Study guide with Criminology and Criminal behavior: the best scientific articles summarized

Study guide with articles for Criminology and Criminal behavior

Summaries and study assistance with articles for Criminology and Criminal behavior

  • for 50+ summaries with articles for Criminology and Criminal behavior, see the supporting content of this study guide

Related summaries and study assistance

Supporting content I (full)
Artikelsamenvatting bij Crime and Everyday Life van Felson & Boba - 2010
Artikelsamenvatting bij Sneaky Thrills van Katz - 1988
Artikelsamenvatting bij Why Some Offenders Stop & Why some Offenders Persist van Laub & Sampson - 2003
Artikelsamenvatting bij Rational choice van Clarke & Cornish - 1986
Artikelsamenvatting bij Environment, Routine, and Situation van Brantingham & Brangtinham - 2010
Artikelsamenvatting bij A Theory Explaining Biological Correlates of Criminality van Lee Ellis - 2005
Artikelsamenvatting bij Human aggression van Anderson & Bushman - 2002
Article summary with Self-esteem, narcissism, and aggression: Does violence result from low self-esteem or from threatened egotism? by Baumeister a.o. - 2000
Artikelsamenvatting bij I³ theory: Instigating, impelling, and inhibiting factors in aggression van Slotte & Finkel - 2011
Artikelsamenvatting bij We're all victims here: Towards a psychology of revenge van Stillwell a.o. - 2008
Artikelsamenvatting bij The impact of criminal justice involvement on victims’ mental health van Parsons & Bergin - 2010
Artikelsamenvatting bij Recovered memories van Loftus & Davis - 2006
Artikelsamenvatting bij Rehabilitating criminal justice policy and practice van Andrews & Bonta - 2010
Artikelsamenvatting bij Organisatiecriminaliteit van Huisman - 2010
Artikelsamenvatting bij Oorzaken: gelegenheid, drijfveren en neutralisaties van van den Berg - 2002
Artikelsamenvatting bij De stilte rondom Madoff van van de Bunt - 2010
Artikelsamenvatting bij Vrouwen en witteboordencriminaliteit. Theorieën en hypothesen over sekseverschil van Huisman - 2010
Artikelsamenvatting bij Actuele criminologie; Witteboordencriminaliteit van Van Dijk e.a. - 2021
Artikelsamenvatting bij Toezicht en compliance van van Erp et al. - 2008
Artikelsamenvatting bij De Ovenbouwers van de Holocaust. Een case study van organisatiecriminaliteit bij Huisman & Van Baar - 2010
Artikelsamenvatting bij Paradigmatic white collar crime cases for the new century van Friedrichs e.a. - 2004
Artikelsamenvatting bij Ontbossing en criminologie van Boekhout van Solinge - 2012
Artikelsamenvatting bij Mediaberichtgeving over witteboordencriminaliteit van Beckers & Van Erp - 2012
Artikelsamenvatting bij 'Boeven vangen' via internet. Beelden over criminaliteit in opsporingsberichtgeving van van Erp - 2011
Artikelsamenvatting bij Trial by media. Stereotypering van daders en slachtoffers van Vanderveen - 2011
Artikelsamenvatting bij Beeldvorming over criminele kinderen en het justitiebeleid van Nijboer - 2005
Artikelsamenvatting bij Detentie en gevolgen van detentie van Beyens e.a. - 2014
Artikelsamenvatting bij Onbedoelde gevolgen van vrijheidsstraffen van Dirkszwager e.a. - 2009
Artikelsamenvatting bij The Pains of Imprisonment - Sykes - 1958
Artikelsamenvatting bij Het effect van arbeidsmarktafwezigheid op baankansen van Ramakers e.a. - 2011
Artikelsamenvatting bij Why children tell: A model of children’s disclosure of sexual abuse van Goodman-Brown e.a. - 2003
Artikelsamenvatting bij The prevalence of child sexual abuse in out-of-home care van Euser e.a. - 2013
Artikelsamenvatting bij A sexual abuse case study: Children's memories and reports van Leander e.a. - 2007
Artikelsamenvatting bij The development of communicative and narrative skills among preschoolers van Hershkowitz e.a. - 2012
Artikelsamenvatting bij Disclosures of child sexual abuse van London e.a. - 2005
Artikelsamenvatting bij Children's eyewitness memory: the influence of cognitive and socio-emotional factors van Goodman e.a. - 2014

Artikelsamenvatting bij Children's eyewitness memory: the influence of cognitive and socio-emotional factors van Goodman e.a. - 2014


Zijn getuigenverklaringen van kinderen accuraat? Veel onderzoek is afhankelijk van rechtszaken en dat is controversieel bij seksueel misbruik. Kinderen hebben ontwikkelende cognitieve vermogens en hebben sociaalemotionele steun nodig om in een legale context goed te kunnen functioneren. Er moet aandacht besteed worden aan de vermogens, kwetsbaarheden en behoeften van kind getuigen, omdat anders onder-geloof of over-geloof geriskeerd wordt.

