Jurisprudentievragen
Het spook van de Vrouwenpolder
vraag 1
Wat is de inhoud van het beklag dat tot dit arrest heeft geleid?
vraag 2
Om welke reden verklaart het hof het beklag niet-ontvankelijk?
vraag 3
Door wie wordt de zaak voor de HR gebracht, en wat stelt het cassatiemiddel?
vraag 4
Wat is de beslissing van de HR?
vraag 5
Stelling: volgens de HR moet bij een art. 12 SV-procedure de rechter zich beperken tot een marginale toetsing van de vervolgingsbeslissing van het OM. Is deze stelling juist?
Strafbeschikking en strafmotivering
vraag 1
Voor welk strafbaar feit was de verdachte door het hof veroordeeld?
vraag 2
Waar klaagt het eerste cassatiemiddel over in deze zaak?
vraag 3
Noem twee overeenkomsten tussen rechtskarakter van een strafbeschikking en dat van een rechterlijke veroordeling.
vraag 4
Noem een relevante overeenkomst en een cruciaal verschil tussen een transactie en een OM-afdoening
Oefenvragen
Harrie wordt betrapt op het vangen van een mopsvleermuis. Dit is een beschermde diersoort. De OvJ zendt Harrie een strafbeschikking van 230 euro. De VLEN die zich inzet voor deze vleermuis raakt op de hoogte van de zaak. Zij vinden de straf te laag.
vraag 1a
Stel dat Harrie het niet eens is met de strafbeschikking. Hij wendt zich op 10 oktober 2017 tot u, zijn raadsman/raadsvrouw. Welk juridisch advies geeft u hem?
vraag 1b
De werkgroep dient daartoe begin januari 2018 een beklagschrift in bij het bevoegde gerechtshof. Is de VLEN ontvankelijk? Bespreek alle ontvankelijkheidsvereisten.
Er wordt aangifte gedaan van woninginbraak. De politie houdt verdachte aan. De OvJ betrekt de rechter-commissaris in de zaak, dit levert niets op. De zaak wordt gesponeerd.
vraag 2a
Dient de OvJ de verdachte op de hoogte te stellen van zijn besluit om hem niet meer te vervolgen?
De OvJ informeert het echtpaar dat hij de verdachte niet alsnog wil vervolgen. Het echtpaar start een beklag-procedure.
vraag 2b
Kan de officier van justitie de verdachte alsnog vervolgen?
vraag 2c
Stel dat het gerechtshof oordeelt dat het OM de verdachte dient te vervolgen wegens beide delicten. Het OM dagvaardt de verdachte. Kan de laatstgenoemde hiertegen iets ondernemen.
vraag 2d
Stel dat het gerechtshof oordeelt dat het OM de zaak niet hoeft te vervolgen. Het OM betekent hierop een kennisgeving van niet vervolging aan de verdachte. Kan het echtpaar Broekema hiertegen iets ondernemen?
vraag 3a
Op grond waarvan heeft het OM de vrijheid om ter zake van het ene (vermoedelijke) strafbare feit wel te vervolgen en ter zake van het andere niet en waarom is het OM die vrijheid gelaten?
Daniëlle doet aangifte van belaging (art. 285b lid 1 jo. lid 2 Sr.) De officier van justitie besluit vervolgens om Joris voor dit delict te vervolgen.
vraag 4a
Noem vijf rechten die Daniëlle toekomen in de strafprocedure tegen Joris. Vermeld de bijbehorende wetsartikelen.
vraag 4b
Welke andere afdoeningsmogelijkheden zou de officier van justitie kunnen overwegen?
Stel dat de oma van Daniëlle hevig is geschokt en de rechter wil vertellen over de enorme impact.
vraag 4c
Heeft de oma van Daniëlle het recht om tijdens de terechtzitting het spreekrecht uit te oefenen?
Jurisprudentievragen
vraag 1
Een motorrijder vliegt uit de bocht en een passerend meisje is op slag dood. De OvJ vervolgt op grond van artikel 35 Wegenverkeerswet. De ouders willen hierover beklagen en willen een zwaarder misdrijf opleggen. Dit kan volgens artikel 12 SV.
vraag 2
Omdat de OvJ heeft toegezegd tot vervolging is er geen situatie als bedoeld in artikel 12 SV. Zij is van mening dat het desbetreffende artikel alleen aangehaald kan worden wanneer een strafbaar feit niet wordt vervolgd of niet wordt doorgezet,
vraag 3
Tegen beklag staat geen cassatie open. Dat is het kenmerk van cassatie in het belang der wet.
vraag 4
De HR stelt dat er onvoldoende recht aan de strekking van artikel 12 SV wordt gedaan, indien het hof niet kan toetsen welk strafbaar feit ten laste gelegd zou moeten worden.
vraag 5
Nee deze stelling is onjuist; de HR oordeelt dat onder deze beslissing tevens de keuze voor een bepaald strafbaar feit valt en dat het of derhalve kan bepalen welk strafbaar feit opgelegd moet worden. In dit geval neemt de rechter zelf een besluit; bij marginale toetsing is dat niet mogelijk.
vraag 1
Rijden onder invloed. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van €650,- en subsidiair 13 dagen hechtenis met ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 6 maanden.
