolder-arrest)
+ dient schriftelijk beklag te doen bij het gerechtshof.
Uiteindelijk wordt Claire toch gedagvaard. Aan haar is ten laste gelegd dat “zij op of omstreeks 3 augustus 2003 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een persoon, genaamd Linda Jansen, heeft mishandeld door deze persoon opzettelijk meermalen, met behulp van een ‘zapper’, stroomstoten toe te dienen, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige brandwonden en verlammingsverschijnselen, ten gevolge heeft gehad.” (art. 300 lid 1 jo. lid 2 Sr)
Vraag 5
Kan Claire zich met succes beroepen op noodweer dan wel noodweerexces?
Allereerst noodweer; art. 41 lid 1 Sr; is er sprake van een noodweersituatie?
Was er sprake van aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed?
Er was sprake van aanranding van eens anders lijf, namelijk het lijf van Oscar. Linda slaat Oscar terwijl hij klemt staat in een portiek.
Was die aanranding ogenblikkelijk?
Ja, op het moment dat Claire de Zapper uit haar handtas pakt wordt Oscar geslagen
Was die aanranding wederrechtelijk?
Ja, het gaat om een aanranding van een persoon. Linda stond niet in haar recht om Oscar te slaan en er is geen sprake van toestemming
Was de verdediging noodzakelijk?
Ja, uit de casus volgt dat Linda, Oscar slaat terwijl hij klemt staat in een portiek waardoor hij zich niet kan weren.
Was het strafbare feit geboden door de noodzakelijke verdediging?
Er is geen sprake van een redelijke verhouding tussen de wijze van verdediging en ernst van de aanranding. Claire had in plaats van gelijk de zapper uit haar tas te pakken ook eerst kunnen proberen om tussen beiden te komen. Tevens is Claire doorgegaan met het geven van stroomstoten terwijl Linda gestopt was met het slaan van Oscar.
Er is dus geen sprake van noodzakelijke verdediging, waardoor beroep op noodweer niet mogelijk is; nu is de vraag of er nog een beroep mogelijk is op noodweerexces.
Is de overschrijding van de grenzen het onmiddellijke gevolg van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de aanranding (dubbele causaliteit)?
Nee, de hevige gemoedsbeweging is veroorzaakt doordat Claire zich realiseert dat Linda degene was met wie Oscar een relatie had gehad en niet omdat Linda Oscar heeft geslagen.
Op de zitting wil de officier van justitie de tenlastelegging zo wijzigen dat Claire alsnog wordt vervolgd voor zware mishandeling (art. 302 Sr).
Vraag 6a
Is de voorgestelde verandering van de tenlastelegging door de officier van justitie toegestaan en zo ja, hoe?
Art. 313 lid 1 Sv; alleen wijziging ten gevolge waarvan de tenlastelegging niet meer hetzelfde feit in de zin van art. 68 Sr zou inhouden zijn niet toegestaan; Ook in hoger beroep en zelfs na terug of verwijzing van cassatie kan de tenlastelegging nog worden gewijzigd. Het is dus toegestaan.
Dit dient door de OvJ schriftelijk aan de rechtbank te gebeuren met de vordering dat die wijziging zullen worden toegelaten.
Vraag 6b
Stel, de rechter neemt aan dat er sprake is van noodweer. Maakt het voor de einduitspraak van de rechter uit of Claire wordt vervolgd voor mishandeling of zware mishandeling?
Noodweer is een rechtvaardigingsgrond, dit neemt de wederrechtelijkheid weg.
- Mishandeling is art. 300 lid 1 jo. lid 2 sr; volgens de HR bestaat dit artikel uit de volgende bestanddelen;
- opzettelijk ;
- wederrechtelijk;
- pijn of letsel toebrengen
- aan een ander
Indien de wederrechtelijkheid wordt weggenomen, kan het feit niet meer worden bewezen aangezien dit een bestanddeel is van art. 300 lid 1 jo. lid 2 Sr en volgt er vrijspraak (351 lid 1 Sv).
- Zware mishandeling is art. 302 Sr;
- Opzettelijk
- Zwaar lichamelijk letsel toebrengt
Hier is wederrechtelijkheid geen bestanddeel, maar een element. Het feit kan wel worden bewezen echter is er sprake van een rechtvaardigingsgrond waardoor het bij de 3e materiële vraag strand en er sprake is van OVAR wegens niet strafbaarheid van de dader (351 lid 2 Sv).
Add new contribution