Onder-geloof kan resulteren in gebrek aan bescherming van misbruikte kinderen en vrijheid voor daders om te blijven misbruiken. Over-geloof kan leiden tot het verwoesten van de levens van onschuldige mensen, terwijl de ware dader vrij is door te gaan met misbruiken. Dit artikel bekijkt cognitieve en sociaalemotionele factoren die invloed hebben op (a) onthulling en nondisclosure van seksueel misbruik van kinderen, (b) ooggetuigen geheugen en (c) getuigenis bij proces.

Disclosure en nondisclosure van kind seksueel misbruik

Kinderen rapporteren bijna nooit seksueel misbruik uit zichzelf. Nondisclosure kan komen door gevoelens van schaamte, realisatie dat seksuele handelingen taboe zijn, of angst zichzelf of anderen in de problemen te krijgen. De signalen die kinderen wel afgeven worden vaak gemist door ouders (‘moet ik echt de avond met Oom Jim doorbrengen?’). Ook al herinneren kinderen de seksuele gebeurtenissen, ze hebben tegenzin hierover te vertellen.

Wetenschappelijk studies zijn gebaseerd op rapportages van daders of van slachtoffers. Ze vergelijken dit met latere interviews over hun onthullingen. Uit onderzoek van Leander et al. is gebleken dat kinderen niet alleen tegenzin hebben in rapporteren seksueel misbruik bij intrafamiliaal misbruik, maar ook bij extra familiaal misbruik. Kinderen meerdere keren interviewen helpt hen om meer te vertellen over de seksuele ervaringen. Het blijkt dat veel kinderen niet vertellen over de seksuele handelingen, zelfs als ze foto’s zien waarop ze zelf misbruikt worden.

Sociaal-emotionele factoren die bijdragen aan nondisclosure en nalatigheid van seksuele informatie zijn schaamte, angst voor negatieve gevolgen en schuld. Dit kan het leeftijdsvoordeel zelfs omdraaien. Oudere kinderen hebben een beter geheugen en rapporteren hierdoor meer informatie, maar ze vertellen minder over genitale aanraking dan jongere kinderen.

Moederlijke steun en disclosure van seksueel misbruik

Een aantal contextuele factoren beïnvloeden onthulling. Deze factoren zijn cultureel en interpersoonlijk. Een belangrijke factor is het niveau van emotionele steun van significante anderen in leven van het kind (niet-misbruikende familie leden). Daarnaast is familie steun belangrijk. De meeste kinderen vertellen over het misbruik tegen een ouder. Adolescenten vertellen er, vaker dan kinderen, over aan leeftijdsgenootjes, maar ook vaak tegen een familielid. Onthulling is afhankelijk van hoe kinderen waarnemen dat hun familie erop zal reageren.

In dit stuk gaat het vooral over moederlijke steun. Kinderen rapporteren ook wel aan andere familieleden, maar meestal bij hun moeders (vooral jonge kinderen). Veel onderzoek heeft zich ook gericht op moederlijke steun, al is steun van andere familieleden ook belangrijk. Daarnaast is het onduidelijk wat precies onder steun valt: hoe conceptualiseer je dit? En wat valt onder steun?

Ouderlijke reacties op informatie anders dan seksueel misbruik onthullingen voorspelt of kinderen wel of niet over het misbruik zullen vertellen. Kinderen met ouders die normaal kalm reageren op stressvolle gebeurtenissen, verlaten de onthulling van misbruik niet. Daarnaast rapporteren ze ook eerder aan een ouder dan aan een niet-ouder, onthulden ze vaker spontaan en reageerden de ouders vaker positief.

Steun van verzorgers is ook belangrijk in het onthullen van seksueel misbruik in later forensisch interview. Wanneer kinderen een steunende niet-misbruikende verzorger hadden vertelde ze eerder over misbruik dan als ze dit niet hadden. Gebrek aan familie steun voorspelt ook herroepingen van seksuele misbruik beweringen: minder steun, grotere kans op herroeping.

De relatie tussen dader, moeder en kind is ook belangrijk in onthulling van kind en moederlijke reacties. Kinderen die gerelateerd zijn aan de dader hebben meer angst en zorgen over de onthulling, door angst voor verlies van een relatie, angst voor straf, persoonlijk verantwoordelijk voelen of bang voor schade aan familie. Daardoor vertellen deze kinderen later over hun misbruik. Moeders die de onthullingen van hun kinderen geloven, hebben minder vaak een relatie met de dader. Moeders die in een afhankelijke relatie met de dader staan straffen hun kinderen vaker voor het onthullen of maken ze uit voor leugenaar of geven ze de schuld.