vraag 2
Het eerste middel klaagt over de strafmotivering in het bijzonder over ’s Hofs overweging dat de verdachte “blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 september 2015 eerder meermalen ter zake van rijden onder invloed is veroordeeld. Er wordt gesteld dat het UJD blijkt geeft van 1 onherroepelijke veroordeling door een rechter voor een dergelijk feit, en de twee opgelegde strafbeschikkingen inzake rijden onder invloed kunnen niet zonder meer gelijk worden gesteld met een veroordeling
vraag 3
- De strafbeschikking is een vorm van bestraffing;
- Ne bis in idem; je kan niet nog een keer voor hetzelfde feit worden vervolgd.
vraag 4
Bij de transactie vervalt door voldoening aan de gestelde voorwaarden het recht op strafvordering. Daarmee is de zaak dus afgedaan. Die afdoening levert formeel geen bestraffing op omdat de transactie is geconstrueerd als een mogelijkheid om vervolging te voorkomen; fungeert wel als een vorm van buitengerechtelijke bestraffing
De strafbeschikking is wel een vorm van bestraffing. Het OM kan straf opleggen, het uitvaardigen van een strafbeschikking in een vorm van vervolging.
oefenvragen
Vraag 1a
In dit geval is er sprake van een uitzonderingssituatie namelijk op grond van artikel 257e Sv kan Harrie tegen een strafbeschikking in verzet uiterlijk zes weken na toezending ; aangezien het gaat hier om een geldboete van niet meer dan €340,- wegens een overtreding welke ten hoogste vier maanden voor toezending is gepleegd;
Vraag 1b
Art. 12 lid 1 Sv; wordt een strafbaar feit niet vervolgd, de vervolging niet voortgezet of vindt de vervolging plaats door het uitvaardigen van een strafbeschikking, dan kan de rechtstreeks belanghebbende daarover schriftelijk beklag doen bij het gerechtshof.
Indien het beklag tot de kennisneming van het hof behoort, beoordeelt het hof eerst of de klager ontvankelijk is o.g.v. art. 12i SV; Hiervoor is vereist dat de klager een rechtstreeks belanghebbende is;
Een rechtstreeks belanghebbende is ook een rechtspersoon die krachtens zijn doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een belang behartigt dat door de beslissing tot niet vervolging of niet verdere vervolging rechtstreeks wordt getroffen (art. 12 lid 2 Sv);
Het is niet de primaire doelstelling van de vleermuiswerkgroep om te bewerkstelligen dat mensen die mopsvleermuizen vangen zwaar worden bestraft. De vleermuiswerkgroep maakt zich immers hard voor beschermde leefgebieden voor vleermuizen in NL. Je kan dus stellen dat de actiegroep geen rechtstreeks belanghebbende is.
Vraag 2a
Ja de OvJ dient aan de verdachte een schriftelijke mededeling te doen van niet verdere vervolging op grond van artikel 243 lid 1 BW; art. 243 lid 3; de kennisgeving van niet verdere vervolging wordt aan de verdachte betekend;
Deze bepaling is alleen van toepassing als vervolging is gestart; dit is het geval wanneer er een rechter wordt betrokken bij de zaak. Met inschakeling van de rechter-commissaris wordt de zaak gestart.
Vraag 2b
Onjuist er is geen sprake van een vervolging. Er is hier sprake van een voorbereidend onderzoek art. 167 Sr. Sprake van een informeel sepo. Hoef je de verdachte niet van op de hoogte te stellen.
Vraag 2c
Ja de verdachte kan een bezwaarschrift indienen (binnen 8 dagen na de betekening) tegen de dagvaarding op grond van art. 262 Sv;
Vraag 2d
Ja, het echtpaar kan opnieuw beklag doen. Uit artikel 255 lid 1 blijkt dat een bevel van het Hof tot verdere vervolging op grond van artikel 12i Sv ervoor zorgt dat de zaak niet eindigt na een kennisgeving van niet verdere vervolging. Dit beklag moet binnen 3 maanden na bekendwording met de kennisgeving door het echtpaar worden gedaan, art. 12l lid 2 Sv
Vraag 3a
Op grond van het opportuniteitsbeginsel. Art. 167 lid 2 en art. 242 lid 2 Sv. Dit vanwege het algemeen belang. Ook mogelijk dat beter kan via burgelrijkrecht.
Vraag 4a
51a lid 2 Sv; de officier van justitie moet zorg dragen voor een correcte bejegening van het slachtoffer; (bijvoorbeeld het slachtoffergesprek waarin de officier van justitie met het slachtoffer om tafel gaat zitten om hem of haar in te lichten over de gang van zaken)
51c lid 3 Sv; Het recht om mededelingen te ontvangen van de aanvang en voortgang in de zaak tegen de verdachte (slechts wanneer het slachtoffer daarom verzoekt)
51b lid 1 Sv; kennisneming van processtukken die voor hem van belang zijn;
51c lid 1 Sv; Recht om zich te doen bijstaan
Vraag 4b
Een transactievoorstel
Vraag 4c
Art. 51e Sv; Het spreekrecht kan worden uitgeoefend indien het tenlastegelegde feit een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld; dit is het geval; Lid 2 het slachtoffer kan op de terechtzitting een verklaring afleggen art. 51a lid 1 sub a. Slachtoffer in de rechte lijn.
Add new contribution