Kind relaties met niet-misbruikende verzorgers kan ook tegen onthulling werken, doordat kinderen degene van wie ze houden willen beschermen. Ze kunnen angst hebben voor de negatieve gevolgen voor anderen, zoals een scheiding of dat het moeilijk zal zijn voor hun moeder om er emotioneel mee om te gaan. Wanneer kinderen negatieve gevolgen voor anderen verwachten, onthullen ze pas later. De relatie tussen steun van de familie en verwachting van negatieve gevolgen voor hen is onduidelijk. Mogelijkheden:

  • Steunende familie en dus banger voor negatieve gevolgen door onthulling

  • Steunende familie en dus meer vertrouwen dat familie het kan doorstaan en altijd van ze zou houden onafhankelijk van negatieve gevolgen van onthulling

Verwachtingen van reacties van ouders is afhankelijk van de cultuur en hun beeld op onthulling en seksualiteit. Dit kan gerelateerd zijn aan hoeveel negatieve gevolgen je verwacht.

Familie steun voorspelt ook de uitkomsten voor kinderen, die seksueel misbruikt zijn. Is het zo dat moeders met meer steun, een meer verzorgende omgeving voor kinderen bieden, of dat ze beter reageren op seksueel misbruik onthulling. Waarschijnlijk speelt beide een rol.

Kind ooggetuigen geheugen ontwikkeling

Er is veel bekend over het geheugen in niet-misbruikte kinderen. In onderzoek weet men precies wat de kinderen moeten onthouden en kan dit dus gecheckt worden. In onderzoek over ooggetuigengeheugen wordt er aandacht besteed aan de accuraatheid van geheugen en weerstand tegen valse suggesties. Cognitieve en sociaal-emotionele factoren zijn hierin belangrijk.

Cognitieve factoren in kind ooggetuigen geheugen en suggestibiliteit

Kind geheugenrapportages worden steeds accurater en completer met leeftijd. Kinderen hebben meer aanmoediging en signalen nodig om informatie op te halen, en kunnen dit niet alleen. Dit wordt in de forensische context echter als suggestief gezien. Het kan de accuraatheid verhogen, maar kan ook bijdragen aan suggestibiliteit en geheugen fouten, vooral in jonge kinderen. Jonge kinderen zijn extra kwetsbaar voor suggestie en misinformatie effecten. Kinderen van vier/vijf jaar kunnen vaak toonaangevende vragen over negatieve, taboe handelingen wel weerstaan.

Cognitieve factoren die bijdragen aan verbeteringen in geheugen en verminderde suggestibiliteit met leeftijd zijn biologische maturatie, taalontwikkeling, kennisbasis, recollectieve processen, bron monitoren en geheugenstrategieën. Theorieën:

  • Source Monitoring Framework: vermogen om te differentiëren tussen bronnen van informatie in het geheugen (zelf meegemaakt of verteld door anderen). Kinderen hebben hier meer moeite mee dan volwassenen, en dus zien ze suggesties vaker als eigenlijke ervaring

  • Zwakke geheugensporen dragen bij aan suggestibiliteit, omdat ze makkelijk te overschrijven zijn en mensen hier minder zeker over zijn. Volgens de Fuzzy Trace Theory zijn er twee type geheugen parallel naast elkaar: 'verbatim' (letterlijke, oppervlakte niveau geheugen spoor) en 'gist' (geheugenspoor over globale betekenis van gebeurtenis). 'Verbatim' herinneringen vervagen of desintegreren snel, 'gist' herinneringen zijn duurzamer. Valse herinneringen ontstaan doordat 'gist' herinneringen vals toegeschreven worden aan een ervaring of door het ophalen van verkeerde verbatim geheugen

Het geheugen voor stressvolle gebeurtenissen is robuuster en langer durend dan voor minder stressvolle gebeurtenissen en weerstand voor suggestie is sterker voor centrale vergeleken met perifere eigenschappen van gebeurtenissen. Er zijn individuele verschillen in het begrip van stressvolle gebeurtenissen en in de wil om na te denken en te discussiëren over traumatisch materiaal. Dit beïnvloedt de mate waarin een gebeurtenis wordt verwerkt, opgeslagen en opgehaald.

Bijna alle kinderen vanaf drie/vier jaar kunnen negatieve gebeurtenissen herinneren met accuraatheid en detail. Toch zijn andere suggestibel en kwetsbaar voor misinformatie. Er zijn veel individuele verschillen in deze suggestibiliteit. Dit is ook afhankelijk van de situatie.

Kind valse herinnering

Een valse herinnering is een valse rapportage van gebeurtenissen, die niet gebeurd zijn. Dit komt voor bij zowel kinderen als volwassenen. Het gebeurt minder vaak voor distinctieve, persoonlijk significante, taboe gebeurtenissen dan wereldse gebeurtenissen. Kinderen zijn minder vatbaar voor suggestie over negatieve dan positieve gebeurtenissen. De meeste forensische interviews gaan over negatieve gebeurtenissen. Het is echter niet zo dat kinderen immuun zijn tegen suggestie over deze handelingen, vooral jongere kinderen niet.

Sociaal emotionele factoren en kind ooggetuigen geheugen, suggestibiliteit en valse herinnering

Meerdere factoren dragen bij aan suggestibiliteit, zoals het willen plezieren van de interviewer vs. erg verdacht zijn over de implicaties van de interviewer, of het krijgen van  bepaalde beloningen als kinderen de versie van waarheid van hun ouder/ therapeut/ interviewer accepteren. Een belangrijke factor is sociale steun, zowel na de negatieve gebeurtenis als tijdens het interview. Men heeft een beter geheugen wanneer men meer steun ervaart en men geeft meer informatie en maakt minder fouten bij een steunende interviewer. Dit leidt tot accuratere herinneringen en meer weerstand tegen suggestie.

Verbeteringen in sociaal begrip kan zorgen voor minder wil om te rapporteren, door het begrip van de sociale implicaties van onthulling en verklaring. Zowel sociale als cognitieve factoren zijn van belang in de herinnering van bepaalde gebeurtenissen.

Mishandeling en geheugen

Veel misbruikte kinderen hebben een normaal geheugen functioneren, vooral voor trauma gerelateerde informatie. Maar ook hier spelen cognitieve en sociaal-emotionele factoren een rol.

Cognitieve factoren in mishandelde kinderen ooggetuigengeheugen en suggestibiliteit

Deze factoren worden onderzocht door documentatie van misbruik door daders in wettelijke zaken te vergelijken met de verklaringen van kinderen. Een andere manier is het geheugen van het kind voor gebeurtenissen, gedocumenteerd door onderzoekers, te onderzoeken. Voordeel is dat zowel cognitieve als sociaal-emotionele factoren onderzocht worden.

Bij een medisch onderzoek door een dokter over mogelijk kind seksueel misbruik vertelden oudere kinderen meer details en antwoorden zij specifieke vragen accurater dan jongere kinderen. Kinderen gaven bijna nooit toe aan misleidende vragen, maar dit werd wel vaker gedaan door jongere mishandelde kinderen.

Dit komt doordat ze een sterk geheugen hebben voor wat er gebeurd was en meer weerstand voor suggesties over onplezierige dingen. De prestatie was gelijk over kinderen, die op verschillende manieren misbruikt waren. Een lagere intelligentie voorspelt een minder accuraat geheugen.

Kinderen, die seksueel misbruikt waren, beantwoordden vragen over anus/genitaal onderzoek accurater dan andere mishandelde kinderen of kinderen zonder bekend misbruik verleden die medisch onderzocht waren. Dit kan komen door een verhoogde focus op trauma gerelateerde informatie, wat weer kan komen door meer kennis over trauma gerelateerde informatie of sociaal-emotionele factoren geassocieerd met traumatisering.

Sociaal-emotionele factoren in mishandelde kind ooggetuigen geheugen en suggestibiliteit

Er zijn wisselende resultaten of trauma-gerelateerde psychopathologie leidt tot meer of minder geheugenfouten. Mentale gezondheidsproblemen kunnen leiden tot grotere ooggetuigengeheugen fouten. Sommige vormen van trauma gerelateerde psychopathologie (bijv. PTSS) zijn echter gerelateerd aan accurate herinneringen voor trauma.

Grotere dissociatie voorspelt accurater geheugen. Als dissociatie echter samen voorkomt met andere trauma symptomen leidt het tot meer fouten. Een verklaring hiervoor kan de ‘respons bias’ zijn: hoe snel iemand het eens is met de interviewer. Kinderen met hoge dissociatie en met andere trauma symptomen gaan wellicht eerder mee met misleidende vragen in een interview, wellicht door angst gerelateerde aandachtsproblemen tijdens het interview, druk om de interviewer te plezieren of wens om het interview snel af te sluiten

Mishandelde kinderen hebben een verhoogde kans op sociaal-emotionele problemen. Ze hebben vaker onzekere hechtingsrepresentaties en minder vertrouwen in andere mensen. Onzekere hechting is gelinkt aan een slechter geheugen en verhoogde suggestibiliteit voor stressvolle gebeurtenissen. Omdat mishandelde kinderen meer kans hebben op onzekere hechting en sociaal-emotionele problemen, zijn zij wellicht extra gevoelig voor de houding van de interviewer. Sociaal-emotionele problemen kunnen beïnvloeden hoe kinderen vragen beantwoorden in een wettelijke context.

Emotie regulatie tijdens een forensisch interview of in een andere wettelijke context is belangrijk voor mishandelde kinderen. Steunende interviewers zijn nodig om te helpen in het reguleren van angst, onzekerheid en emoties, om zo accuraat mogelijke rapportages te krijgen. Interview stijl en context beïnvloeden ook de geheugen prestatie en suggestibiliteit. Dit is vooral belangrijk voor mishandelde kinderen, met weinig vertrouwen in zichzelf en met trauma gerelateerde symptomen. Belangrijk zijn het niveau van verstandhouding, warmte en sociale steun.

Kruisverhoor en kind ooggetuigengeheugen

Na onthulling en forensische interviews, moeten kinderen hun verhaal vaak nog eens vertellen in rechtbank. Dit zijn intimiderende sociale contexten. Kinderen die accurate herinneringen hebben, kunnen deze omgeving te stressvol vinden om optimaal te beschrijven wat er gebeurd is en te stressvol om valse suggesties te weerstaan. Ze hebben vaak ook hun ouders er niet bij voor steun.

In de VS worden kinderen ondervraagd. De aanklager zal eerst vragen stellen aan het kind. Daarna zal de verdedigende advocaat vragen stellen over zijn huidige verklaring en eerdere statements. De aanklager probeert vaak open vragen te stellen en daarbij het kind te ondersteunen. De verdediger is echter meer intimiderend met suggestieve vragen om het kind in diskrediet te brengen. Een samenspel van cognitieve en sociaalemotionele factoren tijdens het kruisverhoor kan het kind als getuige enorm benadelen.

Hoe kruisverhoor schadelijk kan zijn voor verklaring van het kind:

  • Suggestieve en moeilijke vragen zijn verwarrend voor het kind en kunnen leiden tot inaccurate verklaringen

  • Intimiderende rechtszaaksetting kan leiden tot een verminderd betrouwbare verklaring

Hoog suggestieve vragen kunnen leiden tot het betwijfelen van de geloofwaardigheid van kinderen en hun verklaring door de jury. Complexe vragen door verdedigende advocaten voorspellen wel een hogere kans op veroordeling dan op vrijspraak.

Getuigen in de rechtbank kan negatieve effecten hebben op de mentale gezondheid en waarnemingen van het wettelijke systeem. De uitkomsten zijn erger voor oudere kinderen dan jongere. Wellicht doordat ze strenger ondervraagd worden of doordat oudere kinderen beter door hebben dat hun geloofwaardigheid betwijfeld wordt. Oudere kinderen realiseren het effect van hun verklaring op de toekomst van de verdediger ook meer.

Negatieve effecten van kruisverhoor kunnen verminderd worden door waarheidsinductie, bijvoorbeeld een ontwikkelingsgeschikte aanpak voor eed, en het voorbereiden van het kind op het kruisverhoor. Men moet op de hoogte zijn van hoe de ontwikkeling interacteert met de wettelijke procedure.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Planting misinformation in the human mind van Loftus - 2005
Artikelsamenvatting bij Forensisch-medische aspecten van kindermishandeling van Kemp - 2011
Artikelsamenvatting bij Einstein on the bench? Exposing what judges do not know about science and using child abuse cases to improve how courts evaluate scientific evidence van Moreno - 2003

Artikelsamenvatting bij Einstein on the bench? Exposing what judges do not know about science and using child abuse cases to improve how courts evaluate scientific evidence van Moreno - 2003

Dit is een samenvatting van het artikel Moreno, J.A. (2003). Einstein on the bench? Exposing what judges do not know about science and using child abuse cases to improve how courts evaluate scientific evidence., voorgeschreven literatuur bij week 4 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.

...........Read more
Access: 
JoHo members
Artikelsamenvatting van Einstein on the bench? Gebrek aan wetenschappelijk bewijs om rechtszaken van kindermishandeling te kunnen beoordelen van Moreno - 2003
Artikelsamenvatting bij The trouble with paediatricians bij Williams - 2010

Artikelsamenvatting bij The trouble with paediatricians bij Williams - 2010


In dit artikel wordt beschreven welke problemen er zijn met betrekking tot kinderartsen. Kinderartsen worden relatief vaak aangeklaagd voor hun bijdrage aan medisch bewijs in de rechtszaal. Dit heeft ervoor gezorgd dat kinderartsen terughoudender zijn geworden om te getuigen bij kindermishandeling. Aan de hand van de kwestie van twee professoren wordt het probleem beschreven.

I. Introductie

Ouders moeten zich veilig voelen als ze contact hebben met een kinderarts. Ze zijn vaak bang dat ze onterecht beschuldigd zullen worden door een kinderarts en hebben weinig vertrouwen in hem. Dit werd veroorzaakt door publieke rechtszaken waarbij ouders door een kinderarts beschuldigd werden van het mishandelen of vermoorden van hun kind. Ook kinderartsen zelf voelen zich aangevallen en ze zijn zich bewust van hun slechte reputatie. Steeds meer kinderartsen worden aangeklaagd met betrekking tot de bescherming van kinderen. In een derde van de gevallen heeft dit ervoor gezorgd dat ze terughoudend werden om zich bezig te houden met zaken rondom bescherming van kinderen in de toekomst. Dit heeft weer gevolgen voor de werving van kinderartsen. In dit artikel wordt de kwestie van twee kinderartsen besproken.

II. Professor Roy Meadow

Professor Meadow is wereldberoemd, maar hij blijkt fouten te hebben gemaakt. Professor Meadow was opgeroepen als expertgetuige in de zaak van Sally Clark. Zij werd aanvankelijk schuldig bevonden voor de moord op twee van haar kinderen, maar is later in hoger beroep vrijgesproken. Professor Meadow achtte de kans dat beide kinderen van Sally Clark aan Sudden Infant Death Syndrome (SIDS) waren overleden, heel klein (statistisch gezien is dat één op 73 miljoen). Sally Clark voerde als verdediging aan dat professor Meadow de statistiek op een verkeerde manier gebruikt had. Het gerechtshof verwierp dit echter omdat ze vertrouwden op professor Meadows’ deskundige beoordeling van het medische bewijs. Het tweede hoger beroep van Sally Clark werd ook afgewezen, omdat een lijkschouwer niet bekendmaakte dat er een hoeveelheid bacteriën op kweek was gezet na de dood van haar tweede kind. Professor Meadow werd schuldig bevonden aan een beroepsfout en uit het medische register gehaald. Na in hoger beroep gegaan te zijn, mocht hij toch weer in het medische register komen, omdat hij niet de intentie had om de rechtbank te misleiden en zelf in de validiteit van zijn bewijs geloofde.

III. Professor David Southall: Het rechtszaak Clark

Professor David Southall was expert in opzettelijke verstikking bij kinderen. Hij zag op tv dat de man van Sally Clark uitlegde dat de baby 10 dagen voor het overlijden een bloedneus en moeite met ademhalen gehad had en vervolgens spontaan herstelde. Er werd echter geen arts geraadpleegd.

Professor Southall belde de kinderbescherming en beweerde dat meneer Clark het kind waarschijnlijk met opzet had geprobeerd te laten stikken. Dat zou betekenen dat Sally Clark onterecht was veroordeeld en dat het derde kind weer naar de moeder moest, omdat het kind bij de vader in gevaar was. Professor Southall werd echter beschuldigd van het uiten van een valse beschuldiging. Ook had hij te snel zijn vermoedens aan de politie bekendgemaakt, schreef hij in zijn rapport niet dat hij de medische resultaten nooit had gezien, maakte hij een verwijzing zonder dat hij de ouders gezien had, deed werk met betrekking tot kindermishandeling, terwijl hem dat verboden was en gebruikte alleen zijn eigen informatie om zijn hypothese te bevestigen. Hiervoor kreeg professor Southall uiteindelijk verschillende beperkingen opgelegd. Later werden deze beperkingen echter weer opgeheven.

IV. Professor David Southall: Het geval van mevrouw M.

Professor Southall werd gevraagd om in een gezin waarin een ouder kind zichzelf opgehangen had, te onderzoeken of het voor het jongere kind veilig was om thuis te blijven wonen. Ook moest hij proberen om de diagnose ‘fabricated or induces illness’ (FII) uit te sluiten. Dit wordt ook wel Münchhausen by Proxy genoemd en is een conditie waarin een kind opzettelijk ziek gemaakt wordt door een ouder om medische aandacht te krijgen. Om dit te kunnen bepalen, moest eerst onderzocht worden of de dood van het oudere kind veroorzaakt was door een ongeluk, zelfmoord of moord. Professor Southall ondervraagde de moeder (mevrouw M.) op een beschuldigende wijze. Uiteindelijk werd hij schuldig bevonden en werd zijn naam uit het medische register gehaald.

V. In hoeverre waren professor Southall en Meadow schuldig?

De professoren waren beperkt in hun manier van werken: Ze zochten alleen naar factoren die hun vermoedens bevestigden en niet naar andere relevante factoren. Hun fouten waren echter gemakkelijk te herstellen. Echter, in de Clark rechtszaak gebruikten verschillende professionals de statistieken op een verkeerde manier, terwijl professor Meadow als enige daar de consequenties van moest dragen. Ook de intentie van professor Southall was goed, maar was gebaseerd op zijn ervaring met opzettelijke verstikking en de sterke correlatie met neusbloedingen en verstikking. Een vraag die bij kinderartsen speelt, is hoe ze zich veilig kunnen voelen bij de beschuldigingen die op hen af kunnen komen als gevolg van hun medische bewijs.

VI. De gevolgen van de beslissingen

A. Voor professor Meadow

De beschuldiging aan mevrouw Clark voor het vermoorden van twee van haar kinderen, werd uiteindelijk ingetrokken. Vastgesteld werd dat het om wiegendood ging. Van professor Meadow werd vastgesteld dat hij niet de intentie had om te misleiden, maar dat hij wel slechts een klein deel van het bewijs had gebruikt. Doordat professor over een langere periode herhaaldelijk fouten had gemaakt, werd besloten dat een schorsing voor een bepaalde periode niet voldoende zou zijn en er niet voor zou zorgen dat het vertrouwen in kinderartsen weer toe zou nemen.

B. Voor professor Southall

Bij de beschuldigingen van professor Southall werd gebruikgemaakt van wetenschappelijke informatie die ten tijde van zijn handelen nog niet bekend was. Uiteindelijk werd de rechtszaak tegen professor Southall gestopt.

VII. Zat het GMC verkeerd?

Het GMC moet de publieke belangen wegen, waaronder de bescherming van patiënten, het handhaven van het publieke vertrouwen in het beroep van kinderarts en het handhaven van het juiste gedrag.

A. Het overtreden van de eigen richtlijnen

Het GMC heeft richtlijnen voor kinderen van 0-18 jaar opgesteld voor alle kinderartsen. Deze richtlijnen sluiten zowel aan bij wat de regering vereist als wat verwacht wordt in de rechtszaal. De autoriteiten hebben de taak om kinderen te beschermen. Ook staat in de richtlijnen van de GMC dat eerst alle feiten bekeken moeten worden voordat er stappen ondernomen mogen worden. Verder moet de mening van de expert onafhankelijk, betrouwbaar, eerlijk, onpartijdig en objectief zijn. Tot slot mag een expert niet optreden als er een conflict van interesse is (bijvoorbeeld als de expert één van de partijen kent). Professor Southall kan gezien worden als een partijdige adviseur.

B. Bewijsvereisten bij GMC hoorzittingen

De vereisten voor het bewijs bij de GMC waren ten tijde van de zaken van de professoren Southall en Meadow twijfelachtig. Sindsdien is er een hoop veranderd. Voorheen werd vaker de nadruk gelegd op de ‘criminele standaard’. Juristen moesten op zo’n manier over de verdachte praten alsof ze zeker wisten dat de misdaad gepleegd was. Tegenwoordig wordt meer nadruk gelegd op de ‘burgerlijke standaard’ (‘civil standard’).

Hierbij wordt gekeken naar de waarschijnlijkheid van een gebeurtenis. Hoe onwaarschijnlijker de gebeurtenis, hoe sterker het bewijs moet zijn. Er is hierbij maar één test, namelijk de eenvoudige balans van kansen. De vereisten voor het bewijs zijn lager en het is gemakkelijker om een zaak te bewijzen met de burgerlijke standaard.

VIII. De toekomst

In zaken met betrekking tot kindermishandeling moet erop gelet worden dat het kind ook gehoord wordt. De belangen van het kind, de ouders en het GMC kunnen verschillen. Daarom is het belangrijk dat deze drie partijen verschillende personen toegewezen krijgen om hen te vertegenwoordigen. Als kinderartsen een vermoeden hebben van kindermishandeling, is het hun plicht om die vermoedens te melden. Dit kan er echter voor zorgen dat ze in conflict komen met de ouders of verzorgers van het kind. Toch ligt hun eerste plicht bij het kind.

Gedragscode Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen

Het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) heeft de taak om een deskundigenregister op te stellen. De deskundigen uit dat register moeten kunnen optreden als getuige in een rechtszaak. Deze deskundige moet onafhankelijk, zorgvuldig, vakbekwaam, integer en onpartijdig zijn. De gedragscode is als volgt opgesteld:

Paragraaf 1: Toepassingsbereik

De gedragscode van het NRGD geldt voor alle deskundigen die geregistreerd staan bij deze vereniging. Als een deskundige opgenomen wil worden in deze lijst, geeft hij daarmee aan dat hij op de hoogte is van de gedragsregels van de gedragscode en dat hij die regels zal houden. Ook stemt hij ermee in dat hij uit de lijst geschrapt zal worden als hij zich niet aan de regels houdt.

Paragraaf 2: Kernwaarden

De deskundige moet zich onafhankelijk, zorgvuldig, vakbekwaam, integer en onpartijdig opstellen.

Paragraaf 3: De deskundige
  1. De deskundige komt op een zelfstandige manier tot een oordeel wat gebaseerd is op zijn deskundigheid, geeft informatie daarover en brengt er verslag van uit. Ook wanneer de deskundige samenwerkt met andere deskundigen, geldt dit principe.

  2. De deskundige heeft de plicht om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen binnen zijn vakgebied.

  3. De deskundige is niet bevooroordeeld, heeft geen inhoudelijk belang (belang dat iemand kan hebben bij een gunstige uitslag) bij het onderzoek en laat zich niet beïnvloeden door belangen van de opdrachtgever of van derden.

  4. Iedere (poging tot) beïnvloeding wordt door de deskundige vermeld aan de opdrachtgever. Dit wordt ook in het verslag van de deskundige opgenomen.

  5. Als er een conflict van belangen is, moet de deskundige dit schriftelijk aan zijn opdrachtgever melden. Dit wordt ook in het verslag van de deskundige opgenomen.

  6. De deskundige meldt schriftelijk dat hij betrokken is geweest bij de zaak aan zijn opdrachtgever.

Paragraaf 4: De werkzaamheden
  • Binnen de grenzen van de deskundigheid van de deskundige moeten de werkzaamheden verricht worden.

  • De opdracht wordt door de deskundige zelf gedaan, bij hulp van derden moet dit aan de opdrachtgever gemeld en in het verslag gezet worden.

  • Wanneer afgeweken wordt van de regels die in het beroep van de deskundige gelden, moet dit uitdrukkelijk schriftelijk doorgegeven worden aan de opdrachtgever.

  • De deskundige zorgt voor een goede kwaliteit van het onderzoek en vermeldt de beperkingen ervan. Hij gebruikt alleen geschikte materialen, methoden en apparatuur.

  • De deskundige verzamelt het onderzoeksmateriaal persoonlijk of laat dit onder zijn verantwoordelijkheid doen.

  • Hij gaat zorgvuldig om met het onderzoeksmateriaal en behandelt gegevens vertrouwelijk.

  • Bij onduidelijkheden moet de deskundige de opdrachtgever schriftelijk om verheldering vragen.

  • Als de deskundige de opdracht niet uit kan voeren, moet hij de opdrachtgever daarvan schriftelijk (met opgaaf van redenen) op de hoogte stellen.

  • Bovenstaande geldt ook wanneer de deskundige er tijdens het uitvoeren van de opdracht achter komt dat het niet op tijd uit te voeren is.

  • Wanneer de deskundige conclusies of interpretaties vindt, mag dit gemeld worden.

  • In het verslag wordt alleen informatie opgenomen die noodzakelijk is voor de opdracht. Daarbij vermeldt hij belangrijke feiten en omstandigheden.

Paragraaf 5: De informatie en het verslag
  1. De deskundige geeft de informatie in goede woorden en met voldoende motivatie weer en brengt daar verslag van uit.

  2. Het verslag is op zo’n manier gemaakt dat het controleerbaar is.

  3. De deskundige wil eventueel naar het verslag laten kijken door vakgenoten.

Paragraaf 6: Bijzondere omstandigheden
  1. Wanneer de deskundige na het uitbrengen van het verslag nieuwe gegevens of andere inzichten heeft verkregen, meldt hij dit schriftelijk aan de opdrachtgever.

  2. Wanneer de informatie van de deskundige verkeerd wordt uitgelegd, moet de deskundige dit schriftelijk melden aan zijn opdrachtgever.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Adverse childhood experiences in the lives of female sex offenders van Levenson e.a. - 2015
Artikelsamenvatting bij Adverse Childhood Experiences in the Lives of Female Sex Offenders van Levenson e.a. - 2015
Artikelsamenvatting bij From child maltreatment to violent offending van Topizes e.a. - 2012
Artikelsamenvatting bij From child maltreatment to violent offending: An examination of mixed-gender and gender-specific models van Topizes e.a. - 2012

Artikelsamenvatting bij From child maltreatment to violent offending: An examination of mixed-gender and gender-specific models van Topizes e.a. - 2012

Dit is een samenvatting van het artikel Topizes, J., Mersky, J.P., Reynolds, A.J. (2012). From child maltreatment to violent offending: An examination of mixed-gender and gender-specific models, voorgeschreven literatuur bij week 7 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.

...........Read more
Access: 
JoHo members
Artikelsamenvatting bij Jeugdige en volwassen zedendelinquenten van Hendriks & Bijleveld - 2008
Artikelsamenvatting bij Onderscheid in vrouwelijke en mannelijke seksuele agressie bij adolescenten van Slotboom
Artikelsamenvatting bij De toename van criminaliteit onder 60+ in Nederland - van Alphen & Oei - 2008
Artikelsamenvatting bij Overtreding onder ouderen van Curtice e.a.
Artikelsamenvatting bij A study of geriatric forensic evaluees van Lewis e.a. - 2006
Page access
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use and find summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  3. Search tool: quick & dirty - not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is available at the bottom of most pages or on the Search & Find page
  4. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Quick links to WorldSupporter content for universities in the Netherlands

Follow the author: Psychology Supporter
Supporting content
Psychology and behavorial sciences: summaries and study assistance - WorldSupporter Start
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.